Wolkenspei. Van Alles Wat. Reuzen. Kunstje. CORRESPONDENTIE. ook romans en tooneelstukken. die meer en nïeer zijn roem verbreidden, doch het schoonste, dat hij vervaardigde, en wat hem de genegenheid van het gebnele volk deed verwerven, waren zijn: „Sprookjes, aan de kinderen verhaald". In 1835 verscheen het eerste deeltje hier van Ze vonden in Denemarken overal open deuren en open harten, iedereen las ze. Weldra volgden drie nieuwe deelen. ook deze werden bij oud en jong bekend. Nu volgde tegen ieder Kerstfeest een nieuwe bundel, en bij eiken kerstboom prijkten ze onder de geschenken. In die dagen werden ze zelfs van het tooneel af aan het volk voorgelezen: b.v. de varkenshoeder, de den- neboom en het meisje met de zwavelstokjes. Op een reis naar Zweden moest Andersen den koning ..de geschiedenis eener moeder" voorlezen, die den vorst zóó trof. dat hem de tranen in de oogen kwamen. Ook aan het koninklijke hof in Denemarken werd de dichter meermalen geroepen, om zijn sprookjes te vertellen. De koning en de ko ningin luisterden gretig en de prinsen en prinsessen kwamen hem dankbaar de hand drukken. Eens begeleidde Andersen de koningin op een rijtoer. De laatste zat in 't eerste rijtuig, en toen een troep kinderen, die op den weg speelden, haar ontwaarden, riepen ze luid: hoera! hoera!" Doch toen ze in het tweede rijtuig Andersen zagen zitten, klonk het nog luider: ..hoera! leve Andersen! hoera!" „Ik geloof." merkte de koningin lachend op. ..dat alle kinderen ons kennen." En zoo was het ook werkelijk Op zijn wandeling door Kopenhagen zag Andersen overal la chende kinderkopjes voor de ramen ver schijnen. als hij voorbijging. Eens ontmoette hij een dame, die met haar zoontje aan de hand een wandeling maakte. Plolseling liep het kind van haar weg en snelde, tot groote ontsteltenis zijner moeder, naar een voor haar vreemden heer en gaf hem een hand. „Kind." riep mevrouw, „hoe kun je een vreemde zoo aanspreken?" „Maar. mama." meende de knaap, „dat was immers geen vreemde, dat was Ander sen. dien ieder kind kent." Verjaardag en Kerstfeest waren twee da gen. waarop jong en oud dpn dichter met geschenken overlaadde: de arme knaap was werkelijk een beroemd man geworden, zoo als hij zijn moeder eens antwoordde. En hoe hij gevierd werd. bleek ook nog in zijn eigen geboorteplaats. Bijna vijftig jaren waren verloopen sedert den dag. waarop Andersen als arme jongen zijn geboorteplaats verlaten had. toen hem bijzondere eer ten deel viel: zijn vaderstad benoemde hem tot haar eereburger en noo- digde hem uit tol een bezoek Gaarne gaf hij aan die uitnoodiging gehoor. Bij zijn aan komst was de heele stad prachtig versierd, kanonschoten klonken ter eere van den grooten man en voor het stadhuis speelden muzikanten de melodieön van zijn liederen, 's Avonds werd een fakkeloptocht gehouden en was de heele stad verlicht Diep bewogen zag de gevierde man dit alles aan en zei: „het schijnt me werkelijk een sprookje uit de 1001 nacht, 't Gaat me juist als Aladin, die aan 't venster van zijn heerlijk slot slaande zei: daar beneden wandelde ik als een arme knaap. Ook mij heeft God een ^onderlamp gegeven, het is de dichtkunst. Dank, dank. harlelijken dank." Don volgenden dag vertrok de dichter wederom naar Kopenhagen, waar hij zijn verdere levensdagen sleet. Welke groote liefde en vereering hem toegedragen werd. bleek op zijn zeventigsten verjaardag. Uit de verste landen waren brieven en geschenken voor hem gekomen: zijn woning geleek een bloeiende tuin, waar onder ontelbare kran sen de mooiste geschenken verzameld wa ren. en in het midden stond de buste van den dichter, met een lauwerkrans om hangen. Doch reeds eenige dagen later was de dichter niet wel, zijn levenseinde scheen nabij. In den aanvang van Augustus werd hij zwaar ziek. Op den morgen van den zevenden dier maand vond zijn dienaar hem bewusteloos te bed liggen, hij ^oorde hem nog eenmaal licht zuchten, en Andersen was niet meer. langs kleine Liesje's vensterruit; ze ligt in bed maar kan niet slapen, en kijkt haar beide oogjes uit. De wolken vormen nu eens dwergen en dan weer wolven, wild en groot, nu rijdt een wagen met twee paarden en dan weer zeilt een lichte boot. O, Liesje zal vooreerst niet slapen 1 ze zit recht overeind in bed met 't grillig spel van wind en wolkeD heeft kleine Lies de grootste pret! HERMANNA. SPELLETJE. Dit spelletje heet: IJzer de Keizer. Eerst wordt er door het geheele gezel schap geloot, wie „vanger" is. De „vanger" blijft rustig staan, totdat alle kinderen een plaatsje gevonden hebben bij meubels, deuren enz., waar iets van ijzer of een ander metaal aan zit, waar ze dan de hand or leggen. Zoo nu en dan loopen ze daar vandaan en roepen: „IJzer, de Keizer, ik heb geen ijzerl" De vanger moet u één van deze spelers trachten te tikken, vóór deze weer ijzer of ander metaal aanraakt. De getikte wordt dan vanger. Men mag natuurlijk ook wel het ijzer of metaal aanraken, dat door een ander op dat oogenblik is losgelaten. Eet spelletje wordt daardoor nog aardiger. Onder reuzen verstaat men personen, die evenals de dwergen van de gewone men- fechelyke lengte afweken, mei dat verschil echter, dat reuzen veel grooter z\jn dan het gemiddelde, terwijl dwergen vei' onder het gemiddelde blijven. Zoo moeten in vroeger tijden menschen van een buitengewone lengte bestaan heb ben. Oude oorkonden bevatten verüalen van reuzen en het gebeente, dat nu en dan in de aarde ontdekt wordt, spreekt dikwjjl3 van reusachtige dieren, welke uit een voor wereld afkomstig Zijn, doen thans niet meer le\ end bestaan. Reusacntige boomen en planten daarentegen komen nog s.eeds voor op sommige punien van den aardbol, voor namelijk in de heete luchtstreken. De hunnebedden of grafheuvels, welke langs de kusten der Oostzee en ook in ons vaaerland (deuk aan Brentej worden gevon den, danken hun oorsprong aan een vroeger reuzengeslacht, waarmee die gewesten in vervlogen eeuwen bevolkt waren. Dit too- nen vooral de eigenaardige aanleg en in richting dier graven, die door zulke zware steenblokken ingesloten en gedeki zijn, als alleen door buitengewoon groote en sterke menschen vervoerd en op elkander ges ta pete kunnen worden. De inhoud dier graven wijst eveneens op een grijze oudheid, want zij bevatten meestal urnen, steenen ringen, offermessen, strijdbijlen en dergelijke voor werpen, uit den heidenschen tijd afkomstig. In de reeds genoemde reizen van rulliver woidt, als tegenhanger van het be-chreven dwergvolkje, even geestig geschetst de in een andere landstreek door hem bezochte reusachtige bewoners, bjj welke hij, wegens zjji betrekkelijk kleine gestalte, evenveel verbazing wekte, als bij de dwergen wegens zijn in hun oog bjjna onmogelijke grootte. EEN DUBBELTJE OP EEN NAALD. T Als je een dubbeltje zoo maar op een naald zou willen leggen of zetten, zou je dat niet gelukken. Toch weet ik daar wel raad op. Je steekt de naald loodrecht in een kurk en het dubbeltje steek je half in een andere kurk of in een stukje hout Daarin prik je dan links en rechts een mes of een vork, die allebei precies even lang en even zwaar zijn. Ten slotte zet je het dubbeltje met zijn kant op de punt van de naald en zoek jo voorzichtig het zwaartepunt. Het blijft nu daarop staan zonder te vallen. Vriendelijk verzoek ik allen, die mij per bnef, per briefkaart of met een kaartjo een gelukkig Nieuwjaar toewenschten, om even het begin dezer correspondentie te lezen. Ik ontving zeer vele heilwenscben en daar dank ik allen hartelijk voor, ik vond het bijzonder aardig van zóóvelen goede wenschen te ontvangen, flet zou een zeer eentonige correspondentie wor den, als ik ieder die mij een wensch zond en er niets bijzonders bij schreef, waarop apart kan geantwoord worden, eens ging vermelden en bij iederen naam een woord van dank En dat zou ook ontzettend veel tijd kosten en te veel ruimte innemeD in de kindercourant. Maar ik wil wel graag even vermelden alle verschillende geluk- wenschen, die ik buiten het pakket om, over de post ontving in Kloosterzande of in Den Haag. Mochten er, door de Nieuw- jaarsdrukte nog komen als ik deze corres pondentie al heb verzonden, dan vermeid ik dat de volgende week wel. In dank mooie briefkaarten ontvangen van: Jan Evers, Nelie en Lena Oostveen, Barrie Kenbeek, Leendert, Theo en Betsie Elderhorst, Marijtje, Diewertje en Corne Uitten bogaard. To de la Bije, Corne na Jean Lissenberg, Nelly van Dijk. Aart van de Nadort, Bertha* Coba en Lucas Mul der, Siebe, Paul en Gerrie de Roos, Bram Linschooten, Mini Metselaar, Frans Schim, mei, Clazina van Venetie, S. W te N., Henny Hulsbergen Henning, Koos van der Mark, Jo de Jongh, Cor en Willem v. d. Ham, Plonia Smits, Leen Oudshoorn, Neeltje Oudshoorn Al deze kinderen, ene ik hier opnoemde, waren zoo vriendelijk mij een mooie of aardige briefkaart te zenden, mijn dank er voor. Kaartjes ontvangen van Bep Spieren burg, Niesje de Gelder. Annie de l'Ecluse, Alida de Groot, Klazina Parlevliet, de ouders van Alphnns Delfortene. Vriende lijk dank er voor. Alle kinderen wier namen ik heb ver meld van goede oplossingen van deze week, voegden er heilwensehen voor 192? bij, ik dank allen hartelijk hiervoor, ik ga nu na tuurlijk niet weer al die namen opnoemen, want waartoe 2-maal hetzelfde lijstje 1 Wie zijn of haar naam vindt bij de brieven met goede oplossingen, weet dan ou met een, dat ik de gelukwenschen bij de op lossingen geschreven, in dank heb ont vangen Willen alle kinderen dit begin van de correspondentie lezen Nu nog even een kort woordje aan en kele kinderen, die behalve de N. J -wen schen toch nog iets anders schreven Drietal van Iterson, de brief verleden week naar Kloosterzande, kwam veel te laat, ik kon er toen niet meer op antwoor den. Coba Haasnoot, wil je er aan denken, dat op een brief 10 cent port moet, nu was er maar 7 cent op en moest ik strafport betalen Dank voor de anecdotes. Koos v. d. Linden, zoo, is je vader in de mobilisatie in Kloosterzande geweest, en kent hij dus het dorp daardoor 1 'Drietal Koevoet, 2 brieven tegelijk van jullie ontvangen 1 Gelukkig dat mlhe wel vToolijk Oud- en Nieuwjaar hebt kunnen vieren, toen iedereen weer beter was Vin den jullie die beignets met pisang lekker der dan met appelen ik juist andersom.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 17