gelokoningen. Het Nederlandsch-Belgisch Verdrag in de Eerste Kamer. No. 20511 LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 25 Januari Tweede tsiaa «nno i»c/ Het voorloopig verslag. De gevaren van verwerping en aanneming. Tweede Blad Anno 1927 FEUILLETON. Thans is verschenen het Voorloopig Ver slag van de commissie van rapporteurs over het wetsontwerp tot goedkeuring van het tusschcn Nederland en België gesloten Ferdrag- -vu Het vangt aan met uitvoerige beschou wingen over den historischen grondslag '"▼an het verdrag en het \'erband tusschen het verdrag van 1839 en het nieuwe trac taat In het algemeen vond men het betoog van den minister, waardoor dit verband weid gelegd, zeer gekunsteld. B Er werd over het beleid van den mi- Kisler bij het tot sland brengen van het Mractaat zeer verschillend geoordeeld. Som mige leden brachten den minister hulde .Voor diens beleid bij de besprekingen te Parijs. Het tractaat. zooals dit aan de Kamer is voorgelegd, is. naar deze leden betoogden, het resultaat van de toenmalige politieke constellatie. De hieT aan het woord zijnde leden pre ien de consequente houding van den mi- juister en uitten de meening. dat de bezwa ren tegen het verdrag overdreven zijn. Kon het tractaat niet anders worden ▼erdodigd dan op grond van afdreiging, dan zonde elk rechtgeaard Nederlander er een heftig tegenstander van moeten zijn. 'en gunste van het tractaat zijn echter «ndere en redelijke gronden aan te voeren. De wijziging van het Verdrag van 1839 is «■zichzelf noodzakelijk, omdat de feiten de verplichte neutraliteit van België hebben ie niet gedaan. Daarom moet het politieke J statuut van België opnieuw worden vast- Ksteld. De overeenkomst van Locarno, met Lpelgië als onderteekenaar. is een schending >an de tractaten van 1839. die aansluiting bi] den feitelijken toestand, dat is de vol- J ledige souvereiniteit van België, onafwijs- j ^ar maakt Dit word! door niemand be twist. Maar daarom ook moest verdwijnen het verbod voor Ontwerpen om oorlogs- haven te zijn. Dit verbod zoude immer» tn strijd zijn met de volledige souvereiniteit. BelgiS*s wenschen onredelijk? Het behoeft ook geen verwondering te ebken. dat toen in 1919 het bestek van iropa grondig moest worden herzien. Bel- Jfië van de gelegenheid gebruik wenschte te maken. om. ook de verhouding tol Neder- t&nd opnieuw te regelen. En de nadeelen van zijn geografische ligging ten opzichte &an ons land voor de toekomst tot een mi nimum terug te brengen, zoo mogelijk op |_tc heffen. Om deze reden zijn België's *eds van 1839 dazleekenende wenschen ten opzichte van een afdoende verbinding met zijn achterland door Limburg heen, iet onredelijk. Zoo mag men ook den wensch van Bel gië omtrent de grenswijziging niet zien als een gevolg van zuiver imperialisme, van lachtsbegeprte. Die wensch moet ten deele orden verklaard uit historische herinne ringen, evenals ook de tegenzin van velen lij ons te lande tegen het tractaat met Bel- (en deele is te verklaren uit historische erinneringen. Vele leden konden niet instemmen met den boven uitgesproken lof over het beleid an den minister. Zij vermochten aller- inst in te rien, en ontkenden, dat Bel- Jië. door het laten varen ziiner buitenspo rige, op gpen enkelen rechtsgrond steunen- territoriale en politieke eischen, aan braak zoude hebben verkregen op econo- ische compensation. De hier aan het woord zijnde leden acht ten het voor Nederland een allerongeluk kigste overeenkomst. 1 ^kfhonn deze leden niet betwistten, dat nel optreden van den minister in 1919 #eker lofwaardig was. merkten zij niette- nP. dat toch niet uit het oog verloren n>ar worden, dat het voornamelijk aan het grijpen van Engeland, en wellicht ook van menka. in de eerste plaats te danken is iwecst, dal de oorspronkelijke eischen van e afgewezen werden. Het succes van het Regelingsbeleid wordt overschat, als men geen rekening houdt met dit feit Wer kelijk gevaar heeft ons land op dat stuk niet bedreigd Naar aanleiding van dit Iaat9le werd de aandacht gevestigd op hel gerucht, dat toen de minister naar Parijs ging voor de con ferentie. die geleid heeft tot de resolutie van 4 Juni 1919. de bekende interventie te onzen behoeve reeds geleid had tot het re sultaat. dat één of meer der groote Mogend heden met de territoriale eischen van Bel gië niet instemde(n). Men wenschte gaarne om het beleid van den minister te kunnen beoordeelen. de juiste toedracht der zaak te vernemen. Ook kan men hetgeen bereikt was den minister niet als een bijzonder succes aan rekenen. omdat het dezerzijds verlangde niets meer was dan volkomen redelijk en in algeheele overeenstemming met onze rechtspositie, die zeer sterk was. zooals in overleg met den minister glashelder is uit eengezet door prof. Struvcken in zijn be kende brochure van 27 Juni 1919 „Neder land. België en de Mogendheden." It èr pressie geoefend? Velen leden konden dan ook het denk beeld niet van zich afzetten, dat de mi nister had gehandeld onder een zekeren druk. Met het standpunt om aan de opheffing van de bepalingen, die de souvereiniteit van België beperken, te verbinden een po ging om tot overeenstemming te geraken betreffende de vaarwateren, had men zich wel kunn n vereenigen. Inderdaad is het van groot belang om met België in goede nabuurschap te leven. Maar de meeste leden konden zich niet onttrekken aan den indruk, dat de vergaande bepalingen van liet onderhavige tractaat haar oorsprong hebben gevonden in een „zich niet vrij en onafhankelijk" gevoelen. Ware dit wel het geval geweest, dan zoude dit tractaat nooit aanvaard zijn. Het aanvaarden van een verdrag onder druk is een fout. Indien de minister blijft volhouden, dat geen drang heeft bestaan, niet onder in vloed van „vrees voor erger" is gehandeld, dan moet men zich toch afvragen of de minister zich wel duidelijk het belang van Nederland voor oogen heeft gesteld. Indien inderdaad geheel vrij werd onder handeld. waarom zijn dan niet de wijzigin gen in het tractaat van 1839 beperkt tot wijzigingen iri verband met de opheffing der gegarandeerde neutraliteit, 'tol weder zijds erkende bezwaren en daarna geleide lijk en wel voorbereid de maatregelen over wogen, die tot de gewenschte politiek en economische toenadering kunnen leiden? 1925 is niet 1919. Maar ook al ware in 1919 onderhandeld onder den invloed van vrees en pressie, dan nog kon daarin geen enkele reden worden gezien, om in 1925 nog steeds gestand te doen, wat vijf jaren te voren niet alleen niet was aanvaard, maar in 1920 door België na drukkelijk was afgewezen. De ontstemming van den minister, dat het tractaat onder pressie is tot stand gekomen, maakt het onbegrijpelijk, dat bet verdrag een voor Nederland zoo onereuzen inhoud heeft gekregen. In dit verband wees men op de be wering van den heer Nolens in de Tweede Kamer, volgens welke wel degelijk de eco nomische concessies zouden moeten worden beschouwd als Nederlandsche contra-presta ties voor het, naar hij hoopte, definitief af zien door België van territoriale anspraken. Een dergelijke afweging van onrechtma tige aanspraken tegen onverplichte conces sies kan echter nooit worden aanvaard. Eindelijk werd nog in twijfel getrokken, of als gevolg van de door Nederland bij de on derhandelingen getoonde welwillendheid in derdaad, zooals van de zijde dergenen, die het tractaat verdedigden, werd beweerd, het geschil tusschen beide landen tot rust zou komen na de totstandkoming van dit trac taat. Tegemoetkoming aan de wenschen van België, eischen van goede nabuurschap, in ternationale toenadering moeien zeker be langrijke factoren zijn bij de behandeling van een tractaat, als het onderhavige, maar dat dit alles door dit verdrag zal worden be reikt werd ernstig betwijfeld. Indien h?t wordt aangenomen, zal meenden vele leden, Nederland van België worden vervreemd, toenadering behoort niet van ééne zijde te komen. Maar noch Nederland, noch België zullen door de aanneming worden bevredigd. De door de Regeering gevolgde wijze van behandeling van hel verdrag werd niet ge lukkig geacht. Duidelijk is het niet gewor den, waarom zooveel geheimzinnigheid is be tracht Vraagstukken van politieken aard. Verscheidene leden, zoo zij al over de economische bedenkingen zouden willen heenstappen hoewel daarvoor volgens hen geen afdoende gronden zijn aangevoerd hadden tegen het verdrag volstrekt on overkomelijke staatkundige bezwaren, omdat door het sluiten van deze overeenkomst mei België in een al te grooten afstand van staatsbevoegdheid op eigen grondgebied wordt toegestemd, omdat wij het recht .»p geheel zelfstandige beslissing o.nlrenl de vraag, of door ons eventueel aan een oorlog zal worden deelgenomen, prijs geven en om dat wij ons noodeloos in oorlogsgevaar wik kelen. Deze bezwaren kwamen bij onder staande punten nader ter sprake. Vele leden achtten het ontbreken van een regeling omtrent de Wielingen een bedenke lijke leemte in dit tractaat. Hiertegenover werd opgemerkt, dat er van het verdrag in het geheel niets terecht zoude zijn gekomen, indien men dit ingewikkelde vraagstuk met zijn territoriale en historische factoren tot oplossing had willen brengen. Vele leden verklaarden volkomen in te stemmen met de gedachte België zooveel mogelijk tegemoet te komen, wat betreft de bevaarbaarheid van de Schelde, omdat zij de eenige verbinding van Antwerpen met de zee vormt Zij konden zich echter niet ver eenigen rnet de wijze, waarop deze gedachte in het tractaat tot uiting is gebracht. Andere, die in tegenstelling tot de hiervoor aan het woord zijnde leden het Schelde- regime voor België wel wenschten te verbe teren. voegden daaraan toe, dat dit slechts op tweeërlei wijze mogelijk is, n.l.: fl door daaromtrent met België een over eenkomst aan te gaan. met uitsluiting van dc andere mogendheden als partij, of b. door de Schelde te intemationaliseeren met medezeggenschap der groote mogend heden, zooals o. a. is geschied met den Rijn, den Donau, de Oder, den Weichsei, enz. Voor ons land moet naar de meening dezer leden verre de voorkeur worden gegeven aan het door de Regeering aanvaardde regime. Degenen, die geen overwegend bezwaar hadden tegeD de bepalingen betreffende het beheer en het toezicht over de Schelde, za gen daarin met den minister een juiste op vatting van het internationale rivieren- recht. Men behoorde in hel oog te houden, dat men een bevriende natie ten opzichte van rechtmatige verlangens zooveel als mogelijk is. moet tegemoet komen. Over enkele be zwaren zoude men dus moeten heenstappen en van harte medewerken, om Antwerpen een zoo goed mogelijke verbinding met de zee te doen behouden. Ernstige bezwaren rezen er bij vele leden tegen de bevoegdheden, welke aan de com missie van Beheer worden toegekend. Vrij algemeen achtte men de reserve om trent de Belgische oorlogsschepen uiterst be denkelijk. Van verschillende leden waren de econo mische bezwaren nog zwaarder dan de poli tieke, waarover zij desnoods bereid waren heen te slappen. Daarbij legde gewicht in de schaal de overweging, dat de economi sche toestand in België gunstiger is dan in Nederland, hetgeen onder andere hieruit blijk!, dat in België geen werkloosheid heerscht in tegenstelling tol Nederland De kanalen. De economische bezwaren trokken zich vooral samen op het Moerdijk-kanaal Amsterdam, zoo werd betoogd, wordt in niet mindere mate door hel kanaal bedreigd, dan Botterdam. Eenige leden beschouwden de zaak uit een eenigszins ander oogpunt. Zij wezen op de omstandigheid, dal volgons zijn natuur lijke ligging Antwerpen in dp eerste plaats Scheldehnven. Rotterdam Rijnhaven is. Ka pitaal en arbeid worden met de grootste efficiency aangewend in het belang van de algemeene welvaart, indien deze beide ha vens zich in die richting verder specialisee- Verdediging van het Moerdijkkanaal. Te jen de verschillende bezwaren kwam men van andere zqde op. De meening werd uitgesproken, dat liet gevaar voor de wel vaart van ons land. van dit kanaal ge vreesd. evenals van het Schelde-Maas-Ripi- kanaal, sterk overdreven wordt. Men wees er op, dat de prognose van de tegenstan ders van het verdrag zuiver speculatief is; zekerheid heeft dienaangaande niemand en kan ook niet gegeven worden. Voorts werd betoogd, dat het onderhavige kanaal ook voor Nederland een voordeel oplevert, daar het België en Noord-Frankrijk voor ons opent Eenige leden betoogden, dat het verschil tusschen het verkeer in de navens van Ant werpen en Rotterdam te veel uit het oog wordt verloren. Men moet do beide havens niet te veel als in alle opzichten concur - van elkander beschouwen. Eenige leden wezen er voorts op. Jat het verzet tegen het kanaal wel met groote heftigheid en met groote stelligheid gevoerd wordt, maar dat nauwkeurig omschreven argumenten op gTond van zorgvuldige en aan de feiten ontleende redeneerirgen. hoe het naoteJ. dat dit kan3aJ aan de Neder landsche scheepvaart zou brengen, Z3J ont staan, tot nu toe weinig of niet worden aangetroffen. Ook staat vast, dat zij, die van dit kanaal voor ons handelsverkeer geen overwegend nadeel voorzien, weinig scherp zijn geweest in hun betoog. De vraag rew nu bij de lerden, hier aan het woord, of het geen overweging ver dient de aangelegenheid te onderwerpen aan het onderzoek eener door de Regeering in te stellen commissie, met opdracht binnen vier maanden van rapport te dienen. Omtrent de beteekenis van de gevolgen van het Rijn-Maas-Scheldekanaal bestond ver schil van meening. Eenige leden waren van oordeel, dnt dit kanaal moeilijk kon worden geweigerd, daar Duitschland bij het Verdrag van Versailles zich verbonden bad een kanaal te graven van den Rgn naar de Limburgsche grens en Nederland dan bezwaarlik een barrière zou kunnen opwerpen tegen het verder door trekken van dat kanaal. Onderscheidene leden waren van een ander gevoelen, waarbij zij zich beriepen op het verleden. Tegenover het gevoelen van hen, die dit kanaal voor onze belangen schadelijker ach ten dan het MoerdrjkkanaaJ 9tond dat van anderen, die van oordeel zijjn, dat dit kanaal voor Limburg van groote beteekenis zal zijn. Tegenover de opmerking, dat sommigen in het kanaal Luik-Maastricht een voordeel voor ons land zien, daar het onze havens m verbinding brengt met het Luiksche ujj- verheidsgebied, werd er van andere zijde op gewezen, dat er wellicht eenig voordeel voor Zuid-Limburg in de verbreeding van dit kanaal zou gelegen kunnen zjjn, doch dat daartegenover de vrees gewettigd ie, dat dank zij dit kanaal, in verband met het Rijn-Maas-Scheldekanaal, het Luiksche industriegebied zich nog meer op Antwerpen zal oriënteeren, dan thans het geval is. Onderscheidene leden konden geen vrede hebben met de regeling aangaande het be- loodsen van schepen op de Schelde en de monden dezer rivier. Als hel verwoipeD wordt. Men zag de houding der Eerste Kamer ten opzichte van dit tractaat als een zeer verantwoordelijke. De vermoedelijke gevolgen van verwerping of aanneming werden breedvoerig besproken. Eenige leden stelden de vraag of het met verstandig zou z\jn het verdrag goed lo keuren, t«i einde onze verhouding tol België, mede in verband met de verbetering van de algemeene politieke toestanden, alcloende te verbeteren. Zy wezen er op, dat Nederland in Europa geheel geïsoleerd staat, geheel anders dan de Scandinavische rijken, die samen een taai en belangengemeenschap vormen De leden, hier aan het woord, achtten het een gTOOt internationaal belang, alles in het werk te stellen om zich met België goed te verstaan. Nederland zal zich ook een betere plaats in het internationaal economisch bestel ver overen, dan het nu beeft. Import-landen, zooals ons land, moeten in toenemende mate vooiziehtig zijn en trachten mee te gaan met beter bedeelden. Dv verwerping zou, naar de voorstanders van het tractaat vreesden, ten gevolge hebben dat het verdrag van 1839 zou blijven be staan; dat België de kwestie van het Schelde- régime zou onderwerpen aan de beslissing van het Hof van Internationale Justitie; dat Terneuzen door België zou worden dood- gtdrukL en det België economische repré sailles zou kunnen nemon in samenwerking met Frankrijk en Duitschland, met het ge volg, dat Rotterdam en Amsterdam op den duur zouden „opdrogen". Bij verwerping zouden erger gevaren ons kunnen bedreigen dan bgv. uit het Moerdjjk- kanaal zouden kunnen voortvloeien. Men was beducht, dat alsdan de mogend heden, die, naar het inzicht van sommigen, aan de beide bjj het verdrag betrokken landen volstrekt niet vrij spel hadden ge geven. zich zouden doen gelden. Maar daar mede is de zaak voor ons land nog niet ten einde. Er moet een nieuw tractaat komen. Verkrijgen wg met België geen over eenstemming, dan zal dit land zich wende** tot den Volkenbond, of tot de Commissie van XIV, om zich daarvan steun te verze keren, en dan loopt Nederland gevaar, dat de Schelde wordt geïnternationaliseerd. Als het wordt aangenomen. aanneming van het verdrag zal tengevolge hebben een voortdurend contact tusschen Nederland en België, waarbij ons land den buurstaat kan doen gevoelen, dat beide lan den elkaar noodig hebben. Alsdan zou België zoodoende ook meer naar het Noorden in plaats van naar het Zuiden worden ge oriënteerd. Deze beschouwingen vonden bestrijding. Zij, die het aanhangig tractaat niet kon den aanvaarden, stelden op deD voorgTcod, dat zij een nieuwe, voor bedde landen be vredigende regeling zeer ernstig wenschten. Wij benoorden ons' dan ook bij vanverpiDg bereid te verklaren, tot het aannemen van een welwillende houding bij het aanknoopte van nieuwe onderhandelingen. Mocht het verdrag verworpen worden, dan zal er zeker gelegenheid bestaan om een redelijke en voor beide partijen aannemelijke overeenkomst aan te gaan. Ten slotte werd nog uiting gegeven aal de verwondering waarmede men kennis hal genomen van de zinsnede in de eerste Ka mer-rede van den Minister: „Ik huiver bij de gedachte, dat er een andere uitspraak door het Parlement zou worden gedaan". Men zou gaarne vernemen, welke aanleiding voor huivering er volgens den Minister be slaat- Men zou er prijs op «tellen een positief antwoord op deze vraag te ontvangen. 49 Geaulorisetrde vertaling naar het Engelsch »an E. PHILIPS OPPEN HE1M door W- M. D. SPIES—VAN DER LINDEN. G°d'" mompelde hij in zichzelf, hij wat van den drank in een gla9 in ?n naar de lippen bracht, „zijn we 1 emaal gek of behekst ot wat?" i '|n aanva'ler antwoordde niet. Hij lichtte j a'rik leed op en keek er onder, ging in e aap er en Z0C!R tevergeefs naar spoor van een indringer. Toen kwam iJ0 an?zaam terug in de zitkamer en de jannen keken elkaar aan. Norris Vine tegen het buffet geleund, zijn kleeren r®n 'p war. zijn boord was gescheurd o zijn das hing aan flarden. In zijn bevende iriJ uD tiij het half uitgedronken C'as brandewijn. ..Mijn gespierde vriend, zei hij. „de gees- 611 ontroofd." ..De geesten kunnen naar den duivel loo- man ruw „Ik wou. dat ik me met dit lamme zaakje had ingelaten." HOOFDSTUK XX! Door schade en schande wordt men wijs. Amerikaansche gezant gaf zijn derle f,.in lr!?r' °p hel laatste oogenblik had hij rhineas Duge welen over te halen de uit- noodiging aan te nemen. Liltleson was ook van de partij en op een gegeven oogenblik bevonden deze drie zich. alleen gescheiden door den Duitschen gezant, die een geani meerd gesprek voerde met een Russischen grootvorst, wat afgezonderd van de rest van het gezelschap. Liltleson nam de gelegenheid waar om zijn stoel wat aan te schuiven en Duge wat in het oor te fluisteren. „Geen nieuws?" „NietsI" antwoordde Duge kortaf. Deane leunde wat voorover in zijn stoel. „U hebt zeker gehoord," zei hij, „dat er vanmiddag een bevel tot inhechtenisneming is uitgevaardigd tegen uw vrienden Higgins en Weiss?" „Dat was alleen voor den vorm," ant woordde Duge. „Als die nieuwe wet er in den Senaat niet door komt, dan kan hun Diets anders overkomen dan wat voorbij gaand ongerief. Ik zou wel eens willen we ten, waarom onze geëerde President opeens zoo'n plotselinge en hevige antipathie 'egen het kapitaal gekregen heeft „Ik vind eigenlijk niet." zei Deane, „dat zijn standpunt logisch is Kapitaal is de ruggegraal van elk groot land en het ligt in den aard van de menschelijke natuur, dat het zich ophoopt Ik voor mij geloof, dat dit alles over zal waaien." „Als ten minste fluisterde Littleson. „Als tenminste geen erger schandaal dan wat nu bekend is. van onze twee vrienden onthuld wordtvervolgde Deane. „Je kunt niet weten zej Phineas Duge langzaam, .zoo'n schandaa wordt misschien bekend Het is de hard*» waarheid. De we gen. die naar grooten rijkdom voeren, zijn vo! valkuilen en zij kunnen gewoonlijk h*t felle daglicht niet verdragen." Littleson was heel bleek en zenuwachtig. Hij hijgde en wuifde zichzelf met zijn zak doek koelte toe. „Jullie kerels houdt er van in raadsels te praten." zei hij of liever, fluisterde hij heesch. „Waarom zeg je niet ineens, dat zij veilig zijn. zoolang Norris Vine zich koest houdt?" Een knecht naderde den gezant en in een houding alsof hij zich voor wat hij deed ver ontschuldigde. fluisterde hij hem iets in het oor. „Daar is een jonge dame. mijnheer," zei hij, „zij is juist gekomen en staat er op u te spreken. Zij zegt. dat het van het grootste gewicht is, waarvoor zij komt. Ik heb mijn best gedaan om haar aan het versland te brengen, dal u verhinderd bent, maar zij wil niet naar rede luisteren Zij is, geloof ik, een Amerikaansche en zij is erg van streek. Phineas Duge leunde wat voorover in zijn stoel. Zijn oogen waren aldoor op den knecht gevestigd Hij zei niets Hij wachtte slechts „Een jonge Amerikaansche dame!" her haalde Deane langzaam „Heb je haar al eerder gezien?" „Ik geloof, mijnheer." antwoordde de man. „dat het dezelfde darne is, die hier een paar weken geleden naar mijnheer Norris Vine navraag deed." Phineas Duge sprong overeind met een ploselingen. zachten half gesmoorden kreet Deane keek de tafel rond Zij andere gasten waren allen ondpr elkander aan 'I praten Littleson. die niet begreep wat dit alles beteekende. keek wal verbijsterd De gezant wendde zich lot iemand, die wat verder op zat. ..Sinclair." zei hij. „wil je mijn plaat* voor een oogenblik innemen? Er is iemand om mij voor zaken te spreken. Ik zal niet lang weg blijven." De man. tegen wien hij sprak, knikte, en zijn stoel achteruit schuivend, liep hij, met zijn sigaar in den mond. naar de leege stoel van den gezant. Phineas Duge en Deane verlieten samen de kamer, op den voet gevolgd door Little son. Zonder eenig vertoon van haast, gingen zij de kamer uit. maar zoodra zij in de hall waren, vertoonde Phineas Duge merkwaar dige teekenen van ongeduld en hij snelde vooruit Hij liep naar binnen en een lichte uitroep klonk van zijn lippen Het was Vir ginia. die daar stond en zij hield de handen gekruist over de borst, alsof zij iets zorg vuldig verborg Bij 't gezicht van haar oom echter, liet zij haar armen zakken en deinsde zij terug. „UI" rieD ze uit „Oom Phineas! Hier in Londpn!" Hij zag op haar gelaat de sporen van den moeilijken tijd. die achter haar lag en van de crisis die zij zoo kort geleden nog door gemaakt had Hij stak zijn beide handen uit en liep snel op haar toe. Het was nog net tijd om haar voor vallen te behoeden." „Ik kwam mijnheer Deane geld vragen." stamplde zij „om u te seinen en voor de passage terug naar Amerika Ik heb 'tn riep ze opeens en haar stem steeg tol een bijna hv«terischen gil Ik heb 'M Hief i« 't* K ijk Zij -haalde iels van voor uil haar kleedje een ro! papier -n stak die uit. Zij wan kelde en Phineas Duge met zijn arm om haar middel, leidde haar haar half dragend naar een stoel Littleson. die de kamer uit gesneld was, kwam terug met een glas water. Zij stonden nu alle drie om haar heen Daar. op haar schoot, lag het stuk, maar zij scheen haar vingers er met boven natuurlijke kracht omheen geklemd te hou den Haar brandende oogen waren op haar oom gevestigd. „Neem hel!" smeekte zij. „Lees heil Zeg me, dat 't het is. Zeg me. dat u uw belofte zult houden." Hij nam het behoedzaam van haar af. Eén blik op hel vel „foolscap" was hem genoeg. „Je bent een wonderbaarlijk kind, Vir ginia." zei hij rustig. Het is zooals je zegt. Dit is het stuk, dat Stella gestolen h°eft. Ik heb 't je te hard aangerekend, dat het ver loren ging. maar je zul er nooit spijt van hebben, dal ie er in slaagde het stuk terug te krijgen." Zij uitte een korte, wonderlijke zucht van verlichting en leunde achterover in haar stoel. Zij was nog doodelijk bleek maar de spanning was van haar gezicht gewe ken „Ik greep het." murmelde zij, „en rende weg Zp zullen stellig achter me aan ko men En Vine ik geloof, dal die man Vine zal dooden Hij hield zijn vingers om zijn keel toen ik weg liep." „Kwam je er mee uit Norris Vine's ka mer?" vroeg Phineas Duge kalm Zij had geen tijd tot antwoorden. De deur w^rd geopend daar op den drempel stond Norris Vine. Hij liet zijn bük gaan over de kleine groen en haalde de schouders op. „Ik ben dus te laat." zei hij langzaam. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5