CHARLESTON VERBODEN hoest,verkoudheid TWEEDE KAMER. INFLUENZA f LEIOEN: MAISON BRUYNS Aspirin Zitting van Dinsdag. STAATSBEG ROOTING 1927. Binnenlandsche Zaken en Landbonw. Aaü de orde *13 de voortzetting der be handeling van de begrooting van Binneul. Zaken en Landbouw. Bij de afd. Visschergen bespreekt de heer DU1MAER VAN TWItiT (A.-R.) de hariog- visfccherg. Het vorige jaar was ongunsti ger dan 1924 en wat 1926 te zien geeft stemt weinig hoopvol. De benoeming van de commissie van onderzoek ten deze heeft ook een schaduwzijde gehad, n.l. dat de Mi nister het rapport oezer commissie afwacht en daaraan niets doet. Tegen dat afwachten bestaat bij spreker ernstige bedenking; er zijn maatregelen, die voor de hand liggen en waaromtrent niet behoeft te worden ge wacht op het werk der commissie. Spr, noemt in dit verband: beter poiitie-toezicht op de Noordzee, de maat van de haring en het tegengaan van knoeierijen De heer Duymaer van Twist wenscht voorts te bespreken de waterveront»eini- ging. Het lijkt hem niet juist deze kwestie te endosseer en aan den Minister van Arbeid. De verontreiniging moordt den vischstand op onze rivieren uit en daarvoor is Bin- nenlandsche Zaken verantwoordelijk. De toestand der zoecwatervisscheig is niet rooskleurig; wei is de Minister optimis tischer ten deze, doch met cijfers is aan te toonen, dat de opbrengst gering is. De heer VAN ZADELHOF!' (S.D.A.P.) eluit zich aan bg wat de vorige spreker zeide over de waterverontreiniging. \Yel is er eenige verbetering te bespeuren, maar er is nog steeds sprake van een euvel, dat aan den vischstand groote schade toe brengt. De stand van de wetenschap is wel zoodanig, dat de verontreiniging doel- matig bestreden "kan worden. Bpr. dringt aan op spoedige verschijning \an het rapport der commissie, die de waterverontreiniging onderzoekt. Er dient in dezen een stuwkracht uit te gaan van den Minister. Spr. pleit voorts voor een algemeen vei bod voor de ankerkuiivLscherijen in Mei, als de jonge zalmpjes de rivier opzwemmen. De instelling van de commissie betref fende de karingvissckerü heeft spr. ge noegen gedaan. Wanneer die commissie ook let op hen, die in dien tak van bedrijf hun brood verdienen, zal zij uitermate nuttig werk kunnen doen. De aandrang op den Minister, om alvast iets te doen, dient niet zoo 6terk te zjjn, want de commissie zul den afloop, van haar taak niet afwachten doch telkens wanneer er gelegenheid n>, voorsteilen doen. Spr. hoopt, dat met die voorstellen, als die komen, de Minister spoed zal maken met die te onderzoeken. Ook zg de Minister voorzichtig met maat regelen tegen de hengelvisscaerg. Deze levert voor vele duizenden een nuttig en aangenaam vermaak op. Len heer v. RAPPARD (V.-B.) is het niet duidelijk, waarom de ankerkuilvisscheiij tot in Augustus verboden blyfi. De regeering jaagt de visschers op hooge kosten, wane nu moeten de visschers met hun schokkers naar Duitschland om in die maanden daar do anker kuil visscherg uit te oefenen. De MINISTER VAN BiNNluNL. ZA KEN EN LANDBOUW, de heer KAN, merkt op, dat de Commissie voor de Haringvis- 6cherjj spoedeischende voorstellen kan doen in afwachting van haar eindrapport Binnenkort zal het rapport verschijnen van de deskundigen, die de waterveront reiniging onderzoeken. Overigens heeft de Minister van Arbeid in zgn memorie van antwoord beschouwingen gewjjd aan de wa ter'-verontreiniging. De zoetwatervisscherg verkeert in vrjj gunstigen toestand. De anker kuil visscherg in Duitschland wordt al.een toegestaan voor wetenschappelijke doeleinden en onder toe zicht. Het verbod voor ankerkuilvisscherij duurt ten onzent langer dan in Duitschland, om dat men bang is voor het wegvangen der witvisch. De heer LOVINK (C.-H.) dringt er bg den Minister op aan, dat hg het instituut voor zuiver ng van afvalwater onder zijn departement zal trachten te verkrijgen. De Minister zal dit onderwerp nagaan. De begrooting wordt z. h. st. aangenomen. MARINE. Aan de orde is de begrooling van Marine. De heer BRAUTIGAM (S. D.) vraagt hoe het staat met de splitsing der Marine, al zal hij over die splitsing zelf niet spreken. Het wo?dt echter wel tijd, dat men eenig vast inzicht over deze zaak krijgt. Men stelt zich aan Marine een taak, die het niet aan kan. Men kan zich niet verzoenen met het feit, dal Nederland geen maritieme mogendheid kan zijn en houdt zich vast aan de schim men van het grijs verleden. De vlootcommissie heeft haar rapport uit gebracht. doch hoe wil men een en ander verwezenlijken. Men is blijven staan op een hopeloozen, niet te vervullen eisch. De vloot, die de minister wenscht, zal de som van *200 raillioen overschrijden. Die vloot verslijt snel. De levensduur der sche pen is van 1.3 tot 15 jaar. Jaarlijks zzti dus wel 16 millioen noodig zijn voor nieuwen aanbouw. Voegt men RECLAME. geneest men spoedig met j en in doosjes van östuks 45ct Bij de ede I j drogisten Op elke poeder staat A.M Letnierop1] 4572 hierbij alle exploitatiekosten, dan komt men tot een enorm bedrag, waarvoor men dan nog een waardelooze marine zal krijgen. Onze zeemacht dient beperkt te blijven tot hetgeen noodig is voor het nakomen onzer internationale verplichtingen. Onze neutra liteit kan niet worden gehandhaafd met een gevecht en bovendien niet met een vloot, waarvan de kern bestaat uit trage onderzee- booten, die niet collectief kunnen optreden. In Indië is een vrij groote politiemacht noodig, dat geeft spr. toe, maar dan een vloot zonder onderzeeërs, maar bestaande uit torpedobooten en jagers om schending der neutraliteit zeer spoedig te constateeren en de orde in den Archipel te handhaven. Inzake het marinepersoneel dringt spr. aan op erkenning van het C. A. M. B. O. De kwestie der afvloeiing heeft beroering gewekt onder het personeel. De vraag is in hoever de regeering het recht heeft, perso neel le ontslaan, waarmee zij een contract' heeft. Waarom laat men niet in de eerste plaats hen gaan, die gaarne weg willen? Het komt vaak voor, dat zij, die een behoorlijke betrekking kunnen krijgen, niet weg mogen. De heer v. d. BILT (R.-K.) heeft verno men dat de minister de versoberingen, die van plan is aan te brengen zonder de marine te schaden, ook inderdaad zal aanbrengen. Ten onrechte zegt spr., dat de marine -tl millioen kost. Doch de rechtstreeksche uit gaven bedragen maar 25 millioen. De rest is voor vreedzame doeleinden, waaronder het loodswezen de betonning en bebakening.Spr gelooft niet, dat er op zulk een bedrag veel te bezuinigen zal zijn. Sp. wijst op de voordeelen van de vloot als vlagvertoon. Dat onze vloot waardeloos zou zijn is een goedkoope bewering. Onze onder- zeebooten werken preventief en zijn in de hand van kleine naties een machtig wapen tegen de groote. Aangaande de commissie, die de minis ter instelde om van advies te dienen over den vlicgdienst, zoi± spr. gaarne vernemen, of deze commissie 'zich ook zal uitspreken over het al of niet moeten verdwijnen van onze watervliegtuigen? Het verheugt' ®pr., dat de minister over het rapport der werfcommissie ook het oor deel van het personeel van het Marinewerf zal inwinnen. De heer v. d. Bilt zou gaarne willen, dat de korporaals in Ned. Indië buiten den dienst mogen rondloopen. Ten slotte dringt hij aan op verbetering der pensioenen der oud-gepensionneerden. De heer K. TER LAAN (S. D.) acht het rechtvaardig, dat de pensioenen der oud-ge pensionneerden verbeterd worden. Degenen, die voor 1 Januari 1920 gepensionneerd zijn kunnen niet rond komen. Onder de nieuwe pensioenwet zijn pensioenen, die driemaal zoo hoog zijn als die onder de oude pensi oenwet. Hierdoor is een begrijpelijke verbit tering ontstaan. Spr. herinnert aan zijn mo tie van verleden jaar, die toen verworpen is met 45 tegen 5 stemmen. De kerkelijke par tijen, die tegen stemden, hebben nu gele genheid gehad, te zien, dat aan de oud-ge pensionneerden geen recht is gedaan. De laatste zijn al vele jaren aangeland op het terrein der armenzorg.* Vroeger heeft men hen gelokt naar de marine en naar de Oost. Nu deze mannen oud zijn en geen werk kracht meer hebben, trekken de zoogenaam de behartigers der nationale belangen zich van de zaak niets meer aan. Spr. dient een motie in, om de oude pensioenen met de nieu we gelijk te stellen en hij hoopt, dat, indien die motie wordt aangenomen, de kwestie van de oude weduwen vanzelf ter sprake zal komen. De heer^J. J. C. v. DTTK (A.-R.) consta teert, dat in de laatste tientallen jaren tel kens een nadere formuleering is gekozen voor de doelstelling van onze maritieme macht. Die doelstelling zelf is echter steeds dezelfde gebleven. In den laatsten tijd is er echter eenige afglijding in dien zin, dat het begrip „verdediging", zij het dan ook beperkt op den achtergrond komt en de vervulling onzer internationale verdichtingen naar voren wordit gebracht. Met dit laatste zou spr. vrede kunnen hebben, indien maar niet de verdediging wordt losgelaten. Verdediging blijft de primaire plicht van de overheid. Een bezwaar acht spr. dat de sterkte van de vloot afhankelijk wordt gesteld van het be- manningsprobl. Dit laatste heeft slechts 'n relatief karakter. Wat de minister daarom trent zegt, is het spannen der paarden ach ter den wagen Voor 1927 i9 4 millioen min der aangevraagd voor nieuwbouw dan voor 1926. Ons materieel moet niet alleen op peil gehouden worden, maar ook op sterkte gebracht. Spr. vraagt of de artillerie-bewapening van het nieuwe type onderzeeboot wel vol doende is. Ook de snelheid zou grooter kun nen. Het zou gewen9cht zijn het type van de K-booten te benaderen, aangezien deze voor onze kustverdediging zeer geschikt zijn Wat den marine-vliegdienst betreft vraagt de heer v. Dijk, of het advies der betreffende commissie ook daarover zal loopen of het behoud van de watervliegtuigen al of niet gewenscht is. De meening, die wordt aangevoerd, waar om watervliegtuigen zouden kunnen worden ontbeerd is samen te vatten aldus, dat de landvliegtuigen grootere snelheid hebben en dat de verkenningen zich niet ver van de kust uitstrekken. Er zijn echter punten, die tegen de verwijdering der watervliegtuigen pleiten. De snelheid van de watervliegtui gen is bijna zoo groot al9 die der landvliéft- tuigen en ook de verkenning ver van de kust is van groot belang Een verkenner zal niet veel vertrouwen hebben als hij weet, dat hij bij het minste motordefect in zee stort. Ten dezen dient de minister het advies in te winnen van den chef van den Generalen Staf. Verder moet hier worden vastgehouden aan een kern van beroepspersoneel, in staat om te zorgen voor een deugdelijke opleiding. De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H gaat uit van het standpunt, dat Nederland een koloniale mogendheid is. Zonder onze bezittingen zouden wij terugvallen in een klein landbouwend volkje Dat feit eischt een Nederlandsohe marine. Deze moet in de eerste plaats onzen naam en ons gezag in de koloniën hooghouden, in de tweede plaats onze neutraliteit verdedigen. De derde taak der marine is vlagvertoon. Met het oog op die drievoudige taak is het van belang, dat onze marine onverdeeld blijft. Wel is de splitsing niet aan de orde, maar de minister-president heeft er reeds op gewezen, dat de splitsing een aanmerkelijke bezuiniging zou beteekenen. Hiervan ge looft spr. niet veel. Het spreekt vanzelf, dat die eenheid niet in den weg staat aan een billijke kostenverdeeling tusschen Indië en Nederland. Zou het niet wenschelijk zijn, een vast be drag jaarlijks te bestemen voor aanbouw van heit marinemateneel Men zou het be drag. dat over een bepaald aantal jaren noo dig is over die jaren kunnen verdeelen. Wat de vervanging van vlootpersoneel in Indië door Inlandsch personeel betreft, ge looft spr., dat dit niet mogelijk is, daar dat inlandsch personeel die taak niet zou kun nen vervullen. Spr betreurt het ook, dat de minister het afzonderlijke departement van marine niet wenscht te handhaven. Spr. gelooft niet, dat de heer Ter Laan het vraagstuk dor oud-gepensionneerden goed be ziet. De Armenraad houdt zich niet bezig met armenzorg. De wijze, waarop de regee ring tracht aan haar moreelen plicht te voldoen,, is niet vernederend voor de betrok kenen. De heer OUD (V.-D.) acht het zonder ling, dat de minister in de Marine allerlei reorganisaties tot stand brengt en toch niet vooruit wil loopen op het vraagstuk der splitsing en de samenvoeging der mi litaire departementen. Reeds jaren gele den stelde de heer Marchant in een motie voorop, dat de beslissing over de samen voeging vooraf diende te gaan aan een reorganisatie. Men krijgt den indruk, dat de minister niet meer zoo vast in zijn schoenen staat als een halfjaar geleden. Spr. dringt er op aan, dat de minister spoed zal betrachten met de indiening van het ontwerp betref fende de samenvoeging en verdedigt h-et standpunt ,dat een politievloot voor Indië voldoende is. Met de voorstellen van den minister om trent nieuwen aanbouw zal spr. niet mee kunnen gaan. Hij heeft dan ook een amen dement ingediend om de kosten van nieu wen aanbouw te schrappen. Wat de bemoeiingen van den Armenraad betreft, deze houden wol dogelijk verband met armenzorg. Spr. is geneigd zijn stem aan de motie-Ter Laan te geven, maar men zou van meening kunnen zijn, dat die mo tie te ver gaat. Daarom dient spr. een subsidiaire motie in, waarin uitgesproken wordt, dat de pensioenen bij de zeemacht van vóór 1920 te eenenmale onvoldoende zijn en dringend verbetering behoeven en de minister wordt uitgenoodigd, in over leg met zijn ambtgenoot van financiën een herziening voor te bereiden. De Minister van Oorlog en Marine a.i., de heer LAM BOO Y, betoogt, dat het nimmer in de bedoeling heeft gelegen, het bericht „Staatsmarine' los te laten. Het personeclvraagstuk is in volle bewerking en spr. hoopt, dat het spoedig tot oplos sing zal kunnen worden, gebracht. Voor een ,,hopclooze zaak" staat men geenszins. Juist in Indië zal een kleine vloot ons veel voordeel kunnen verschaffen. Wie Indië aanvalt, zal met buitengewone moei lijkheden te kampen hebben. Een vloot, die orde en rust kan handhaven, onze neu traliteit kan verdedigen en kan voldoen aan internationale verplichtingen, is voor ons land zeer zeker bereikbaar. De bedoeling is af te bouwen tot 1930 wat noodig is. Dan zal men weder erva ring hebben over het personeelvraagstuk en kunnen zien, wat de Volkenbond in dien tijd heeft tot stand gebracht. Het denkbeeld van een politievloot verwerpt de minister Zulk een vloot wekt geen ver trouwen bij andere mogendheden en mist preventieve werking. De onderzeeboot ie het juist wapen van den maritiem zwakke. Nederland kan dat wapen niet uit banden geven. Erkenning van het C.A.M.B.O. acht spr. niet noodig. Dit zou met zich brengen het topzwaar maken van 't georganiseerd overleg, waar in al het personeel vertegenwoordigd is. Een wachtgeldregeling is in bewerking. Spr. hoopt, dat dit spoedig tot stand zal komen. Aan personen, die gaarne de mar rine verlaten willen en overcompleet zijn, wordt gelegenheid gegeven heen te gaan. Ten aanzien van de vraag, of korporaals in Indië in burgerkleeding kunnen loopen, zal spr. advies inwinnen bij de Indische regeering. Wat de moties betreft, de heeren Ter Laan en Oud zijn aan 't verkeerde adres. Nog kort geleden vereenigde de Kamer zich met de wet van 26 Juni 1926. Het is beter af te wachten hoe die wet werkt en daarna met wijzigingen aan te komen. Deze zaak hoort thuis bij den Minister, die dat ontwerp indiende. Aan de com missie van advies voor den vliegdienst '8. inderdaad medegedeeld, dat de watervlieg tuigen zoudeD moeten verdwijnen. Deze kwestie heeft spr. uitvoerig besproken met de autoriteiten van land- en zeemacht. Zeevliegtuigen zijn vocxr de verkenning niet noodig. Het gaat er alleen om, de landingsplaats van een luchtvloot te ver kennen. De vliegtuigen zijn weel duurder dan de andere vliegtuigen en 't is raak alle kosten te specialiseeren op de land- vliegtuigen, die overal gebruikt kunnen worden. De onderzeeboot, die wordt voorgesteld zaJ een uitstekend wapen zijn en zal op eigen kracht naar Indië kunnen gaan. De eischen, die de heei v. Dijk aan deze boot wilde stellen, zijn niet noodig De kwestie van het contingent inlandsch personeel wordt verschillend beoordeeld. Spr is er vast van overtuigd, dat de sa menvoeging der militaire departementen zeer goed mogelijk is en dat de gelden, die worden toegestaan voor de landsver dediging, door die samenvoeging de meest juiste bestemming verk rij gen- De vergadering wordt hierop verdaagd tot des avonds. RECLAME. 424) echter niet wanneer zij beschaafd gedanst wordt en zooals onderwezen an.n het INSTITUUT „WILLEMS" - DEN DAAG. lederen Zaterdag gelegenheid tot nemen van PRIVAATLESSEN. Avondzitting. STAATSBEGROOTING 1927. Begrooting Bnitenlandsche Zaken. Aan de orde is de behandeling van hoofd stuk III der Staatsbegrooting voor 1927. De algemeene beschouwingen worden ge opend. De heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.) wenscht een opmerking te maken over de belasting voor Nederlandsche schippers in België, waarover spr. destijds eenige vrageh heeft gesteld. De eerste vraag van spr. hield het verzoek in of de minister bereid was maatregelen te li effen, waardoor de Belgische regeling on gedaan wordt gemaakt. De minister ant woordde, dat de kwestie nog in onderzoek was en op 10 November 1924 moesten nog enkele inlichtingen inkomen. Een jaar daar na kon in deze kwestie, welke door den minister zeer ingewikkeld werd genoemd, nog geen beslissing worden genomen. Weer een jaar daarna konden nog geen stappen worden gedaan, omdat het ge pleegde overleg nog steeds niet tot eenig resultaat had geleid. Spr vraagt den minister thans nadere mededcelingen en wenscht te vernemen, of het overleg spoedig geëindigd zal zijn. De heer FLESKENS (R.-K.) bespreekt de kwestie van schadevergoeding aan Neder landers in België. Het komt spr. voor, dat het door den mi nister ten deze gegeven antwoord niet zeer bemoedigend is. Immers zouden nog een 20- tal gevallen, door de Duitsche autoriteiten moeten worden onderzocht. Eerst wanneer in die gevallen een beslissing zal zijn ge nomen, acht de minister den tijd gekomen om te overwegen of er stappen zullen moe ten worden gedaan om een behoorlijke schadevergoeding te krijgen. Dit standpunt lijkt spr nie-'w. Deze kwestie is voorts reeds jaren aan hangig en spr. dringt er bij den minister op aan zijn ernstige aandacht aan deze kwes tie te wijden. De heer KNOTTENBELT (V.-B.) acht het gewenscht, dat gedelegeerden der Regee ring bij het sluiten van conventies overleg houden met de belanghebbenden hier t© lande. Wanneer geen nationale belangen worden bedreigd, acht spr. spoedige ratificatie zeer gewenscht. Spr. wijst hierbij op de Brus- selsche ontwerp-conventie tot unificatie der reeders-aansprakelijkheid. Spoedige ratifi catie zou den betrokken bedrijven zeer ten goede komen. Ook de reedersvereeniging heeft daarop aangedrongen. In het voorloo- pig verslag is over deze kwestie een vraag gesteld, maar de Memorie van Antwoord zwijgt geheel. Spr. vraagt daarom den Minister, waar om hij deze concentie nog niet geteekend heeft. De heer BEUMER; Hoe denkt Engeland er over? De heer KNOTTENBELT merkt verder op dat men zich in het buitenland verbaast over de terughoudendheid, welke de Neder landsche regeering bij ratificatie van ge sloten overeenkomsten in acht neemt. Dit doet onzen nationalen naam geen goed. Voorts is 3pr. van meening, dat ook bij het sluiten van handelsverdragen eeniga meerdere voortvarendheid bij belanghebben den op prijs zou zijn te stellen. Spr. denkt hierbij o.m. aan het verdrag met Spanje. Verschillende andere landen zijn er in ge slaagd de meestbegunstigingsclausule voor zich te verkrijgen. Nederland deelt in die meestbegunstiging niet. Reeds vroeger in 1922 is deze zaak hier in de Kamer besproken en toen heeft de minister gezegd, dat de onderhandelingen gaande waren en de minister sprak de hoop uit, dat spoedig een resultaat zou worden bereikt. Than9, 4 jaar later, vraagt spr. waarom tot dusver nog niets i9 bereikt. Deze kwes tie i9 van groot belang voor de Nederland sche industrie. Onze uitvoer naar Spanje is zeer belangrijk, doch is reeds teruggeloopen. De uitvoer van Spanje in Nederland bedroeg in 1922 17 millioen. in 1923 14 millioen in 1924 20 millioen, in 1925 weer 17 millioen. Een meestbegunstigingsclausule is vol gens spr. ten zeerste gewenscht. Voorts bespreekt de heer Knottenbelt de oorlogsschade aan Nederland, welke vol gens den minister ruim 60 millioen zou be dragen. Het betreft hier een zaak van het allerhoogste belang. De plicht van de Neder landsche regeering tot handhaving der rech ten is niet vervuld door het enkel protes- teeren. Met kracht moet getracht worden volledige schadevergoeding te verkrijgen. De vraag is of de regeering in deze wel de noodige voortvarendheid betracht. Hoe komt het, vraagt spr,, dat thans. 8 jaren na het beëindigen van den oorlog, nog niet eens alle vorderingen zijn ingediend. Dat Duitschland wel bereid is te betalen, blijkt wel uit de kwestie der „Tubantia". Spr. gelooft, dat ook in de andere gevallen betaald zal worden, wanneer daarbij naar de noodige ernst wordt betracht. Daarom wenscht spr opheffing van alle geheimzin nigheid in deze zaak. Waarom, vraagt spr., zou het Nederlandsche volk niet mogen weten, welke vorderingen zijn ingediend In het bijzonder zou het van belang zijn te weten, of Duitschland thans de onrecht matigheid erkent van de onbeperkte duik bootenoorlog. Spr zou wenschen, dat deze kwestie v*erd behandeld in het Oranjeboek. De heer VLIEGEN (S. D.) bespreekt de volkenbondspolitiek. De toetreding van «Pr. Duitschland tot den Volkenbond acht van groote beleekenis. Van groot belang acht spr. verder de tril- voering van het Verdrag van Locarno en van nog meer belang de economised quaestie. Van de a.s. Economische Conferentie kan groote invloed uitgaan. De regeering zal goed doen bij het geven van haar instructies aan de Nederlandsche gedelegeerden op eenige puqten de aandacht le vestigen. In dit verband noemt spr. de h- tievenquaestie. Van groot belang acht spr. dat op de Con ferentie ter sprake zal komen de quaestie van een vaste geldswaarde. Dit punt moet met klem naar voren worden gebracht. Spr. acht voorls de quaeslie van de ont wapening, waarmede de Volkenbond zich bezig houdt, een quaestie van internationaal vertrouwen. Spr. herinnert in dit verband aan een van de 14 punten van Wilson be treffende democratiseering der regeeringei in de verschillende landen De heer Vliegen wijst dan naar Rusland waar het militai risme thans eenigszins mindert en naar, Italië, waar zelfs anti-fascistische couranten niet mogen verschijnen en waar allerlei maatregelen tegen anti-fascisten worden ge-! nomen. Spr. begrijpt niet, dat dergelijke tot' standen nog kunnen bestaan, en spr. acht: dit een zaak, in verband met de internatio-' nale Volkenbondsgedachte, dat ook andere landen zich met deze quaestie bezig houden. Spr. noemt dit een schandvlek van de in ternationale beschaving. De VOORZITTER: Ik verzoek den heer Vliegen zich niet op een dergelijke wijze over maatregelen van een buitenlandsche overheid uit te laten. De heer VLIEGEN stapt van dit punt af. Spr. behandelt verder de quaestie van on eerlijke concurrentie in België door middel van spoorwegtarieven. Deze moet men niet bestrijden door het verwerpen van verdra gen, maar men zou deze politiek zoo noodi; ook in ons eigen land kunnen toepassen. Het genoemde verschijnsel moet bestreden] worden en spr. zegt den minister reeds na zijn steun toe bij een onderzoek naar deze| quaestie. Wat de ratificatie van verdragen betreft] meent spr. dat eenige meerdere voortvarend heid daarbij niet kwaad zou zijn. Op de griffie ligt een lijst, waarop 25 ver dragen voorkomen, die nog niet gerafificee?" zijn. Daarvan zijn nu 9 door de Twei Kamer goedgekeurd. De heer KORTENHORST (R. Kbespree! het afsluiten van handelstractaten. Spr. herinnert daarbij aan de uitvoerig! besprekingen welke zijn gevoerd bij hel] Duitsche handels-traclaat. Spr. wijst er op ,dat men ook in deze Ka mer niet tevreden is over de resultaten van] afgesloten handelstractaten. Wanneer Nederland tot een accoord öfl komen met Spanje zal zulks naar spr. meening niet anders kunnen, of Nederlant moet concessies doen ten aanzien van dei wijn. Dit is ook geschied bij Portugal, waar bij Nederland zich verbond, de invoerrechten] op port en madeira niet te verhoogen Het is een algemeen Nederlandsch sociaal] belang, onder de oogen te zien den afze' van de Nederlandsche producten. Nai spr.'s meening is de achteruitgang in vel takken onzer industrie een gevolg van di belemmeringen, welke het buitenland aaal den afzet van onze producten in den we; legt. De voorbereiding van de handelsverdra gen zou wel eenige verandering kunnen on dergaan. Deze voorbereiding geschiedt door] een commissie, waarin naast ambtenaren ook belanghebbenden zitting hebben De op vatting van het Departement is echter daf deze laatste personen daar echter niet ziften] als vertegenwoordigers hunner organisaties, RECLAME. door migraine, hoofdpijn of kiespijn, die lastige kwalen, welke juist dan optreden, als huishoudelijke of andere plichten ons roepen? Een betrouw- haren helper vindt men in de tabletten „föayah," die onmiddellijk de pijn verzachten- ElschJ uitdrukkelijk de bckcwle l orlgliicele verpakking.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 6