Kaverlje-Vior. CORRESPONDENTIE. zijn ze allemaal oud en wijs genoeg om voor zichzelf te zorgen. Mijn taak was daar dus afgedaan en ik ging heen. Zoo treft het mooi, dat ik juist vrij ben om bij jullie- te komen. Toevallig was ik bij je Oom Oswald, toen het telegram van me vrouw Wilson kwam en ik heb mij onmid dellijk bereid verklaard haar te vervangen. Aan Leo heb ik apart geschreven, maar ik dacht, dat jullie het wel prettig zoudt vinden, ook een brief te krijgen. Dag, lieve kinderen, tot over enkele uren. Als alles naar wenscb gaat, kan ik al tegen de thee bij jullie zi.in Mocht mevrouw Wilson nog niet vertrokken zijn, zeg haar dan, dat het mij spijt,*dat ik haar niet meer zien zal, doch dat ik haar aan het adres van haar zuster ereschreven héb. Dag, lieve kin fleren Tot spoedig! Veel hartelijke groeten van Jullie TANTE FRANS. (Wordt vervolgd). door G. J. VISSCHER Annie's moeder was ziek. Al drie dagen lag ze te bed. Dat vond Annie vreeselijk ver drietig. Haar broertje, de driejarige Karei, had er nog niet veel begrip van. Hij vond het oók wel naar, dat moeder te bed .ag en Jen eersten dag was hij wel wat stiller dan anders, maar den tweeden dag was hij weer het drukke Kareltje van altijd. Hij gooide met de deur, of hij riep hard legen zijn zusje, of hij gooide in de kamer jr.et zijn bal, en als vader of Annie dan zei: •Foei. KareiI Denk toch aan moeder"! dan hielp dat wel voor een oogenblik, maar vijf minuten later was het weer net zoo. En de dokter ha dgezegd, dat de huisge- nooten heel stil moesten zijn, want veel leven was heel nadeelig voor de zieke. Vader zei: „Ik wou, dat ik hier in de stad familie of goede kennissen had. die Karei eenige dagen in huis wilden nemen" en mis schien zou hij wel iemand gevonden hebben, die hem dat genoegen wilde doen. maar moe der was er zelf niet voor en Karei zeide da delijk. toen hij van dat plannetje boorde: „Ik wil hier blijven Ik zal wel zoet zijn.** En och! Het ventje deed er ook wel zijn best voor. 't Was alleen maar jammer, dat het hem zoo slecht gelukte. Voor Annie vooral was het een treurige tijd Als ze anders uit school kwam, vond ze moeder in de kamer, met een of ander naai werk bezig, en dan ging ze dicht bij modder zitten, om haar al de kleine nieuwtjes van dien dag te vertellen. Dan luisterde moeder naar alles met de grootste aandacht en ai en toe zei ze ook eens wal en Kareltje praatte natuurlijk op zijn manier ook mee. En nu? Nu vond Annie de kamer leeg. Moeder was in de slaapkamer en Annie durfde er uiet heen gaan, omdat zij vreesde, dat zij haar soms zou wakker maken. En in de keuken was Mina. het dienstmeisje, aan haar dage- Jijksch werk, terwijl Karei ook in de keuken was, wanneer hij ten minste niet in den turn speelde. Dan knapte Mina broertje wat op en Annie ging met hem wandelen, dat gaf rust in huis Annie kon dan wel huilen. Niet dat ze liet naar vond. om met haar broertje te *aan wandelen, o neenl Dal deed ze altijd met plezier. Maar fce vond het zoo vreeselijk naar, dat Ijet DU om zoo'n treurige red^n noodig was. én hoe verder ze van huis was, des te dichter was ze met haar gedachten bij het bed van haar zieke moeder. Telkens dacht ze: „Kon ik toch maar wat bedenken, om moeder beter te maken 1" Dat zei ze op een keer legen haar vader. Die antwoordde: „Hoor eens, Annie! Je bent een beste meid. omdat je zoo graag eoudt willen, dat je moeder kon helpen, maar dat moeten we a.an den dokter over laten. mijn kind! Daar kan ik ook niets aan doen. We zullen het beste er maar van hopen." Annie kon de gedachte, dat ze moeder zoo graag wou helpen, niet van zich afzetten en met een peinzend gezichtje ging ze oaar school. Zij gevoelde zich zeer ongelukkig. Onderweg werd ze ingehaald-door Truus, een buurmeisje. „Kijk eens, Annie!" zei Truus. „Heb ik geen beeldig boekje van mijn tante £pkre gen?" Annie bekeek het mooie boek en toen zij er in bladerde, zag ze een gedroogd bloem blaadje liggen." „Wat is dat?" VToeg ze. „O," zei Truus, „dat is een klavertje-vier. Dat brengt geluk aan. Ik heb het verleden jaar gevonden, toen ik buiten logeerde. Jk heb het al dien tijd bewaard en nu heb ik het in dit boekje gelegd." „Brengt dat geluk aan?" vrotg Annie na denkend. „Ja, maar je moet het zelf vinden, 't Is echt waar. Marie Willemsen heeft er ook een en die is altijd nummer één van de klas." „Moet je het zelf vinden, zeg je?" „Ja, beslist 1" „Maar. als je het nu eens niet zelf kunt zoeken, omdat je op reis moet, of omdat je de deür niet uit kunt of zoo, zou het dan ook geluk aanbrengen, als een ander het voor je zoekt?" „Ik weet het niet. Ja, als je nu heelemaal niet kon, dan zou ik wel denken, dat een ander het voor je zoeken mocht," zei Truus die niet begreep, wat Annie met haar vraag bedoelde. Toen Annie dien middag uit school kwam, vond ze Karei niet in de keuken. „Waar is Karei?" vroeg ze aan Mina. „Ssstl Hij is in het kleine kamertje. Hij slaapt. Laat hem maar rustig liggen. Hij is moe. Hij heeft den heeien middag in den tuin gespeeld." zei Mina zachtjes. „Goed"! zei Annie, „dan ga ik een Doosje alleen op straat." „Best, hoorl" zei Mina. „Ga jij maar wat spelen." Annie weg. Maar ze ging ntët spelen. Ze had een ander plannetje. De straat, waarin zij woonde, liep uit op een weg, die tusschen akkers door ging Daar lag een groot klaverveld. Dat wist Annie, want een week geleden, toen ze met vader daar wandelde .had die er haar nog od ge wezen. Weet je, wat ze wou? Ze wou een klavertje-vier zoeken voor haar moeder 1 Moeder kon immers zelf niet gaan. En Truus had gezegd, dat ze wel geloofde dat men gelukkig kon worden door een blaalje, dat een ander gevonden had, als het maar niet anders kon. O, wat verlangde zij er naar, om er een te vinden! Toen ze bij het hek van het klaverveld kwam. had ze al een kleur als vuur van op winding. Toevallig was de boer zelf op den akker. „Baas!" vroeg Annie, „mag ik naar een klavertje-vier komen zoeken?" „Wel. zeker, mijn kind! Ga ja gang maar! Haal ze er maar allemaal uit!" zei de boer vriendelijk. Daar stond Annie op het groole klaver veld. Alles groen, doorzaaid met witte en paarse bloempjes. Daar moest ze nu een kla vertje-vier uit zoeken. Ze ging op de knieën zitten en begon vol moed met het nakijken van de blaadjes om zich heen. Toen ze er ongeveer vijfentwintig beke ken hdd. die allemaal slechts drie blaadjes telden, begreep ze, dat het niet zoo heel ge makkelijk zou gaan, om een klavertje-vier te vinden. Maar ze zou wel zoeken. Het was immers voor haar zieke moeder. En bij al die *ui- zenden blaadjes zou er toch wel één wezen! En ze zocht.... ze zochtmaar vond niets. Na een half uurtje kwam de boer, die ver derop aan het werk geweest was, in haar buurt. „Heb jé er nog geen, mijn kind?" vroeg hijk Annie schudde met het hoofd van neen; ze gaf zich geen tijd, om op te zien. „Ja," zei de boer. „Die dingetjes zijn zeld zaam. Probeer eens ginds bij die hooge distels. Daar heeft een mevrouw er verleden week twee gevonden." Vol hoop ging Annie naar de hooge distels. De boer ging naar huis en Annie lag w-^er ovpr de klaver Z niets Jan groen. Op hei laatst was het haar, alsof de beele wereld groen was. Ze keek even op. Of wat stond de zon al laagl Over een lu ar werd hei misschien al donker. Vlug ni weer zoeken. Ta Had ze er toch maar eenl rt; En ze keeken keekenn 't Was toch niet waar? n. Eén. twee, drie, vierl ft Gelukkig! Ze had er een! 1S Met bevende hand plukte ze het la zochte blaadje af en ja. het klink jtj een ^ep'jc- mal, maar ze kuste heil 3t Ze had een klavertje-vier. Overgelukkig ging ze naar huis. Wa c het al laatl Wat zou vader wel zeg,1:: ir< ze zoo laat thuis kwam? oi Toen ze in de kamer kwam, zag ze |,i vader met de handen onder het hoofi ni de tafel zitten. je| „Dag vader! Hoe gaat het met moe )ie vroeg Annie. „Niet best. kind. De dokter is juist ge n en hij kon nog niets zeggen Morgenoc e: komt hij terug. Hij denkt, dat de ziek! gauw een keer zal nemen, maar of h goede of ten kwade zou zijn, dat wis 'a ook niet." Voordat zij naar bed ging, wist Ann: )g gemerkt in de slaapkamer te komen, v moeder lag. Op haar kousen sloop ze het bed. Moeder scheen te slapen. Heel zichtig legde de kleine meid het klav vier onder moeder's kussen. Toen gu weg. even onhoorbaar, als ze gekomen 'r Als het nu maar hielpl Toen ze den volgenden morgen school ging. was de dokter er nog ni< weest en vader wachtte vol spanning 3k komst af. 0 Annie was dien morgen niet met zo J aandacht bij haar werk. als gewoonlijk e was geen wonder O. ze was zoo benii of haar klaverblaadje geholpen hadl Om twaalf uur vloog ze naar huis. En toen ze de kamer in kwam, zag z delijk haar vader, die haar mei een bl zichl te gemoet kwam, zeggende- Annie, Kindje! We zullen moeder b« den! De dokter heeft gezegd, dat het g< geweken is!" Annie lachte en schreide tegelijk er eerste, wat ze zei, was: „Dat heeft het klavertje-vier gedaan „Wat bedoel je daarmee? Het klav vier?" vroeg vader. Toen vertelde Annie met een stralen* lichtje, wat ze gedaan had. Vader hoorde haar tot het einde toe en toen zp hem alles gezegd had. zei h „Nu. mijn kind, of moeder nu door klavertje-vier zooveel beter is geworden zou ik niet durven zeggen, maar di zekeT- kwaad zal het haar niet gedaan ben. Als ze een beetje sterker is, zal ik 6 de heele geschiedenis vertellen. Ze zal klavertje-vier zeker goed bewaren. Af e zal ze wel eens naar dat blaadje kijken dan zal ze telkens denken aan haar k meid, die zooveel van haar houdt en da haar goed doen. Jouw klavertje-vier zal lang een heilzame uitwerking hebben.'' Waarschijnlijk ben ik de volgende i in Leiden, maar door bijzondere omstai heden, kan ik het nu nog onmogelijk zekerheid zeggen, daarom raad ik allen, de brieven over de post sturen, het goed tijds naar het Bureau Leidsch Dagblai zenden, zoodat alles in het pakket voor kan gedaan worden. Zorgt dat de brieve Maandags vóór 4 uur zijn. want aan Bureau L. D. welen ze natuurlijk a.s precies waar ik zal zijn. Misschien Ik Hooge-Rijndijk 15, maar zooals ik aJ sch het zou door iets kunnen zijn, dat hel wat werd uitgesteld. Wat een flinke massa brieven, kijkt i wat veel goede oplossingen. Ik vind erg dig als de jeugd met zooveel genoegen e doet. Ook weer heel veel nieuwelingen hoop het ook trouwe klantjes worden Neeltje en Sientje de Jong ik hennc het mij niet precies meer dat jullie vrd eens hadden ingezonden, maar ik vond 1 aardig als jullie nu trouw wilt gaan c doen Noem mij dan ook maar Tante. Geertje Schipper heel aardig bedacht je mij w^l een potje bloemen wou k'-; brengen als je dichter bij mij woonde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 16