GELDKONINGEN. No. 20508 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 21 Januari Tweede Blad Anno 1927 BINNENLAND. FEUILLETON. UITBREIDINGSPLANNEN. Eee cüculaiie van Ged. Staten van Zuid- polland aan de Gemeentebeltnren. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben aan de Gemeentebesturen in Zuid- Holland de volgende circulaire gezonden, inzake behandeling van uitbreidingsplannen gelijk bedoeld bij de Woningwet. In den laatslen tijd is ons meer en meer de noodzaak gebleken, dat bij de vaststelling ol herziening van uitbreidingsplannen, gelijk bedoeld bij artikel 31 der Woningwet, b - hoorlijk rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de aangrenzende gemeen ten en met in die gemeenten reeds geldende of in voorbereiding zijnde uitbreidmgsplan- B0Het behoeft geen betoog, dat door het al leen rekening houden met eigen belangen niet alleen voor de aangrenzende gemeenten maar ook voor de eigen gemeente zeer onge- wenschte toestanden kunnen ontstaan, welke bij behoorlijk overleg gemakkelijk hadden kunnen worden voorkomen. Het komt ons College daarom daarom ge- wenscht voor, dat er, alvorens in eenige ge meente tot het ontwerpen en vaststellen van een uitbreidingsplan wordt overgegaan, in overleg wordt getreden met de besturen van naburige gemeenten, die daarvoor in aan merking komen, teneinde overeenstemming te verkrijgen over de wijze, waarop de inter local e belangen, welke aan de. orde zijn or moeten komen, verzorgd kunnen worden. Wij verzoeken u in het vervolg in dien zin te willen handelen en bij de inzending ter goedkeuring aan ons College van het plan ons tevens mede te deelen of zulk een overleg is gepleegd, zoo ja, met welke ge meentebesturen, en of dit overleg tot een verzorging van bepaalde belangen heeft aan leiding gegeven. Ook wij blijven bij de beoordeeling van de ter goedkeuring ingezonden raadsbesluiten tot vaststelling of wijziging van uitbreidings plannen scherp letten, of de noodige eenheid en aansluiting met hetgeen in andere ge meenten reeds bestaat of noodig wordt ge acht wel is verkregen. Teneinde met alle be langen bekend te worden, ligt het in ons voornemen, om, wanneer voortaan besluite:! als evenbedoelde worden ingezonden, tenzij dan dat deze besluiten ondergeschikte ver as deling van een bestaand plan inhouden, de betrekkelijke stukken gedurende 4 weken ter Provinciale Griffie ter inzage te leggen. Van deze ter inzagelegging zal door ons mededeeling worden gedaan aan de besturen van alle gemeenten, die belenden aan de ge meente, waarvoor het uitbreidingsplan of herziening daarvan wordt vastgesteld of die naar ons oordeel belang bij het ingezonden plan kunnen hebben. Binnen dezen termijn van 4 weken zullen deze besturen hun even- tueele opmerkingen en wenschen te onzer kennis kunnen brengen, waarna de inspec teur der Volksgezondheid over de zaak wordt gehoord. Mocht nader interlocaal overleg noodig blijken, dan zal door ons voor ieder geval afzonderlijk worden beslist, op welke wijze dit kan worden bevorderd. GEORGANISEERD OVERLEG IN AMBTENAREN-ZAKEN. Dinsdag 18 Januari 1927 vergaderde <Jp Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in ambtenarenzaken. W De vergadering was bijeengeroepen op ver zoek van een 2-tal organisaties ter bespre king der situatie ontstaan na de aanneming der moties Bulten en ter Laan in de Tweede Kamer. In dit verband had de Rpgeerings- delegatie zich ter zake niet tevoren met de Regeering in verbinding gesteld. Eenstemmig werd door de organisaties de noodzakelijkheid betoogd van eene herzie ning van het Bezoldigingsbesluit in mate- rieelen zin. Gewezen werd op hel feit dat ic salarisverlaging in 1924/1925 was aange bracht wegens den slechten financieelen toestand van 's lands schatkist, hoewel de toenmalige RegeeTing erkende de salarissen op zichzelf beschouwd niet te hoog te ach ten. Vergelijkingen met de salarissen^ bij de provincies en grnotere gemeenten en ook mei die in de particuliere maatschappij vie len zeer ten nadeele van het Rijksperso neel uit. Waar na de aanneming der motie Bulten de Regeering zich verzekerd mag achten van de goedkeuring der Kamer bij lene verhoo ging van den salarislast, verwachten de or ganisaties de medewerking der Regeering om het Bezoldigingsbesluit 1925 in voor het per soneel gunstigen zin te herzien. Gevraagd werd eene subcommissie uit de Centrale Commissie te willen benoemen be staande uit 1 lid van elk der organisaties onder voorzitterschap van een Regeerings- vertegenwoórdiger om deze herziening voor te bereiden. Aangaande de motie ter Laan betreffende de rechtsloestandwet deelde de voorzitter mede, dat binnenkort een ontwerp-wet ter zake door de Regèering aan het advies der Centrale Commissie zou worden onderwor pen. Van organisatiezijde was met teleurstel ling kennis genomen van het weigerend ant woord der Regeering om volledige terugwer kende kracht te verleenen aan de aanhan gige wijziging van art. 27 van het Bezoldi gingsbesluit, betreffende het niet meer in mindering brengen op de persoonlijke ga- gantieloelagen van weddeverhoogingen als gevolg van verhoogde classificatie van ge meenten en het met ingang van 1 Januari 1927 herstellen van in het verleden uit dien hoofde reeds verminderde of niet toegekende garantie-toelagen. Erkennende, dat het steeds terugwerkende kracht verbinden aan wijzigingen, een hin derpaal vormt tegen het aanbrengen van partieele, op zich zelf aanbevelenswaardige, wijzigingen van het Bezoldigingsbesluit meende men, dat in dit geval het verleenen van terugwerkende kraeht^lleszins gemoti veerd was, mede wijl het hier eene uit eindelijke interpretatieve beslissing betreft in den -geest als in de Centrale Commissie sinds het voorjaar van 1925 bepleit en zelfs bij de oorspronkelijke wijzigingsvoorstellen van het Bezoldigingsbesluit in November 1925 door de Regeeringsdelegalie in de Com missie toegezegd. In antwoord op van organisatiezijde ge dane verzoeken tot aanvulling van art. 20 van Bezoldigingsbesluit opdat de daarbij be doelde huwelijkstoelage ook toegekend worde aan de weduwe-kostwinsters, deelde de Re- geeringsdelegatie mede, dat de Regeering in beginsel niet ongeneigd is aan dit verzoek te voldoen bij eene eventueele redaction- neele herziening van het besluit. Voorts deelde de voorzitter mede, dat de aangelegenheden van het aanstellen van per soneel op arbeidscontract nog bij den Minis terraad in behandeling was. Wat de wijziging in de classificatie der gemeenten betreft, zoo was het Centraal Bureau van voorbereiding voor Ambtena ren-zaken met Tie bewerking van de inge komen adressen gereed. In verband daarmede is te verwachten dat de Centrale Commissie spoedig van de Regeering een voorstel te dier zake ter fine van advies zal ontvangen. Wat de splitsing in den schrijversrang betreft, zoo heeft de Centrale instantie, be last met het toezicht op de practische uit voering daarvan, het noodzakelijk geacht een plaatselijk onderzoek^ te doen houden naar de vraag welke schrijvers tot schrij vers le klasse dienen te worden bevorderd. Dit onderzoek is nog niet afgeloopen en moet nog aan 3 Departementen en alle bui tendiensten plaats hebben. Een ernstige benadeeling der belangen van betrokkenen valt niet te vreezen, aangezien de regeering toegezegd - heeft de bevordering met terug werkende kracht tot 1 Januari 1926 te zul len doen geschieden. De Regeeringsdelegatie zegde toe bij de Regeering er op te zullen aandringen, dat het Bureau in de gelegenheid "esteld wordt aan de leden der Centrale Commissie af schrift te zenden van Mihisterraadsbeslis- singen, die betrekking op de interpretatie van het Bezoldigingsbesluit dan wel op de arbeidsvoorwaarden van het burgerlijke Rijkspersoneel hebbön. De Regeeringsdelegatie zegde voorts na dere overweging toe in zake de kwestie van overleg bij salarisregelingen van dienst vakken. waarvan het personeel nog niet onder een bijzondere Commissie van Geor ganiseerd Overleg ressorteert. Omtrent den arbeidstijd van ambtenaren RECLAME. 6958 bij de proefstations zal het Centraal Bureau van Voorbereiding, den leden der Centrale Commissie de ingekomen opgaven van arbeidstijd bij de overige inrichtingen ondpr de directie van den Landbouw ressortee- Tende, doen toekomen. -BENOEMINGEN IN OPENBARE BETREKKINGEN. Door den heer Deckers waren aan den minister van Financiën de volgende vragen gesteld: Heeft de minister kennis genomen van een mededeeling, door den luitenant-generaal van den Generalen Staf, den heer P. Donk gedaan in een rede, door hem gehouden voor de Vereeniging ter beoefening van de krijgs wetenschap te 's-Gravenhage op 17 Decem ber 1926, volgens welke m|dedeeling het voorkomt, dat voor benoembaarheid in een openbare betrekking de eisch wordt gesteld, dat de gegadigde zij „vrij van militairen dienst"? Zijn den minister voorbeelden bekend van dergelijke achterstelling van den dienstplich tige bij den niet-dienstpliebtige? Welke maatregelen denkt de minister, voorzitter van den Raad van Ministers, te nemen, om te bevorderen, dat aan die ach terstelling een einde kome? Minister De Geer heeft daarop het volgend antwoord verstrekt: In antwoord op de eerste vraag moge die nen, dat de spreker blijkens het woordelijk verslag van zijn rede heeft gezegd: „Kan dit gebrek aan waardeering duidelijker blij ken dan uit het stellen van de voorwaarde: „vrij van militairen dienst" door vele werk gevers; uit het feit dat, volgens het orgaan der verlofsofficieren, zelfs voor openbare be trekkingen een voorkeur daaraan verbonden wordt?" Of het orgaan der verlofsofficieren hierbij aan Rijksbetrekkingen heeft gedacht, blijkt niet. De tweede vraag wordt ontkennend be antwoord Overigens is, na informatie, van alle Departementen van Algemeen Bestuur bericht ontvangen, dat een eifech als de be doelde nimmer gesteld wordt. Alleen wordt bij het Departement van Waterstaat voor het haven-, kanaal- en brugpersoneel, als mede voor kantonniers, de eisch gesteld om den eersten militieplicht vervuld te hebben, of daarvan vrijgesteld te zijn. terwijl verder uit inlichtingen van het Departement van Arbeid .Handel en Nijverheid is gebleken, dat het een enkelen keer is voorgekomen, dat voor spoedeischenden arbeid de voor keur is gegeven aan een candidaat, die niet aanstonds zijn militairen dienst zou hebben te vervullen. Voor bijzondere maatregelen schijnt in de gegeven omstandigheden geen reden te be staan. HET NEDERLANDSCH-BELGISCHE VERDRAG. IIcl petitionnement uit Zeeland aan de Eerste Kamer, vragend niet-goedkeuring van het verdrag met België, als zijnde niet in het landsbelang, is thans verzonden, ver gezeld van lijsten, voorzien van 47.531 handteékeningen van kiezers en kiezeres sen uil 38 gemeenten, die tezamen 101.786 kiesgerechtigden tellen. •In 22 gemeenten is men er niet in ge slaagd, personen -te vinden, die zich wilden belasten met het verzamelen van handtee- keningen. In die gemeenten, tezamen ruim 18000 kiesgerechtigden tellende, zijn dus in het geheel geen handteekeningen ge vraagd. AFGIFTE NIEUWE RIJBEWIJZEN. Proeven van bekwaamheid. Onlangs is gemeld dat de heer J. G. van Turenhout, te Den Haag, de bekende secre taris-penningmeester van de Kon. Ned. Mo torrijders-Vereniging ontslag heeft gevraagd uit zijn functie en benoemd zal worden tot leider van een te stichten bureau voor de -af gifte van rijbewijzen. Gelijk bekend ver leent artikel 15 v^tn de Motor- en Rijwielwet den minister van Waterstaat de bevoegdheid een dergelijk bureau in le stellen.» „Auto- Leven" meldt in verband daarmede no'fe het volgende: Volgens de nieuwe Motor- en Rijwielwet zullen alle houders van rijbewijzen, die deze vóór 1 Mei 1924 hebben ontvangen,» binnen kort opnieuw zulk een bewijs moeten aan vragen. In het vervolg zullen deze rijbewij zen dan gesplitst worden verstrekt, d.w.z. aparte voor automobielen en voor motorrij wielen, dus niet meer zooals tot nu toe het geval was, geldig voor het besturen van beide soorten van motorvoertuigen. Zij die nü 1 Mei 1924 een rijbewijs hebban ontvangen, of thans een nieuw aanvragen, zullen proeven van bekwaamheid moeten af leggen. Aangezien rnen voor groote administratieve moeilijkheden zal komen te staan met be trekking tot het afnemeTi van de vaardig- heidsproeven, heeft de minister zijn toevlucht genomen tot de ongetwijfeld practische op lossing. welke gelegen is in de oprichting van bovengenoemd bureau. Het zal te 's-Gravenhage worden geves tigd en zich belasten met de afgifte der rij bewijzen, en dus ook met het afnemen der rijvaardigheidsproeven. Daartoe zal het zich de medewerking verzekeren van een aantal deskundigen door het gehe'-le land dat daar toe in districten is verdeeld. De offioieele controle komt daarbij in han den van 12 Rijksdeskundigen en 12 plaats vervangend Rijksdeskundigen. De doorvoering 'van een en ander kan met 1 Mei a.s. worden tegemoet gezien. STAATSVISSCHERSHAVENBEBRUF TE IJ MUIDEN. Ingediend is een ontwerp tot vaststelling van de begrooting van inkomsten en uit gaven van het Staatsvi&schershavenbcdrijf te JJmuiden voor 1927, sluitende met een tekort van 136.900 gulden. De omzet Vuji viech wordt over J927 geraamd op 15 mil- lioen gulden. De minister deelt mede, dat hij met zijn ambtgenoot van Financiën is te rade ge gaan over de instelling van een commissie, welke oen onderzoek zal instellen naar de mogelijkheid om voor het bedrijf tot een sluitende rekening te komen. Hij hoopt bij de voortgezette behandeling der begroo ting in de gelegenheid tc zijn. nadere me- de'deelingen te doen omtrent de juiste op dracht en de samenstelling der commissie. DE KOLENPRODUCTIE IN 1926. Nederland kan zichze'f redden. Volgens een door de „Limb. K." ontvan gen opgave bedroeg de totale netto-productie der Limburgsche mijnen over het nfpetoo- pen jaar 8 851.041 ton, of 1.733.781 ton meer dan in 1925. Per ondergrondschcn arbeider werd in 1925 geproduceerd bijna 315 ton en in 1926 iets meer dab 366 ton. Het volgende staafje geeft een beeld van de toeneming der jaarproductie. 1913 1.873 079 Ion 1914 1.928.540 ton 1915 2.202.1 \S ton 1921 3.921*125 ton 1922 3.570.260 ton 1923 5.282 032 ton 19216.179 006 ton 1925 7.116.260 ton 1926 8.850041 ton Tengevolge van de algemeenc malaise is het kolenverbruik in ons land afgenomen en daar in 1913 dit verbruik ongeveer 10 millioen ton bedroeg, mag met vrij groote zekerheid worden aangenomen, dat Ncd r- land op het oogenblik zichzelf kan redden, Vat de kolenvoorziening betreft. Evenals de productie steeg ook het aan tal arbeiders. In 1913 waren er boven- en ondergronds 9715 arbeiders in de mijnen werkzaam. Den lsten Januari 1927 bedroeg het aan tal arbeiders der gezamenlijke Limburgsche mijnen ondergronds 24179, bovengronds 8870 en in totaal 33049. SPOORWEGNIEUWS. Dij wijze van proef zullen nu ook met de sneltreinen der Ned. Sp. gewoon bestelgoed worden verzonden. Op de stations zal ech ter geen vertraging door inlading mogen ontstaan. Deze wijze van verzendjng belec- kent een vlugger aflevering der goederen. a Op alle belangrijke stations der Ned. Spoorwegen zullen op de perrons nieuwe aanwijsborden worden geplaatst, met be weegbare armen, aangevende de richting waarheen de trein vertrekt en uur van ver trek (vertrekuur). In Haarlem is men reeds met het plaatsen van deze aanwijsborden begonnen. Aan de leden van de Christelijke, Neu trale, Geheelonthouders en Herstellingsoord- vereenigingen zullen boven het gewone vrij vervoer nog extra vijf vrijbiljettcn ver strekt worden voor het bijwonen van be- stuurs- en afdeelingsvergaderingen. De vrijbil jetten zullen echter op straffe van ongeldigheid op de vergaderingen afge stempeld moeten worden. TOESTANDEN BIJ WATERSNOOD. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft een circulaire gezon den aan de burgemeesters, waarin wordt aangedrongen om, wanneer tengevolge van hoogen waterstand en dijkbreuk noodtoe standen zouden kunnen ontstaan, aanvra gen om hulp als regel te richten tot den bevelhebber in de betrokken Militaire Af- deeling en alleen in spoedeischendc geval- Geautoriseerde vertaling naar hel Enjelsch van E PHILIPS OPPENHEIM door I W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN. m) Ml ..Nog eens mijn verontschuldiging, mijn heer "Vine," zei hij, „en goeden morgen!" De drie mannen verheten de kamer. Vine *eSen den schoorsteenmantel geleund, staan en floot zachtjes voor zich heen. Hij T| floot een bekend liedje heelemaal uit en pro- beerue het toen in een anderen toon. Toen h'J er zeker van was, dat de drie mannen het gebouw verlaten hadden, zcllg hij zijn hoed op en ging uit. HOOFDSfüK XVIII. De heer Deane krijgt „een stillen wenk". De heer Deane stond op het punt met zijn vrouw uit te rijden voor hun dagelijkschen J0*1* .d°°r het park Een blik echter op het H kaartje, dat hem gebracht werd juist op het °ogenbl:k. dat hij de deur uit wilde gaan. S was voldoende om zijn plan te wijzigen. 8 ..Lieve," zei hij tot zijn vrouw, „je zult het zonder me moeien stellen vanmiddag.. Er is iemand, dien ik spreken moet." >,ZaI ik een paar minuten wachten?" vroeg zij. „Doe dat maar niet," antwoordde hij. „Ik j heb zoo'n idee, dat ik wel een tijdlang op- gehouden zal worden." Hij zette zijn hoed<af en deed zijn jas uit en begaf zich naar de bibliotheek» waar Phineas Duge zijn komst afwachtte. De ge zant was een man met ruime inzichten, die niet graag partij koos tenzij hij gemengd werd in den geweldigen strijd, dien, hij zelf jaren gebeden voorspeld had. Hij erkende Phineas Duge als een van de groote mach ten, waar het land, dat hij vertegenwoordig de, op steunde en als diplomaat was hij er volkomen op voorbereid hem als zoodanig le ontvangen en te begroeten. „Ik ben. heel blij u weer te zien. mijnheer Duge," zei hij gul, hem de hand toestekend. „Ik hoop, dat u tot andere gedachten geko men bent en dat u ons in de gelegenheid wilt stellen u hier en daar te introduceeren, terwijl u in Londen bent." „Het is heel vriendelijk van u," antwoord de Duge, „maar ik kan dat niet aannemen. Mijn bezoek hier geldt twee zaken, die ik beide al. meen ik 'met u besproken heb. U hebt nog niet? van-mijn nichtje gehoord? „Heelemaal niets, {ot mijn groo'.en .spijt, antwoordde Deane. „Nu, dan nog dal andere." antwoordde Duge. U en ik hebben hot daar al met een enkel woord over gehad en mijn genoegen heb ik gemerkt, dat onze v:.<-nd Vine zich nog. tenminste tot nu toe. door zijn gezonde verstand heeft laten leiden Toch zult u wel kunnen begrijpen, dat het een onaangename situatie is. zoolang dat stuk bestaat." De heer Deane boog langzaam het hoofd. „Zonder twijfel." gaf hij toe. ..zou het u en uw vrienden een behaaglijker gevoel geven als het stuk in quaes tin niet meer be stond." „Ik ben hier altoen in he: .helang van mijn vrienden, antwoordde Duge, eenigszins kort. „Mijn eigen naam komt er niet op voor. Toch is mijn bezorgdheid om te weten, waar het is, er niet minder om." „Hebt u den heer Vine gesproken?" vroeg de gezant. „Dat heb ik," antwoordde Duge, „en ik ben tot de conclusie gekomen, en heb daar goede reden voor, dat het stuk voor 't oogen blik niet in zijn bezit is. Ik heb mezelf daar om de vraag gesteld aan wien aan deze zijde van het groote water bij het naar alle waarschijnlijkheid zou toevertrouwen. Ik be dacht. dat hij het mogelijk bij een*bank gede poneerd had. maar ik heb ontdekt, dat hij hier niets op een bank heeft staan. De „American Express Company" heeft geen pakket van hem in consignatie. Daarom ben ik tot de slotsom gekomen dat hij het aan een vriend te bewaren heeft gegeven in wien hij onbeperkt vertrouwen h*ft. Het is dwaas, om dat te hebben mijnheer Deane." ver volgde Phineas Duge langzaam, zijn cast heer scherp aankijkend. „Men loopt kans bedrogen uit le komen, waar men het het minst verwacht." „Uw zakenleven heeft u ongetwijfeld ge leerd, dat voorzichtigheid een voorname factor is." „Ik wilde wel." zei Phineas Duge met na druk, „dat u dat kleine exioma ter harte nam, mijnheer Deane. U zult het met me eens zijn. dat een man in uw positie, de ge volmachtigde gezant van een groot land, zich meer dan iemand in acht moet nemen bij alles wat hij doet en zegt. vooral als het belang van een deel van zijn eigen lani- genoolen er bij betrokken is." „Ik geloof, mijnheer Duge," zei de ge zant. „dat ik mij daar altijd naar gedra gen heb." „Ik hoop het ook." antwoordde Duge. „Ik zei u, geloof ik, dat ik lot de conclusie geko men was, dat Norris Vine, nu hijzelf het stuk niet meer heeft, dat aan iemand gegeven moet hebben, in wien hij een onbegrensd verlrouwen stelt." „Ik 'Zieen inderdaad, dat u die veronder- stclli uitte," gaf Deane toe. „Ik vraag mezelf daarom af," vervolgde Phineas Duge, „aan wien van zijn vrienden in Londen Norris Vine naar alle waar schijnlijkheid een sluk. dat zóó belangrijk is, zou toevertrouwd hebben. Behoef ik u te zeggen, wal de eerste gedachte was, die m mij opkwam? Het was om u raad te vragen, dat Norris Vine den oceaan over stak. U hebt het sluk gelezen, u weet hoe belang rijk het is. Er zou, meen ik. in heel Londen geen veiliger plek zijn om het te bewaren dan de brandkast der kanselarij", die ik daar in de hoek van uw kantoor zie staan!"' „U veronderstelt dus." zei de heer Deane langzaam, „dat Norns Vine mij het stuk ter bewaring gegeven heeft?" „Ik veronderstel het niet alleen," ant woordde Duge, „maar ik ben er vast van overtuigd, dat het zoo is. Kunt u het ontken nen?" De heer Deane haalde de schouders op. „Dat is. zoover ik pr mee te maken heb.' antwoordde hij, „een persoonlijke zaak tU3- schen Vine en mijzelf. Ik kan uw vraag niet beantwoorden." Phineas Duge schudde nadenkend h*t hoofd. „Daarmee, mijnheer Deane," zei hij, „hebt u het nu juist geheel mis. Vergun mij u te zeggen, dat de offioieele post. die u bekleedt, er u van terug moest houden, u met deze zaak in (e laten De zaak is, zoo^ls u zegt, een persoonlijke. Er kan geen persoonlijk- zaak bestaan lussehen u, den betaalden erf gevolmachtigden vertegenwoordiger van uw land en een van zijn burgers Om ronduit te spreken, u hebt het recht niet om de be scherming van lyt gezantschap te verlee nen aan het stuk, dat Norris Vine u heeft toevertrouwd." „Hoe weet u. dat hij dat gedaan heeft?" vroeg Deane. „Noem het een ingeving, als u wilt." ant woordde Duge, „in ieder geval ben ik er zeker van." Er heerschte een oogenblik stilte. Toen stond de heer Deane eenigszins stijf op. „Misschien hebt u gelijk," zei hij, „en toch ben ik er nog niet zoo zpker van." „Een weinig nadenken zal u, denk ik, overtuigen," z^i Phineas Duge rustig. ,.Dal u dat sluk in bewaring houdt, beteekent, dit u partij kiest in den civielen strijd, die mijn land bedreigt. Bovendien beteekent het ook en hoewel ik het tot mijn spijt moet z gen, mijnheer Deane, verzeker ik u, dat ik* u geen kwaad hart toedraag het betee kent een ernstige stoornis in uw carrière. De gezant zweeg gedurende eenige oogen- blikken. „Mijnheer Duge," zei hij. „ik ben ge neigd, toe te geven, dat u tot op zekere hoogte gelijk hebt. Hel is waar, dat ik h t stuk in quaesfie voor Norris Vine in bewa ring hebt en het is ook waar. dat ik door dat te dopn misschien epnigszin? afwijk van wat mij in mijn positie past. Ik zal hem daarom het stuk teruggeven, maar ik zou graag willen, dat u begreep, dat. hoeveel er mij ook aan gelegpn is, om u welgevallig te zijn. ik aan den tfeer Vine, wat de aanwen ding van het sluk betreft, een zoodani?"n raad zal geven als mij als mensch en bur ger van de Vereenigde Staten verstan dig lijkt. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5