Sneeuwpop
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
t, toen alle kind'ren sliepen,
honing Winter door hot land.
)ide sneeuw, vergat geen plekje,
wide met een gulle hand.
aarde scheen bedolven
een wit, een 9mct'loo9 kleed,
urlijkl zei hij, breng ik
sneeuw mee;
n weet toch, dat ik Winter heetl
jeugd, die juichte vroolijk,
zij de blanke sneeuwlaag zag.
etje kwam ook eens kijken.
•nsch en kind zelfs goedendag.
Tgje, aan den rand van 't stadje,
lke boom een sneeuwrauts op;
waren zwaar beladen
*t suiker! juichte kleine Jop.
Fluks ging de jeugd haar sleden halen.
Zij holde naar het bergje toe
En gleed me w£t fijn naar beneden.
Wie wordt nu van het sleden moe?!
Soms tuimelde pardoes een rakker.
Wou hij de sneeuw wat beter zien;
Maar gauw stond hij weer op zijn beenen,
Dat duurde nog geen tel of tien.
We reizen door de sneeuw! roept
Bernard,
Met Jaap en Elly op zijn slee.
Wij gaan de Noordpool nog bezoeken;
Wie wil van jullie met ons mee?
We reizen vlug. want vóór het donker
Zijn wij w**er in ons eigen huis;
Een d a g-retour kun je maar krijgen.
Je slaapt vannacht weer lekker thuis.
- Je droomt nog van het verre reizen
En roept vanuit je ledikant:
Hallo! Nog passagiers? Vooruit
dan!
Wereizen samen door het land!
- Het land van Koning Winter, d' IJsvorst;'
In z ij n paleis is alles koud.
- Hoe of hij d&t toch kan verdragen?
Dé Wintervorst is al heel oud!
- Ik denk, hij moet toch wel van binnen
Een groote. dikke ijsklomp zijn
- Met hèm zou ik niet willen ruilen,
Al lijkt het dan ook nog zoo fijn!
- Ik blijf het liefste maar bij Moeder,
Als ik terugkeer van de reis.
- En ruil mijn hui9 vast met geen ander,
Zelfs niet met 't grootste ijspaleisl