Oome Gijs.
No. 20461
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 25 November
Tweede Blad Anno 1926.
GEMEENTEZAKEN.
Ills
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Wonrng- en gesinstelling.
B. en W. deelen thans aan de raadsleden
mede, dat ter kennisneming in de Leeska
mer is neergelegd het rapport met bijlagen
betreffende de uitkomsten van de gehouden
woning- en gezinstelling, uitgebracht door
den directeur van het Bouw- en Woningtoe
zicht
In de stukken geven zij al vast een be
knopt overzicht van de uitkomsten gerekend
naar den toestand op 1 Maart van dit jaar.
leejonaq -A
puooMoquo
OSbjuodjoj
paooMoquQ
puooMog
O "O
tJS G <4
O e fl
O o
t- -O «1
e
O
CQ
O 3
3
o 5
3
E 3
c
3
EJ
c
3
K -C
O
-C
O
.G
G
XL
c
XL
O
O
O
O O
O
O
O
-O
O
-O
O
2
r-
2
2 1
LO vö
CD
1
CO I
Dl 1
TT O
co
co
e*
1
O
TT
iO
2 c
I3'3
Aantal toelaatbare samenwoningen (een
zelfstandige woning wordt niet verlangd)
1015.
Aantal inwonende gezinnen, dat een zelf
standige woning verlangt:
Echtparen f 114
Gehuwde mannen 1
Gehuwde vrouwen 8
Weduwnaren 9
Weduwen f e g 14
Gescheiden vrouwen. 4
Gescheiden mannen
Inwonende ongehuwden
150
Van deze 150 gezinnen kunnen, volgens
ia opgave, een huur betalen:
beneden f 1.1 gezin
van f 1.tot f 1.50 7 gezinnen
van f 1.50 tot f 2.19 gezinnen
van f 2.tot f 2.50 23 gezinnen
van f 2.50 tot f 3.29 gezinnen
van f 3.tot f 4.32 gezinnen
van f 4.tot f 6.28 gezinnen
van f 6.tot f 7.6 gezinnen
van f 7.en meer 5 gezinnen
150 gezinnen
Het aantal gezinnen, gehuisvest in onbe-
onbaar verklaarde gezinnen, bedraagt
260, zoodat nog worden vereischt 150 -f-
410 woningen.
Tegenover deze 410 nog benoodigde wo
ngen staat echter een aantal van 446 in
uitvoering of in voorbereiding zijnde of na
1 Maart 1926 voltooide woningen van ge
meente en bouwvereenigingen, t. w.:
Eensgezindheid 76 woningen (v. h. 4e plan)
22
Ons Doel 62
Ons Belang 72
Gemeente 40
Ver. tot Bev. v. d.
Bouw v. Werk
manswoningen 174 n
Totaal 446 woningen,
gevende derhalve een overschot van 36 wo
ningen, dit ongerekend den particulieren
woningbouw, voltooid na 1 Maart 1926 of
nog in uitvoering.
Wat den particulieren bouw betreft, wordt
voorts opgemerkt, dat in de periode 1 Maart
tot 1 November van dit jaar door particu
lieren werden gesticht 67 woningen en dat
nog 358 woningen in aanbouw zijn, waarte
genover staat een slooping van 50 woningen.
De vermeerdering van het aantal gezinnen
bedraagt per jaar omstreeks 200, zoodat, wat
het jaar 1926 betreft, de toeneming van den
woningvoorraad ruimschoots aan de be
hoefte voldoet
Het verheugt B. en W. en zal ook on
getwijfeld den Raad verheugen dat de
resultaten van de telling in plaats van een
tekort een overschot aan woningen aanwij
zen, en nog wel een overschot, dat verkregen
is door bij de berkening de onbewoonbaar
verklaarde woningen van den voorraad af te
trekken en dat niettegenstaande, wat al
thans 1926 betreft, nog ruimschoots opweegt
tegen het natuurlijk accres van de bevol
kingstoeneming; van woningnood is dus in
deze gemeente geen sprake meer. In het bij
zonder meenen B. en W. te mogen wijzen
op de omstandigheid, dat van de woningen
met een huurprijs van f 6 en lager in het
gedeelte der stad binnen de singels er 87 en
in het gedeelte der stad buiten de singels er
127 leeg stonden (resp. 1.89 pet. en 2.29 pet.)
terwijl voor de woningen met een huurprijs
boven f 6.deze cijfers 31 en 82 (respect.
2.59 pet. en 3.39 pet.) zijn. Daarentegen kan
de voor Leiden noodig geachte huurreserve,
volgens de meening van den Directeur van
het Bouw- en Woningtoezicht, worden ge
steld op 1.5 a 2 pet. Een en ander is h. i. wel
het beste bewijs, dat de woningnood te de
zer stede volledig is overwonnen. De ge
meente kan derhalve hare taak met betrek
king tot den aanbouw van woningen, indien
de in bovenstaad overzicht bedoelde bouw-
planen gereed zijn, als beëindigd beschou
wen.
Van deze gelegenheid maken B. en W. ge
bruik den Raad mede te deelen, dat het be
drag van f 3.000, dat bij besluit van 26 Octo
ber 1925 voor het houden van de telling
werd toegestaan, niet toereikend is gebleken.
De kosten moeten thans worden geraamd op
f 6000. Een overschrijding derhalve van
f 3000, die echter verklaring vindt in de om
standigheid, dat het speciaal in dit geval
moeilijk was, om te voren een eenigszins
juiste begrooting van kosten te maken. Hier
bij moet tevens in het oog worden gehouden,
dat een hoeveelheid werk is en nog wordt
verricht om de door de telling verkregen ge
gevens die eigenlijk niet meer dan een
momentopname weergeven van meer
duurzamen aard te maken, o.a. door 't aan
leggen van een woningkartotheek. Het is
toch alleszins gewenscht, dat het kostbare
materiaal, waarover de Dienst van het
Bouw- en Woningtoezicht thans naar den
toestand op 1 Maart 1926 beschikt, geregeld
wordt bijgehouden, waarvoor in de eerste
plaats de sedert 1 Maart 1926 ontstane ach
terstand moet worden ingehaald. Waren de
werkzaamheden beperkt gebleven tot de tel
ling zelf, dan zouden uiteraard de kosten
minder hebben bedragen; in werkelijkheid
is derhalve, uitsluitend lettende op den ver
richten arbeid voor de eigenlijke telling de
overschrijding van de kosten lager.
Afschrijvingen voor de vaste bezittingen
der Lichtfabrieken.
In een schrijven stellen Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electri-
citeit voor de bij besluit van 2 Mei 1918
vastgestelde tabel van afschrijvingen -op de
bezittingen der Gasfabriek met ingang van
1 Januari 1927 te herzien in dier voege, dat
niet meer onderscheid zal worden gemaakt
tusschen de bezittingen van vóór en van na
31 Dec. 1913, doch dat de afschrijvingen op
alle bezittingen der fabriek zullen geschie
den gelijk tot dusverre voor de bezittingen
van na 31 December 1913 was bepaald.
Tevens stellen Commissarissen voor de bij
besluit van 29 April 1915 vastgestelde tabel
van afschrijvingen op de bezittingen der
Electric.-fabriek ongewijzigd in de nieuwe
tabel op te nemen, waarvan het ontwerp als
bijlage III bij den brief van Commissarissen
is gevoegd.
B. en W. kunnen zich met dit ontwerp
ten volle vereenigen.
ARBEIDSWETGEVING.
De ontwerp-verüragen van Genève.
Voorloopig Verslag.
Verschenen is het voorloopig verslag be-
treffendb vier wetsontwerpen:
le. tot goedkeuring van het ontwerp
verdrag van Genève, betreffende de gelijk
stelling van behandeling van vreemde ar
beiders en eigen onderdanen voor de onge
vallen-verzekering;
2e. tot voorbehoud der bevoegdheid tot
toetreding tot het ontwerp-verdrag van
Genève betreffende nachtarbeid in bakke
rijen;
3e. tot goedkeuring van het ontwerp-ver
drag van Genève, betreffende de schade
loosstelling voor ongevallen, overkomen in
verband met de dienstbetrekking;
4e. tot voorbehoud der bevoegdheid tot
toetreding tot het ontwerp-verdrag van
Genève betreffende schadeloosstelling voor
beroepsziekten.
Alleen het tweede ontwerp gaf aanleiding
tot uitvoerige beschouwingen, voor het
overige kon men zich in het algemeen met
de ontwerpen vereenigen.
Eenige leden hadden ernstig bezwaar
tegen toetreding van ons land tot dit ont
werp-verdrag (nachtarbeid in bakkerijen).
Na de voorgeschiedenis van het verdrag
te hebben gememoreerd, spraken zij hun
teleurstelling er over uit, dat in de Memorie
van Toelichting met geen woord melding
gemaakt is van het gebleken verschil van
gevoelen aangaande de principieele vraag
betreffende het verbod van patroonsnacht-
arbeid, die van het begin tot het einde de
debatten heeft beheerscht. Deze leden
wenschten te weten hoe de Regeering over
de vraag denkt en hadden op grond van
het volstrekt verbod van palroonsnachtar-
beid in beginsel bezwaar tegen toetreding
En dit te meer, omdat onze wetgeving gee
nerlei vérbod kent van het verrichten van
arbeid door den werknemer na fabriekstijd.
Hetzelfde dient te gelden ten aanzien van
de vrijheid van den patroon om arbeid te
verrichten.
Bovendien waren sommige leden van oor
deel, dat er te minder reden is voor aan
vaarding van dit ontwerp-verdrag, daar
het de regeling van de arbeidsvoorwaarden
betreft in een bedrijf, waarbij een verschil
in de onderscheidene landen van weinig of
geen invloed is op de concurrentievoorwaar
den tusschen die landen.
In verband met dit een en ander gaven
deze leden als hun meening te kennen, dat
het onderhavig wetsontwerp niet in open
bare behandeling dient te komen, vóórdat de
wijzigingen van de Arbeidswet 1919, welke
het verdrag noodig maakt, zullen zijn tot
stand gekomen.
Verscheidene andere leden konden de ge
opperde bezwaren niet deelen. Nu op dit
gebied internationale overeenstemming is
verkregen, behoort Nederland zich daarbij
aan te sluiten. Tot het laten rusten van het
ontwerp bestaat geen grond.
Met instemming was gezien, dat het ont
werp-verdrag ten aanzien van verschillende
onderwerpen overleg van de overheid met
de organisaties van werkgevers en arbeiders
ir het bakkersbedrijf voorschrijft.
Slechts indien overeenstemming is ver
kregen. zal het als „nacht" geldende tijdvak
tusschen 11 uur "s avonds en 5 uur 's mor
gens vervangen kunnen worden, door dat
tusschen 10 uur des avonds en 4 uur 's mor
gens.
GEDEPUTEERDE STATEN VAN
ZUID-HOLLAND.
Splitsing in twee afdeelingen.
Blijkens een bekendmaking van Ged. Sta
ten van Zuid-Holland, zal hun college be
staan uit twee afdeelingen, A en B, en zijn
dr werkzaamheden dier afdeelingen als
volgt verdeeld:
Afdeeling A: Provinciale en gemeentelijke
financiën, belastingen, provinciaal perso
neel, bezoldiging gemeentepersoneel, onder
wijs, land- en tuinbouw, wet op de paarden
fokkerij 1918. armwezen, jachtwet 1923.
warenwet, vleeschkeuringswet en vee-art
sen. drankwet, tiendwet, pandhuisWet, ge
meente-borgtochten wet en pensioenwet 1922
voor zoover deze niet aan Afdeeling B is
opgedragen.
Afdeeling B Gemeentezaken voor zoover
niet aan Afdeeling A opgedragen, plaatse
lijke strafverordeningen, kerkelijke zaken,
waterstaat en wegen, walerschaps-aangele-
genheden, pensioenwet 1922 voor zooveel
de waterschappen betreft, gezondheidswet,
nijverheid, dienstplicht, woningwet, huur-
commissiewet. bioscoopwet, vergunningen
aan autobussen ingevolge de gewijzigde wet
van 23 April 1880, ongevallenwet, landar-
beiderswet, strandvonderij, drinkwatervoor
ziening, gasvoorziening en electriciteils-
voorziening, ruilverkavelingswet.
Tot leden der afdeeling zijn benoemd:
Afdeeling A: de beeren II. de Wilde, II.
J. Borghols en Th. Heukels;
Afdeeling B- de heeren Jhr. mr. L. E, M.
von Fisenne, II. van Boeyen en J. H. A.
Schaper.
DE STATENVERKIEZINGEN
IN ZUID-HOLLAND.
Naar wij vernemen is de verkiezing voor
de Prov. Staten in Zuid-Holland door Ged.
Slaten vastgesteld op Woensdag 6 April
1927.
INVOERRECHT OP VLEESCH.
De Minister van Financiën brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat de Com
missie van deskundigen voor de samenstel
ling van de prijscourant ter berekening van
het invoerrecht op versch of gekoeld vleesch
in haar vergadering van 23 dezer bedoelde
prijscourant heeft vastgesteld als volgt:
Rund- en kalfsvleesch, versch of gekoeld,
100 K.G. f80; Paardenvleesch, versch of
gekoeld, 100 K.G. f40.
Gedurende de maand December 1926 zal
mitsdien het invoerrecht voor de hierboven
bedoelde vleeschsoorlen bedragen 10 pCt
van de hiervoor vermelde waarden.
HET BIJKANTOOR DER INTERNATIONALE
TRANSPORTARBEIDERSFEDERATIE
TE ROME.
Op de vragen van het lid van de Eerste
Kamer, den heer Moltmaker, betreffende dit
bijkantoor heeft de minister van buitenland
se he zaken geantwoord:
Van hetgeen met het le Rome gevestigde
bijkantoor der Internationale Transportar
beiders-Federatie zou zijn geschied, is der
regeering bekend hetgeen berichten in dag-
RECLAME.
Huidaandoeningen als uilslag, eczeem,
roos, dauwworm, enz. verdwijnen spoedig
door de verzachtende, antiseptische werking
van Foster's Zalf. Zij helpt ook uitstekend
bij brandwonden, doorloopen of doorzitten,
schrijnen, enz.
Foster's Zalf is alom verkrijgbaar .5 f 1.75
per doos, f 1.per tube. 4299
bladen daaromtrent hebben medegedeeld.
Van schade, aan Nede. landsche belangen
toegebracht, is niet gebleken en voor het
instellen van een onderzoek bestaat voor
de Nederlandsche regeering geen aanleiding.
DE AUTOBUSCONCESSIES.
In verband met de aanneming van de
wet op de autobusconcessies door de Stafcen-
Gcneraal, welke wet op 24 Aug. j.l. in
werking is getreden, moeten alle eigenaren
van autobussen binnen een half jaar, dus
uiterlijk 24 Februari 1927, in het bezit
zijn van een concessie.
Le ingekomen verzoeken van autobus
ondernemingen zijn dan ook talrijk en door
gezonden naar de burgemeesters van onder
scheidene gemeenten, waarop autobusdien
sten bestaan. De burgemeesters brengen
over de verschillende kwesties advies uit,
waarna de beslissing aan Ged. Staten bljjft.
Waar Ged. Staten ten aanzien van de
kwestie zich op geheel vreemd terrein be
vinden, wordt naar alle zyden advies in
gewonnen. Zoo zal een vergadering plaats
hebben tusschen Gedeputeerden en den
Bond van Autobusondernemers, en op 2
December a.s. zal te Utrecht een vergade
ring worden gehouden van alle Gedepu
teerde Staten in Nederland.
In die vergadering zal men de verschil
lende bepalingen nader bespreken.
(Stand.)
DE ZETEL VAN BLOEMBOLLENCULTUUR
Haarlem of Heemstede?
De Algemeene Vereeniging voor Bloem
bollencultuur heeft zich thans gewend tot
den raad der gemeente Haarlem, met de
vraag, of het bedrag, dat Bloembollencultuur
door Haarlem zal worden geschonken tot
een maximum van f 100.000 voor de stich
ting van een nieuw gebouw, ook verstrekt
zal worden, als „Spaar en Hout" te Heem
stede als zetel voor de vereeniging aange
kocht wordt.
MR. H. C. DRESSELHUYS.
Naar verluidt, is de toestand van mr. H.
C. Dresselhuys, die al geruimen lijd ziek is
en laatstelijk in een Rotterdamsch Zieken
huis werd verpleegd, zeer zorgelijk.
EEN RAPPORT VAN HET BESTUUR
VAN HET R.-K. WERKLIEDENVERBOND.
De „Volkskrant" publiceert het rapport
van het bestuur van het R.-K Werklie
denverbond aan den raad van overleg der
sociale organisaties inzake de houding van
de R.-K. werkgevers, vooral in bet Zui
den, tegenover de arbeiders en de vakar-
ganisaties.
In een bnef ter inleiding wordt de dik
wijls van arbeiderszijde geuite klacht, dat
in het algemeen de werkgevers in het Zui
den des lands in sociaal opzicht, ondanks
hun katholiek-zijn, dikwijls zooveel tc-a
nadeele afwijken van hun „liberale" col
lega's in het ovenge deel vaD het land,
gerechtigd genoemd, en wordt gezegd, dat
die klacht eigenlijk geen nadere toelichting
behoeft ©n een ieder, „zelfs hij die sociaui-
bijziende is", dit concrete feit waarneemt:
in het Zuiden des lands, waar werkgevers
en arbeidèrs uit één beginsel leven, moest
een sociaal-ideale verhouding bestaan. Het
tegendeel, dat weet ook een eik, is, aldus
de brief, het geval.
Oorspronkelijke novelle door „Z."
(Nadruk verboden).
Nog kleine kinderen waren we, toen we
Oome Gijs" voor het eerst zagen. Zoo-
g is het tijdstip van kennismaking
oorbij, dat we er geen van allen meer
eugnis van hebben. We noemden hem
ome Gijs, met omdat hij familie was,
aar om het intieme, het knusse, d£t in
benaming stak.
Vroeger visscher geweest, bepaalde dj
zich nu toe met andere oude mannetjes
Wt zilte nat, waarop hij zoo menig jaar in
*eer en wind had rondgedobberd, te be
uren met veel peinzends in zijn moeoe
?°Sen, waarvan het licht wel gedoofd
t Dit was echter maar schijn, omdat de
gleden zwaar en rimpelig neerhingen en
wit iets rood doorloopen waselk
Pje aan den horizon, dien hij steeds
Verkende, werd door hem opgemerkt en
Veel gauwer dan wij met onze jonge oogen,
bij te zeggen, wat vaartuig naderde
voorbij gleed
bit spelletje van meeleven met alle ge
uren van de zee werd hij nimmer moe.
Het groote water bleef hem steeds een
r°D V°1 verrassing. Stuwt zij niet vandaag
een v°lgeladen schip huiswaarts, om mor-
misschien een lijk aan 't strand te
^elen of een lading hout op de kust te
*erpen 1 Valt er niet altijd wat te zien,
de aandacht boeit, al is het slechts
Probeeren van de reddingsboot, of het
®P£ end voorbijglijden van een school
brj«nv]Sschen t
^°me Gijs bleef dan ook, zoolang hij
k
tiet
het ^eer voer» toch in innig contact met
ment, waarop hij vroeger zijn brood
>eVende Als de zon heerlijk scheen,
leuterde hij zich in haar warmte, al
starend naar zijn machtige vriendin, de
zee, waar duizend flikkerlichten op rond
huppelden m eeuwige speling; felle zonne
gloed deerde oome Gijs niet en in storm
weer kon hij het niet laten, even zijn
warme woning uit te gaan en half wegge
kropen achter het wachthuisje, het booze
gelaat te bespieden, dat de eeuwig veran
derlijke hem toonde, als woeste golven er
diepe rimpels m ploegden. En als dan des
nachts de vensterluiken kraakten en steun
den, schoorsteenen bogen en dakpannen
overal heen zwierden, dan hield hij het
niet uit; even moest hij naar zee; er was
immers wel een oppertje, waar je veilig
stond en kon uitkijken of er niets bijzon
ders gebeurde 1
We vonden het heerlijk hem te gaan op
zoeken in zijn aardig ouderwetsch huis,
waar hij met z'n evepeens bejaarde vroaw
woonde. Een poort gaf toegang tot het
erfje, waar een gezin of vier, vijf, hun
woning had.
Evenals in een groote stad de stilte van
hofje zulk een treffende tegenstelling
vormt met het roezige van de buitenwe
reld, dat men zich schier niet kan ver
beelden slechts door een enkelen toegang
van haar gescheiden te zijn, zoo vormde
ook hier het erfje een groot contrast met
de kale, zanderige zeedorps-achterstraat,
waar het op uitkwam.
Als 's zomers je oogen zeer deden van
't helle zonlicht en je moe was van 't kij
ken naar de strakke blauwe lucht, die hoog
en wijd over de poppenhuisjes welfde, dan
was het een verademing te komen in de
ruimte achter het groene poortje in de
bruingeteerde schutting. FijD gedempt licht
heerschte tusschen eenige boomen, die de
zeewind niet kon vernielen, zoolang ze
met boven 't huis uitkwamen, welke boo
men welig groeiden in de vette zwarte
aarde, die er in lang vervlogen dagen door
den stellig zeer welgestelden eigenaar in
gebracht was.
Daar de schaduw der boomen niet hin
derlijk werkte, stond gras van een prach-
tike kleur, klimop groeide langs de h^lf
witgekalkte muren, monnikskappen, Oost-
Indische. kers en goudsbloemen prijkten
achter het groene hekje, dat heel preciesjes
een schoon geschrobd straatje van 't bleek
veld scheidde en zonnebloemen stond in
aardige hoekjes over de heining te kijken
of poogden door een venstertje te gluren.
Voor 't raam van 't woonvertrek was een
rekje met bloeiende fuchsia's en geraniums
Het geheel zou licht aan een hofje hebben
doen denken, als niet een massa witte
klompen en klompjes bij de deuren, en
ritsen gedroogde scharren aan touwtjes
tusschen de klimop bungelend, verraden
hadden, dat visschersgezinnen hier huis
vestten.
Het huis van Oome Gijs was merkwaar
dig genoeg. Type van een dorpshuis van
voor een paar eeuwen was het blijkbaar
gebouwd door een, voor dien tijd zeer
voornaam man en had, ondanks teekenen
van onmiskenbaar verval, altijd nog het
cachet van deftigheid bewaard.
Hooger dan de aangebouwde huizen
scheen het, het heele buurtje te -beheer-
schen.
Een groene onder- en bovendeur, ver
momd door een klein houten loodsje, gaf
toegang tot een voorhuis met roode stee-
nen bevloerd en van hier kwam je door
een glazen deur met gebloemde gordijntjes
in het binnenhuis, een vertrek, dat al het
bekoorlijke en tevens al het gebrekkige
had van kafners van dat slag.
Twee kleine ramen poogden tevergeefs
de groote ruimte behoorlijk te verlichten,
daarin nog tegengewerkt docT een donker
bruine zoldering met zware balken. Zoo
kroop altijd de schemering in de hoeken
en de wanden, geheel uit donker houtwerk
bestaande, omdat daarachter twee bed
steden, een kelder en een zoldertrap wa
ren, versomberden de kamer nog meer.
Maar de schouw was een lust om te zien
met al haar paarse tegeltjes met Bijbel-
sche voorstellingen. De engelen, die zooals
Dickens het eens beschreef, „op veeren
bedden uit den hemel dalen", waren ruim
schoots vertegenwoordigd. De bruinge-
boende matten op den grond, de glimmend
gewreven stoelen en het zware kabinet
vormden met dit alles een goed geheel,
schoon het niet opwekkend kon zijn hier
zijn dagen te slijten.
Trouwens, dat deed dan ook Oome Gijs
niet; slechts in den schoonmaak werd een
toevlucht in deze kamer gezocht. Aan den
anderen kant van 't voorhuis bevond zich
n.1. nog een vertrekje, licht en vroohjk,
alles vlammend geel geschilderd, zoldering
en deuren, hoekkast, glazen kast, een
klein kastje, alles wat maar verfbaar was.
Hier huisden Oome Gijs en z'n vrouw,
drie kanarievogels en een poes Gezellig
was het er in hooge maie en aardige din
gen waren er volop te zien.
In de glazen kast stond tusschen een
massa Engelsch aardewerk menig mooi
stukje oud-Deiftsch en Japansch, waarop
antiquairs hevig belust waren; achter do
kachel was een heel veld paarse tegels en
een Friesch klokje was kittig aan den gang.
Dit Friesche klokje kon met recht een
wonder genoemd worden, want het ver
droeg do gekste behandeling en bleef toch
steeds loopen. Wel niet erg precies, maar
dat hinderde niet, want als je een beetje
oplette, kon je buiten de torenklok hooren
6laan.
Een van de kuren, die het klokje met
glans doorstond, was het behandelen met
kokend water. Als er stof inzat, was Diets
beter, dan een straal heet water er door
te gieten. Even liet je het uitdruipen, dan
ging het weer als een lier.
Aan de zoldering hingen twee dingen,
die men niet lioht bij een visscher zou
wachten, n.l. twee struiseieren Zij konden
hangen, omdat er van boven netjes een
ringetje aan bevestigd was Geen kind
kwam ooit voor het eerst bij Oome Gijs
en zijn vrouw, of 't was al gauwwat ben
dat waarop steeds het vaste antwoord
was„olifantseieren" I
Het was een geestigheid, waar Oome
Gijs erg veel mee op had en zijn oogjes
glommen van genoegen, als hij er weer
iemand in had laten loopen, al was het
dan ook maar een klein iemandje.
Die „olifantseieren" wareD voorwerpen
van de teederste zorg van Gijs, zoowel als
van zijn vrouw, in de eerste plaats omdat
hun zoon, die de groote vaart, in plaats
van de visscherij gekozen had, ze had
meegebracht „uit een heel ver land." En
in de tweede plaats, omdat geen meDsch
in het heele dorp zulke dingen in zijn
bezit had.
ALs met den schoonmaak het gele zol
dertje met zeepsop bewerkt moest worden,
klom de oude Gijs in eigen persoon een
laddertje op om zijn kostbare eitjes van
het krammetje te halen en zorgvuldig op
zijn bed te deponeeren, niet zoozeer om
uit te broeden, als wel om ze te bescher
men tegen algeheel© vernieling. „Want",
zei hij, „in den schoonmaak is dat vrouw
volk tot alles in staat."
Voor ze weer opgehangen werden, kre
gen de eieren zelf een lauw zeepsopbad,
om den aanslag van stof en rook te ver
wijderen; het zou immers zonde zijn ze
heelemaal bruin te laten worden. En Da
die kunstbewerking prijktea ze helder en
frisch tegen het gele plafond, alsof ze zoo
uit de woestijn kwamen
Als we den oüden zeeman bezochten en
we troffen hem thuis, dan was het voor
ons kinderen een gezellig uurtje. Hij deed
ons verhalen uit een overoud boek, dat
hij, naar hij zei, onder ouden rommel op
zolder gevonden had. Zijn helden waren
wereldreizigers uit den tijd van Bontekoe,
toen nog maar alleen heel kleine zeil
scheepjes bestonden. Zij beleefden allerlei
vreemde ontmoetingen, leden onnoemelijk
dikwijls schipbreuk, spoelden soms van
het eene eiland naar 't andere, maar kwa
men, dank zij de wonderbaarlijkste uitred
dingen steeds weer, om zoo te zeggen, op
hun pooten terecht.
(Slot volgt).