GELDKONINGEN. No. 20480 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 17 December Tweede Blad Anno 1926 BINNENLAND. PO ets, per doos a 12 cackets lO w SS SS 1 st FEUILLETON. F MR. H. C. DRESSELHUYS. t Na een 9lepend lijden i9 gisteren te Den Haag op bijna 56-jarigen leeftijd overleden het Tweede Kamerlid mr. H. C. Dresselhuys. MR. H. C. DRESSELHUYS. Hendrik Coenraad Dresselhuys werd op 31 December 1870 te Culemborg geboren. Hij kwam voort uit een familie van kooplieden en industrieelen. Zijn vader, de heer C. W. Dresselhuys Sr., was directeur van verschil lende sigarenfabrieken en dreef een grooten tabakshandel. Intusschen voelde de jonge Dresselhuys zich weinig tot den handel aan getrokken. Daarom werd in de familie goed gevonden dat hij niet in den handel ging, doch in de rechten, ging studeeren. Na het gymnasium te 's Hertogenbosch te hebben bezocht, studeerde hij aan de Universiteit te Utrecht en promoveerde daar op 10 Febr. 1894 op het proefschrift „De wet op de han dels- en fabrieksmerken van 1893". Hij vestigde zich als advocaat te Tiel, waar hij gedurende bijna 10 jaren op het kantoor van mr. P. Rink werkzaam was, eerst als volontair, later als diens associé. In deze rechtspraktijk heeft hij hard gewerkt, ook buiten Tiel. Speciaal behandelde hij ci viele vorderingen, doch ook in strafzaken trad hij veel op. Hij werd inmiddels achter eenvolgens lid van den gemeenteraad en wethouder van Tiel, lid van de Prov. Staten van Gelderland en secretaris van het polder district Neder-Betuwe. Op 15 Juli 1903 ver liet hij de rechtspraktijk om rechter te wor den in de Tielsche rechtbank, welke functie hij lot 1906 heeft vervuld. In die dagen vertrok mr. Simon van der Aa, die als administrateur, chef van de derde afdeeling (gevangenis-, rijkstucht- en opvoe dingswezen) aan het departement van Justi tie werkzaam was geweest, als hoogleeraar naar Groningen en de toenmalige minister van Justitie, mr. van Raalle. benoemde mr. Dresselhuys tot diens opvolger. Met ingang van 1 November 1906 trad hij in zijn nieuwe functie op. hij kwam in een drukke periode van wetgevenden arbeid, waarin hij zijn krachten aan deze belangrijke afdeeling van het departement ten volle kon gevende kinderwetten werden juist ingevoerd, de Ilijksgestichten te Amersfoort en de Kruis berg werden voor het nieuwe doel in ge bruik genomen en het onderwerp der indi- vidualiseering van het kind kwam weer aan de orde van den dag. Op 28 Maart 1909 ont ving hij den persoonlijken titel van direct.- generaal van het gevangenis-, rijkstucht- en opvoedingswezen. Nadat hij in 1910 was be noemd tot lid en secretaris van de Staats commissie voor de herziening van het Wet boek van Strafvordering (de z.g commissie- Ort), wier arbeid heeft geleid tot samenstel ling van een wetsontwerp, hetwelk ten slotte in hoofdzaak ongewijzigd lot wet is verhe ven, volgde op 3 Juli 1911 zijn benoeming lot secretaris-generaal var. hst departement van Justitie. In die hoedanigheid werd hij in 1912 aan gewezen om de ministers van Justitie. Ma rine en Oorlog als regecrinzscommissaris hij te slaan bij de behandeling in de vergade ringen der Staten-Generaal van het ontwerp van wet tot wijziging van de rechtspleging bij de landmacht en van die. bij de zeemacht alsmede van de provisioneele instructie voor het Hoog Militair Gerechtshof. Het was het eerste optreden van mr. Dresselhuys in de Kamer. Men herinnert zich nog hoe hij toen door de vrijmoedige wijze, waarop hij niet slechts het juridische, maar ook het meer politieke gedeelte van de taak van Minister Regout overnam en ver schillende sprekers in de Tweede Kamer te woord stond, eenige sensatie verwekte en hoe een enkele afgevaardigde zich over dit optreden min of meer ontsticht toonde En kele jaren later zou mr. Dresselhuys als vol komen gelijkberechtigde aan de politieke debatten in de Tweede Kamer deelnemen. Reeds tijdens zijn verblijf in Tiel was hij zich ook op politiek terrein gaan bewegen en in 1905 werd mr. Dresselhuys, die de li berale beginselen was toegedaan, candidaat gesteld voor de Tweede Kamer in het distr. Wijk bij Duurstede, doch niet gekozen. Doch toen in 1916 mr. Tydeman, de president van de vrij-liberale partij en leider der vrïj-libe- rale Kamerfractie plotseling overleed, viel het kiesdistrict Tiel open en mr. Dresselhuys die bij de partij door mr. Tydeman geleid, was aangesloten en door zijn ruim 12-jarige werkzaamheid in het district zeer populair was, werd hij daar bij eerste stemming op 7 December 1916 gekozen tot opvolger van mr. Tydeman in de Tweede Kamer Hiermede begon de eigenlijke politieke loopbaan van mr. Dresselhuys, die voor dien tijd reeds 4 malen was voorgekomen op de aanbeveling van den Hoogen Raad voor raadsheer in dit college Als secretaris-generaalwerd hij op non- aclivileit gesteld bij zijn benoeming tot lid der Tweede Kamer en op 19 September 1918 als zoodanig eervol ontslagen met dankbe tuiging voor dc vele en gewichtige diensten door hem aan den lande bewezen. Toen in 1918 het oude districtenstelsel door de evenredige vertegenwoordiging werd vervangen als gevolg van de Grondwetsher ziening, werd mr. Dresselhuys weder op een der lijsten van de vrij-liberalen gekozen en had daarna onafgebroken tot zijn overlijden toe zitting als lid der Kamer. In dc periode na 1918 heeft zich in de Kamer en in het land meer en meer geopen baard het streven naar hereeniging der ver schillende vrijzinnige groepen. Mr. Dressel- huis, die inmiddels de leider van de groep der vrij-liberalen geworden was, heeft zich hiervoor veel moeite gegeven en is gewor den een der stichters en oprichters van den Vrijheidsbond, in 1921, waarvan hij voor zitter werd. Later, toen mr. Rink niet lan ger in dc Tweede Kamer zitting had. is mr. Dresselhuys ook als leider van de Tweede Kamer-fracüe van den Vrijheidsbond opge treden. Geweldig was de werkkracht, welke mr. Dresselhuys ontwikkelde. Tijdens de oor logsjaren was hij voorzitter geworden van den Nederlandschen Tuinbouwraad en (op 1 Jan. 1917) voorzitter van het algemeen college van toezicht, bijstand en advies voor het Rijkstucht- en Opvoedingswezen Verder was hij voorzitter van de Vereeni- ging voor Landverbinding, buitengewoon lid van dén Oclrooiraad, bestuurder van de ge- slichten van reclasseering, commissaris van verschillende Maatschappijen (o.a. de Hol- land-Zuid-Afrika-Lijn, de 's Gravenhaagsche Hypotheekbank, de Vereenigde Ilollandsche Sigarenfabrieken), lot voor kort was hij se cretaris-generaal van het Nederlandsche Roode Kruis Ook was hij voorzitter van de commissie voor militaire wetgeving, voor zitter van de Nederlandsche vereeniging tot Bescherming van Zwakzinnigen en tot zeer kort geleden voorzitter van de Vereeniging voor Volkenbond en Vrede. Nog is mr Dres selhuys 2 jaar voorzitter geweest van het scheidsgerecht voor de Nederlandsche Spoor wegen. In de Tweede Kamer maakte hij deel uit van onderscheidene commissies, o m. die voor buitenlandsche zaken. De begrafenis van het stoffelijk overschot van mr. II. G. Dresselhuys, zal plaats vin den op Maandag a.s., te half twee. in het fa miliegraf te Culemborg. Opvolger van mr. Dresselhuys in de Tweede Kamer is dr. Bierema. oud-lid van de Tweede Kamer. Mocht dr. Bierema he danken, dan zal prof. B. D. Eerdmans de plaats innemen. Ook prof. Eerdmans is oud- lid der Kamer HET NEDERLANDSCH-BELGISCH VERDRAG. Zeenwsche lijsten. Bij het Zeeuwsche comité zijn tot nu toe een aantal lijsten met handteekeningen op het adres aan de Eerste Kamer tegen het verdrag ingekomen. Totaal bedraagt het aantal handteeke ningen thans 8405 van 14.851 kiezers en kiezeressen. Het oordeel van Gedeputeerde Staten van Zeeland. In antwoord op een vraag van mr. Adriaanse hebben Gedeputeerde Staten van Zeeland aan de Provinciale Staten meege deeld, steeds gestaan te hebben en nog te staan op het standpunt, dat aanneming van het Nederlandseh-Belgische verdrag in zijn huldigen vorm in strijd is met de be langen van de provincie Zeeland, in het bijzonder met het oog op waterstaatsont- werpen, en daarom zeer te betreuren zou zijn. Naar het U. D. verneemt, is een adres beweging onder de Utrechtsche studenten tegen het Belgisch verdrag aan den gang, waarbij reeds ongeveer 500 handteeke ningen zijn verkregen. HET SPOORWEGONGELUK BIJ DE VINK. Onthulling van gedenkteekens. Na het spoorwegongeval bij de Vink, waarbij ook de hoofdinstructeur J. H. Rohn en de leerlingmachinist K. van Etlikoven om het leven kwamen, heeft zich uit het spoorwegpersoneel een commissie gevormd, om op de graven van de beide slachtoffers een gedenksteen op te richten. Wij vernemen thans, dat Zondag a.s. te één uur 's middags op de Nieuwe Ooster- hegraafplaats te Amsterdam door ïr. Ar- 'nold de onthulling zal plaats hebben van het monument voor den hoofdinstructeur J. H. Rohn. Op 2 Januari a.s. des middags te één uur zal op de begraafplaats Oud-Leusden te Amersfoort de onthulling plaats hebben van eenzelfde monument voor den leerling- machinist K. van Ettikoven. NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN. Naar wij vernemen, zal ér een fusie tot stand komen lusschen de twee herstellings- oord-vereenigingen. n.l. van het II. S. M.- personeel en van het S.S. (N.G.S.)N.B. D.S.-personeel. WERKVERSCHAFFING. De conferentie met minister Kan. Op het departement van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft minister Kan gisternamiddag met vertegenwoordigers der vier grootste gemeenten des lands geconfe reerd over het vraagstuk der werkverschaf fing en werkverruiming. Met den minister en den heer mr. Meyer de Vries, hoofd commies, namen aan de conferentie deel, voor Amsterdam wethouder De Miranda, en de heer Jurrema, directeur van het Arm bezoek; voor Rotterdam wethouder Nivard, voor Den Haag wethouder Drces en voor Utrecht dr. De Waal Malefijt en de heer Smulders. De minister, begon met een uiteenzetting te geven van zijn standpunt, dat verbete ring in den huidigen toestand op het gebied der werkloozenzorg moet worden gezocht in uitbreiding der werkverschaffing naast inkrimping, zoo mogelijk, der steunverle ning. Het spreekt vanzelf dat de gemeenten, die de kosten der werkloozenzorg grooten- deels zelf dragen, vrij zijn zijn adviezen al dan niet op te volgen. Maar door onderling overleg kan z.i. veel bereikt worden. De vertegenwoordigers der vier gemeen ten hebben vervolgens gewezen op de moei lijkheden, waarvoor deze gemeenten op het gebied van de bestrijding der werkeloosheid staan, en op de hooge kosten daarvan, die een groot deel der inkomstenbelasting op slokken. Daarna hebben zij op uitnoodiging van den minister verschillende objecten voor werkverschaffing en werkverruiming genoemd. Allereerst werd gewezen jp den woningbouw, die uitbreiding zou kunnen ondergaan, wanneer de staat meer geld be schikbaar wilde stellen. Wethouder Drees ontwikkelde een plan om de werkloosheid onder de Schevening- sche visschers, die een permanent karakter schijnt te hebben aangenomen, te bestrij den, terwijl de Amsterdamsclie en Utrecht sche wethouders wezen op de in die steden bestaande marklhalplannen, waarvan de uitvoering aanzienlijk kon worden versneld jndicn de Staat in de kosten krachtig bij droeg. Ook werd uitvoerig gesproken over den aanleg en verbetering van wegen in ver band met het te stichten wegenfonds. De unanieme vraag was, of de minister wil bevorderen, dat zoo spoedig en op zoo ruim mogelijke schaal gelden voor dit doel be schikbaar worden gesteld, en of niet be paalde onderdeelen der plannen b.v. het aanleggen van aarden banen, daaruit kun nen worden gelicht, en al vast tot uilvoe ring gebracht, zoodat een flinke groep werkloozen te werk zou kunnen worden gesteld. Van andere zijde werd er echter op ge wezen. dat van het resultaat van een der gelijke handelwijze geen al te groote ver wachtingen mogen worden gekoesterd, daar de. post loon voor wegenaanleg niet zeer groot is. In het algemeen werd er nog op gewezen, dat de gemeenten zich met het oog op hun grooten schuldenlast op het gebied der werkverschaffing zeer moeten beperken. In verband hiermede werd de vraag gesteld of de minister niet een systeem kan uitden ken, waardoor de kosten niet aanstonds in hun geheel op de gemeenten komen te drukken. Ten slotte heeft minister Kan het denk beeld ontwikkeld, dat ontstaan is in den boezem der onlangs door den ministerraad ingestelde kleine commissie voor het werk loosheidsvraagstuk. waarin zitting hebben de ministers van Financiën, Arbeid, Bin nenlandsche Zaken en Waterstaat. Dit plan komt in groote trdkken hierop neer. dat groote groepen werkloozen zullen worden overgebracht naar streken, waar op groote schaal ontginnings- en andere werkzaamheden te verrichten vallen. In Drente en Overijsel zouden geschikte ge bieden te vinden zijn. Uit den aard dor zaak zal daarbij een zekere mate van dwang moeten worden toegepast, zoodat men in de prac.tijd een schifting zal krijgen tus- jjchen de werkwilligen en niet-werkwilli- gen. Aan de uitvoering van een dergelijk plan zijn echter vele moeilijkheden ver bonden. Het plan vond bij de aanwezigen aller- wege bijval, hoewel men met den minister de groote moeilijkheden a3n de uitvoering ervan verbonden, volkomen besefte. Men ging met het plan volledig accoord, mits op voorwaarden, welke voor de gemeenten niet al te bezwaarlijk zijn. Aan het slot der vergadering deelde de minister mede, dat hij de verschillende punten, in deze vergadering op het tapijt gebracht, ter kennis van de bovengenoemde commissie zal brengen, die dan over de principieele zijde er van zal beraadslagen. Wanneer die beraadslaging is afgeloopen, stelt de minister zich voor een nieuwe con ferentie met de groote gemeenten te beleg gen om de practische uitvoering ervan te bespreken. Tevens zouden dan de details van de Voorbereiding der uitvoering en het „emigratie"-plan kunnen worden geregeld. Mochten inmiddels bij de gemeenten be paalde plannen van werkverschaffing op rijzen. dan is de minister bereid, die te ont vangen en aan de commissie-Zaalberg in studie te geven, waarna het hem mogelijk zal zijn te beslissen, in hoeverre hij al dan niet zijn steun aan die plannen geven kan. (..Tel.") VEREENIGING van CHRIST.-HISTORISCHE LEDEN VAN GEMEENTEBESTUREN. De afdeeling Zuid-Hofland en Noord- Brabant van de Vereeniging van christel ijk- historische leden van gemeentebesturen heeft gisteren in het café-restaurant Suisse te Rotterdam haar algemeen© vergadering ge houden onder voorzitterschap van den heer Joh. v. Meggelen. Onder instemming der vergadering wordt besloten, de heer C. L. van Willemswaard, te Schoonhoven, die om gezondheidsredenen als bestuurslid heeft moeten bedanken, tele- RECtAME. 5364 grafisch dank te zeggen voor af hetgeen deze voor de vereeniging heeft gedaan en hem van harte beterschap te wenschan. Het woord is hierna aan den neer dr. J. van Bruggen, lid van den gemeenteraad vro Dordrecht, tot het houden van een inleiding over: De gemeentepolitiek en het Christeiyk- Historische beginsel. De heer J. C. Baumann, burgemeester van Woubrugge, spreekt over: De Land- arbeiderswet, van sociaal-economische zjjd© beschouwd, en jhr. Beïlaerts van Blokland, burgemeester van Hecrjansdam, over Wa- tei staatswetgeving. Over deze inleidingen wordt van gedachten gewisseld. Het periodiek aftredende bestuurslid, de heer C. Dane, te Willemstad, wordt herkozen. In do plaats van den heer C. L. van Wiltem&- waarct, te Schoonhoven, die om gezondheids redenen bedankt heeft, wordt in het bestuur benoemd de heer dr. J. van Bruggen, to Dordrecht. „DE GLINDHORST". Hoewel de uitspraak van het Amstcrdam- sche Hof na de ernstige beschuldiging van. ds. Vogelaar, den oud-directeur van „De Glindnorst" een vrijspraak zeer dicht na derde, vernemen wij, dat de bewoners van „De Glindhorst" en de omwonenden, die den oud-directeur dus dagelijks in zijn wtrk hebben gadegeslagen, ds. Vogelaar spon taan het bedrag der boete hebben aange boden, met de boodschap er bij, dat de bijeenbrengers van het geld het zich tot een eer zouden rekenen, indien de oud-directeur het geld zou willen aannemen. Het initiatief tot deze daad is uitgegaan van een der omwonenden, die door zijn be trekking letterlijk eiken dag op „De Glind horst" kwam. Wij hopen voor ds. Vogelaar, dat het bestuur van „De Glindhorst" het zich tot eereplicht zal rekenen, den directeur, dien het ontsloeg, zoo spoedig mogelijk de 30 000 gld. terug te betalen, welke ds. Vogelaar uit eigen zak in de inrichting heeft gestoken, want het was zijn heele bezit. („Vad.") NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR STAATSBURGERESSEN. De wintervergadering van de Nederl Ver eeniging voor staatsburgeressen is dezer da gen te Utrecht gehouden22 afdeelingen en een aantal belangstellenden waren tegen woordig. Overgegaan werd tot aanvulling van het huishoudelijk reglement betreffende aanslui-. ting bij den Wereldbond voor Vrouwenkies-i recht en Gelijke Burgerschapsrechten. De mededeeling dat de vereeniging voortaan samen met de Unie voor Vrouwenbelangen één comité voor internationale belangen zou vormen, werd met hartelijk applaus ontvan gen. Na de pauze kwam het belangrijke deel van de agenda: korte redevoeringen van le den die van haar werk in Provinciale Sta ten en gemeenteraden kwamen vertellen. Daarbij was o.a. in dubbele functie mevr. van Italliev. Embden uit Leiden Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van E. PHILIPS OPPEN HELM. door W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN. 18) „Ik zat in de zitkamer met mijnheer Littleson te praten," zei Virginia, „toen ik de kleine alarmschel. die ik aan de biblio- theekdeur heb laten maken, hoorde over gaan. Ik kwam hier en vond Stella. Zij deod de deur aan den binnenkant op slot. Zij s erg sterk Ik had geen idee, dat zij zoo sterk was, zei Virginia zacht: zij stool half de oogen en verloor weer het bewustzijn. Hij liep snel op haar toe en bracht weer wat cognac tusschen haar lippen. Toen legde hij haar languit op den grond en ging heen en weer loopen. „Dus dit is het werk vaD Stella," mom pelde hij in zichzelf. „Dat verklaart het bericht, dat ik gisteren kreeg, dat men haai met Littleson heeft zien rijden. Wat zij voor dien schavuit van een Vine deed. heeft zij ook voor hen gedaan!" Zijn gelaat, dat nu niet meer vriendelijk stond, werd hoe langer hoe barscher, terwijl hij heen en weer liep. met de handen op den rug en de oogen strak op het tapijt geves tigd. Het was een enorm verlies voor hem dit stuk, waarmee hij een wapen in de hand had tegen de mannen, met wie hij eens sa mengewerkt had. Hij moest nu zijn plan nen weer geheel opnieuw in elkaar zetten in het licht van de laatste gebeurtenis. Zijn eerste impulsie tot handelen scheen reeds bij de geboorte gesmoord door de volkomen nutteloosheid van eiken zet, die hij bij mo gelijkheid doen kon. Hij wist in de verste verte niet. waar hij zijn dochter kon vinden, waar en hoe zij woonde. Ruchtbaarheid aan de zaak te geven, op welke manier ook. was uitgesloten. Geen wonder, dat de frons op zijn gelaat dieper werd. naarmate hij er zich meer rekenschap van gaf, hoe hulpeloos zijn toestand was. Hij was een man, wien nooit iets mislukt was. wiens geheele loop baan één effen weg van succes en zegepraal was geweest. Zijn aanraking scheen zelfs het slof in gouden woestijnen in welva rende steden te hebben doen veranderen. De schaduw van mislukking was nooit over zijn pad gevallen. Nu deze kwam, was hij verbijsterd. Een gewone moeilijkheid zou hïj^ onverschrokken onder de oogpn hebben ge zien. Dit was iets geweldigs, iets waarlegen de gewone wapens van zijn wil volkomen machteloos waren. Hoe hij ook peinsde hij zag geen uitweg Hij was er te nauw bij be trokken. om den waren stand van zaken te kunnen overzien Er werd geklopt. Phineas Duge keek op en staakle voor een oogenblik zijn rustelooze wandeling. Hij opende voorzichtig de deur en liet den jon gen Smedley binnen, een lang, breedge schouderd jongmensch. „Kom binnen. Smedley," zei hij kort, „ik had je noodig." De jonge man keek dadelijk naar Virginia en deed een stap in haar richting. „Weet u. wat er met juffrouw Longworth is gebeurd, mijnheer?" vroeg hij. „Is zij ziek?" - Duge wierp een vluchtigen blik op zijn nichtje. „Zij is alleen maar flauw gevallen," zei hij. „Er is hier zonder dat al genoeg ge beurd." „Wal is er dan, mijnheer?" vroeg de jonge man. Phineas Duge keek hem een oogenblik zwijgend aan, bij zichzelf overleggend hoeveel hij hem zou vertellen. „Herinner je je mijn dochter Stella?" vroeg hij opeens. De jonge man keek ernstig. „Ik herinner mij juffrouw Duge heel goed." zeide hij. „Zij is vanmiddag hier geweest. Dit is haar werk," zei Duge grimmig. „Wij hebben vroeger al iets met elkaar gehad, zooals ie weet, over dat verslag van de Canadian Pa cific. Het was daarna, dat ik mij verplicht gevoelde, heelemaal met haar te breken." De jonge man keek snel de kamer rond. „Heeft zij iets weggenomen?" begon hij „Niets van belang.' 'antwoordde Phineas Duge kalm. ..maar dat verandert niet9 aan het feit, dat zij het had kunnen doen. HOOFDSTUK XHI. In het hol van den Leeuw. Den volgenden .morgen vroeg kwam Little- son's auto aansuizen tot vóór het kantoor van Weiss Zonder zelfs Ie wachten tot hij aangediend was, liep de eigenaar er van het kantoor van het personeel door en trad de kamer van zijn vriend binnen. „Het nieuws gehoord?" vroeg hij snel. „Neen, wat is er?" vroeg Weiss. „Phineas Duge is in de „city" Hij ging bij Harrigsold binnen, toen ik er uit kwam. Ik probeerde hem aan te spreken, maar hij negeerde mij. Ze zeggen, dat hij om al zijn makelaars gestuurd heeft en op het oogen blik hevig op.de beurs aan het speculee- ren is. „Dan was die ziekte van hem (en slotte toch comediespel," merkte Weiss op. „Maar dat is niet te verdragen. Ik ga naar zijn kan toor. Wij moeten met hem praten." Hij gaf snel eenige instructies aan een be diende, dien hij had laten komen en' nam toen een met prijzen bedrukt vel uit een ma chine, die vlak bij hem stond te tikken. „Al3 het oorlog is, dan zulten wij hard moeten vechten," mompelde hij, „maar wat ik niet begrijp is, waarom hij met ons wil breken." De bediende kwam de kamer weer binnen. „Er is een dame. mijnheer, die vraagt of zij u spreken kan," zei hij. „Naam?" vroeg Weiss kort. „Juffrouw Virginia Longworth," anlwoorl- de hij. Weiss en Littleson wisselden 9nel een blik. „Laat haar dadelijk binnen," beval Weiss. „Wat denk je, dat dit beleekent?" vroeg hij, zich naar Littleson keerend. Deze had geen tijd om te antwoorden. Bijna oogenblikkelijk kwam Virginia het kantoor binnen. Zij zag zeer bleek en had donkere kringen onder de oogen. Stephau Weiss stond dadelijk op en Littleson haastte zich, haar een stoel aan te bieden, maar zij nam er geen notitie van. Zij was merkbaar geagiteerd en scheen niet goed te weten, hoe zij beginnen moest met wat zij te zeggen had. „Wat mag ik hel genoegen hebben voor u te doen. juffrouw Longworth?" vroeg Weiss. „Ik hoop, dat u gekomen bent, om mij te vertellen. „Ik ben gekomen, om u te vertellen, dat u beiden dieven zijt, viel zij hem in de rede. „Als u mij dat papier niet terug geeft, kan het mij niet scheten, wat mijn oom zegt. maar dan ga ik naar de politie. De mannen wisselden snel een blik van verstandhouding Littleson kreeg blijkbaar opeens een ingeving, hij trok Weiss ter zijd». ..Stella heeft het." fluisterde hij op zege vierenden toon. Dit moet zij bedoelen, zie haar gauw kwijt te raken. Weiss keerde zich om en zag haar aan. „Mijn waarde juffrouw Longworth," zeide hij. „als ik er kans toe gezien had, zou k een dief geworden zijn en ik zou van u een dief gemaakt hebben, als u dat stuk voor mij had willen stelen, want ik beschouw het als ons eigendom en wij hadden het moreele recht, het ons toe te eigenen. Maar het is niettemin een feit. dat wij het nipt hebben. Toen u aangpdiend werd, hoopte ik, dat u het ons kwam brengen." „U hebt het niet!" riep zij verontwaar digd uit. ,,Op mijn eerewoord, wij hebben het niet' verklaarde Littleson. „Misschien loochent u ook." zeide zij, zich tot hem keerend. dat u het was, die er mijn nichtje Stella toe aanzette, haar eigen vader te komen bestelen?" De twee mannen keken elkaar veelbetee- kenend aan. Litfleson's vermoeden was dus juist geweest. Stella had gezegevierd, waar de anderen faalden. „Wij weten niets van juffrouw Duge," zei Littleson. „Ook hebben wij het stuk niet van haar gekregen of iets naders ervan ge hoord. Als juffrouw Stella het stuk gesto len heeft, dan heeft zij het niet aan ons gebracht. Dat is alles wal ik u Zeggen kan.'' (Wordt renroigd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5