VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
Vrijdag 25 Februari
Anno 1927
il^51^2 I |h» Hjln iipnil ilmljIn il|lmi |lml|lt i
ill i I i I I I i t I lil
ANTE FRANS.
De praatzieke dwerg.
het Engelsch van E. ENOCK.
Beknopt bewerkt door
E. DE LILLE HOGER WAARD.
Hoofdstuk VIL
Een Rose Biggetje.
Puck den volgenden morgen wak-
•d, stond Bob met een allerliefst,
klein rose biggetje in zijn armen
bed. Puck ontdekte het dadelijk
g er zóó grappig uit, dat zij in
ji uitbarstte. Het aardige diertje
snuitje in Bob's zak en kauwde
ebrek aan iets beters op zijn
gezicht was één-en-al glimlach,
zijn zusje zoo hoorde schateren en
het biggetje met een zucht van
g op het bed, terwijl hij zei:
cht wel, dat je het leuk zou vin
iet geen grappige snuiter? Ik heb
maal gewassenen en hij schreeuw-
ls .een mager varken."
k bij wijze van hefkoozing
er door het krullend-staartje. De
eigenaar er van was hierop echt.or
niet gesteld en schreeuwde zóó
Tante Frans, die id de hall met
id te praten, verschrikt vroeg:
is dat voor geluid?"
de man onderdrukte slechts met
en glimlach. Hij was in het ge-
antwoordde
't allernieuwste speelgoed van de
hen vertelde Bob aan zijn oudste
it er den vongen dag gebeurd was.
ng drie keer kopje-onder en d*
al heeft Tante Frans je gegrepen.
Feet je heel stijf vast. Als je da*
aan had..."
aak te zijn zin met ai en boog zien
|d opkomend*» tranen te verbergeD
het biggetje heen, dat. een hcei
n der dekeriB gezogen had.
Frans heeft me dus gered
ick met een nadenkende uitdruk
haar gezichtje.
iar komt zij juist aan
Bob", zei Tante Frans, nadat zij
•oet had, „neem alsjeblieft da-
biggetje weg!"
littenDg in haar oogen en een
haar mondhoeken verzachtte
;lieid van het bevel. Puck sefta-
opnieuw uit. Hierdoor aango-
zei Bob
ansen heeft het mij geleend. Ik
waarmee ik Puck het meest zou
ivroolijken
heel goed bedoeld, Bob," zei
fans vriendelijk, „maar neem het
anders eet het de heele deken
[ehoorzaamde en liet Puck met
fans alleen.
Inte Fransriep Puck uit, ter-
jaar armen om den hals van haar
Pg ,,Hoe zal ik u ooit mijn dank-
I kunnen toon en
lit op te etr-n," zei Tante Frans
erwij] zij op het blaadje wees,
logebracht had, „je rustig te hou
den en te probeeren nog wat te slapen."
Puck deed wat haar gezegd werd en
voelde zich tegen den middag zóó goed,
dat Tante Frans haar permissie gaf om
op te staan. Zijzelve, Feetje en Job waren
het Datte pak en den schrik gelukkig ook
weer heelemoal te boven.
Hoofdstuk VUL
Eet Nieuwe Neefje.
Twee dagen later kreeg Tante Frans
luet de morgenpost een brief, die haar ge
dachten geheel in beslag nam. Hij was
za-n haar getrouwde zuster, die pas met
haar man en haar vijfjarig zoontje tut In-
die teruggekeerd was. Zij schreef, dat haar
man plotseling ernstig ziek vrtis geworden
on de doctoreD hem aangeraden hadden
naar Zwitserland te gaan
„Ik zou Harry zoo graag willen verge-
eellen, maar er is één groot bezwaar en
dat is Tom, het neefje, dat jij noch de
kinderen ooit nog gezien hebt," schreef
zij„Bem kan ik onmogelijk meenemen.
Gedurende onze zeereis hebben we ons
hart telkens vastgehouden en ik zegende
het oogenblik, toen wij eindelijk veilig met
bem aan wal stapten. Nu wilde ik je vra
gen, of jij je eenigen tijd over hem 'wilde
ontfermen. Ik weet, dat je veel van kin
deren houdt en twijfel ndet, of je zult hem
vol liefde verzorgen
De zaak was spoedig beslist en Tante
FraDs schreef onmiddellijk aan haar zus
ter, dat zij Tom maar sturen moest. De
jeugdige Hornere waren in de wolken bij
het vooruitzicht, weldra een nieuw neefje
in hun midden te hebben.
De dag, waarop zijn komst bepaald was,
brak aan ©d de oude man aa.n wiens zor
gen hij toevertrouwd was, reisde door
Tante Frans stond reeds meer dan een
kwartier met twee ongeduldige neefjes en
twee met minder ongeduldige nichtjes op
het perron te wachten, toen de trein einde
lijk binnenstoomde en een klein jongetje
uitstapte.
De begroeting was heel hartelijk. Zelfs
Feetje deed beschermend tegen het ruim
een jaar jongere neefje eD zei:
„Wat een lief. klem jongetje!"
„Ikke ben niet klein; ikke beD al
groot!" haastte Tom zich te zeggen ..En
ikke ben met een heel groote boot uit In-
dië gekomen
Bliikhaar wilde hij ben allen dadelijk
overbluffen.
,,Hoe groot was die boot?" vroeg Bob
vol belangstelling.
„Zoo groot als de heele wereld!"
Allen lachten
En wat speelde je aan boord vroeg
Job.
„O, allerlei leuke spelletjes."
..En was de kapitein aardig?" vroeg
Puck.
,,Ja, behalve bij „een man over boord."
„Wat was dat voor spelletje vroeg
Feetje nu.
,,'t Was heelemaal geer spelletje! Er
viel een man overboord ld de diepe zee en
de kapitein liet het schip stoppen eD een
boot uitzetten, met eeD paaT matrozeD er
j-n. Die hebben den mar weer opgepikt.
Eerst zag hij erg bleek, maar later kwam
bij bij."
„Gelukkigzeiden verscheiden stem
men met een zucht vaD verlichting.
..Man» waarom was de kapitem niet
aardig vroeg Tante Frans, die de kmde-
reD eerst wat onder elkaar had laten
praten.
„Ik had mijn lieven Béri overboord ge
gooid. Hij had nog maar één oor, maar ik
hield vreeselijk veel van hem En ik nep:
„MaD overboord Ze lachten allemaal en
de kapitein lachte het hardst, toeD ik zei,
dat hij het schip moest laten stoppen en
een boot uitzetten. Maar hij wou het met
doen en mijD arme Bén is verdronken. Is
dat niet vreeselijk
,,Ja, vreeselijk! Ik ben bijna verdron
ken." zei Feetje
Tom keek haar nu plotse ling vol eer
bied aan.
„Vertel eens," zei hij.
Onder het naar huis loopen kreeg hij
nu het verhaal in kleuren en geuren te
hooren.
„D*r was één, twee, drie, vier man
overboordmerkte Tom op.
Toen zij thuiskwamerHeten de kinde
ren het nieuwe neefje hur. 'ievelinesdieren
en hum speelgoed zien Toir noch één der
anderen kon bejrrhpen dat zij elkaar nog
maar zoo heel kort kenden
En toen Tom dien avond door Tante
Frans naar bed gebracht werd, sloeg hij
de armen om den hals van zijn nieuwe
tante en zei
„Ik hou van jou!"
(Wordt vervolgd).
Eenige jaren geleden maakte ik een uit
stapje naar het Schwarzwald en vond diep
in het woud een wonderschoon plekje.'Nog
staat hel mij helder voor den geest en ik
zal trachten het juilie te beschrijven.
Ik vond er groote. groene mosvlakten en.
donkere pijnboomen, die hun takken tot
den grond buigen Daar tusschen staan ook
slanke beuken met glimmende, grauwe
stammen en prachtig groene bladeren die
den boomen een plechtig aanzieD geven
en den vermoeiden wandelaar in hun scha
duw een rustig plekje bieden.
Om het groene tapijt heen liggen rots
blokken wild door elkander en ook zij zijn
met mos begroeid. Daar waar die rots
blokken het dichtst op elkander liggen ont
springt een beekje, welks geklater wel het
eenige geluid is. dat de diepe stilte ver-!
breekt.
Stil. heel stil is het hier; men hoort er
niet eens het gezang der vogels. Zij zijn er
wel. zelfs in grooten getale, zij springen
van tak tot tak. bewegen hun staartje en
kijken met hun heldere oogjes nieuwsgierig
rond, maar uit volle borst zingen doen zij
niet. Over dat plekje grond ligt een waas
van geheimzinnigheid, dat zij besloten
hebben niet te verbreken.
Mij heeft het beekje echter het geheim
verteld Het betreft zijn ontstaan en hoe
die rotsblokken daar zijn komen te liggen.
Zal ik het jullie oververtellen?
Als men den loop van het beekje volgt,
komt men aan een kleine grot Daar was,
eeuwen geleden, de ingang van het rijk van