Griep
F0RMAMINT
GELDKONINGEN.
No. 20489 LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 29 December Tweede Blad Anno 1926
rrwii a
Prov. Staten v. Zuid-Holland.
BANKETBAKKERIJ VAN W. DE LAAT
Tegen
EERSTE KAMER.
FEUILLETON.
(Zitting van gisteren).
De heer HOVY betoogde, dat het verkeer
eich voor een groot deel op Delft oriënteert
en dat dus ook als de nieuwe Rijksweg er
komt, verbetering van den ouden weg noo-
dig blijft Spr. was dan ook tegen uitstel,
waarvan afstel komt
De heer DREES achtte de motie een be
lemmering voor een regelmatige discussie.
Spr. stelde zich voor dat Ged. Staten alsnog
zoo nauwkeurig mogelijk hebben geïnfor
meerd en dat zij mededeelingen hebben te
doen, die een element in het debat zouden
kunnen vormen. De motie belet dit; zij
spreekt ook niet van de tolkwestie, die juist
voor vele Statenleden van groote beteekenis
is. Al deze punten zouden bij afzonderlijke
moties aan de orde moeten worden gesteld,
Snplaats dat een vrije bespreking gehouden
kan worden. Spr. deed dan ook een beroep
op de voorstellers der motie om deze terug
te nemen.
Na de discussie is hel nog mogelijk tot
nader overleg te besluiten.
Het lid van Ged. Staten de heer VON
FISENNE. sloot zich bij den heer Drees aan
De VOORZ. deelde mee, dat de heer Ver
hoeven de motie heeft ingetrokken.
De heer TEN HOPE besprak de tol der
gemeente Delft, die van 19191926 een
netto winst maakte van f -400.000. De heer
v. Baren had er spr. op gewezen, dat hij al
leen de vette jaren in aanmerking eenomen
had. Maar uit een onderzoek is spr. geble
ken, dat over de jaren 19001918 een
winst van f 115.000 gemaakt is. Deze winst
is opgebracht door bewoners van de pro
vincie.
Spr. zou zich met het gevraagde subsidie
kunnen vereenigen indien daarmee gepaard
ging de afschaffing van de tol. Over de eerste
9 maanden van 1926 is f 63000 winst ge
maakt, over het geheele jaar zal de winst
I 90.000 zijn. Op deze wijze betaalt het in
ternationale verkeer mee in de gemeente -
huishouding van Delft.
Spr. diende een amendement in om aan
de voorwaarden voor subsidieverlening een
voorwaarde te verbinden volgens welke
voor 1 Jan. 1928 het toltarief met een derde
verminderd moet worden, vóór 1 Jan. 1929
nog eens met een derde en vóór 1 Jan. 1930
geheel moet verdwijnen. Intusschen moet
gezocht worden naar een oplossing der ver
deeling van de onderhoudskosten van den
weg tusschen Rijk en gemeente.
De heer COLTOF betoogde, dat naast den
nieuwen Rijksweg een behoorlijke weg over
de bestaande route noodig is. De vraag of de
Rijksweg over een paar jaren klaar zal zijn
of over langeren tijd kan niet van overwe
gende waarde zijn. De wegen-aanleg is voor
veel langeren tijd dan enkele jaren berekend.
Spr. meende, dat een oplossing van de
tolkwestie urgent is en als voorwaarde aan
het subsidie moet worden verbonden. Spr.
steunde het am.-ten Hope.
De heer HOVY achtte het amendement
staatsrechtelijk een vergissing, daar de
Kroon beslist over de tollen De tolheffing is
slechts telkens voor één jaar goedgekeurd en
het eenige dat men doen kan is er te zijner
tijd op aan te dringen dat de goedkeuring
niet opnieuw zal worden verleend. Spr.
zou voor het voorstel van Ged. Staten stem
men.
De heer DE BRUIN meende, dat het ge
volg van een zoo belangrijke bijdrage voor
een gemeentelijken weg zal zijn, dat tal van
andere gemeenten, die geen tollen plaatsen,
ook om subsidie bij de provincie kunnen
komen. De tol op dezen weg was vroeger
eigendom van Delft en Den Haag. Den Haag
heeft zich te onzaliger ure teruggetrokken;
RECLAME.
En tochis de
Oud Chef der Kon. Fabrieken 5585
SOPHIASTRAAT 17
het beste en 't voordeeligste adres.
N.B. Aan het geachte Publiek van
Leiden een Voorspoedig Nieuwjaar
had die gemeente dit niet gedaan, dan zou
de opheffing gemakkelijker gaan dan thans,
nu de opheffing een kleinere gemeente in
haar financiën ernstig zou treffen. Spreker
achtte het niet redelijk in snel tempo de
opheffing te eischen, maar meende, dat een
tegenprestatie van Delft voor een belang
rijke bijdrage ten bate van een weg, die
Delft alleen onderhouden moet, wel ge
vraagd mag worden. Het raiddel van den
heer Ten Hope achtte spr. niet gelukkig,
omdat verminderen van het tarief bij het
toenemende verkeer weleens geen achter
uitgang van inkomsten in het eerste jaar
kon beteekenen en van de aanpassing der
gemeente-financiën niet veel zou komen De
opheffing van den tol achtte spr. een afzon
derlijke kwestie.
De heer v. AALTEN had met verbazing
de rede van den heer De Bruin gehoord,
daar de sociaal-democraten steeds voor vrij
heid van verkeer opkomen.
Voorts had spr. de argumentatie gemist
in de rede van den heer Hovy, ten bewijze
van zijn bewering, dat het amendement*
ten Hope van staatsrechtelijk monstrum is.
Dat de Kroon de tollen vaststelt, weten we
allen wel. maar het amendement strekt tot
niets anders dan het toevoegen van een
voorwaarde aan de bestaande voorwaar
den, aan welke voorwaarden vervuld moet
zijn, alsvorens de Staten subsidie kunnen
verleenen.
De heer DE JONG SAAKES waarschuwde
er tegen, dat aan de baten, welke de pro
vincie uit het Wegenfonds zullen toevloeien
reeds thans, nog voordat hel wegenplan is
vastgesteld, een bestemming zal worden
gegeven.
Te 1 uur werd de vergadering voor een
uur "eschorst.
Na heropening betoogde de heer DREES,
dat z. i. een subsidie voor den weg volko
men verantwoord is, ook als de nieuwe
rijksweg tot stand komt. Spr. wilde over de
tolkwestie na de rede van den heer De
Bruin iets zeggen om te voorkomen, dat
verkeerde gevolgtrekkingen gemaakt wor
den aangaande hetgeen hieromtrent ge
dacht wordt in de soc.-dem. fractie. De heer
De Bruin was wel wat ver gegaan met de
beide kwesties de wegverbetering en de
tolkwestie van elkaar los te maken.
Spr. meende, dat de voorwaarde: tolhef
fing juist bij het verleenen van een sub
sidie gesteld kan worden, en dat, waar de
heer Hovy sprak van een staatsrechtelijk
monstrum, een tol op een drukken weg uit
verkeersoogpunt een monstrum is.
Spr. zou Ged. Staten willen vragen: wat
denken zij te doen om tot een regeling der
tolkwestie te komen als hun voorstel onver
anderd aangenomen wordt? Volgens spr.
hebben de Staten na aanneming van het
voorstel geen enkelen invloed meer op de
oplossing van het tol vraagstuk. Indien Ged.
Staten hieromtrent geen zekerheid kunnen
geven, dan zullen vele leden van spr.'s
fractie tegen het voorstel van Ged. Staten
moeten stemmen.
De heer VAN VOORST VADER betoogde,
dat het bezwaar, dat de nieuwe Rijksweg
in den eersten tijd nog niet geschikt zal
zijn voor het verkeer, ook geldt voor de
verbreeding van den bestaanden weg.
Spr. bepleitte vervolgens, dat Ged. Staten
alles zullen doen om den tol opgeheven te
krijgen en sprak zich uit voor het amende
ment, waardoor een beletsel wordt wegge
nomen voor het verkrijgen van een bij
drage uit het Wegenfonds.
De lieer VAN SANDICK, voorzitter der
commissie, bepleitte verwerping van het
voorstel zooals het daar ligt.
Het lid van Ged. Staten, de heer VON
FISENNE, wees er op, dat Ged. Staten reeds
lang bezig zijn den Delftweg verbeterd te
krijgen, die vooral bij Reineveld zeer ge
vaarlijk i9. Het ligt niet aan Ged. Staten,
dat zij niet eerder met een voorstel zijn ge
komen; zij moesten eerst zeker zijn van de
medewerking van het Rijk, de gemeente
Delft en de H. T. M. Spr. betwijfelde dat
de nieuwe weg eind 1928 gereed zal zijn.
Het zal zeer de vraag zijn of hij in 1930
klaar zal komen en dan moet men zich af
vragen of die nieuwe weg dadelijk gebruikt
zal worden. Den eersten tijd zal men den
nieuwen weg mijden en liever een kwart
minuut oponthoud riskeeren om eenige stui
vers tol te betalen, dan de veeren van zijn
auto te wagen. Waarom heeft het Rijk,
naast de kosten van den nieuwen weg, toch
f 175.000 beschikbaar gesteld voor de ver
betering van dezen weg? Omdat de toestand
die verbetering noodig maakt. De nieuwe
weg voorziet niet in den toegang tot Delft,
terwijl het scheepvaartverkeer verbetering
van de Reineveldsche brug eischt, zoodat
schepen er onder door kunnen varen. Met
het Dep. van Waterstaat zou spr. het zeer
betreuren als het plan niet werd uitgevoerd.
Hij hoopte, dat men de Rijkswegenbelasting
niet zal aangrijpen als een kapstok om deze
zaak op te hangen.
Wat de kwestie van den tol betreft, Ged
Staten zijn van oordeel, dat zoo spoedig
mogelijk deze verkeersbelemmering moet
worden opgeheven. Zij hebben reeds eerder
geadviseerd het tarief te verlagen en heb
ben dit ook thans wedeT gedaan, zoodat als
de Kroon dit advies volgt-, het tarief weder
verlaagd zal worden.
Op dien weg voortgaande zal men tot
geleidelijke afschaffing, misschien in vier of
vijf jaren, komen Een tweede middel is dit.
dat Delft, waartoe de gemeente zich bereid
verklaard heeft, het surplus van de op
brengst stort in een gemeentelijk wegen
fonds.
Spr. ontraadde aanneming van het amen
dement, omdat het voor Delft heel moeilijk
zal zijn toezeggingen te doen.
De heer TEN HOPE repliceerde en hand
haafde zijn amendement.
Bij de replieken verklaarde de heer
DREES, dat hij voor uitstel is en voor het
amendement zal stemmen indien Ged. Sta
ten niet tot uitstel kunnen besluiten.
De heer v. SANDICK had aanvankelijk
voor het voorstel van Ged. Staten willen
stemmen, doch na de agressieve rede van
den heer v. Baren (die in tweede instantie
aanneming van het voorstel van Ged Sta
ten had bepleit) zou spr. zijn stem daaraan
niet kunnen geven. De heer v. Baren is
door eerst in tweede instantie te spreken,
opgetreden als een paladijn van de ge
meente Delft en een paladijn waarop atr^t
gemeente niet trotsch kan zijn.
De heer v. BAREN begreep deze woorden
riet. Hij had het recht een zaak te verde
digen, ook als die in het belang van Delft
is. Bovendien had hij reeds in de commissie
gesproken en naar beste weten een ant
woord gegeven op de vraag naar de op
brengst van den tol, terwijl hij vanmorgen
een half uur gesproken heeft. Spr. hoopte,
dat de heer v. Sandick zou inzien, dat zijn
optreden niet door den bqugel kon (applaus
van verschillende leden).
De heer VAN DER HOUT verzette zich
tegen uitstel en bepleitte aanneming van het
voorstel van Ged. Staten.
De heer VERHOEVEN diende opnieuw
een motie in tot aanhouding van net voor
stel. Deze motie werd verworpen met
4129 stemmen.
Het amendement-Ten Hope werd verwor
pen met 4130 st.
Het voorstel van Ged. Staten werd z. h. st.
aangenomen.
Naar aanleiding van hefc voorstel van
den heer v. Sandick c.s. tot wijziging van
den titel van den hoofdingenieur van den
Prov. Waterstaat, deelde het lid van Ged.
Staten, de heer VON FISENNE mede, dat
Ged. Staten niet gunstig op dit voorstel
kunnen adviseeren.
De heer v. SANDICK bepleitte wijziging
van den titel id „hoofdingenieur-direc
teur" en uitte voorts zijn leedwezen over
de wijze, waarop Ged. Staten deze zaak
behandeld hebben, welke van weinig de
ferentie getuigde, jegens de Staten. Ged.
Staten volstonden met een mondelinge
mededeeling.
De VOORZITTER betoogde, dat de zaat
zeer eenvoudig is en dat er geen reden is
den titel te wijzigen
De heer VON FISENNE merkte op, dat
de heer v. Sandick, die de kwestie midden
in het debat te - zomerzitting wierp, de
laatste is die zich zou mogen beklagen
over de behandeling van zijn voorstel.
Het voorstel werd z.h.s. verworpen.
Naar aanleiding van de vragen van den
heer J. ter Laan over de huisvesting van
het provinciaal bestuur en outillage van
Ged. Staten gaf het lid van Ged. Staten
de heer DE WILDE een overzicht van de
wijze waarop het provinciaal bestuur ge
huisvest is in twee gebouwen, welke ver
deeling wel eenigen hinder veroorzaakt,
die echter niet onoverkomelijk ia Een pro
vinciehuis, waarin een Statenzaal is ge
bouwd, zou imllioenen kosten. De toe
stand, hoewel niet volmaakt, maakt een
dergelijke uitgave niet noodzakelijk.
Van de leden van Ged. Staten zijn de
meeste telefonisch aangesloten. De andere
hebben geen bezwaren tegen den bestaan-
den toestand.
De hee* v. STAVEREN verzoekt aan
houding van deze kwestie
De VOORZITTER meende dat de heer
Ter Laan altijd op de kwestie terug kan
komen, wanneer hy daartoe aanleiding
vindt.
Aan de orde was de interpellatie-Bee
kenkamp betreffende het genomen besluit
tot beschikbaarstelling van een bedrag van
f2.000 000 aan de Vereeniging der Zusters
van Liefde te VeDray voor den bouw van
een gesticht te Noord wij kt rhout in verbaod
met een voorstel vaü Ged. Staten van
Noord-Holland om aan de Ver. Centrale
Israëlietische Krankzinnigenverpleging in
Nederland ter leen te verstrekken f 700.U00
ter uitbreiding van haar gesticht te Apel
doorn.
De heer DE WILDE (lid van Ged. St.)
betoogde, dat Noord-Holland zoowel aan
de Israëlietische vereeniging als aan de
Ver. tot Chr. Verzorging vaD Krankzin
nigen gelden heeft verstrekt, doch daar
door is alleen voorzien in de plaatsing van
Isr. en Prot. Chr. krankzinnigen. Daarbij
komt, dat het aantal patiënten zich sterk
uitbreidt, zoodat voor een teveel aan ruim
te in het gesticht te Noordwijkerhout niet
gevreesd behoeft te worden. De wijze
waarop het gesticht gebouwd wordt: eorst
de kerk en de keuken, zoodat in 1928 drie
paviljoens klaar komen, die plaats bieden
voor 300 patiënten. Er zijD 200 plaat*en
noodig, maar eeD ruimte voor 100 patiën
ten is slechts toe te juichen.
De interpellatie werd gesloten.
Thans volgde de interpellatie van den
heer Vlielander, betreffende de totstand
koming van de plannen tot Btichting van
de Kilwaterleiding.
De heer v. BOEIJEN (lid van Ged. St.)
zag geen kans, na hetgeen over de stich
ting reeds is gepubliceerd, nog nieuws
mede te dcelen. Ged. St. zijn niet bereid
gebleken de plannen van drie gemeenten
goed te keuren, omdat daardoor de wa
tervoorziening voor de andere gemeenten
in den Hoekschen Waard in gevaar kwam.
Ged. St. hebben toen het plan ter hand
genomen dat alle gemeenten zou omvatten
en dat in Juni 1923 tot staDd kwam.
Bezwaren van 'a-Gravendeel en Strijen
tegen een algemeene regeling zijn op be
vredigende wijze opgeheven
Ged. St. hebben geadviseerd prof. Vis-
scher te verzoeken zijn medewerking te
verleenen.
De vraag of de kosten de raming niet
zullen overtreffen beantwoordende, merk-
to spr. op, dat aanvankelijk f 1 000.000 ge
raamd werd. Van dit Dlan is afgeweken
door opneming van een veel gTOoter deel
van Zuid-Beyerland en uitbreiding met 32
K.M. van het binnennet, op verzoek van
de betrokken gemeenten en door koste-
looze aansluiting van huisperceelen. Daar
door zijn de kost-en gestegen tot f 1.200 000
Met dit nieuwe cijfer heeft men zich vol
komen vereenigd. Nu heeft daarop een
kleine overschrijding (f 70.000) plaats. Ged.
St. kunnen dan ook niet voldoen aan de
vTa-ag van den heer Vlielander om een com
missie te benoemen, die een onderzoek in
stelt naar den financieelen opzet. Zoo'n
commissie achten Ged. St. beslist ongc-
wenscht.
Spr. was er zeker van dat binnen zeer
korten tijd de waterleiding zal vermoe
delijk binnen een maand water geven
de waterleiding eeD zegen zal blijken te
zijn voor den Hoekschen Waard.
De heer VLIELANDER dankte voor <1«
verstrekte inlichtingen.
Op de interpellatie-W G. van Eek, be
treffende de herziening vaD het reglement
voor den polder Heukelum antwoordde de
heer SCHAPER Hid van Ged. St.), dat
Ged. St. de noodzakelijkheid van samen
voeging der polder? Heukelum en Asperen
inzien. Er ia overbeg met Gelderland ge
pleegd, welke provincie voorwaarden stel
de. De ingelanden hebben zich echter voor
het Zuid-Hollandscbe stelsel verklaard,
waarvoor Gelderland gezwicht is. Het nood
zakelijk overleg met den minister is nog
niet geëindigd.
De heer VAN DER HOUT kreeg ten
slotte nog het woord om vragen te stellen
over de wegen in het Westland. Hij noem
de den toestand onhoudbaai en vroeg Ged.
Staten of zij bereid zijn meer te deelen
wanneer een aanvang gemaakt zal worden
met de reconstructie van den weg Hoek
van Holland—Rijswijk—Delft en wanneer
die reconstructie gereed kan zijn.
Voorts vroeg spr. verbreeding van het
wegdek van vijf wegen tot 5 M. en moderne
verharding.
De heer VON FISENNF (lid van Ged.
St.) wees er op, dat op de eerste vraag
eeD uitvoerig antwoord is gegeven aan den
heer v. Voorst tot Voorst bij diens inter
pellatie. Daarna zijn verschillende werk
zaamheden verricht. Wat de andere wegen
betreft heeft het collega met alleen deze
maar ook andere wegeD in de heele pro
vincie in onderzoek. Of daarbij tegemoet
gekomen zal worden aaD alle desiderata
van den heer v. d. Hout kon spr. niet
zeggen, maar spr meent-, dat het W est-
land tovreden znl zijn.
De VOORZITTER wenschte den leden
een gezegend NTeuwjaai en sloot in naam
der Koningin te 5.30 uur de wmterzitting.
RECLAME.
en andere besmettelijke
ziekten beschermt
la alle Apoth. en Drog. A fl. 1.— p. fle*ch
5670
(Avondzitting van Dinsdag 28 December).
Geopend te 8 30.
Voorzitter J. J. C. baron v. Voorst tot Voorst
Ingekomen zijn berichten van afwezig-
beid van de heeren Arnfz. Michiels van
Kessenich (wegens ongesteldheid! en Blom-
jous (wegens lichte ongesteldheid).
REGELING VAN WERKZAAMHEDEN.
De VOORZITTER deelt mede, dat de Cen
trale Afdeeling besloten heeft onmiddellijk
na afloop der openbare vergadering van
hedenavond eenige wetsontwerpen in de
afdeelingen te onderzoeken en dal morgen
ochtend 11 uur in openbare vergadering
zullen worden behandeld de verschillende
wetsontwerpen, waarvan aan de leden
reeds mededeeling is gedaan.
De vergadering wordt verdaagd tot
Woensdagochtend 11 uur.
RECLAME.
9959
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch
van E PHILIPS OPPENHEIM.
door
W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN.
27)
Hij boog zich wat dichter naar haar toe
en zij voelde plotseling zijn hand de hare
omvatten.
„Virginia," zeide hij, ja, ik meen
het Virginia, wees niet zoo onvriendelijk
tegen mij, onzen laatsten avond. Je weet
heel goed, dat het mij pijn doet als je zoo
tegen mij spreekt en naar mij kijkt. We zou
den toch vrienden zijn; dat heb je mij
immers beloofd?"
„Als ik dat deed," antwoordde zij, „was
het heel dwaas. Vrienden moeten elkaar
wederzijds vertrouwen schenken en dat kan
ik niet. Ik sta op het punt vreemde dingen
te doen op een wonderlijke manier en ik kan
niets uitleggen. Ais ik vrienden had, zouden
zij denken, dat ik mijn verstand verloren
had en zouden zij willen, dat ik een verkla
ring gaf. Dat is juist, wat ik niet kan doen.
Daarom ben ik zeker, dat het beter is, als u
mij aan mijn lot overlaat."
„Dat doe ik niet," antwoordde hij vast
besloten. „Ik ben niet overdreven nieuws
gierig en ik wil me met in je zaken mengen,
maar ik kan het niet helpen, ais ik voel, dit
je in de een of andere moeilijkheid bent en
dat het goed voor je zou zijn, om in een
vreemd land iemand te hebben, op wiens
hulp je zoudt kunnen rekenen, als dat noo
dig was."
„U meent het goed, dat weet ik," ant
woordde zij, „maar u vraagt het onmogelijke.
Als u me toevallig ginds zult ontmoeten, zuit
u begrijpen, wat ik bedoel. Ik zal dingen
doen, waar u zich voor zoudt schamen, als
u wist, dat een van uw vrienden ze deed."
Hij keerde zich bijna boos naar haar toe.
„Kind," zei hij, „als ik niet zoo veel van
je hield, zou je mijn geduld doen Terliezen.
Hoe oud ben je?"
„Negentien," zeide zij, „maar dat is uw
zaak niet."
„Mijn zaak niet!" herhaalde hij. „Goede
hemel. Alsof het niet de zaak van iedereen
was, een kind als jij te beschermen! Negen
tien jaar! Stel je voor en den meesten
tijd ervan doorgebracht op een farml Hoe
weet je, dat deze dingen, die je zegt te zullen
doen, goed of noodig zijn? Zie je dan niet,
dat je te jong bent, om over de ernstige din
gen van het leven te oordeelen? Je hehl
iemand noodig, om voor je te zorgen. Wil je
met mij trouwen?"
„Wil ik wat?" bracht zij vol verba
zing uit
„Was ik niet duidelijk genoeg?" vroeg hij.
„Ik zeide met mij trouwen?"
Zij wilde opstaan, maar hij nam kalm
weg haar arm en trok haar weer in haar
stoel terug.
„Ik wil niet hier blijven, om dien onzin
van u aan te hooren," verklaarde zij.
„Het is geen onzin." zeide hij. „maar ik
wil toegeven, dat ik er nog niets van gezegd
zou hebben als je mij geen angst had aan
gejaagd met die geheimzinnige plannen van
je. Virginia," vervolgde hij en zijn stem
daalde bijna tot een gefluister, „je weet, dat
ik je liefheb. Ik heb van je gehouden, van
het oogenblik af, dat ik je zag."
„Zes dagen geleden," zeide zij.
„Zes dagen of zes weken, dat maakt geen
verschil. Ik was niet van plan nu al iets te
zeggen, maar ik kan de gedachte niet ver
dragen. om je in Liverpool heel alleen in een
vreemd land, zonder een enkelen vriend aan
je lot over te laten. Wees verstandig, lieve
ling en vertel me er later alles van. Maar nu
verlang ik vóór alles, dat je me een ant
woord geeft."
..Is dat noodig?" antwoordde zij rustig.
„Ziet u, zelfs in Amerika beloven we iemand
niet om met hem te trouwen, als we hem zes
dagen kennen."
„Wacht dan tot je me langer kent, maar
geef me tenminste het recht je vriend te
zijn."
„U bent heel dwaas," zeide zij, wat vrien
delijker. „U weet niet, wie ik ben, u weet
niets van mij. Den een of anderen dag zult
u heel blij zijn, dat ik geen misbruik ge
maakt heb van uw vriendelijkheid."
„Denk je, dat ik dit vraag omdat ik
medelijden met je heb?" vroeg hij.
„Ik wil heelemaal niets denken," zeide zij
opslaande. „Ik ben niet van plan hier langer
te zitten. We zullen wat loopen, als u het
goed vindt"
Zij liepen samen het dek op en neer. Zij
deed hem vragen over de lichten, de landing
te Liverpool, den spoorwegdienst naar Lon
den en zorgde er voor altijd in de nabijheid
te blijven van andere wandelende paartjes
Ten laatste stond zij stil voor de campagne-
trap en reikte hem de hand.
„Ik moet u goeden nacht zeggen," zeide
zij, „en vaarwel voor 't geval dat we elkaar
morgenochtend niet zien. Ik denk, dat het
een vreeselijk gedrang zal zijn bij het aan-
wal-gaan."
„Dit is geen vaarwel," zeide hij, „want ik
zal je morgenochtend zien, hoe erg het ge
drang ook is. Je bent vanavond wel heel on
vriendelijk tegen me, maar ik kan wachten.
Londen is niet zoo groot. Ik wed, dat we
elkaar weer zullen ontmoeten."
De blik in haar oogen bevreemdde hem.
evenals haar woorden.
„O, ik hoop het niet," zeide zij bijna
heftig, „ik hoop niemand in Londen te ont
moeten, behalve één mensch. Goeden nacht,
mijnheer Mildmay."
Hij keerde zich om en liep bijna in de
armen van Littleson, die nieuwsgierig naar
hen had staan kijken.
„Kom mee om wat te gebruiken," zei de
laatste.
De twee mannen gingen naar de rook
kamer. Littleson stak een cigaret op en nam
kleine slokjes van zijn wiskey-soda.
„Een bekoorlijke jongedame, die juffrouw
Longworth merkfe hij nonchalant op.
Mildmay betuigde zijn instemming, maar
was wat stijf en kortaf. Hij deed zijn best
het onderwerp van gesprek te veranderen
maar Littleson was nieuwsgierig.
„Ik kan maar niet begrijpen, wal haar
bezielt, om in haar eentje over te steken. Ik
sprak haar den eersten dag op zee. Zij
kwam mij feitelijk vragen, om te vergeten,
dat ik haar ooit eerder gezien had. Eigen
aardig. erg eigenaardig!"
Mildmav zette bedaard zijn glas neer.
„Vindt u goed." zeide hij. „dat wij dil
buiten bespreking laten? Ik veronderstel, dat
juffrouw Longworth er haar redenen voor
heeft om te verlangen, dat er niet over haar
gepraat zal worden en in ieder geval is een
rookkamer nu niet bepaald de geschikte
plaats om over haar te spreken. Als u het
me niet kwalijk neemt, geloof ik, dat ik
naar bed ga."
Littleson haalde zijn schouders op (oen de
Engelschman verdween.
„Gauw op hun teentjes getrapt, die Brit
ten," merkte hij op.
HOOFDSTUK IV.
De Amerikaansche gezant
Het gesprek begon te verflauwen tusschen
de twee mannen. Vine had alle vragen van
zijn gastheer over oude vrienden en beken-
ken aan de andere zijde van den oceaan be
antwoord, vragen die eerst snel op elkaar
volgden, daarna langzamer, tot er tenslotte
korte gapingen tusschen kwamen, waarin
beiden zwegen. Klaarblijkelijk was hij ge
komen, omdat hij iets te zeggen had; het
was eveneens duidelijk te zien, dat het hem
moeilijk viel, ovei de reden van zijn bezoek
te beginnen .Het was ten slotte zijn gast
heer, die hem op weg hielp.
„Vertel me eens .Vine," zeide hij, terwijl
hij de asch van zijn sigaar klopte en wat
in zijn stoel naar voren leunde, „waarom
ben je eigenlijk nu naar Londen gekomen?
Veertien dagen geleden hoorde ik nog, dat
je lot over je ooren in je werk zat en dat je
er niet over dacht New York vóór de herfst
te verlaten.
Vine knikte.
„Dat dacht ik toen," zeide hij rustig, „er
is namelijk iets gebeurd, dat me er toe ge
bracht heeft hierheen te komen met één
doel, een enkel deel jou raad te vragen
De oudere man knikte en indien hij ver
baasd was, wist hij dit met goed gevolg te
verbergen. Ook toen aarzelde Vine nog.
(Wordt vervolgdJ.