gelokoningen.
Het Nederlandsch-Belgisch Verdrag in de Eerste Kamer.
No. 20511 LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 25 Januari Tweede tsiaa «nno i»c/
Het voorloopig verslag. De gevaren van verwerping en aanneming.
Tweede Blad Anno 1927
FEUILLETON.
Thans is verschenen het Voorloopig Ver
slag van de commissie van rapporteurs
over het wetsontwerp tot goedkeuring van
het tusschcn Nederland en België gesloten
Ferdrag- -vu
Het vangt aan met uitvoerige beschou
wingen over den historischen grondslag
'"▼an het verdrag en het \'erband tusschen
het verdrag van 1839 en het nieuwe trac
taat In het algemeen vond men het betoog
van den minister, waardoor dit verband
weid gelegd, zeer gekunsteld.
B Er werd over het beleid van den mi-
Kisler bij het tot sland brengen van het
Mractaat zeer verschillend geoordeeld. Som
mige leden brachten den minister hulde
.Voor diens beleid bij de besprekingen te
Parijs. Het tractaat. zooals dit aan de
Kamer is voorgelegd, is. naar deze leden
betoogden, het resultaat van de toenmalige
politieke constellatie.
De hieT aan het woord zijnde leden pre
ien de consequente houding van den mi-
juister en uitten de meening. dat de bezwa
ren tegen het verdrag overdreven zijn.
Kon het tractaat niet anders worden
▼erdodigd dan op grond van afdreiging,
dan zonde elk rechtgeaard Nederlander er
een heftig tegenstander van moeten zijn.
'en gunste van het tractaat zijn echter
«ndere en redelijke gronden aan te voeren.
De wijziging van het Verdrag van 1839 is
«■zichzelf noodzakelijk, omdat de feiten de
verplichte neutraliteit van België hebben
ie niet gedaan. Daarom moet het politieke
J statuut van België opnieuw worden vast-
Ksteld. De overeenkomst van Locarno, met
Lpelgië als onderteekenaar. is een schending
>an de tractaten van 1839. die aansluiting
bi] den feitelijken toestand, dat is de vol-
J ledige souvereiniteit van België, onafwijs-
j ^ar maakt Dit word! door niemand be
twist. Maar daarom ook moest verdwijnen
het verbod voor Ontwerpen om oorlogs-
haven te zijn. Dit verbod zoude immer» tn
strijd zijn met de volledige souvereiniteit.
BelgiS*s wenschen onredelijk?
Het behoeft ook geen verwondering te
ebken. dat toen in 1919 het bestek van
iropa grondig moest worden herzien. Bel-
Jfië van de gelegenheid gebruik wenschte te
maken. om. ook de verhouding tol Neder-
t&nd opnieuw te regelen. En de nadeelen
van zijn geografische ligging ten opzichte
&an ons land voor de toekomst tot een mi
nimum terug te brengen, zoo mogelijk op
|_tc heffen. Om deze reden zijn België's
*eds van 1839 dazleekenende wenschen
ten opzichte van een afdoende verbinding
met zijn achterland door Limburg heen,
iet onredelijk.
Zoo mag men ook den wensch van Bel
gië omtrent de grenswijziging niet zien als
een gevolg van zuiver imperialisme, van
lachtsbegeprte. Die wensch moet ten deele
orden verklaard uit historische herinne
ringen, evenals ook de tegenzin van velen
lij ons te lande tegen het tractaat met Bel-
(en deele is te verklaren uit historische
erinneringen.
Vele leden konden niet instemmen met
den boven uitgesproken lof over het beleid
an den minister. Zij vermochten aller-
inst in te rien, en ontkenden, dat Bel-
Jië. door het laten varen ziiner buitenspo
rige, op gpen enkelen rechtsgrond steunen-
territoriale en politieke eischen, aan
braak zoude hebben verkregen op econo-
ische compensation.
De hier aan het woord zijnde leden acht
ten het voor Nederland een allerongeluk
kigste overeenkomst.
1 ^kfhonn deze leden niet betwistten, dat
nel optreden van den minister in 1919
#eker lofwaardig was. merkten zij niette-
nP. dat toch niet uit het oog verloren
n>ar worden, dat het voornamelijk aan het
grijpen van Engeland, en wellicht ook van
menka. in de eerste plaats te danken is
iwecst, dal de oorspronkelijke eischen van
e afgewezen werden. Het succes van
het Regelingsbeleid wordt overschat, als
men geen rekening houdt met dit feit Wer
kelijk gevaar heeft ons land op dat stuk
niet bedreigd
Naar aanleiding van dit Iaat9le werd de
aandacht gevestigd op hel gerucht, dat toen
de minister naar Parijs ging voor de con
ferentie. die geleid heeft tot de resolutie
van 4 Juni 1919. de bekende interventie te
onzen behoeve reeds geleid had tot het re
sultaat. dat één of meer der groote Mogend
heden met de territoriale eischen van Bel
gië niet instemde(n). Men wenschte gaarne
om het beleid van den minister te kunnen
beoordeelen. de juiste toedracht der zaak
te vernemen.
Ook kan men hetgeen bereikt was den
minister niet als een bijzonder succes aan
rekenen. omdat het dezerzijds verlangde
niets meer was dan volkomen redelijk en
in algeheele overeenstemming met onze
rechtspositie, die zeer sterk was. zooals in
overleg met den minister glashelder is uit
eengezet door prof. Struvcken in zijn be
kende brochure van 27 Juni 1919 „Neder
land. België en de Mogendheden."
It èr pressie geoefend?
Velen leden konden dan ook het denk
beeld niet van zich afzetten, dat de mi
nister had gehandeld onder een zekeren
druk.
Met het standpunt om aan de opheffing
van de bepalingen, die de souvereiniteit
van België beperken, te verbinden een po
ging om tot overeenstemming te geraken
betreffende de vaarwateren, had men zich
wel kunn n vereenigen. Inderdaad is het
van groot belang om met België in goede
nabuurschap te leven. Maar de meeste
leden konden zich niet onttrekken aan den
indruk, dat de vergaande bepalingen van
liet onderhavige tractaat haar oorsprong
hebben gevonden in een „zich niet vrij en
onafhankelijk" gevoelen.
Ware dit wel het geval geweest, dan
zoude dit tractaat nooit aanvaard zijn. Het
aanvaarden van een verdrag onder druk is
een fout.
Indien de minister blijft volhouden, dat
geen drang heeft bestaan, niet onder in
vloed van „vrees voor erger" is gehandeld,
dan moet men zich toch afvragen of de
minister zich wel duidelijk het belang van
Nederland voor oogen heeft gesteld.
Indien inderdaad geheel vrij werd onder
handeld. waarom zijn dan niet de wijzigin
gen in het tractaat van 1839 beperkt tot
wijzigingen iri verband met de opheffing
der gegarandeerde neutraliteit, 'tol weder
zijds erkende bezwaren en daarna geleide
lijk en wel voorbereid de maatregelen over
wogen, die tot de gewenschte politiek en
economische toenadering kunnen leiden?
1925 is niet 1919.
Maar ook al ware in 1919 onderhandeld
onder den invloed van vrees en pressie, dan
nog kon daarin geen enkele reden worden
gezien, om in 1925 nog steeds gestand te
doen, wat vijf jaren te voren niet alleen niet
was aanvaard, maar in 1920 door België na
drukkelijk was afgewezen.
De ontstemming van den minister, dat het
tractaat onder pressie is tot stand gekomen,
maakt het onbegrijpelijk, dat bet verdrag een
voor Nederland zoo onereuzen inhoud heeft
gekregen. In dit verband wees men op de be
wering van den heer Nolens in de Tweede
Kamer, volgens welke wel degelijk de eco
nomische concessies zouden moeten worden
beschouwd als Nederlandsche contra-presta
ties voor het, naar hij hoopte, definitief af
zien door België van territoriale anspraken.
Een dergelijke afweging van onrechtma
tige aanspraken tegen onverplichte conces
sies kan echter nooit worden aanvaard.
Eindelijk werd nog in twijfel getrokken, of
als gevolg van de door Nederland bij de on
derhandelingen getoonde welwillendheid in
derdaad, zooals van de zijde dergenen, die
het tractaat verdedigden, werd beweerd, het
geschil tusschen beide landen tot rust zou
komen na de totstandkoming van dit trac
taat.
Tegemoetkoming aan de wenschen van
België, eischen van goede nabuurschap, in
ternationale toenadering moeien zeker be
langrijke factoren zijn bij de behandeling
van een tractaat, als het onderhavige, maar
dat dit alles door dit verdrag zal worden be
reikt werd ernstig betwijfeld. Indien h?t
wordt aangenomen, zal meenden vele leden,
Nederland van België worden vervreemd,
toenadering behoort niet van ééne zijde te
komen. Maar noch Nederland, noch België
zullen door de aanneming worden bevredigd.
De door de Regeering gevolgde wijze van
behandeling van hel verdrag werd niet ge
lukkig geacht. Duidelijk is het niet gewor
den, waarom zooveel geheimzinnigheid is be
tracht
Vraagstukken van politieken aard.
Verscheidene leden, zoo zij al over de
economische bedenkingen zouden willen
heenstappen hoewel daarvoor volgens
hen geen afdoende gronden zijn aangevoerd
hadden tegen het verdrag volstrekt on
overkomelijke staatkundige bezwaren, omdat
door het sluiten van deze overeenkomst mei
België in een al te grooten afstand van
staatsbevoegdheid op eigen grondgebied
wordt toegestemd, omdat wij het recht .»p
geheel zelfstandige beslissing o.nlrenl de
vraag, of door ons eventueel aan een oorlog
zal worden deelgenomen, prijs geven en om
dat wij ons noodeloos in oorlogsgevaar wik
kelen. Deze bezwaren kwamen bij onder
staande punten nader ter sprake.
Vele leden achtten het ontbreken van een
regeling omtrent de Wielingen een bedenke
lijke leemte in dit tractaat.
Hiertegenover werd opgemerkt, dat er van
het verdrag in het geheel niets terecht zoude
zijn gekomen, indien men dit ingewikkelde
vraagstuk met zijn territoriale en historische
factoren tot oplossing had willen brengen.
Vele leden verklaarden volkomen in te
stemmen met de gedachte België zooveel
mogelijk tegemoet te komen, wat betreft de
bevaarbaarheid van de Schelde, omdat zij
de eenige verbinding van Antwerpen met de
zee vormt Zij konden zich echter niet ver
eenigen rnet de wijze, waarop deze gedachte
in het tractaat tot uiting is gebracht.
Andere, die in tegenstelling tot de hiervoor
aan het woord zijnde leden het Schelde-
regime voor België wel wenschten te verbe
teren. voegden daaraan toe, dat dit slechts
op tweeërlei wijze mogelijk is, n.l.:
fl door daaromtrent met België een over
eenkomst aan te gaan. met uitsluiting van
dc andere mogendheden als partij, of
b. door de Schelde te intemationaliseeren
met medezeggenschap der groote mogend
heden, zooals o. a. is geschied met den
Rijn, den Donau, de Oder, den Weichsei,
enz.
Voor ons land moet naar de meening dezer
leden verre de voorkeur worden gegeven
aan het door de Regeering aanvaardde
regime.
Degenen, die geen overwegend bezwaar
hadden tegeD de bepalingen betreffende het
beheer en het toezicht over de Schelde, za
gen daarin met den minister een juiste op
vatting van het internationale rivieren-
recht.
Men behoorde in hel oog te houden, dat
men een bevriende natie ten opzichte van
rechtmatige verlangens zooveel als mogelijk
is. moet tegemoet komen. Over enkele be
zwaren zoude men dus moeten heenstappen
en van harte medewerken, om Antwerpen
een zoo goed mogelijke verbinding met de
zee te doen behouden.
Ernstige bezwaren rezen er bij vele leden
tegen de bevoegdheden, welke aan de com
missie van Beheer worden toegekend.
Vrij algemeen achtte men de reserve om
trent de Belgische oorlogsschepen uiterst be
denkelijk.
Van verschillende leden waren de econo
mische bezwaren nog zwaarder dan de poli
tieke, waarover zij desnoods bereid waren
heen te slappen. Daarbij legde gewicht in
de schaal de overweging, dat de economi
sche toestand in België gunstiger is dan in
Nederland, hetgeen onder andere hieruit
blijk!, dat in België geen werkloosheid
heerscht in tegenstelling tol Nederland
De kanalen.
De economische bezwaren trokken zich
vooral samen op het Moerdijk-kanaal
Amsterdam, zoo werd betoogd, wordt in
niet mindere mate door hel kanaal bedreigd,
dan Botterdam.
Eenige leden beschouwden de zaak uit
een eenigszins ander oogpunt. Zij wezen op
de omstandigheid, dal volgons zijn natuur
lijke ligging Antwerpen in dp eerste plaats
Scheldehnven. Rotterdam Rijnhaven is. Ka
pitaal en arbeid worden met de grootste
efficiency aangewend in het belang van de
algemeene welvaart, indien deze beide ha
vens zich in die richting verder specialisee-
Verdediging van het Moerdijkkanaal.
Te jen de verschillende bezwaren kwam
men van andere zqde op. De meening werd
uitgesproken, dat liet gevaar voor de wel
vaart van ons land. van dit kanaal ge
vreesd. evenals van het Schelde-Maas-Ripi-
kanaal, sterk overdreven wordt. Men wees
er op, dat de prognose van de tegenstan
ders van het verdrag zuiver speculatief is;
zekerheid heeft dienaangaande niemand en
kan ook niet gegeven worden. Voorts werd
betoogd, dat het onderhavige kanaal ook
voor Nederland een voordeel oplevert, daar
het België en Noord-Frankrijk voor ons
opent
Eenige leden betoogden, dat het verschil
tusschen het verkeer in de navens van Ant
werpen en Rotterdam te veel uit het oog
wordt verloren. Men moet do beide havens
niet te veel als in alle opzichten concur -
van elkander beschouwen.
Eenige leden wezen er voorts op. Jat
het verzet tegen het kanaal wel met groote
heftigheid en met groote stelligheid gevoerd
wordt, maar dat nauwkeurig omschreven
argumenten op gTond van zorgvuldige en
aan de feiten ontleende redeneerirgen. hoe
het naoteJ. dat dit kan3aJ aan de Neder
landsche scheepvaart zou brengen, Z3J ont
staan, tot nu toe weinig of niet worden
aangetroffen. Ook staat vast, dat zij, die van
dit kanaal voor ons handelsverkeer geen
overwegend nadeel voorzien, weinig scherp
zijn geweest in hun betoog.
De vraag rew nu bij de lerden, hier aan
het woord, of het geen overweging ver
dient de aangelegenheid te onderwerpen aan
het onderzoek eener door de Regeering in
te stellen commissie, met opdracht binnen
vier maanden van rapport te dienen.
Omtrent de beteekenis van de gevolgen
van het Rijn-Maas-Scheldekanaal bestond ver
schil van meening.
Eenige leden waren van oordeel, dnt dit
kanaal moeilijk kon worden geweigerd, daar
Duitschland bij het Verdrag van Versailles
zich verbonden bad een kanaal te graven van
den Rgn naar de Limburgsche grens en
Nederland dan bezwaarlik een barrière zou
kunnen opwerpen tegen het verder door
trekken van dat kanaal.
Onderscheidene leden waren van een ander
gevoelen, waarbij zij zich beriepen op het
verleden.
Tegenover het gevoelen van hen, die dit
kanaal voor onze belangen schadelijker ach
ten dan het MoerdrjkkanaaJ 9tond dat van
anderen, die van oordeel zijjn, dat dit kanaal
voor Limburg van groote beteekenis zal zijn.
Tegenover de opmerking, dat sommigen
in het kanaal Luik-Maastricht een voordeel
voor ons land zien, daar het onze havens
m verbinding brengt met het Luiksche ujj-
verheidsgebied, werd er van andere zijde
op gewezen, dat er wellicht eenig voordeel
voor Zuid-Limburg in de verbreeding van
dit kanaal zou gelegen kunnen zjjn, doch
dat daartegenover de vrees gewettigd ie,
dat dank zij dit kanaal, in verband met
het Rijn-Maas-Scheldekanaal, het Luiksche
industriegebied zich nog meer op Antwerpen
zal oriënteeren, dan thans het geval is.
Onderscheidene leden konden geen vrede
hebben met de regeling aangaande het be-
loodsen van schepen op de Schelde en de
monden dezer rivier.
Als hel verwoipeD wordt.
Men zag de houding der Eerste Kamer
ten opzichte van dit tractaat als een zeer
verantwoordelijke.
De vermoedelijke gevolgen van verwerping
of aanneming werden breedvoerig besproken.
Eenige leden stelden de vraag of het met
verstandig zou z\jn het verdrag goed lo
keuren, t«i einde onze verhouding tol België,
mede in verband met de verbetering van
de algemeene politieke toestanden, alcloende
te verbeteren.
Zy wezen er op, dat Nederland in Europa
geheel geïsoleerd staat, geheel anders dan
de Scandinavische rijken, die samen een taai
en belangengemeenschap vormen
De leden, hier aan het woord, achtten
het een gTOOt internationaal belang, alles in
het werk te stellen om zich met België goed
te verstaan.
Nederland zal zich ook een betere plaats
in het internationaal economisch bestel ver
overen, dan het nu beeft. Import-landen,
zooals ons land, moeten in toenemende mate
vooiziehtig zijn en trachten mee te gaan met
beter bedeelden.
Dv verwerping zou, naar de voorstanders
van het tractaat vreesden, ten gevolge hebben
dat het verdrag van 1839 zou blijven be
staan; dat België de kwestie van het Schelde-
régime zou onderwerpen aan de beslissing
van het Hof van Internationale Justitie; dat
Terneuzen door België zou worden dood-
gtdrukL en det België economische repré
sailles zou kunnen nemon in samenwerking
met Frankrijk en Duitschland, met het ge
volg, dat Rotterdam en Amsterdam op den
duur zouden „opdrogen".
Bij verwerping zouden erger gevaren ons
kunnen bedreigen dan bgv. uit het Moerdjjk-
kanaal zouden kunnen voortvloeien.
Men was beducht, dat alsdan de mogend
heden, die, naar het inzicht van sommigen,
aan de beide bjj het verdrag betrokken
landen volstrekt niet vrij spel hadden ge
geven. zich zouden doen gelden. Maar daar
mede is de zaak voor ons land nog niet
ten einde. Er moet een nieuw tractaat
komen. Verkrijgen wg met België geen over
eenstemming, dan zal dit land zich wende**
tot den Volkenbond, of tot de Commissie
van XIV, om zich daarvan steun te verze
keren, en dan loopt Nederland gevaar, dat
de Schelde wordt geïnternationaliseerd.
Als het wordt aangenomen.
aanneming van het verdrag zal tengevolge
hebben een voortdurend contact tusschen
Nederland en België, waarbij ons land den
buurstaat kan doen gevoelen, dat beide lan
den elkaar noodig hebben. Alsdan zou België
zoodoende ook meer naar het Noorden in
plaats van naar het Zuiden worden ge
oriënteerd.
Deze beschouwingen vonden bestrijding.
Zij, die het aanhangig tractaat niet kon
den aanvaarden, stelden op deD voorgTcod,
dat zij een nieuwe, voor bedde landen be
vredigende regeling zeer ernstig wenschten.
Wij benoorden ons' dan ook bij vanverpiDg
bereid te verklaren, tot het aannemen van
een welwillende houding bij het aanknoopte
van nieuwe onderhandelingen.
Mocht het verdrag verworpen worden, dan
zal er zeker gelegenheid bestaan om een
redelijke en voor beide partijen aannemelijke
overeenkomst aan te gaan.
Ten slotte werd nog uiting gegeven aal
de verwondering waarmede men kennis hal
genomen van de zinsnede in de eerste Ka
mer-rede van den Minister: „Ik huiver bij
de gedachte, dat er een andere uitspraak
door het Parlement zou worden gedaan".
Men zou gaarne vernemen, welke aanleiding
voor huivering er volgens den Minister be
slaat- Men zou er prijs op «tellen een positief
antwoord op deze vraag te ontvangen.
49
Geaulorisetrde vertaling naar het Engelsch
»an E. PHILIPS OPPEN HE1M
door
W- M. D. SPIES—VAN DER LINDEN.
G°d'" mompelde hij in zichzelf,
hij wat van den drank in een gla9
in ?n naar de lippen bracht, „zijn we
1 emaal gek of behekst ot wat?"
i '|n aanva'ler antwoordde niet. Hij lichtte
j a'rik leed op en keek er onder, ging in
e aap er en Z0C!R tevergeefs naar
spoor van een indringer. Toen kwam
iJ0 an?zaam terug in de zitkamer en de
jannen keken elkaar aan. Norris Vine
tegen het buffet geleund, zijn kleeren
r®n 'p war. zijn boord was gescheurd
o zijn das hing aan flarden. In zijn bevende
iriJ uD tiij het half uitgedronken
C'as brandewijn.
..Mijn gespierde vriend, zei hij. „de gees-
611 ontroofd."
..De geesten kunnen naar den duivel loo-
man ruw „Ik wou. dat ik me
met dit lamme zaakje had ingelaten."
HOOFDSTUK XX!
Door schade en schande wordt men wijs.
Amerikaansche gezant gaf zijn derle
f,.in lr!?r' °p hel laatste oogenblik had hij
rhineas Duge welen over te halen de uit-
noodiging aan te nemen. Liltleson was ook
van de partij en op een gegeven oogenblik
bevonden deze drie zich. alleen gescheiden
door den Duitschen gezant, die een geani
meerd gesprek voerde met een Russischen
grootvorst, wat afgezonderd van de rest van
het gezelschap. Liltleson nam de gelegenheid
waar om zijn stoel wat aan te schuiven en
Duge wat in het oor te fluisteren.
„Geen nieuws?"
„NietsI" antwoordde Duge kortaf.
Deane leunde wat voorover in zijn stoel.
„U hebt zeker gehoord," zei hij, „dat er
vanmiddag een bevel tot inhechtenisneming
is uitgevaardigd tegen uw vrienden Higgins
en Weiss?"
„Dat was alleen voor den vorm," ant
woordde Duge. „Als die nieuwe wet er in
den Senaat niet door komt, dan kan hun
Diets anders overkomen dan wat voorbij
gaand ongerief. Ik zou wel eens willen we
ten, waarom onze geëerde President opeens
zoo'n plotselinge en hevige antipathie 'egen
het kapitaal gekregen heeft
„Ik vind eigenlijk niet." zei Deane, „dat
zijn standpunt logisch is Kapitaal is de
ruggegraal van elk groot land en het ligt in
den aard van de menschelijke natuur, dat
het zich ophoopt Ik voor mij geloof, dat dit
alles over zal waaien."
„Als ten minste fluisterde Littleson.
„Als tenminste geen erger schandaal dan
wat nu bekend is. van onze twee vrienden
onthuld wordtvervolgde Deane.
„Je kunt niet weten zej Phineas Duge
langzaam, .zoo'n schandaa wordt misschien
bekend Het is de hard*» waarheid. De we
gen. die naar grooten rijkdom voeren, zijn
vo! valkuilen en zij kunnen gewoonlijk h*t
felle daglicht niet verdragen."
Littleson was heel bleek en zenuwachtig.
Hij hijgde en wuifde zichzelf met zijn zak
doek koelte toe.
„Jullie kerels houdt er van in raadsels te
praten." zei hij of liever, fluisterde hij
heesch. „Waarom zeg je niet ineens, dat zij
veilig zijn. zoolang Norris Vine zich koest
houdt?"
Een knecht naderde den gezant en in een
houding alsof hij zich voor wat hij deed ver
ontschuldigde. fluisterde hij hem iets in
het oor.
„Daar is een jonge dame. mijnheer," zei
hij, „zij is juist gekomen en staat er op u te
spreken. Zij zegt. dat het van het grootste
gewicht is, waarvoor zij komt. Ik heb mijn
best gedaan om haar aan het versland te
brengen, dal u verhinderd bent, maar zij
wil niet naar rede luisteren Zij is, geloof ik,
een Amerikaansche en zij is erg van streek.
Phineas Duge leunde wat voorover in zijn
stoel. Zijn oogen waren aldoor op den
knecht gevestigd Hij zei niets Hij wachtte
slechts
„Een jonge Amerikaansche dame!" her
haalde Deane langzaam „Heb je haar al
eerder gezien?"
„Ik geloof, mijnheer." antwoordde de
man. „dat het dezelfde darne is, die hier
een paar weken geleden naar mijnheer
Norris Vine navraag deed."
Phineas Duge sprong overeind met een
ploselingen. zachten half gesmoorden kreet
Deane keek de tafel rond Zij andere gasten
waren allen ondpr elkander aan 'I praten
Littleson. die niet begreep wat dit alles
beteekende. keek wal verbijsterd De gezant
wendde zich lot iemand, die wat verder op
zat.
..Sinclair." zei hij. „wil je mijn plaat*
voor een oogenblik innemen? Er is iemand
om mij voor zaken te spreken. Ik zal niet
lang weg blijven."
De man. tegen wien hij sprak, knikte,
en zijn stoel achteruit schuivend, liep hij,
met zijn sigaar in den mond. naar de leege
stoel van den gezant.
Phineas Duge en Deane verlieten samen
de kamer, op den voet gevolgd door Little
son. Zonder eenig vertoon van haast, gingen
zij de kamer uit. maar zoodra zij in de hall
waren, vertoonde Phineas Duge merkwaar
dige teekenen van ongeduld en hij snelde
vooruit Hij liep naar binnen en een lichte
uitroep klonk van zijn lippen Het was Vir
ginia. die daar stond en zij hield de handen
gekruist over de borst, alsof zij iets zorg
vuldig verborg Bij 't gezicht van haar oom
echter, liet zij haar armen zakken en
deinsde zij terug.
„UI" rieD ze uit „Oom Phineas! Hier in
Londpn!"
Hij zag op haar gelaat de sporen van den
moeilijken tijd. die achter haar lag en van
de crisis die zij zoo kort geleden nog door
gemaakt had
Hij stak zijn beide handen uit en liep
snel op haar toe. Het was nog net tijd om
haar voor vallen te behoeden."
„Ik kwam mijnheer Deane geld vragen."
stamplde zij „om u te seinen en voor de
passage terug naar Amerika Ik heb 'tn
riep ze opeens en haar stem steeg tol een
bijna hv«terischen gil Ik heb 'M Hief i« 't*
K ijk
Zij -haalde iels van voor uil haar kleedje
een ro! papier -n stak die uit. Zij wan
kelde en Phineas Duge met zijn arm om
haar middel, leidde haar haar half dragend
naar een stoel Littleson. die de kamer uit
gesneld was, kwam terug met een glas
water. Zij stonden nu alle drie om haar
heen Daar. op haar schoot, lag het stuk,
maar zij scheen haar vingers er met boven
natuurlijke kracht omheen geklemd te hou
den Haar brandende oogen waren op haar
oom gevestigd.
„Neem hel!" smeekte zij. „Lees heil Zeg
me, dat 't het is. Zeg me. dat u uw belofte
zult houden."
Hij nam het behoedzaam van haar af.
Eén blik op hel vel „foolscap" was hem
genoeg.
„Je bent een wonderbaarlijk kind, Vir
ginia." zei hij rustig. Het is zooals je zegt.
Dit is het stuk, dat Stella gestolen h°eft. Ik
heb 't je te hard aangerekend, dat het ver
loren ging. maar je zul er nooit spijt van
hebben, dal ie er in slaagde het stuk terug
te krijgen."
Zij uitte een korte, wonderlijke zucht
van verlichting en leunde achterover in
haar stoel. Zij was nog doodelijk bleek maar
de spanning was van haar gezicht gewe
ken
„Ik greep het." murmelde zij, „en rende
weg Zp zullen stellig achter me aan ko
men En Vine ik geloof, dal die man
Vine zal dooden Hij hield zijn vingers om
zijn keel toen ik weg liep."
„Kwam je er mee uit Norris Vine's ka
mer?" vroeg Phineas Duge kalm
Zij had geen tijd tot antwoorden. De
deur w^rd geopend daar op den drempel
stond Norris Vine.
Hij liet zijn bük gaan over de kleine
groen en haalde de schouders op.
„Ik ben dus te laat." zei hij langzaam.
(Wordt vervolgd).