Een Pechvogel.
CORRESPONDENTIE.
Oudejaarsavond.
Jaap Westland was wat men noemt: een
pechvogel; 't leek wel, of alle vervelende
dingen hem altijd overkwamen. Hij had
echter ook wel eens een goeden dag, waar
op de dingen hem niet tegenliepen en er
integendeel juist iets prettigs gebeurde.
Zoo had hij nu een uitnoodiging gekre
gen, in de vacantie een week bij Oom Pau
wels te komen logeeren. En daar Oom
heereboer was en het buitenleven altijd
allerlei genoegens opleverde, die Jaap in
de stad niet kende, was de jongen in de
wolken.
Eindelijk brak de lang verwachte dag
aan. Juist toen Jaap op het punt was, naar
den trein te gaan, kon hij nergens zijn
hengel vinden. Natuurlijk was er een vaste
plaats, waar de hengel behoorde te staan,
maar Jaaps eigendommen schenen nu een
maal de slechte gewoonte te hebben, zich
nooit daar te bevinden, waar zij hoorden.
Reeds dacht Jaap zonder hengel op reis
te moeten gaan, toen het vermiste voor
werp eindelijk te voorschijn kwam uit een
hoek, waar zijn eigenaar het allerminst
.verwachtte.
Jaap kon nog maar net den trein halen.
En nadat hij Oom en Tante begroet en
de naaste omgeving verkend had, trok hij
er met zijn hengel op uit.
Nog niet lang zat hij aan den waterkant,
of hij hoorde voetstappen naderen. Jaap
keek niet op, doch hoorde een stem vlak
achter hem vriendelijk vragen:
„Al veel gevangen?"
„Ik zit hier pas." antwoordde Jaap, die
zijn oogen op zijn hengel gericht hield.
Juist op dit oogenblik meende hij „beet"
te hebben Trotsch, dat de vreemde zien
zou, hoe goed hi] visschen kon. haalde hij
den hengel haastig op.
In het volgend oogenblik suisde de
snoer de arme Jaap had niets gevan
gen I door de lucht, kwam over zijn
hoofd heen, achter hem terecht en....
hoorde Jaap een luiden gil.
Verschrikt keek hij om en zag. dat hij nu
wel degelijk „beet" had De haak v^n zijn
hengel zat in den haardos van den vreem
de. die het ding er te vergeefs trachtte uit
te halen.
Jaap kreeg natuurlijk een geweldig
standje.
„Net iets'voor mijl" zei hij twee uur la
ter, toen hij bij Oom Pauwels terugkwam
en zijn gastheer dien hij in de gang tegen
kwam, zijn wedervaren vertelde.
Maartoen hij de zitkamer binnen
trad, zag hij daar niemand anders dan den
vreemden heer. met wien hij aan den kant
van het water reeds kennis had gemaakt,
,Jk ben er gloeiend bijl" dacht Jaap
Het viel echter geducht mee. De vreemde
heer scheen hem vergeven te hebben en zei
slechts, toen Tante Anna den jongen een
koekje presenteerde:
„Je zult wel honger hebben na je hen
gelen, En vertel nu eens eerlijk wat heb
je nog meer opgevischt dan een pruik?"
„Een ouden schoen," antwoordde Jaap
lachend. „Ik geloof niet, dat er hier veel
visch zit."
„Of de visch wil niet bij je komen,"
klonk het plagend terug.
.Taap kon dat grapje best verdragen: hij
was er den ouden heer dankbaar voor. dat
hij niet meer boos was om het gebeurde.
Als deze kindercourant verschijnt, is het
Oudejaarsavond, dus wel een heel geschikte
dag om deze correspondentie te beginnen
met een heilwensch aan allen. Ik wensch
al mijn raadsel neefjes en -nichtjes een
recht gelukkig Nieuwjaar, Moge 1927 je
allen heel veel goeds brengen voor je zeil
en voor allen, die je lief zijn. En als raad
seltante voeg ik er nog bij: ik hoop. dat we
veel gezellige praatjes op papier met elkaar
zullen maken, in het jaar dat nu gaat be
ginnen.
De volgende week ben ik weer gewoon
in Den Haag. dus hebben jullie weer den
tijd tot Maandags 4 uur en wie den brief
over de post zendt, kan dal weer naar de
Frederik Hendriklaan 157 doen.
VERHAALTJE OF RIJM
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD,
*t Was Oudejaar en op de hei.
Was 't bitter-, bitterkoud;
Familie Lepel had geen turf,
Geen kolen en geen hout.
Konijnenmoeder bibberde
En zuchtte- 't Vriest geducht!
Het zal vooreerst niet dooien, want
Hoe helder is de lucht!
Och Lepel, zei zij tot haar man,
Haal jij eens een blok hout
Uit onze voorraadschuur: het bosch,
Wij hebben het zoo koud.
En Vader Lepel, welgemoed,
Trok naar het dennenbosch.
De grond was wit een laagje sneeuw
Bedekte 't groene mos.
Maar Lepel zocht heel ijv'rig en
Raadt nu eens, wat hij vond!
Een houtblok? Ja. een heel stuk stam
Lag zoo maar op den grond 1
-Dat neem ik mee denkt hii; een
touw
Heb 'k in mijn zak.Hij lacht
En bindt het om het houtblok heen,
Maar't is een heele vracht!
Hij trekt, hij rukt en trekt eens weer,
Maar 't blok beweegt zich niet.
Och! zucht dan Vader Lepel, had
Ik nu maar kleinen Pietl
De jongen kon mij helpen, want
Alleen speel 'k het niet klaarl
Hij veegt zijn voorhoofd af, is warm,
Zucht weer: Was Piet er maar!
Wie komt daar door het dennenbosch
Heel haastig aangerend?
Ha! juicht plots Vader Lepel, ha!
Daar is mijn kleine vent!
Kom jij eens hier, bij Vader, Piet
En trek eens aan het touw
Hoera, het gaat! Het blok beweegt,
Al is het nog niet gauw.
Maar och, dat komt er niet op* aan.
De hoofdzaak is: het lukt.
Het blok verplaatst zich. Lepel en
Zijn zoontje zijn verrukt.
En als nu na een langen tijd
Zij staan voor Moeders hol,
Dan zegt vrouw Lepel: Flink zoo,
Piett
Jij krijgt een oliebol.
De grootste, die ik bak, zijn voor
Je Vader en voor jou.
Een lekker warme oliebol
Smaakt heerlijk in de koul
Familie Lepel viert nu feest
In 't holletj' op de hei;
Het is er warm en Moes trakteert;
Wat is die Piet toch blij,
Dat hij zijn Vader helpen kon;
Het was een heele vracht.
Maar dat een bol zóó smaken kon,
Had hij toch niet gedacht.
Met 't pootje veegt hij langs zijn kin.
Het druipt nog van het vet
En klokke twaalf. Piet is nog op,
Dat is de grootste pret
Wenscht hij zijn ouders veel geluk;
't Vriest buiten nog geducht,
Familje Lepel deert het niet,
Geniet maar van de lucht,
Die in hun holletje nog hangt:
Van bollen en van hout
Neen; Vader. Moeder, kleine Piet,
Zij hebben het niet koudl
Hoe heerlijk was op Oudejaar
Dat oliebollenfeest.
En Vader Lepel zegt tevreê:
Het jaar is goed geweest 1
Het was een klein pakje brieven, zeker
waren er veel kinderen uit met Kerstmis of
hadden geen tijd voor raadsels met de
Kerstdagen.
Jo Aalbersberg, vriendelijk dank toot je
mooie Kerstkaart
Wim Oppelaar, wat had je dat plaatje
aardig voor mij gekleurd, was dat 'n plaatje
uit een plantenboek?
Jan Wassenaar de volgende week je brief
dus weer naar Den Haag sturen. Een raad
sel van 24 regels, dat vind ik wel wat heel
lang: stuur liever wat korter raadsels.
Fran9 Bruyns. ik vind heel best als je
weer gaat meedoendan alsjeblieft voortaan
op gladder papier, dit briefje was zoo ge
kreukeld, ik kon het bijna niet lezen.
S. W.. te N., je brief van verleden week
werd mij naar hier opgestuurd, maar toen
was het al te laat om op te antwoorden. Ik
had toch heusch duidelijk gezegd, dat mijn
adre9 was Kloosterzande (Zeeland), dat is
voldoende. Heb je gezien, dat ik de volgende
week weer in Den Haag ben?
Jan Smit, ik ken je boek niet; schrijf mij
maar of je het mooi vindt, zoodra je het
hebt gelezen.
Nico van Wijk, ja dat is waar, als ik de
volgende keer jullie brieven lees. is het al
4 Januari, maar jullie krijgt dit courantje
al op Oudejaarsdag. Dank voor je mooie
ansicht.
Hannie Mieloo, ik wensch jou eveneens
een gelukkig nieuwjaar.
Janny van der Wallen, uitstekend hoor,
ga maar trouw meedoen.
Piet Nieboer aardig hoor, wat je in je
prijs hebt geschreven, dat is vooral zoo