Onverschillig altijd versch GELOKONINGEN. No. 20475 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 11 December Vierde Blad Anno 1926 TWEEDE KAMER. ÏABAS\ DE FONDSENMARKT. FEUILLETON. (Zitting van Vrijdag). REGELING VAN WERKZAAMHEDEN. De VOORZITTER stelt o.m. voor in de volgende week op Dinsdag en Donderdag 's avonds te vergaderen. Verder stelt spr. voor na de begrooting van Waterstaat te behandelen de begrooting der Staatsmijnen en daarna de begrooting van Oorlog. De heer SCHAPER (S. D. A. P.) vraagt den voorzitter vooral met den langen duur der avondvergaderingen niet te overdrijven. Het gaat niet aan, zooals gisteren is ge beurd, diep in den nacht te behandelen een belangrijke aangelegenheid als de ongeval len op de spoorwegen en dat de minister in een leege Kamer van antwoord moet dienen. De VOORZITTER antwoordt, dat het noodzakelijk is, dat de Kamer meewerkt, opdat men vóór Kerstmis gereed is met de begrooting. Hij merkt op, dat vroeger de avondvergaderingen veelvuldiger voorkwa men en langer duurden, STAATSBEGROOTING 1927. Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Aan de orde is de voortzetting der be handeling van de begrooling van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen. De heer VISSCHER (A. R.) merkt op, dat er eer te veel, dan te weinig voorbereidende scholen zijn. De hoogere studie vordert een bijzondere geschiktheid voor abslracten denkarbeid, die tal van ontwikkelde men- schen toch niet bezitten. Nu door allerlei klapdeurtjes een groote stroom bij ons hoo per onderwijs binnenkomt, wordt de oplei ding benadeeld. De regeering dient orde te scheppen in dezen toestand. Spr. betwijfelt voorts of de toepassing van het instituut der bijzondere leerstoelen wel inderdaad juist geschiedt. Dit instituut moet opgevat worden in strikt wetenschappelijken zin en niet voor andere doeleinden. De heer v. d. HEIDE (S. D. A. P.) vraagt meer waarborgen voor de bekwaamheid van bijzondere hoogleeraren. Hij vestigt de aan dacht op het verzoek der theologische fa culteit te Groningen, die heeft aangedrongen op wetswijziging, zoodat voor het bijzonder hoogleeraarschap in de theologie ook een doctoraat wordt vereischt. Hij bepleit maatregelen ten aanzien van misbruiken in den groentijd en vraagt me?r autonomie voor universiteiten. De heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.) etaat verbaasd over het antwoord van den Minister op een vraag of hij wilde bevor deren een leerstoel in de homoeopathie. Wat spr. ergert is, dat de Minister twijfelt aan het recht, dat de homoeopathie als weteoi- schap recht heeft op een leerstoel. Dat de vorige ministers allen afwijzend stonden tegenover sprekers verzoek, is niet juist. Dr. De Visser nam een breeder stand punt in dan deze minister. Hjj liet zich alleen weerhouden door geldelijke omstan digheden. De homoeopathie wordt in alle beschaafde landen van de wereld toegepast, I door duizenden artsen en Laat zich door dezen minister niet in een hoek dringen. Ais de minister zegt, dat de geldmiddelen de vestiging ran dien leerstoel niet toe laten, dan zal spr. zich hierbij neerleggen. In het andere geval heeft de homoeopathie op een leerstoel recht Mevr. BAKKERNORT bespreekt de po sitie der verpleegsters in de academische ziekenhuizen, waar willekeur zou heerschen bij benoemingen en salarissen. De heer LANGMAN (G.-H.) is geschrok ken van de conclusie van den heer Mo lier, dat er meer bijzondere universiteiten moeten komen. Integendeel zou spr. den invloed der Rijksuniversiteiten willen uitbreiden. Gaarne zou hjj meer positief christelijk be ginsel in de hoogleeraren zien, doch er is een kentering te bespeuren. In dit ver band wijst hij op het overgaan van prof. Bonman van de Vrije naar de openbare uni versiteit De R.-K. Universiteit bewijst ook, dat de hoogleeraren, die daaraan verbon den zijn, bij hun opleidiag aan een open bare universiteit niet zijn verloren gegaan voor hun kerk. De heer ZIJLSTRA (A.-R.) spreekt over den meermalen uitgesproken wensch tot meer paedagogische vorming van leeraren. Doch een paedagogie op zuiver wetenschappelij ken grondslag doet mislukken. Beter is het deze zaak over te laten aan het particulier initiatief, zoodat iedere geestesrichting zijn eigen paedagogen kweekt De heer TIL AN US (C.-H.) wjjst op de hocge^ kosten van het hooger onderwijs, waarbi) van bezuiniging niet veel te be speuren valt. Vooral de ver doorgevoerde specialisatie en differentiatie leidt ;ot op- loopen der kosten. De minister dient vooral voorzichtig te zijn met nieuwe aanvragen. Een groote overmaat van gestudeerden zou spreker voor de maatschappij geen geluk achten. Het zou leiden tot het kwee ken van menschen, die geen bestaan kunnen vinden. Men ziet overal gestage staging van het aantalc tudenten. Naar verhouding met den aanwas der bevolking is het aantal studenten in de laatste 40 jaren verviervoudigd. Van regee- ringswege dienen geen maatregelen de wor den genomen tot beperking van het aantal studenten, dit is spr. met den heer Gerhard eens. De yrjje maatschappij zal zich zelf wel corngeeren. Doch is men niet wat te vrij gevig met studiebeurzen, vooral voor wis- en natuurkundigen. De heer L1NGBEEK (H.G.S.) zegt, dat onze universiteiten gesticht zyn ter be oefening van de christelijk Hervormde we tenschap. Echter is de minister gekomen aan de tegenwoordige grondwet. Laat nu de mi nister, in afwachting van een wijziging, het evenwicht aan onze inuversiteiten herstellen door meer dan tot nu toe hoog leeraren te benoemen van christelijke beginselen. De heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.) komt er tegen op, dat de heer Langman, de Chr.-Hjstorischen de uitverkorenen achtte om op te komen voor onze natio nale instellingen. De Katholieken wenschen bij den steun aan die instellingen niet achter te staan. Hij bestrijdt den heer Langman en wijst er op, dat vele hoogleeraren aan de Kath. Universiteit niet waren opgeleid aan open bare hoogesoholen. De Minister van Ouderwijs, de heer WASZINK, zal een onderzoek instellen naar de positie der verpleegsters bij aca demische ziekenhuizen. Wat den groentijd betreft, noch sprekers Departement, noch hem persoonlijk hebben klachten bereikt over uitwassen, die zich nu nog zouden voordoen. Aan alle universiteiten zijn maat regelen genomen om die te voorkomen. Spr. gelooft niet, dat nog verdere maat regelen zijnerzijds noodig zijn. De minister begrijpt den toon niet van den heer Duymaer v Twist over den ho moeopath! sehen leerstoel. Inderdaad heeft dr. De Visser verwachtingen in 't leven ge roepen, maar spr. moet een voorstel tot zijn eigen verantwoording nemen. Daarom heeft hij opnieuw adviezen gevraagd aan de medische faculteiten Desnoods wil hij ook aan andere zijden advies vragen. Alle adviezen zijn nog niet binnengekomen, maar dit wil spr. den heer Duymaer v. Twist wel zeggen: als de adviezen, die nu nog te wachten zijn, even vernietigend zijn als die, welke hij heeft ontvangen, tr van dezen minister, al zou hij in het geld zwemmen. Dooit of nimmer een voorstel zal te wachten zijn tot instelling van een leerstoel in de homoeopathie. Het onderwijs in de paedagogie behoort van Rijkswege niet te worden uitgebreid. Het instituut der bijzondere leerstoelen moet een uitzondering blijven. Wanneer hier gesubsidieerd werd, zou het gevaar bestaan dat het gewoonte werd. Aan het bestuur der Universiteit wenscht spr. niets te veranderen. Den heer Tilanus antwoordt spr., dat ondanks de bezuiniging, er wel eens nieuwe uitgaven moeten geschieden. De bezuiniging, die de heer Moller aan de hand deed, noemt de minister: be snoeiing met het domme potlood." De heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.) repliceert en zegt, dat de minister geen recht wil doen aan overtuigde andersden kenden. Zoolang de minister daar zit, al dus spr., en zoolang ik het leven heb, zal ieder jaar opnieuw de kwestie der homoe opathie aan de orde zijn. De heer SCHOKKING (C.-H.) komt op tegen bet denkbeeld om de theologische faculteit weg te nemen van de openbare universiteit. De heer HEEMSKERK (A.-R.) heeft de rede van den beer Langman opgevat als eenigszins te gaan tegen de A.-R. partij. De A.-R. minister hebben steeds gepoogd zooveel mogelijk hoogleeraren voor te dra- gen uit C.-Hist. personen. Doch aan een openbare universiteit mag men van het beginsel uitgaan dat men zelf kiest. Daar om kan een openbare universiteit geen eenheid zijn. De heer TILANUS (C.-H.) maakt be zwaar tegen aanstelling van een tweeden hoogleeraar in de dierkunde te Leiden. Het grooter aantal studenten zal spoedig weer terugloopen. Spr. verzoekt den mi nister, den post met f 1000 te verminderen. De heer v. GIJN (V.-B.) dringt aan op aanstelling van een hoogleeraar in de kolo. niale economie te Leiden. Thans wordt in dit onderwijs niet voldoende voorzien. D* heer BEUMER (A.-R.) heeft geen voldoende vertrouwen in het voorstel van dgn minister tot aanstelling van een twee den hoogleeraar in de dierkunde te Lei den. Hij wenscht, dat de minister den post vcor leeraar in de histologie terug neemt en er te zijner tijd met een behoorlijk voorstel komt. Minister WASZINK zet de situatie te Leiden uiteen en trekt het voorstel in. Voor een hoogleeraar in de koloniale eco nomie kan de minister \iog geen geld vin den. Hij zal irtusschen voor 't volgend jaar overwegen wat hij kan doen. De heer MOLLER (R.-K.) dringt aan op een afzonderlijke regeling voor het Han delsonderwijs Ln verband met het aanhan gige ontwerp tot regeling van het voor bereidend hooger en middelbaar onderwijs. Spr. wijst voorts op de versnippering van het middelbaar onderwijs, waardoor ge speeld wordt met 's Lands financiën. Er worden vaak veel te veel leerlingen naar een school getrokken, die niet geschikt zijn, het onderwijs te volgen, omdat men anders komt onder het fatale minimum, in welk geval geen subsidie wordt gegeven. Mej. WESTERMAN heeft met genoegen gezien, dat de minister de rechten heeft erkend van het, die het onderwijs op de litteraire economische H B.S gevolgd heb ben. Zij juicht het toe, dat het ontwerp op het middelbaar onderwijs, dat zoo langza merhand door de vele wijzigingen onlees baar is geworden, is ingetrokken. Zij hoopt op een eenvoudiger ontwerp. De heer GERHARD (S.D.) merkt op, dat de middelbare scholen geen behoefte hebben aan verzwaring van toelatings- eisohen met betrekking tot parate kennis. Hij juicht dan ook toe, dat de minister daaraan niet denkt. Er komen wel veel te veel kinderen op de 5-jarige H.B.S. of het gymnasium. Er zijn op die inrichtingen een groot aantal leerlingen, die daar niet behooren. Toch moet men dat niet tegen gaan om de sociale positie der anderen in het gedrang te brengen. Ganscb anders is de vraag of de wijze, waarop de kinderen tot die scholen 'worden toegelaten, de juiste is. Met verscherping der toelatingseischen verstaan als meer parate kennis, komt men er niet. l>e heer KETELAAR (V.D.) zal zich niet verzetten tegen pogingen van den mi nister om de overbevolking der middelbare scholen en gymnasia te voorkomen. Het is met betrekking tot de salarisregeling zeer vreemd, dat men telkens tot de conclusie komt, dat sommige leeraren gedurenue eenige jaren te veel ontvangen hebben. Spr. zou willen, dat hier een betere rege ling getroffen werd. Verder dringt hij aan op vermindering van het aantal leerlingen in de laagste klassen, dat nog veelal 30 bedraagt. De heer ZIJLSTRA (A.R.) zegt, dat er wel iets voor te zeggen vaJt, het middel baar en het handelsonderwijs in één ont werp te regelen, maar spr. vraagt, waar om de literair-economische afdeeling niet op een wettelijke basis wordt geplaatst. Spr. dringt vervolgens aan op een andeie regeling van de bijdragen der buitenge meenten in de kosten voor leerlingen, die de H.B.S. in een andere gemeente bezoe ken. De beer TILANUS (C.-H.) meent even eens, dat veel te veel kinderen naar H.B.S. en Gjunnasium gaan zonder dat zij dit on-\ derwijs wilden cn zullen kunnen volgen. Aan de gemeenten dient vrijheid te wor den gegeven, deze zaak zelf te regelen. Spr. hoopt, dat het gewijzigd leerplan voor de wiskunde op H.B.S. nog vóór het vol gend leerplan in het Staatsblad zal komen. De MINISTER acht 'n nieuwe wettelijke regeling van het M.O. dringend noodig. Hij wenscht daarop niet vooruit te loo- pen. Een moeilijkheid bij de indiening van dat ontwerp is de eerste commissie-Rut- gers. Hij hoopt hierdoor te bereiken, dat er een straffer organisatie komt op het gebied van het voortgezet onderwijs. Er zal ook naar een oplossing worden ge zocht om een te groot aantal scholen van hetzelfde type in betrekkelijk kleine plaau- sen te voorkomen. Daarna kan misschien gedacht worden aan beperking van het aantal Mulo-scholen. Spr. wil overwegen om het eindexamen afd. A. der H.B.S. te rugwerkende kracht te geven. Wat de toe lating betreft, dient zooveel mogelijk vrij heid te worden gelaten aan gemeente- en schoolbesturen. Wat de salariskwestie be treft zal de minister zijn aandacht wijden aan het ter sprake gebrachte door den heer Ketelaar. De vergadering wordt verdaagd tot Dins dag 1 uur. RECLAME. v«o« dlobneW in Uw» i i. >Y"i H I I I. toxJw komt Oil is een der vete voordeden ver. oan ïraoker» van 5127 Het feit, dat in verschillende landen, evenals zulks ook ten onzent hot geval is, de emissie-markt een meer dan gewone uilhreiding heeft ondergaan, heeft uiter aard een zekere gevoeis-reactie in het leven geroepen, welke thans schijnt te culminee- ren in beperkingsmaatregelcn van over heidswege overwogen. Hoewel ten onzent van een optreden in deze richting niets le bespeuren is, zijn er toch wel landen aan te wijzen, waar zich wel degelijk symp tomen van dien aard voordoen. Allereerst in Zwitserland en niet in het minst, op de tweede plaats, in Engeland. Het groote ge mak, waarmede builenlandsche emissies worden ondergebracht op grond van hun grootere rendement, heeft uiteraard een verhooging van den koers op de geldmarkt tengevolge gehad. Zoodat men thans vreest, dat de handel en de industrie er de dupe van zullen worden, vooral nu ook de ban ken hun liquide materiaal in vreemde fond sen gaan beleggen. Wat men in Zwitserland wenscht, is een embargo op de buitenland- sche emissies. Men trekke vooral niet de conclusie uit het succes der in Zwitserland geplaatste leeningen, dat aldaar een zekere mate van geldruimte heerscht, zooals zulks bij ons het geval is. Integendeel. En het succes der vreemde emissies is dan ook uit sluitend toe te schrijven aan de attractieve rendabiliteit. Intusschen, ook in het British Empire voelt men blijkbaar niet zoo heel veel voor die vreemde emissie-hausse. Den linanciee- len instellingen wordt van overheidswege ontraden builenlandsche leeningen op de Londensche markt te brengen, tenzij de banken de verantwoordelijke autoriteiten kunnen overtuigen, dat het gaat om belang rijke factoren, die het wenschelijk maken, dat de leening in casu wordt geaccepteerd. Duitschland slaat met zijn buitenland- sche emissies wel aan de spits, hetgeen uit volgende cijfers*moge blijken. Het totaal der gedurende de eerste elf maanden van 1926 geëmitteerde leeningen in het buitenland bedraagt 1562 millioen Mark. Van deze 1562 millioen werden 1150 millioen in Ame rika geplaatst, 189 millioen in Nederland, 125 millioen in Engeland. 57 millioen in Zwitserland en 40 millioen in Zweden. Zoo als men ziet, neemt ons land ten dezen een bevoorrechte plaats in. Ten aanzien van de valuta-markt concen treert zich nog alle belangstelling om den l'Tanschen franc, hoewel de affaire in dit betaalmiddel bij lange na niet dien omvang heeft van enkele maanden geleden. 3 Dec 10 Dec. Londen 12 '2"i 12 13H Berlijn 59 4614 59.4 Parijs 9 61 9.92H Brussel 34 80 34.80 New-York cable 2.50 H 2.501* Over het algemeen verwacht men in Fransche financieele kringen, dat zelfs bij voortgezette appreciatie van den franc een aanzienlijke baisse onder de huidige om standigheden is uitgesloten. Het blijkt, dat de verliezen der speculatie in de laatste maand geleden, geweldig groot zijn. De om vangrijke dekkingsaankoopen, die het ge volg waren van de baisse-speculatie, hebben naar schatting voor de speculanten een ver lies van twee milliard francs opgeleverd. Intusschen blijft ondanks de appreciatie van den franc op de fondsenbeurs van Parijs slechts een geringe stijging te conslaleeren, hetgeen verklaard wordt door de winstne mingen van de zijde van het publiek en door de verkoopen voor rekening van de Banque de France, welke indertijd door steunaankoopen een geweldig materiaal ver kregen heeft en dit thans weer afstoot. De locale fondsenmarkt vertoont allo kenleekenen van den naderenden Sylvester. De jongste berichlsperiode opende niet bijster geanimeerd, zeker niet voor rubber waarden hoewel in de laatste dagen der voorafgaande periode een zekere activiteit te bespeuren viel als een gevolg van de vorming van een koopers-concern in Ame rika. Men beschouwde dit feit hier te lande blijkbaar als een hausse-motief, gezien het koersverloop in de laalsle dagen der vorige week. Intusschen, de beurs is op deze mee ning teruggekomen, vandaar dat reeds op den eersten dag dezer week eenige winst- nemingen plaals hadden. De affaire in rub bers beperkte zich verder geheel en al tot den speculalieven beroepshandel welke op enkele dagen tot dekking van baisse-posities overging waardoor in het geheel genomen, het koersverloop van rubbers niet zoo heel veel varieerde. Het publiek hield zich ech ter afzijdig. De omzetten waren deze week beperkt, waarop slechts één uitzondering valt op te merken en wel ten aanzien van suiker waarden welke nogal gezocht zijn in ver band met de gunslige positie waarin de sui kermarkt momenteel verkeert. New-York alsmede Cuba noleeren hoogere prijzen en ook de Visp verkoopt legen een hooger be drag. Afdoeningen hebben reeds plaals ge had op basis van 19,75 en zelfs werden af doeningen bericht tegen een prijs van f 20 per 100 Kg. Geen wonder du9 dat de be langstelling voor suikerwaarden en daar mede annexe fondsen zooals Koloniale Ban ken, levendig was. al konden ook de omzet ten grooter geweest zijn. Koloniale Bank- aandeelen schijnen thans in het centrum van interesse te slaan, gezien de handel en den omzet van dit fonds in de afgeloopen week. Een gunslige factor is de technische positie van de suiker-aandeelen-markt. Het materiaal hetwelk wordt opgekocht komt in vasle handen en büjft daarin voorloopig waardoor hel materieel dat voor omzet in aanmerking komt uileraard steeds geringer wordt. Tabaks-aandeelen ondervonden weinig be langstelling. Hoewel de grondtoon niet on- Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van E. PHILIPS OPPENI1EIM. door W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN. 13) „Maar waarom?" Ik had u zoo weinig ge zien. Ik had zelfs geen idee, dat u wist, waar ik gebleven was, toen ik mijn vader verliet." „Ik zal u alles straks wel uitleggen," zei Lij, „maar eerst wil ik u een vraag stellen. Weet u iets van die ziekte van uw vader af? Denkt u, dat hij echt ziek is, of dat hij er een speciale reden voor heeft om zijn kamer te houden?" Een zwakke glimlach speelde om Stella's lippen. „Ik begin het te begrijpen," mompelde zij. »Ik moet bekennen, dat uw plotselinge be langstelling in mij een raadsel voor mij Was." „Is daar dan zoo'n bijzondere reden voor noodig?" vroeg hij, terwijl hij haar vol be wondering aanzag. „Stella, die dacht aan haar nieuwen hoed JQ haar japon die haar zoo goed stond, lachte zacht. „Nu, misschien zou dat niet noodig zijn," *eide zij, „maar ziet u. u hebt uzelf verra- ?en. Ik kan u echter ineens verzekeren, dat niets van mijn vader weet. Hij heeft mij ^Ifs zijn huis ontzegd en ik heb hem in we- «n niet gezien. ,_i Hij knikte. „Dat veronderstelde ik," zei hij. „Mag ik volkomen oprecht zijn?" „Natuurlijk," antwoordde zij, „als u wer kelijk iets tegen mij te zeggen hebt, zou ik het liefst hebben, dat u dat was." „Dan zal ik het na de oesters probee- ren," verklaarde hij glimlachend. Hij stond even op, zond een jongen om wat bloemen en bestelde wijn en daarna zet ten zij de lunch voort, pratend over lichte onderwerpen van den dag. In die kleine groep van financiers vertegenwoordigde Litlleson's jeugd en tot op zekere hoogte be schaving. Hij behoorde tot een van de voor naamste families in New-York. Hij had een pied-ó-lerre en connecties in Londen en Pa rijs. Hij was vrij knap van uiterlijk en altijd onberispelijk gekleed. Stella keek meer dan eens goedkeurend naar hem. Hij was onge twijfeld gezelschap om mee gezien te mogen worden. Overigens bezat zij weinig ijdelheid en zij wist goed genoeg, dat hij er een spe ciaal doel mee had, om haar uit te kiezen. Zij had alleen geweten, dat hij samenwerkte met haar vader en zij was benieuwd te we ten, wat hij met die eerste vraag van hem bedoelde. Hij scheen echter geen haast te hebben, om haar nieuwsgierigheid te bevredigen. Hij had een schitterende lunch besteld en niet vóór die ten einde liep, zinspeelde hij ook maar op iets. dat op een ernstige conver satie geleek. Toen leunde hij eenigszins over de tafel naar haar toe en zij gevoelde de verandering in de uitdrukking van zijn ge laat en den klank van zijn stem toen hij, wat zachter, begon te spreken. „Juffrouw Duge." zei hij, „ik geloof dat u verbaasd was. toen ik u die vraag daareven stelde. Laat ik het u uitleggen, Uw yader en verscheidene anderen van ons werkten eenigen tijd samen in zeer belangrijke za ken op finantieel gebied. De laatste maan den voelden wij ons niet met elkaar op ons gemak. Schijnbaar waren wij het allen nog met elkaar eens, maar toch geloof ik, dat ieder voor zich het gevoel had, dat er iels niet in orde was. Wij begonnen elkaar allen te wantrouwen. In het kort, ik hoop dat ik u niet beleedig juffrouw Duge, met ie zeggen, dat ik geloof dat uw vader ons heeft bedro gen en ons nog bedriegt ten eigön bate." „Ik begrijp niet," zeide zij. „waarom u zoudt denken dat het mij kon beleedigen, u dat te hooren zeggen. Ik heb altijd gemeend, dat tusschen u allen, die de geldmarkten beheerscht, geen vriendschap bestaat en geen recht of onrecht. Tenminste alleen in zooverre, dat wie slaagt het recht aan zijn zijde heeft, wie faalt niet." „Tot op zekere hoogte hebt u gelijk, juf frouw Duge," antwoordde hij, „maar u moet niet vergeten, dat er nog zoo iets als die- veneer is." Zij haalde haar schouders op. „Nu," zeide zij, „daar zullen wij maar niet over redetwisten. U was in uw verhaal zoover gekomen, dat u mij zei, te gelooven dat mijn vader probeert, u allen de loef af le steken en u schijnt daar een beetje zenuw achtig over. Nu, ik ken mijn vader en ik zou niet in het minst verwonderd zijn, als u ge lijk had." Hij stak een sigaret aan, en schoof het doosje over tafel naar haar toe. „Goed," zeide hij. „Het is een waar genoe gen met u le praten, juffrouw Duge, u be grijpt alles zoo gauw. U begrijpt nu dus, hoe de zaak in elkaar zit. Drie of vier van ons, mijzelf meegerekend, staan aan den eenen kant en uw vader aan den anderen, Gesteld, dat het in uw macht was, een van beiden te helpen en uw belang was aan onz* zijde, voegde hij er op beleekenisvolle loon aan toe nu, om kort te gaan, welk stand punt zoudt u daar tegenover innemen?" .,U meent," zeide zij langzaam, „zou mijn kinderlijke toewijding stand houden tegen andere overwegingen?" Hij keek haar vol bewondering aan. „U bent een wonder, juffrouw Duge," zei hij. „Dat is preces, wat ik meen." Zij leunde een oogenblik achterover in haar stoel en keek den man over haar, door de kleine wolk van cigarettenrook, aandach tig in het gelaat. ,,U hebt waarschijnlijk gehoord zeide zij, „dat mijn vader mij het huis uitgezet heeft." „Het praatje ging...." begon hij aarze lend. „O. hel was geen praatje," viel zij hem in de rede. „Hij zorgde er voor, dat iedereen te welen kwam, dat ik Norris Vine enkele in formaties verschaft had over zijn handelin gen met Canadian Pacifies. Als ik weer (huis was, wat nooit meer gebeuren zal, zou ik weer hetzelfde doen. Ik heb altijd met mijn vader samengewoond sedert ik uit Europa terug ben en ik weet, wat voor soort man hij is. Ik denk," vervolgde zij en zij wendde haar blik van hem af, terwijl zij meer pein zend sprak, „dat ik net als ieder and^r meisje was. toen ik in New-York terugkwam. Ik woonde twee of drie jaar met mijn vader samen, en nu hel zou een ernstige les voor iedereen zijn. Dit doet er echter niet toe. U ziet. lat ik niet sentimenteel ben. Als u mij iets te zeggen hebt, zegt het dan." „Dat zal ik," antwoordde hij. „Wij heb ben het gevoel, dal het elk oogenblik tot een uitbarsting tusschen ons en uw vader kan komen. Ik geloof, dat wij de beste kansen hebben, op één ding na. Uw vader heeft een stuk dat wij allen, dwaas genoeg, op een avond teekenden waardoor wij feitelijk in zijn macht zijn. Als de pers dat stuk jn handen kreeg, zouden wij allen geruineerd zijn, ik meen, wat onze positie en goeden naam aangaat. Bovendien ben ik er niet zeker van, of wij niet zelfs hel land uit zou den moeten gaan." Zij keek hem vol verbazing aan. „Hoe kwam u er toe zoo'n stuk (e teeke nen?" Hij schudde het hoofd. „De hemel mag het welen," zei hij. „Wij waren niet goed wijs. Wij waren echter niet van plan. het onder berusting van uw vader te latpn. Daarom is 't, dat die ziekte van hem ons zoo ongelegen komt. Wij kunnen het niet helpen als wij 't idee hebben, dat hij zich ziek houdt, om ons een paar dagen niet te ontmoeten en dat ellendige docu ment in zijn bezit te kunnen houden. In dien, aan den anderen kant. zijn ziekte echt is en hij, om het nu maar botweg uit te drukken, komt te sterven, dan zou dat stuk door zijn notaris gevonden worden en de hemel weet wat die er mee zou doen." „Ik begin het te begrijpen,zei Stella. „Wees nu zoo goed te zeggen, wat u van me verlangt." „Wij zijn genegen," zei Littleson kampjes, „om honderd duizend dollar te geven aan dengeen, die ons dat stuk in handen geeft. Voor iemand, die het huis van uw vader kent en weel, waar hij zijn belangrijke pa pieren bewaart, moet dat geen onmogelijke taak zijn." Zij keek hem eenige oogenblikken strak aan. (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 13