Oome Gijs. No. 20461 LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 25 November Tweede Blad Anno 1926. GEMEENTEZAKEN. Ills BINNENLAND. FEUILLETON. Wonrng- en gesinstelling. B. en W. deelen thans aan de raadsleden mede, dat ter kennisneming in de Leeska mer is neergelegd het rapport met bijlagen betreffende de uitkomsten van de gehouden woning- en gezinstelling, uitgebracht door den directeur van het Bouw- en Woningtoe zicht In de stukken geven zij al vast een be knopt overzicht van de uitkomsten gerekend naar den toestand op 1 Maart van dit jaar. leejonaq -A puooMoquo OSbjuodjoj paooMoquQ puooMog O "O tJS G <4 O e fl O o t- -O «1 e O CQ O 3 3 o 5 3 E 3 c 3 EJ c 3 K -C O -C O .G G XL c XL O O O O O O O O -O O -O O 2 r- 2 2 1 LO vö CD 1 CO I Dl 1 TT O co co e* 1 O TT iO 2 c I3'3 Aantal toelaatbare samenwoningen (een zelfstandige woning wordt niet verlangd) 1015. Aantal inwonende gezinnen, dat een zelf standige woning verlangt: Echtparen f 114 Gehuwde mannen 1 Gehuwde vrouwen 8 Weduwnaren 9 Weduwen f e g 14 Gescheiden vrouwen. 4 Gescheiden mannen Inwonende ongehuwden 150 Van deze 150 gezinnen kunnen, volgens ia opgave, een huur betalen: beneden f 1.1 gezin van f 1.tot f 1.50 7 gezinnen van f 1.50 tot f 2.19 gezinnen van f 2.tot f 2.50 23 gezinnen van f 2.50 tot f 3.29 gezinnen van f 3.tot f 4.32 gezinnen van f 4.tot f 6.28 gezinnen van f 6.tot f 7.6 gezinnen van f 7.en meer 5 gezinnen 150 gezinnen Het aantal gezinnen, gehuisvest in onbe- onbaar verklaarde gezinnen, bedraagt 260, zoodat nog worden vereischt 150 -f- 410 woningen. Tegenover deze 410 nog benoodigde wo ngen staat echter een aantal van 446 in uitvoering of in voorbereiding zijnde of na 1 Maart 1926 voltooide woningen van ge meente en bouwvereenigingen, t. w.: Eensgezindheid 76 woningen (v. h. 4e plan) 22 Ons Doel 62 Ons Belang 72 Gemeente 40 Ver. tot Bev. v. d. Bouw v. Werk manswoningen 174 n Totaal 446 woningen, gevende derhalve een overschot van 36 wo ningen, dit ongerekend den particulieren woningbouw, voltooid na 1 Maart 1926 of nog in uitvoering. Wat den particulieren bouw betreft, wordt voorts opgemerkt, dat in de periode 1 Maart tot 1 November van dit jaar door particu lieren werden gesticht 67 woningen en dat nog 358 woningen in aanbouw zijn, waarte genover staat een slooping van 50 woningen. De vermeerdering van het aantal gezinnen bedraagt per jaar omstreeks 200, zoodat, wat het jaar 1926 betreft, de toeneming van den woningvoorraad ruimschoots aan de be hoefte voldoet Het verheugt B. en W. en zal ook on getwijfeld den Raad verheugen dat de resultaten van de telling in plaats van een tekort een overschot aan woningen aanwij zen, en nog wel een overschot, dat verkregen is door bij de berkening de onbewoonbaar verklaarde woningen van den voorraad af te trekken en dat niettegenstaande, wat al thans 1926 betreft, nog ruimschoots opweegt tegen het natuurlijk accres van de bevol kingstoeneming; van woningnood is dus in deze gemeente geen sprake meer. In het bij zonder meenen B. en W. te mogen wijzen op de omstandigheid, dat van de woningen met een huurprijs van f 6 en lager in het gedeelte der stad binnen de singels er 87 en in het gedeelte der stad buiten de singels er 127 leeg stonden (resp. 1.89 pet. en 2.29 pet.) terwijl voor de woningen met een huurprijs boven f 6.deze cijfers 31 en 82 (respect. 2.59 pet. en 3.39 pet.) zijn. Daarentegen kan de voor Leiden noodig geachte huurreserve, volgens de meening van den Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht, worden ge steld op 1.5 a 2 pet. Een en ander is h. i. wel het beste bewijs, dat de woningnood te de zer stede volledig is overwonnen. De ge meente kan derhalve hare taak met betrek king tot den aanbouw van woningen, indien de in bovenstaad overzicht bedoelde bouw- planen gereed zijn, als beëindigd beschou wen. Van deze gelegenheid maken B. en W. ge bruik den Raad mede te deelen, dat het be drag van f 3.000, dat bij besluit van 26 Octo ber 1925 voor het houden van de telling werd toegestaan, niet toereikend is gebleken. De kosten moeten thans worden geraamd op f 6000. Een overschrijding derhalve van f 3000, die echter verklaring vindt in de om standigheid, dat het speciaal in dit geval moeilijk was, om te voren een eenigszins juiste begrooting van kosten te maken. Hier bij moet tevens in het oog worden gehouden, dat een hoeveelheid werk is en nog wordt verricht om de door de telling verkregen ge gevens die eigenlijk niet meer dan een momentopname weergeven van meer duurzamen aard te maken, o.a. door 't aan leggen van een woningkartotheek. Het is toch alleszins gewenscht, dat het kostbare materiaal, waarover de Dienst van het Bouw- en Woningtoezicht thans naar den toestand op 1 Maart 1926 beschikt, geregeld wordt bijgehouden, waarvoor in de eerste plaats de sedert 1 Maart 1926 ontstane ach terstand moet worden ingehaald. Waren de werkzaamheden beperkt gebleven tot de tel ling zelf, dan zouden uiteraard de kosten minder hebben bedragen; in werkelijkheid is derhalve, uitsluitend lettende op den ver richten arbeid voor de eigenlijke telling de overschrijding van de kosten lager. Afschrijvingen voor de vaste bezittingen der Lichtfabrieken. In een schrijven stellen Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electri- citeit voor de bij besluit van 2 Mei 1918 vastgestelde tabel van afschrijvingen -op de bezittingen der Gasfabriek met ingang van 1 Januari 1927 te herzien in dier voege, dat niet meer onderscheid zal worden gemaakt tusschen de bezittingen van vóór en van na 31 Dec. 1913, doch dat de afschrijvingen op alle bezittingen der fabriek zullen geschie den gelijk tot dusverre voor de bezittingen van na 31 December 1913 was bepaald. Tevens stellen Commissarissen voor de bij besluit van 29 April 1915 vastgestelde tabel van afschrijvingen op de bezittingen der Electric.-fabriek ongewijzigd in de nieuwe tabel op te nemen, waarvan het ontwerp als bijlage III bij den brief van Commissarissen is gevoegd. B. en W. kunnen zich met dit ontwerp ten volle vereenigen. ARBEIDSWETGEVING. De ontwerp-verüragen van Genève. Voorloopig Verslag. Verschenen is het voorloopig verslag be- treffendb vier wetsontwerpen: le. tot goedkeuring van het ontwerp verdrag van Genève, betreffende de gelijk stelling van behandeling van vreemde ar beiders en eigen onderdanen voor de onge vallen-verzekering; 2e. tot voorbehoud der bevoegdheid tot toetreding tot het ontwerp-verdrag van Genève betreffende nachtarbeid in bakke rijen; 3e. tot goedkeuring van het ontwerp-ver drag van Genève, betreffende de schade loosstelling voor ongevallen, overkomen in verband met de dienstbetrekking; 4e. tot voorbehoud der bevoegdheid tot toetreding tot het ontwerp-verdrag van Genève betreffende schadeloosstelling voor beroepsziekten. Alleen het tweede ontwerp gaf aanleiding tot uitvoerige beschouwingen, voor het overige kon men zich in het algemeen met de ontwerpen vereenigen. Eenige leden hadden ernstig bezwaar tegen toetreding van ons land tot dit ont werp-verdrag (nachtarbeid in bakkerijen). Na de voorgeschiedenis van het verdrag te hebben gememoreerd, spraken zij hun teleurstelling er over uit, dat in de Memorie van Toelichting met geen woord melding gemaakt is van het gebleken verschil van gevoelen aangaande de principieele vraag betreffende het verbod van patroonsnacht- arbeid, die van het begin tot het einde de debatten heeft beheerscht. Deze leden wenschten te weten hoe de Regeering over de vraag denkt en hadden op grond van het volstrekt verbod van palroonsnachtar- beid in beginsel bezwaar tegen toetreding En dit te meer, omdat onze wetgeving gee nerlei vérbod kent van het verrichten van arbeid door den werknemer na fabriekstijd. Hetzelfde dient te gelden ten aanzien van de vrijheid van den patroon om arbeid te verrichten. Bovendien waren sommige leden van oor deel, dat er te minder reden is voor aan vaarding van dit ontwerp-verdrag, daar het de regeling van de arbeidsvoorwaarden betreft in een bedrijf, waarbij een verschil in de onderscheidene landen van weinig of geen invloed is op de concurrentievoorwaar den tusschen die landen. In verband met dit een en ander gaven deze leden als hun meening te kennen, dat het onderhavig wetsontwerp niet in open bare behandeling dient te komen, vóórdat de wijzigingen van de Arbeidswet 1919, welke het verdrag noodig maakt, zullen zijn tot stand gekomen. Verscheidene andere leden konden de ge opperde bezwaren niet deelen. Nu op dit gebied internationale overeenstemming is verkregen, behoort Nederland zich daarbij aan te sluiten. Tot het laten rusten van het ontwerp bestaat geen grond. Met instemming was gezien, dat het ont werp-verdrag ten aanzien van verschillende onderwerpen overleg van de overheid met de organisaties van werkgevers en arbeiders ir het bakkersbedrijf voorschrijft. Slechts indien overeenstemming is ver kregen. zal het als „nacht" geldende tijdvak tusschen 11 uur "s avonds en 5 uur 's mor gens vervangen kunnen worden, door dat tusschen 10 uur des avonds en 4 uur 's mor gens. GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZUID-HOLLAND. Splitsing in twee afdeelingen. Blijkens een bekendmaking van Ged. Sta ten van Zuid-Holland, zal hun college be staan uit twee afdeelingen, A en B, en zijn dr werkzaamheden dier afdeelingen als volgt verdeeld: Afdeeling A: Provinciale en gemeentelijke financiën, belastingen, provinciaal perso neel, bezoldiging gemeentepersoneel, onder wijs, land- en tuinbouw, wet op de paarden fokkerij 1918. armwezen, jachtwet 1923. warenwet, vleeschkeuringswet en vee-art sen. drankwet, tiendwet, pandhuisWet, ge meente-borgtochten wet en pensioenwet 1922 voor zoover deze niet aan Afdeeling B is opgedragen. Afdeeling B Gemeentezaken voor zoover niet aan Afdeeling A opgedragen, plaatse lijke strafverordeningen, kerkelijke zaken, waterstaat en wegen, walerschaps-aangele- genheden, pensioenwet 1922 voor zooveel de waterschappen betreft, gezondheidswet, nijverheid, dienstplicht, woningwet, huur- commissiewet. bioscoopwet, vergunningen aan autobussen ingevolge de gewijzigde wet van 23 April 1880, ongevallenwet, landar- beiderswet, strandvonderij, drinkwatervoor ziening, gasvoorziening en electriciteils- voorziening, ruilverkavelingswet. Tot leden der afdeeling zijn benoemd: Afdeeling A: de beeren II. de Wilde, II. J. Borghols en Th. Heukels; Afdeeling B- de heeren Jhr. mr. L. E, M. von Fisenne, II. van Boeyen en J. H. A. Schaper. DE STATENVERKIEZINGEN IN ZUID-HOLLAND. Naar wij vernemen is de verkiezing voor de Prov. Staten in Zuid-Holland door Ged. Slaten vastgesteld op Woensdag 6 April 1927. INVOERRECHT OP VLEESCH. De Minister van Financiën brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de Com missie van deskundigen voor de samenstel ling van de prijscourant ter berekening van het invoerrecht op versch of gekoeld vleesch in haar vergadering van 23 dezer bedoelde prijscourant heeft vastgesteld als volgt: Rund- en kalfsvleesch, versch of gekoeld, 100 K.G. f80; Paardenvleesch, versch of gekoeld, 100 K.G. f40. Gedurende de maand December 1926 zal mitsdien het invoerrecht voor de hierboven bedoelde vleeschsoorlen bedragen 10 pCt van de hiervoor vermelde waarden. HET BIJKANTOOR DER INTERNATIONALE TRANSPORTARBEIDERSFEDERATIE TE ROME. Op de vragen van het lid van de Eerste Kamer, den heer Moltmaker, betreffende dit bijkantoor heeft de minister van buitenland se he zaken geantwoord: Van hetgeen met het le Rome gevestigde bijkantoor der Internationale Transportar beiders-Federatie zou zijn geschied, is der regeering bekend hetgeen berichten in dag- RECLAME. Huidaandoeningen als uilslag, eczeem, roos, dauwworm, enz. verdwijnen spoedig door de verzachtende, antiseptische werking van Foster's Zalf. Zij helpt ook uitstekend bij brandwonden, doorloopen of doorzitten, schrijnen, enz. Foster's Zalf is alom verkrijgbaar .5 f 1.75 per doos, f 1.per tube. 4299 bladen daaromtrent hebben medegedeeld. Van schade, aan Nede. landsche belangen toegebracht, is niet gebleken en voor het instellen van een onderzoek bestaat voor de Nederlandsche regeering geen aanleiding. DE AUTOBUSCONCESSIES. In verband met de aanneming van de wet op de autobusconcessies door de Stafcen- Gcneraal, welke wet op 24 Aug. j.l. in werking is getreden, moeten alle eigenaren van autobussen binnen een half jaar, dus uiterlijk 24 Februari 1927, in het bezit zijn van een concessie. Le ingekomen verzoeken van autobus ondernemingen zijn dan ook talrijk en door gezonden naar de burgemeesters van onder scheidene gemeenten, waarop autobusdien sten bestaan. De burgemeesters brengen over de verschillende kwesties advies uit, waarna de beslissing aan Ged. Staten bljjft. Waar Ged. Staten ten aanzien van de kwestie zich op geheel vreemd terrein be vinden, wordt naar alle zyden advies in gewonnen. Zoo zal een vergadering plaats hebben tusschen Gedeputeerden en den Bond van Autobusondernemers, en op 2 December a.s. zal te Utrecht een vergade ring worden gehouden van alle Gedepu teerde Staten in Nederland. In die vergadering zal men de verschil lende bepalingen nader bespreken. (Stand.) DE ZETEL VAN BLOEMBOLLENCULTUUR Haarlem of Heemstede? De Algemeene Vereeniging voor Bloem bollencultuur heeft zich thans gewend tot den raad der gemeente Haarlem, met de vraag, of het bedrag, dat Bloembollencultuur door Haarlem zal worden geschonken tot een maximum van f 100.000 voor de stich ting van een nieuw gebouw, ook verstrekt zal worden, als „Spaar en Hout" te Heem stede als zetel voor de vereeniging aange kocht wordt. MR. H. C. DRESSELHUYS. Naar verluidt, is de toestand van mr. H. C. Dresselhuys, die al geruimen lijd ziek is en laatstelijk in een Rotterdamsch Zieken huis werd verpleegd, zeer zorgelijk. EEN RAPPORT VAN HET BESTUUR VAN HET R.-K. WERKLIEDENVERBOND. De „Volkskrant" publiceert het rapport van het bestuur van het R.-K Werklie denverbond aan den raad van overleg der sociale organisaties inzake de houding van de R.-K. werkgevers, vooral in bet Zui den, tegenover de arbeiders en de vakar- ganisaties. In een bnef ter inleiding wordt de dik wijls van arbeiderszijde geuite klacht, dat in het algemeen de werkgevers in het Zui den des lands in sociaal opzicht, ondanks hun katholiek-zijn, dikwijls zooveel tc-a nadeele afwijken van hun „liberale" col lega's in het ovenge deel vaD het land, gerechtigd genoemd, en wordt gezegd, dat die klacht eigenlijk geen nadere toelichting behoeft ©n een ieder, „zelfs hij die sociaui- bijziende is", dit concrete feit waarneemt: in het Zuiden des lands, waar werkgevers en arbeidèrs uit één beginsel leven, moest een sociaal-ideale verhouding bestaan. Het tegendeel, dat weet ook een eik, is, aldus de brief, het geval. Oorspronkelijke novelle door „Z." (Nadruk verboden). Nog kleine kinderen waren we, toen we Oome Gijs" voor het eerst zagen. Zoo- g is het tijdstip van kennismaking oorbij, dat we er geen van allen meer eugnis van hebben. We noemden hem ome Gijs, met omdat hij familie was, aar om het intieme, het knusse, d£t in benaming stak. Vroeger visscher geweest, bepaalde dj zich nu toe met andere oude mannetjes Wt zilte nat, waarop hij zoo menig jaar in *eer en wind had rondgedobberd, te be uren met veel peinzends in zijn moeoe ?°Sen, waarvan het licht wel gedoofd t Dit was echter maar schijn, omdat de gleden zwaar en rimpelig neerhingen en wit iets rood doorloopen waselk Pje aan den horizon, dien hij steeds Verkende, werd door hem opgemerkt en Veel gauwer dan wij met onze jonge oogen, bij te zeggen, wat vaartuig naderde voorbij gleed bit spelletje van meeleven met alle ge uren van de zee werd hij nimmer moe. Het groote water bleef hem steeds een r°D V°1 verrassing. Stuwt zij niet vandaag een v°lgeladen schip huiswaarts, om mor- misschien een lijk aan 't strand te ^elen of een lading hout op de kust te *erpen 1 Valt er niet altijd wat te zien, de aandacht boeit, al is het slechts Probeeren van de reddingsboot, of het ®P£ end voorbijglijden van een school brj«nv]Sschen t ^°me Gijs bleef dan ook, zoolang hij k tiet het ^eer voer» toch in innig contact met ment, waarop hij vroeger zijn brood >eVende Als de zon heerlijk scheen, leuterde hij zich in haar warmte, al starend naar zijn machtige vriendin, de zee, waar duizend flikkerlichten op rond huppelden m eeuwige speling; felle zonne gloed deerde oome Gijs niet en in storm weer kon hij het niet laten, even zijn warme woning uit te gaan en half wegge kropen achter het wachthuisje, het booze gelaat te bespieden, dat de eeuwig veran derlijke hem toonde, als woeste golven er diepe rimpels m ploegden. En als dan des nachts de vensterluiken kraakten en steun den, schoorsteenen bogen en dakpannen overal heen zwierden, dan hield hij het niet uit; even moest hij naar zee; er was immers wel een oppertje, waar je veilig stond en kon uitkijken of er niets bijzon ders gebeurde 1 We vonden het heerlijk hem te gaan op zoeken in zijn aardig ouderwetsch huis, waar hij met z'n evepeens bejaarde vroaw woonde. Een poort gaf toegang tot het erfje, waar een gezin of vier, vijf, hun woning had. Evenals in een groote stad de stilte van hofje zulk een treffende tegenstelling vormt met het roezige van de buitenwe reld, dat men zich schier niet kan ver beelden slechts door een enkelen toegang van haar gescheiden te zijn, zoo vormde ook hier het erfje een groot contrast met de kale, zanderige zeedorps-achterstraat, waar het op uitkwam. Als 's zomers je oogen zeer deden van 't helle zonlicht en je moe was van 't kij ken naar de strakke blauwe lucht, die hoog en wijd over de poppenhuisjes welfde, dan was het een verademing te komen in de ruimte achter het groene poortje in de bruingeteerde schutting. FijD gedempt licht heerschte tusschen eenige boomen, die de zeewind niet kon vernielen, zoolang ze met boven 't huis uitkwamen, welke boo men welig groeiden in de vette zwarte aarde, die er in lang vervlogen dagen door den stellig zeer welgestelden eigenaar in gebracht was. Daar de schaduw der boomen niet hin derlijk werkte, stond gras van een prach- tike kleur, klimop groeide langs de h^lf witgekalkte muren, monnikskappen, Oost- Indische. kers en goudsbloemen prijkten achter het groene hekje, dat heel preciesjes een schoon geschrobd straatje van 't bleek veld scheidde en zonnebloemen stond in aardige hoekjes over de heining te kijken of poogden door een venstertje te gluren. Voor 't raam van 't woonvertrek was een rekje met bloeiende fuchsia's en geraniums Het geheel zou licht aan een hofje hebben doen denken, als niet een massa witte klompen en klompjes bij de deuren, en ritsen gedroogde scharren aan touwtjes tusschen de klimop bungelend, verraden hadden, dat visschersgezinnen hier huis vestten. Het huis van Oome Gijs was merkwaar dig genoeg. Type van een dorpshuis van voor een paar eeuwen was het blijkbaar gebouwd door een, voor dien tijd zeer voornaam man en had, ondanks teekenen van onmiskenbaar verval, altijd nog het cachet van deftigheid bewaard. Hooger dan de aangebouwde huizen scheen het, het heele buurtje te -beheer- schen. Een groene onder- en bovendeur, ver momd door een klein houten loodsje, gaf toegang tot een voorhuis met roode stee- nen bevloerd en van hier kwam je door een glazen deur met gebloemde gordijntjes in het binnenhuis, een vertrek, dat al het bekoorlijke en tevens al het gebrekkige had van kafners van dat slag. Twee kleine ramen poogden tevergeefs de groote ruimte behoorlijk te verlichten, daarin nog tegengewerkt docT een donker bruine zoldering met zware balken. Zoo kroop altijd de schemering in de hoeken en de wanden, geheel uit donker houtwerk bestaande, omdat daarachter twee bed steden, een kelder en een zoldertrap wa ren, versomberden de kamer nog meer. Maar de schouw was een lust om te zien met al haar paarse tegeltjes met Bijbel- sche voorstellingen. De engelen, die zooals Dickens het eens beschreef, „op veeren bedden uit den hemel dalen", waren ruim schoots vertegenwoordigd. De bruinge- boende matten op den grond, de glimmend gewreven stoelen en het zware kabinet vormden met dit alles een goed geheel, schoon het niet opwekkend kon zijn hier zijn dagen te slijten. Trouwens, dat deed dan ook Oome Gijs niet; slechts in den schoonmaak werd een toevlucht in deze kamer gezocht. Aan den anderen kant van 't voorhuis bevond zich n.1. nog een vertrekje, licht en vroohjk, alles vlammend geel geschilderd, zoldering en deuren, hoekkast, glazen kast, een klein kastje, alles wat maar verfbaar was. Hier huisden Oome Gijs en z'n vrouw, drie kanarievogels en een poes Gezellig was het er in hooge maie en aardige din gen waren er volop te zien. In de glazen kast stond tusschen een massa Engelsch aardewerk menig mooi stukje oud-Deiftsch en Japansch, waarop antiquairs hevig belust waren; achter do kachel was een heel veld paarse tegels en een Friesch klokje was kittig aan den gang. Dit Friesche klokje kon met recht een wonder genoemd worden, want het ver droeg do gekste behandeling en bleef toch steeds loopen. Wel niet erg precies, maar dat hinderde niet, want als je een beetje oplette, kon je buiten de torenklok hooren 6laan. Een van de kuren, die het klokje met glans doorstond, was het behandelen met kokend water. Als er stof inzat, was Diets beter, dan een straal heet water er door te gieten. Even liet je het uitdruipen, dan ging het weer als een lier. Aan de zoldering hingen twee dingen, die men niet lioht bij een visscher zou wachten, n.l. twee struiseieren Zij konden hangen, omdat er van boven netjes een ringetje aan bevestigd was Geen kind kwam ooit voor het eerst bij Oome Gijs en zijn vrouw, of 't was al gauwwat ben dat waarop steeds het vaste antwoord was„olifantseieren" I Het was een geestigheid, waar Oome Gijs erg veel mee op had en zijn oogjes glommen van genoegen, als hij er weer iemand in had laten loopen, al was het dan ook maar een klein iemandje. Die „olifantseieren" wareD voorwerpen van de teederste zorg van Gijs, zoowel als van zijn vrouw, in de eerste plaats omdat hun zoon, die de groote vaart, in plaats van de visscherij gekozen had, ze had meegebracht „uit een heel ver land." En in de tweede plaats, omdat geen meDsch in het heele dorp zulke dingen in zijn bezit had. ALs met den schoonmaak het gele zol dertje met zeepsop bewerkt moest worden, klom de oude Gijs in eigen persoon een laddertje op om zijn kostbare eitjes van het krammetje te halen en zorgvuldig op zijn bed te deponeeren, niet zoozeer om uit te broeden, als wel om ze te bescher men tegen algeheel© vernieling. „Want", zei hij, „in den schoonmaak is dat vrouw volk tot alles in staat." Voor ze weer opgehangen werden, kre gen de eieren zelf een lauw zeepsopbad, om den aanslag van stof en rook te ver wijderen; het zou immers zonde zijn ze heelemaal bruin te laten worden. En Da die kunstbewerking prijktea ze helder en frisch tegen het gele plafond, alsof ze zoo uit de woestijn kwamen Als we den oüden zeeman bezochten en we troffen hem thuis, dan was het voor ons kinderen een gezellig uurtje. Hij deed ons verhalen uit een overoud boek, dat hij, naar hij zei, onder ouden rommel op zolder gevonden had. Zijn helden waren wereldreizigers uit den tijd van Bontekoe, toen nog maar alleen heel kleine zeil scheepjes bestonden. Zij beleefden allerlei vreemde ontmoetingen, leden onnoemelijk dikwijls schipbreuk, spoelden soms van het eene eiland naar 't andere, maar kwa men, dank zij de wonderbaarlijkste uitred dingen steeds weer, om zoo te zeggen, op hun pooten terecht. (Slot volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5