GELDKONINGEN.
No. 20508
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 21 Januari
Tweede Blad Anno 1927
BINNENLAND.
FEUILLETON.
UITBREIDINGSPLANNEN.
Eee cüculaiie van Ged. Staten van Zuid-
polland aan de Gemeentebeltnren.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
hebben aan de Gemeentebesturen in Zuid-
Holland de volgende circulaire gezonden,
inzake behandeling van uitbreidingsplannen
gelijk bedoeld bij de Woningwet.
In den laatslen tijd is ons meer en meer
de noodzaak gebleken, dat bij de vaststelling
ol herziening van uitbreidingsplannen, gelijk
bedoeld bij artikel 31 der Woningwet, b -
hoorlijk rekening wordt gehouden met de
ontwikkeling van de aangrenzende gemeen
ten en met in die gemeenten reeds geldende
of in voorbereiding zijnde uitbreidmgsplan-
B0Het behoeft geen betoog, dat door het al
leen rekening houden met eigen belangen
niet alleen voor de aangrenzende gemeenten
maar ook voor de eigen gemeente zeer onge-
wenschte toestanden kunnen ontstaan,
welke bij behoorlijk overleg gemakkelijk
hadden kunnen worden voorkomen.
Het komt ons College daarom daarom ge-
wenscht voor, dat er, alvorens in eenige ge
meente tot het ontwerpen en vaststellen van
een uitbreidingsplan wordt overgegaan, in
overleg wordt getreden met de besturen van
naburige gemeenten, die daarvoor in aan
merking komen, teneinde overeenstemming
te verkrijgen over de wijze, waarop de inter
local e belangen, welke aan de. orde zijn or
moeten komen, verzorgd kunnen worden.
Wij verzoeken u in het vervolg in dien
zin te willen handelen en bij de inzending
ter goedkeuring aan ons College van het
plan ons tevens mede te deelen of zulk een
overleg is gepleegd, zoo ja, met welke ge
meentebesturen, en of dit overleg tot een
verzorging van bepaalde belangen heeft aan
leiding gegeven.
Ook wij blijven bij de beoordeeling van de
ter goedkeuring ingezonden raadsbesluiten
tot vaststelling of wijziging van uitbreidings
plannen scherp letten, of de noodige eenheid
en aansluiting met hetgeen in andere ge
meenten reeds bestaat of noodig wordt ge
acht wel is verkregen. Teneinde met alle be
langen bekend te worden, ligt het in ons
voornemen, om, wanneer voortaan besluite:!
als evenbedoelde worden ingezonden, tenzij
dan dat deze besluiten ondergeschikte ver
as deling van een bestaand plan inhouden,
de betrekkelijke stukken gedurende 4 weken
ter Provinciale Griffie ter inzage te leggen.
Van deze ter inzagelegging zal door ons
mededeeling worden gedaan aan de besturen
van alle gemeenten, die belenden aan de ge
meente, waarvoor het uitbreidingsplan of
herziening daarvan wordt vastgesteld of die
naar ons oordeel belang bij het ingezonden
plan kunnen hebben. Binnen dezen termijn
van 4 weken zullen deze besturen hun even-
tueele opmerkingen en wenschen te onzer
kennis kunnen brengen, waarna de inspec
teur der Volksgezondheid over de zaak wordt
gehoord.
Mocht nader interlocaal overleg noodig
blijken, dan zal door ons voor ieder geval
afzonderlijk worden beslist, op welke wijze
dit kan worden bevorderd.
GEORGANISEERD OVERLEG IN
AMBTENAREN-ZAKEN.
Dinsdag 18 Januari 1927 vergaderde <Jp
Centrale Commissie voor Georganiseerd
Overleg in ambtenarenzaken.
W De vergadering was bijeengeroepen op ver
zoek van een 2-tal organisaties ter bespre
king der situatie ontstaan na de aanneming
der moties Bulten en ter Laan in de Tweede
Kamer. In dit verband had de Rpgeerings-
delegatie zich ter zake niet tevoren met de
Regeering in verbinding gesteld.
Eenstemmig werd door de organisaties de
noodzakelijkheid betoogd van eene herzie
ning van het Bezoldigingsbesluit in mate-
rieelen zin. Gewezen werd op hel feit dat ic
salarisverlaging in 1924/1925 was aange
bracht wegens den slechten financieelen
toestand van 's lands schatkist, hoewel de
toenmalige RegeeTing erkende de salarissen
op zichzelf beschouwd niet te hoog te ach
ten. Vergelijkingen met de salarissen^ bij de
provincies en grnotere gemeenten en ook
mei die in de particuliere maatschappij vie
len zeer ten nadeele van het Rijksperso
neel uit.
Waar na de aanneming der motie Bulten
de Regeering zich verzekerd mag achten van
de goedkeuring der Kamer bij lene verhoo
ging van den salarislast, verwachten de or
ganisaties de medewerking der Regeering om
het Bezoldigingsbesluit 1925 in voor het per
soneel gunstigen zin te herzien.
Gevraagd werd eene subcommissie uit de
Centrale Commissie te willen benoemen be
staande uit 1 lid van elk der organisaties
onder voorzitterschap van een Regeerings-
vertegenwoórdiger om deze herziening voor
te bereiden.
Aangaande de motie ter Laan betreffende
de rechtsloestandwet deelde de voorzitter
mede, dat binnenkort een ontwerp-wet ter
zake door de Regèering aan het advies der
Centrale Commissie zou worden onderwor
pen.
Van organisatiezijde was met teleurstel
ling kennis genomen van het weigerend ant
woord der Regeering om volledige terugwer
kende kracht te verleenen aan de aanhan
gige wijziging van art. 27 van het Bezoldi
gingsbesluit, betreffende het niet meer in
mindering brengen op de persoonlijke ga-
gantieloelagen van weddeverhoogingen als
gevolg van verhoogde classificatie van ge
meenten en het met ingang van 1 Januari
1927 herstellen van in het verleden uit dien
hoofde reeds verminderde of niet toegekende
garantie-toelagen.
Erkennende, dat het steeds terugwerkende
kracht verbinden aan wijzigingen, een hin
derpaal vormt tegen het aanbrengen van
partieele, op zich zelf aanbevelenswaardige,
wijzigingen van het Bezoldigingsbesluit
meende men, dat in dit geval het verleenen
van terugwerkende kraeht^lleszins gemoti
veerd was, mede wijl het hier eene uit
eindelijke interpretatieve beslissing betreft
in den -geest als in de Centrale Commissie
sinds het voorjaar van 1925 bepleit en zelfs
bij de oorspronkelijke wijzigingsvoorstellen
van het Bezoldigingsbesluit in November
1925 door de Regeeringsdelegalie in de Com
missie toegezegd.
In antwoord op van organisatiezijde ge
dane verzoeken tot aanvulling van art. 20
van Bezoldigingsbesluit opdat de daarbij be
doelde huwelijkstoelage ook toegekend worde
aan de weduwe-kostwinsters, deelde de Re-
geeringsdelegatie mede, dat de Regeering in
beginsel niet ongeneigd is aan dit verzoek
te voldoen bij eene eventueele redaction-
neele herziening van het besluit.
Voorts deelde de voorzitter mede, dat de
aangelegenheden van het aanstellen van per
soneel op arbeidscontract nog bij den Minis
terraad in behandeling was.
Wat de wijziging in de classificatie der
gemeenten betreft, zoo was het Centraal
Bureau van voorbereiding voor Ambtena
ren-zaken met Tie bewerking van de inge
komen adressen gereed.
In verband daarmede is te verwachten
dat de Centrale Commissie spoedig van de
Regeering een voorstel te dier zake ter fine
van advies zal ontvangen.
Wat de splitsing in den schrijversrang
betreft, zoo heeft de Centrale instantie, be
last met het toezicht op de practische uit
voering daarvan, het noodzakelijk geacht
een plaatselijk onderzoek^ te doen houden
naar de vraag welke schrijvers tot schrij
vers le klasse dienen te worden bevorderd.
Dit onderzoek is nog niet afgeloopen en
moet nog aan 3 Departementen en alle bui
tendiensten plaats hebben. Een ernstige
benadeeling der belangen van betrokkenen
valt niet te vreezen, aangezien de regeering
toegezegd - heeft de bevordering met terug
werkende kracht tot 1 Januari 1926 te zul
len doen geschieden.
De Regeeringsdelegatie zegde toe bij de
Regeering er op te zullen aandringen, dat
het Bureau in de gelegenheid "esteld wordt
aan de leden der Centrale Commissie af
schrift te zenden van Mihisterraadsbeslis-
singen, die betrekking op de interpretatie
van het Bezoldigingsbesluit dan wel op de
arbeidsvoorwaarden van het burgerlijke
Rijkspersoneel hebbön.
De Regeeringsdelegatie zegde voorts na
dere overweging toe in zake de kwestie
van overleg bij salarisregelingen van dienst
vakken. waarvan het personeel nog niet
onder een bijzondere Commissie van Geor
ganiseerd Overleg ressorteert.
Omtrent den arbeidstijd van ambtenaren
RECLAME.
6958
bij de proefstations zal het Centraal Bureau
van Voorbereiding, den leden der Centrale
Commissie de ingekomen opgaven van
arbeidstijd bij de overige inrichtingen ondpr
de directie van den Landbouw ressortee-
Tende, doen toekomen.
-BENOEMINGEN IN OPENBARE
BETREKKINGEN.
Door den heer Deckers waren aan den
minister van Financiën de volgende vragen
gesteld:
Heeft de minister kennis genomen van een
mededeeling, door den luitenant-generaal
van den Generalen Staf, den heer P. Donk
gedaan in een rede, door hem gehouden voor
de Vereeniging ter beoefening van de krijgs
wetenschap te 's-Gravenhage op 17 Decem
ber 1926, volgens welke m|dedeeling het
voorkomt, dat voor benoembaarheid in een
openbare betrekking de eisch wordt gesteld,
dat de gegadigde zij „vrij van militairen
dienst"?
Zijn den minister voorbeelden bekend van
dergelijke achterstelling van den dienstplich
tige bij den niet-dienstpliebtige?
Welke maatregelen denkt de minister,
voorzitter van den Raad van Ministers, te
nemen, om te bevorderen, dat aan die ach
terstelling een einde kome?
Minister De Geer heeft daarop het volgend
antwoord verstrekt:
In antwoord op de eerste vraag moge die
nen, dat de spreker blijkens het woordelijk
verslag van zijn rede heeft gezegd: „Kan
dit gebrek aan waardeering duidelijker blij
ken dan uit het stellen van de voorwaarde:
„vrij van militairen dienst" door vele werk
gevers; uit het feit dat, volgens het orgaan
der verlofsofficieren, zelfs voor openbare be
trekkingen een voorkeur daaraan verbonden
wordt?" Of het orgaan der verlofsofficieren
hierbij aan Rijksbetrekkingen heeft gedacht,
blijkt niet.
De tweede vraag wordt ontkennend be
antwoord Overigens is, na informatie, van
alle Departementen van Algemeen Bestuur
bericht ontvangen, dat een eifech als de be
doelde nimmer gesteld wordt. Alleen wordt
bij het Departement van Waterstaat voor
het haven-, kanaal- en brugpersoneel, als
mede voor kantonniers, de eisch gesteld om
den eersten militieplicht vervuld te hebben,
of daarvan vrijgesteld te zijn. terwijl verder
uit inlichtingen van het Departement van
Arbeid .Handel en Nijverheid is gebleken,
dat het een enkelen keer is voorgekomen,
dat voor spoedeischenden arbeid de voor
keur is gegeven aan een candidaat, die niet
aanstonds zijn militairen dienst zou hebben
te vervullen.
Voor bijzondere maatregelen schijnt in de
gegeven omstandigheden geen reden te be
staan.
HET NEDERLANDSCH-BELGISCHE
VERDRAG.
IIcl petitionnement uit Zeeland aan de
Eerste Kamer, vragend niet-goedkeuring
van het verdrag met België, als zijnde niet
in het landsbelang, is thans verzonden, ver
gezeld van lijsten, voorzien van 47.531
handteékeningen van kiezers en kiezeres
sen uil 38 gemeenten, die tezamen 101.786
kiesgerechtigden tellen.
•In 22 gemeenten is men er niet in ge
slaagd, personen -te vinden, die zich wilden
belasten met het verzamelen van handtee-
keningen. In die gemeenten, tezamen ruim
18000 kiesgerechtigden tellende, zijn dus
in het geheel geen handteekeningen ge
vraagd.
AFGIFTE NIEUWE RIJBEWIJZEN.
Proeven van bekwaamheid.
Onlangs is gemeld dat de heer J. G. van
Turenhout, te Den Haag, de bekende secre
taris-penningmeester van de Kon. Ned. Mo
torrijders-Vereniging ontslag heeft gevraagd
uit zijn functie en benoemd zal worden tot
leider van een te stichten bureau voor de -af
gifte van rijbewijzen. Gelijk bekend ver
leent artikel 15 v^tn de Motor- en Rijwielwet
den minister van Waterstaat de bevoegdheid
een dergelijk bureau in le stellen.» „Auto-
Leven" meldt in verband daarmede no'fe het
volgende:
Volgens de nieuwe Motor- en Rijwielwet
zullen alle houders van rijbewijzen, die deze
vóór 1 Mei 1924 hebben ontvangen,» binnen
kort opnieuw zulk een bewijs moeten aan
vragen. In het vervolg zullen deze rijbewij
zen dan gesplitst worden verstrekt, d.w.z.
aparte voor automobielen en voor motorrij
wielen, dus niet meer zooals tot nu toe het
geval was, geldig voor het besturen van
beide soorten van motorvoertuigen.
Zij die nü 1 Mei 1924 een rijbewijs hebban
ontvangen, of thans een nieuw aanvragen,
zullen proeven van bekwaamheid moeten af
leggen.
Aangezien rnen voor groote administratieve
moeilijkheden zal komen te staan met be
trekking tot het afnemeTi van de vaardig-
heidsproeven, heeft de minister zijn toevlucht
genomen tot de ongetwijfeld practische op
lossing. welke gelegen is in de oprichting
van bovengenoemd bureau.
Het zal te 's-Gravenhage worden geves
tigd en zich belasten met de afgifte der rij
bewijzen, en dus ook met het afnemen der
rijvaardigheidsproeven. Daartoe zal het zich
de medewerking verzekeren van een aantal
deskundigen door het gehe'-le land dat daar
toe in districten is verdeeld.
De offioieele controle komt daarbij in han
den van 12 Rijksdeskundigen en 12 plaats
vervangend Rijksdeskundigen.
De doorvoering 'van een en ander kan
met 1 Mei a.s. worden tegemoet gezien.
STAATSVISSCHERSHAVENBEBRUF
TE IJ MUIDEN.
Ingediend is een ontwerp tot vaststelling
van de begrooting van inkomsten en uit
gaven van het Staatsvi&schershavenbcdrijf
te JJmuiden voor 1927, sluitende met een
tekort van 136.900 gulden. De omzet Vuji
viech wordt over J927 geraamd op 15 mil-
lioen gulden.
De minister deelt mede, dat hij met zijn
ambtgenoot van Financiën is te rade ge
gaan over de instelling van een commissie,
welke oen onderzoek zal instellen naar de
mogelijkheid om voor het bedrijf tot een
sluitende rekening te komen. Hij hoopt bij
de voortgezette behandeling der begroo
ting in de gelegenheid tc zijn. nadere me-
de'deelingen te doen omtrent de juiste op
dracht en de samenstelling der commissie.
DE KOLENPRODUCTIE IN 1926.
Nederland kan zichze'f redden.
Volgens een door de „Limb. K." ontvan
gen opgave bedroeg de totale netto-productie
der Limburgsche mijnen over het nfpetoo-
pen jaar 8 851.041 ton, of 1.733.781 ton
meer dan in 1925.
Per ondergrondschcn arbeider werd in
1925 geproduceerd bijna 315 ton en in 1926
iets meer dab 366 ton.
Het volgende staafje geeft een beeld van
de toeneming der jaarproductie.
1913 1.873 079 Ion
1914 1.928.540 ton
1915 2.202.1 \S ton
1921 3.921*125 ton
1922 3.570.260 ton
1923 5.282 032 ton
19216.179 006 ton
1925 7.116.260 ton
1926 8.850041 ton
Tengevolge van de algemeenc malaise is
het kolenverbruik in ons land afgenomen
en daar in 1913 dit verbruik ongeveer 10
millioen ton bedroeg, mag met vrij groote
zekerheid worden aangenomen, dat Ncd r-
land op het oogenblik zichzelf kan redden,
Vat de kolenvoorziening betreft.
Evenals de productie steeg ook het aan
tal arbeiders.
In 1913 waren er boven- en ondergronds
9715 arbeiders in de mijnen werkzaam.
Den lsten Januari 1927 bedroeg het aan
tal arbeiders der gezamenlijke Limburgsche
mijnen ondergronds 24179, bovengronds
8870 en in totaal 33049.
SPOORWEGNIEUWS.
Dij wijze van proef zullen nu ook met de
sneltreinen der Ned. Sp. gewoon bestelgoed
worden verzonden. Op de stations zal ech
ter geen vertraging door inlading mogen
ontstaan. Deze wijze van verzendjng belec-
kent een vlugger aflevering der goederen.
a
Op alle belangrijke stations der Ned.
Spoorwegen zullen op de perrons nieuwe
aanwijsborden worden geplaatst, met be
weegbare armen, aangevende de richting
waarheen de trein vertrekt en uur van ver
trek (vertrekuur). In Haarlem is men reeds
met het plaatsen van deze aanwijsborden
begonnen.
Aan de leden van de Christelijke, Neu
trale, Geheelonthouders en Herstellingsoord-
vereenigingen zullen boven het gewone
vrij vervoer nog extra vijf vrijbiljettcn ver
strekt worden voor het bijwonen van be-
stuurs- en afdeelingsvergaderingen.
De vrijbil jetten zullen echter op straffe
van ongeldigheid op de vergaderingen afge
stempeld moeten worden.
TOESTANDEN BIJ WATERSNOOD.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw heeft een circulaire gezon
den aan de burgemeesters, waarin wordt
aangedrongen om, wanneer tengevolge van
hoogen waterstand en dijkbreuk noodtoe
standen zouden kunnen ontstaan, aanvra
gen om hulp als regel te richten tot den
bevelhebber in de betrokken Militaire Af-
deeling en alleen in spoedeischendc geval-
Geautoriseerde vertaling naar hel Enjelsch
van E PHILIPS OPPENHEIM
door
I W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN.
m)
Ml ..Nog eens mijn verontschuldiging, mijn
heer "Vine," zei hij, „en goeden morgen!"
De drie mannen verheten de kamer. Vine
*eSen den schoorsteenmantel geleund,
staan en floot zachtjes voor zich heen. Hij
T| floot een bekend liedje heelemaal uit en pro-
beerue het toen in een anderen toon. Toen
h'J er zeker van was, dat de drie mannen
het gebouw verlaten hadden, zcllg hij zijn
hoed op en ging uit.
HOOFDSfüK XVIII.
De heer Deane krijgt „een stillen wenk".
De heer Deane stond op het punt met zijn
vrouw uit te rijden voor hun dagelijkschen
J0*1* .d°°r het park Een blik echter op het
H kaartje, dat hem gebracht werd juist op het
°ogenbl:k. dat hij de deur uit wilde gaan.
S was voldoende om zijn plan te wijzigen.
8 ..Lieve," zei hij tot zijn vrouw, „je zult
het zonder me moeien stellen vanmiddag.. Er
is iemand, dien ik spreken moet."
>,ZaI ik een paar minuten wachten?"
vroeg zij.
„Doe dat maar niet," antwoordde hij. „Ik
j heb zoo'n idee, dat ik wel een tijdlang op-
gehouden zal worden."
Hij zette zijn hoed<af en deed zijn jas uit
en begaf zich naar de bibliotheek» waar
Phineas Duge zijn komst afwachtte. De ge
zant was een man met ruime inzichten, die
niet graag partij koos tenzij hij gemengd
werd in den geweldigen strijd, dien, hij zelf
jaren gebeden voorspeld had. Hij erkende
Phineas Duge als een van de groote mach
ten, waar het land, dat hij vertegenwoordig
de, op steunde en als diplomaat was hij er
volkomen op voorbereid hem als zoodanig le
ontvangen en te begroeten.
„Ik ben. heel blij u weer te zien. mijnheer
Duge," zei hij gul, hem de hand toestekend.
„Ik hoop, dat u tot andere gedachten geko
men bent en dat u ons in de gelegenheid
wilt stellen u hier en daar te introduceeren,
terwijl u in Londen bent."
„Het is heel vriendelijk van u," antwoord
de Duge, „maar ik kan dat niet aannemen.
Mijn bezoek hier geldt twee zaken, die ik
beide al. meen ik 'met u besproken heb. U
hebt nog niet? van-mijn nichtje gehoord?
„Heelemaal niets, {ot mijn groo'.en .spijt,
antwoordde Deane.
„Nu, dan nog dal andere." antwoordde
Duge. U en ik hebben hot daar al met een
enkel woord over gehad en mijn genoegen
heb ik gemerkt, dat onze v:.<-nd Vine zich
nog. tenminste tot nu toe. door zijn gezonde
verstand heeft laten leiden Toch zult u wel
kunnen begrijpen, dat het een onaangename
situatie is. zoolang dat stuk bestaat."
De heer Deane boog langzaam het hoofd.
„Zonder twijfel." gaf hij toe. ..zou het u
en uw vrienden een behaaglijker gevoel
geven als het stuk in quaes tin niet meer be
stond."
„Ik ben hier altoen in he: .helang van
mijn vrienden, antwoordde Duge, eenigszins
kort. „Mijn eigen naam komt er niet op
voor. Toch is mijn bezorgdheid om te weten,
waar het is, er niet minder om."
„Hebt u den heer Vine gesproken?" vroeg
de gezant.
„Dat heb ik," antwoordde Duge, „en ik
ben tot de conclusie gekomen, en heb daar
goede reden voor, dat het stuk voor 't oogen
blik niet in zijn bezit is. Ik heb mezelf daar
om de vraag gesteld aan wien aan deze
zijde van het groote water bij het naar alle
waarschijnlijkheid zou toevertrouwen. Ik be
dacht. dat hij het mogelijk bij een*bank gede
poneerd had. maar ik heb ontdekt, dat hij
hier niets op een bank heeft staan. De
„American Express Company" heeft geen
pakket van hem in consignatie. Daarom ben
ik tot de slotsom gekomen dat hij het aan
een vriend te bewaren heeft gegeven in wien
hij onbeperkt vertrouwen h*ft. Het is dwaas,
om dat te hebben mijnheer Deane." ver
volgde Phineas Duge langzaam, zijn cast
heer scherp aankijkend. „Men loopt kans
bedrogen uit le komen, waar men het het
minst verwacht."
„Uw zakenleven heeft u ongetwijfeld ge
leerd, dat voorzichtigheid een voorname
factor is."
„Ik wilde wel." zei Phineas Duge met na
druk, „dat u dat kleine exioma ter harte
nam, mijnheer Deane. U zult het met me
eens zijn. dat een man in uw positie, de ge
volmachtigde gezant van een groot land,
zich meer dan iemand in acht moet nemen
bij alles wat hij doet en zegt. vooral als het
belang van een deel van zijn eigen lani-
genoolen er bij betrokken is."
„Ik geloof, mijnheer Duge," zei de ge
zant. „dat ik mij daar altijd naar gedra
gen heb."
„Ik hoop het ook." antwoordde Duge. „Ik
zei u, geloof ik, dat ik lot de conclusie geko
men was, dat Norris Vine, nu hijzelf het stuk
niet meer heeft, dat aan iemand gegeven
moet hebben, in wien hij een onbegrensd
verlrouwen stelt."
„Ik 'Zieen inderdaad, dat u die veronder-
stclli uitte," gaf Deane toe.
„Ik vraag mezelf daarom af," vervolgde
Phineas Duge, „aan wien van zijn vrienden
in Londen Norris Vine naar alle waar
schijnlijkheid een sluk. dat zóó belangrijk
is, zou toevertrouwd hebben. Behoef ik u te
zeggen, wal de eerste gedachte was, die m
mij opkwam? Het was om u raad te vragen,
dat Norris Vine den oceaan over stak. U
hebt het sluk gelezen, u weet hoe belang
rijk het is. Er zou, meen ik. in heel Londen
geen veiliger plek zijn om het te bewaren
dan de brandkast der kanselarij", die ik
daar in de hoek van uw kantoor zie staan!"'
„U veronderstelt dus." zei de heer Deane
langzaam, „dat Norns Vine mij het stuk ter
bewaring gegeven heeft?"
„Ik veronderstel het niet alleen," ant
woordde Duge, „maar ik ben er vast van
overtuigd, dat het zoo is. Kunt u het ontken
nen?"
De heer Deane haalde de schouders op.
„Dat is. zoover ik pr mee te maken heb.'
antwoordde hij, „een persoonlijke zaak tU3-
schen Vine en mijzelf. Ik kan uw vraag niet
beantwoorden."
Phineas Duge schudde nadenkend h*t
hoofd.
„Daarmee, mijnheer Deane," zei hij, „hebt
u het nu juist geheel mis. Vergun mij u te
zeggen, dat de offioieele post. die u bekleedt,
er u van terug moest houden, u met deze
zaak in (e laten De zaak is, zoo^ls u zegt,
een persoonlijke. Er kan geen persoonlijk-
zaak bestaan lussehen u, den betaalden erf
gevolmachtigden vertegenwoordiger van uw
land en een van zijn burgers Om ronduit te
spreken, u hebt het recht niet om de be
scherming van lyt gezantschap te verlee
nen aan het stuk, dat Norris Vine u heeft
toevertrouwd."
„Hoe weet u. dat hij dat gedaan heeft?"
vroeg Deane.
„Noem het een ingeving, als u wilt." ant
woordde Duge, „in ieder geval ben ik er
zeker van."
Er heerschte een oogenblik stilte. Toen
stond de heer Deane eenigszins stijf op.
„Misschien hebt u gelijk," zei hij, „en toch
ben ik er nog niet zoo zpker van."
„Een weinig nadenken zal u, denk ik,
overtuigen," z^i Phineas Duge rustig. ,.Dal u
dat sluk in bewaring houdt, beteekent, dit
u partij kiest in den civielen strijd, die mijn
land bedreigt. Bovendien beteekent het ook
en hoewel ik het tot mijn spijt moet z
gen, mijnheer Deane, verzeker ik u, dat ik*
u geen kwaad hart toedraag het betee
kent een ernstige stoornis in uw carrière.
De gezant zweeg gedurende eenige oogen-
blikken.
„Mijnheer Duge," zei hij. „ik ben ge
neigd, toe te geven, dat u tot op zekere
hoogte gelijk hebt. Hel is waar, dat ik h t
stuk in quaesfie voor Norris Vine in bewa
ring hebt en het is ook waar. dat ik door
dat te dopn misschien epnigszin? afwijk van
wat mij in mijn positie past. Ik zal hem
daarom het stuk teruggeven, maar ik zou
graag willen, dat u begreep, dat. hoeveel er
mij ook aan gelegpn is, om u welgevallig te
zijn. ik aan den tfeer Vine, wat de aanwen
ding van het sluk betreft, een zoodani?"n
raad zal geven als mij als mensch en bur
ger van de Vereenigde Staten verstan
dig lijkt.
(Wordt vervolgd).