CHARLESTON
VERBODEN
hoest,verkoudheid
TWEEDE KAMER.
INFLUENZA f
LEIOEN: MAISON BRUYNS
Aspirin
Zitting van Dinsdag.
STAATSBEG ROOTING 1927.
Binnenlandsche Zaken en Landbonw.
Aaü de orde *13 de voortzetting der be
handeling van de begrooting van Binneul.
Zaken en Landbouw.
Bij de afd. Visschergen bespreekt de heer
DU1MAER VAN TWItiT (A.-R.) de hariog-
visfccherg. Het vorige jaar was ongunsti
ger dan 1924 en wat 1926 te zien geeft
stemt weinig hoopvol. De benoeming van de
commissie van onderzoek ten deze heeft ook
een schaduwzijde gehad, n.l. dat de Mi
nister het rapport oezer commissie afwacht
en daaraan niets doet. Tegen dat afwachten
bestaat bij spreker ernstige bedenking; er
zijn maatregelen, die voor de hand liggen
en waaromtrent niet behoeft te worden ge
wacht op het werk der commissie. Spr,
noemt in dit verband: beter poiitie-toezicht
op de Noordzee, de maat van de haring
en het tegengaan van knoeierijen
De heer Duymaer van Twist wenscht
voorts te bespreken de waterveront»eini-
ging. Het lijkt hem niet juist deze kwestie
te endosseer en aan den Minister van Arbeid.
De verontreiniging moordt den vischstand
op onze rivieren uit en daarvoor is Bin-
nenlandsche Zaken verantwoordelijk. De
toestand der zoecwatervisscheig is niet
rooskleurig; wei is de Minister optimis
tischer ten deze, doch met cijfers is aan
te toonen, dat de opbrengst gering is.
De heer VAN ZADELHOF!' (S.D.A.P.)
eluit zich aan bg wat de vorige spreker
zeide over de waterverontreiniging. \Yel is
er eenige verbetering te bespeuren, maar
er is nog steeds sprake van een euvel,
dat aan den vischstand groote schade toe
brengt. De stand van de wetenschap is
wel zoodanig, dat de verontreiniging doel-
matig bestreden "kan worden.
Bpr. dringt aan op spoedige verschijning
\an het rapport der commissie, die de
waterverontreiniging onderzoekt. Er dient
in dezen een stuwkracht uit te gaan van
den Minister.
Spr. pleit voorts voor een algemeen
vei bod voor de ankerkuiivLscherijen in Mei,
als de jonge zalmpjes de rivier opzwemmen.
De instelling van de commissie betref
fende de karingvissckerü heeft spr. ge
noegen gedaan. Wanneer die commissie ook
let op hen, die in dien tak van bedrijf
hun brood verdienen, zal zij uitermate nuttig
werk kunnen doen. De aandrang op den
Minister, om alvast iets te doen, dient niet
zoo 6terk te zjjn, want de commissie zul
den afloop, van haar taak niet afwachten
doch telkens wanneer er gelegenheid n>,
voorsteilen doen. Spr. hoopt, dat met die
voorstellen, als die komen, de Minister
spoed zal maken met die te onderzoeken.
Ook zg de Minister voorzichtig met maat
regelen tegen de hengelvisscaerg. Deze
levert voor vele duizenden een nuttig en
aangenaam vermaak op.
Len heer v. RAPPARD (V.-B.) is het
niet duidelijk, waarom de ankerkuilvisscheiij
tot in Augustus verboden blyfi. De regeering
jaagt de visschers op hooge kosten, wane
nu moeten de visschers met hun schokkers
naar Duitschland om in die maanden daar
do anker kuil visscherg uit te oefenen.
De MINISTER VAN BiNNluNL. ZA
KEN EN LANDBOUW, de heer KAN, merkt
op, dat de Commissie voor de Haringvis-
6cherjj spoedeischende voorstellen kan doen
in afwachting van haar eindrapport
Binnenkort zal het rapport verschijnen
van de deskundigen, die de waterveront
reiniging onderzoeken. Overigens heeft de
Minister van Arbeid in zgn memorie van
antwoord beschouwingen gewjjd aan de wa
ter'-verontreiniging.
De zoetwatervisscherg verkeert in vrjj
gunstigen toestand. De anker kuil visscherg
in Duitschland wordt al.een toegestaan voor
wetenschappelijke doeleinden en onder toe
zicht.
Het verbod voor ankerkuilvisscherij duurt
ten onzent langer dan in Duitschland, om
dat men bang is voor het wegvangen der
witvisch.
De heer LOVINK (C.-H.) dringt er bg
den Minister op aan, dat hg het instituut
voor zuiver ng van afvalwater onder zijn
departement zal trachten te verkrijgen.
De Minister zal dit onderwerp nagaan.
De begrooting wordt z. h. st. aangenomen.
MARINE.
Aan de orde is de begrooling van Marine.
De heer BRAUTIGAM (S. D.) vraagt hoe
het staat met de splitsing der Marine, al zal
hij over die splitsing zelf niet spreken. Het
wo?dt echter wel tijd, dat men eenig vast
inzicht over deze zaak krijgt. Men stelt zich
aan Marine een taak, die het niet aan kan.
Men kan zich niet verzoenen met het feit,
dal Nederland geen maritieme mogendheid
kan zijn en houdt zich vast aan de schim
men van het grijs verleden.
De vlootcommissie heeft haar rapport uit
gebracht. doch hoe wil men een en ander
verwezenlijken. Men is blijven staan op een
hopeloozen, niet te vervullen eisch.
De vloot, die de minister wenscht, zal de
som van *200 raillioen overschrijden. Die
vloot verslijt snel. De levensduur der sche
pen is van 1.3 tot 15 jaar.
Jaarlijks zzti dus wel 16 millioen noodig
zijn voor nieuwen aanbouw. Voegt men
RECLAME.
geneest men spoedig met
j en in doosjes van östuks 45ct Bij de ede I
j drogisten Op elke poeder staat A.M Letnierop1]
4572
hierbij alle exploitatiekosten, dan komt men
tot een enorm bedrag, waarvoor men dan
nog een waardelooze marine zal krijgen.
Onze zeemacht dient beperkt te blijven tot
hetgeen noodig is voor het nakomen onzer
internationale verplichtingen. Onze neutra
liteit kan niet worden gehandhaafd met een
gevecht en bovendien niet met een vloot,
waarvan de kern bestaat uit trage onderzee-
booten, die niet collectief kunnen optreden.
In Indië is een vrij groote politiemacht
noodig, dat geeft spr. toe, maar dan een
vloot zonder onderzeeërs, maar bestaande
uit torpedobooten en jagers om schending
der neutraliteit zeer spoedig te constateeren
en de orde in den Archipel te handhaven.
Inzake het marinepersoneel dringt spr.
aan op erkenning van het C. A. M. B. O.
De kwestie der afvloeiing heeft beroering
gewekt onder het personeel. De vraag is in
hoever de regeering het recht heeft, perso
neel le ontslaan, waarmee zij een contract'
heeft. Waarom laat men niet in de eerste
plaats hen gaan, die gaarne weg willen? Het
komt vaak voor, dat zij, die een behoorlijke
betrekking kunnen krijgen, niet weg mogen.
De heer v. d. BILT (R.-K.) heeft verno
men dat de minister de versoberingen, die
van plan is aan te brengen zonder de marine
te schaden, ook inderdaad zal aanbrengen.
Ten onrechte zegt spr., dat de marine -tl
millioen kost. Doch de rechtstreeksche uit
gaven bedragen maar 25 millioen. De rest is
voor vreedzame doeleinden, waaronder het
loodswezen de betonning en bebakening.Spr
gelooft niet, dat er op zulk een bedrag veel
te bezuinigen zal zijn.
Sp. wijst op de voordeelen van de vloot als
vlagvertoon. Dat onze vloot waardeloos zou
zijn is een goedkoope bewering. Onze onder-
zeebooten werken preventief en zijn in de
hand van kleine naties een machtig wapen
tegen de groote.
Aangaande de commissie, die de minis
ter instelde om van advies te dienen over
den vlicgdienst, zoi± spr. gaarne vernemen,
of deze commissie 'zich ook zal uitspreken
over het al of niet moeten verdwijnen van
onze watervliegtuigen?
Het verheugt' ®pr., dat de minister over
het rapport der werfcommissie ook het oor
deel van het personeel van het Marinewerf
zal inwinnen.
De heer v. d. Bilt zou gaarne willen, dat
de korporaals in Ned. Indië buiten den
dienst mogen rondloopen. Ten slotte dringt
hij aan op verbetering der pensioenen der
oud-gepensionneerden.
De heer K. TER LAAN (S. D.) acht het
rechtvaardig, dat de pensioenen der oud-ge
pensionneerden verbeterd worden. Degenen,
die voor 1 Januari 1920 gepensionneerd zijn
kunnen niet rond komen. Onder de nieuwe
pensioenwet zijn pensioenen, die driemaal
zoo hoog zijn als die onder de oude pensi
oenwet. Hierdoor is een begrijpelijke verbit
tering ontstaan. Spr. herinnert aan zijn mo
tie van verleden jaar, die toen verworpen is
met 45 tegen 5 stemmen. De kerkelijke par
tijen, die tegen stemden, hebben nu gele
genheid gehad, te zien, dat aan de oud-ge
pensionneerden geen recht is gedaan. De
laatste zijn al vele jaren aangeland op het
terrein der armenzorg.* Vroeger heeft men
hen gelokt naar de marine en naar de Oost.
Nu deze mannen oud zijn en geen werk
kracht meer hebben, trekken de zoogenaam
de behartigers der nationale belangen zich
van de zaak niets meer aan. Spr. dient een
motie in, om de oude pensioenen met de nieu
we gelijk te stellen en hij hoopt, dat, indien
die motie wordt aangenomen, de kwestie
van de oude weduwen vanzelf ter sprake zal
komen.
De heer^J. J. C. v. DTTK (A.-R.) consta
teert, dat in de laatste tientallen jaren tel
kens een nadere formuleering is gekozen
voor de doelstelling van onze maritieme
macht. Die doelstelling zelf is echter steeds
dezelfde gebleven. In den laatsten tijd is er
echter eenige afglijding in dien zin, dat het
begrip „verdediging", zij het dan ook beperkt
op den achtergrond komt en de vervulling
onzer internationale verdichtingen naar
voren wordit gebracht. Met dit laatste zou
spr. vrede kunnen hebben, indien maar niet
de verdediging wordt losgelaten. Verdediging
blijft de primaire plicht van de overheid.
Een bezwaar acht spr. dat de sterkte van de
vloot afhankelijk wordt gesteld van het be-
manningsprobl. Dit laatste heeft slechts 'n
relatief karakter. Wat de minister daarom
trent zegt, is het spannen der paarden ach
ter den wagen Voor 1927 i9 4 millioen min
der aangevraagd voor nieuwbouw dan voor
1926. Ons materieel moet niet alleen op
peil gehouden worden, maar ook op sterkte
gebracht.
Spr. vraagt of de artillerie-bewapening
van het nieuwe type onderzeeboot wel vol
doende is. Ook de snelheid zou grooter kun
nen. Het zou gewen9cht zijn het type van de
K-booten te benaderen, aangezien deze voor
onze kustverdediging zeer geschikt zijn
Wat den marine-vliegdienst betreft vraagt
de heer v. Dijk, of het advies der betreffende
commissie ook daarover zal loopen of het
behoud van de watervliegtuigen al of niet
gewenscht is.
De meening, die wordt aangevoerd, waar
om watervliegtuigen zouden kunnen worden
ontbeerd is samen te vatten aldus, dat de
landvliegtuigen grootere snelheid hebben en
dat de verkenningen zich niet ver van de
kust uitstrekken. Er zijn echter punten, die
tegen de verwijdering der watervliegtuigen
pleiten. De snelheid van de watervliegtui
gen is bijna zoo groot al9 die der landvliéft-
tuigen en ook de verkenning ver van de
kust is van groot belang Een verkenner zal
niet veel vertrouwen hebben als hij weet,
dat hij bij het minste motordefect in zee
stort.
Ten dezen dient de minister het advies in
te winnen van den chef van den Generalen
Staf.
Verder moet hier worden vastgehouden
aan een kern van beroepspersoneel, in staat
om te zorgen voor een deugdelijke opleiding.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H
gaat uit van het standpunt, dat Nederland
een koloniale mogendheid is. Zonder onze
bezittingen zouden wij terugvallen in een
klein landbouwend volkje Dat feit eischt
een Nederlandsohe marine. Deze moet in de
eerste plaats onzen naam en ons gezag in
de koloniën hooghouden, in de tweede plaats
onze neutraliteit verdedigen.
De derde taak der marine is vlagvertoon.
Met het oog op die drievoudige taak is het
van belang, dat onze marine onverdeeld
blijft. Wel is de splitsing niet aan de orde,
maar de minister-president heeft er reeds op
gewezen, dat de splitsing een aanmerkelijke
bezuiniging zou beteekenen. Hiervan ge
looft spr. niet veel. Het spreekt vanzelf, dat
die eenheid niet in den weg staat aan een
billijke kostenverdeeling tusschen Indië en
Nederland.
Zou het niet wenschelijk zijn, een vast be
drag jaarlijks te bestemen voor aanbouw
van heit marinemateneel Men zou het be
drag. dat over een bepaald aantal jaren noo
dig is over die jaren kunnen verdeelen.
Wat de vervanging van vlootpersoneel in
Indië door Inlandsch personeel betreft, ge
looft spr., dat dit niet mogelijk is, daar dat
inlandsch personeel die taak niet zou kun
nen vervullen. Spr betreurt het ook, dat de
minister het afzonderlijke departement van
marine niet wenscht te handhaven.
Spr. gelooft niet, dat de heer Ter Laan het
vraagstuk dor oud-gepensionneerden goed be
ziet. De Armenraad houdt zich niet bezig
met armenzorg. De wijze, waarop de regee
ring tracht aan haar moreelen plicht te
voldoen,, is niet vernederend voor de betrok
kenen.
De heer OUD (V.-D.) acht het zonder
ling, dat de minister in de Marine allerlei
reorganisaties tot stand brengt en toch
niet vooruit wil loopen op het vraagstuk
der splitsing en de samenvoeging der mi
litaire departementen. Reeds jaren gele
den stelde de heer Marchant in een motie
voorop, dat de beslissing over de samen
voeging vooraf diende te gaan aan een
reorganisatie.
Men krijgt den indruk, dat de minister
niet meer zoo vast in zijn schoenen staat
als een halfjaar geleden. Spr. dringt er op
aan, dat de minister spoed zal betrachten
met de indiening van het ontwerp betref
fende de samenvoeging en verdedigt h-et
standpunt ,dat een politievloot voor Indië
voldoende is.
Met de voorstellen van den minister om
trent nieuwen aanbouw zal spr. niet mee
kunnen gaan. Hij heeft dan ook een amen
dement ingediend om de kosten van nieu
wen aanbouw te schrappen.
Wat de bemoeiingen van den Armenraad
betreft, deze houden wol dogelijk verband
met armenzorg. Spr. is geneigd zijn stem
aan de motie-Ter Laan te geven, maar men
zou van meening kunnen zijn, dat die mo
tie te ver gaat. Daarom dient spr. een
subsidiaire motie in, waarin uitgesproken
wordt, dat de pensioenen bij de zeemacht
van vóór 1920 te eenenmale onvoldoende
zijn en dringend verbetering behoeven en
de minister wordt uitgenoodigd, in over
leg met zijn ambtgenoot van financiën
een herziening voor te bereiden.
De Minister van Oorlog en Marine a.i.,
de heer LAM BOO Y, betoogt, dat het
nimmer in de bedoeling heeft gelegen, het
bericht „Staatsmarine' los te laten. Het
personeclvraagstuk is in volle bewerking
en spr. hoopt, dat het spoedig tot oplos
sing zal kunnen worden, gebracht.
Voor een ,,hopclooze zaak" staat men
geenszins. Juist in Indië zal een kleine vloot
ons veel voordeel kunnen verschaffen. Wie
Indië aanvalt, zal met buitengewone moei
lijkheden te kampen hebben. Een vloot,
die orde en rust kan handhaven, onze neu
traliteit kan verdedigen en kan voldoen
aan internationale verplichtingen, is voor
ons land zeer zeker bereikbaar.
De bedoeling is af te bouwen tot 1930
wat noodig is. Dan zal men weder erva
ring hebben over het personeelvraagstuk
en kunnen zien, wat de Volkenbond in
dien tijd heeft tot stand gebracht. Het
denkbeeld van een politievloot verwerpt
de minister Zulk een vloot wekt geen ver
trouwen bij andere mogendheden en mist
preventieve werking.
De onderzeeboot ie het juist wapen van
den maritiem zwakke. Nederland kan dat
wapen niet uit banden geven. Erkenning
van het C.A.M.B.O. acht spr. niet noodig.
Dit zou met zich brengen het topzwaar
maken van 't georganiseerd overleg, waar
in al het personeel vertegenwoordigd is.
Een wachtgeldregeling is in bewerking.
Spr. hoopt, dat dit spoedig tot stand zal
komen. Aan personen, die gaarne de mar
rine verlaten willen en overcompleet zijn,
wordt gelegenheid gegeven heen te gaan.
Ten aanzien van de vraag, of korporaals
in Indië in burgerkleeding kunnen loopen,
zal spr. advies inwinnen bij de Indische
regeering.
Wat de moties betreft, de heeren Ter
Laan en Oud zijn aan 't verkeerde adres.
Nog kort geleden vereenigde de Kamer
zich met de wet van 26 Juni 1926. Het is
beter af te wachten hoe die wet werkt en
daarna met wijzigingen aan te komen.
Deze zaak hoort thuis bij den Minister,
die dat ontwerp indiende. Aan de com
missie van advies voor den vliegdienst '8.
inderdaad medegedeeld, dat de watervlieg
tuigen zoudeD moeten verdwijnen. Deze
kwestie heeft spr. uitvoerig besproken met
de autoriteiten van land- en zeemacht.
Zeevliegtuigen zijn vocxr de verkenning
niet noodig. Het gaat er alleen om, de
landingsplaats van een luchtvloot te ver
kennen. De vliegtuigen zijn weel duurder
dan de andere vliegtuigen en 't is raak
alle kosten te specialiseeren op de land-
vliegtuigen, die overal gebruikt kunnen
worden.
De onderzeeboot, die wordt voorgesteld
zaJ een uitstekend wapen zijn en zal op
eigen kracht naar Indië kunnen gaan. De
eischen, die de heei v. Dijk aan deze boot
wilde stellen, zijn niet noodig
De kwestie van het contingent inlandsch
personeel wordt verschillend beoordeeld.
Spr is er vast van overtuigd, dat de sa
menvoeging der militaire departementen
zeer goed mogelijk is en dat de gelden,
die worden toegestaan voor de landsver
dediging, door die samenvoeging de meest
juiste bestemming verk rij gen-
De vergadering wordt hierop verdaagd
tot des avonds.
RECLAME.
424)
echter niet wanneer zij beschaafd gedanst
wordt en zooals onderwezen an.n het
INSTITUUT „WILLEMS" - DEN DAAG.
lederen Zaterdag gelegenheid tot nemen van
PRIVAATLESSEN.
Avondzitting.
STAATSBEGROOTING 1927.
Begrooting Bnitenlandsche Zaken.
Aan de orde is de behandeling van hoofd
stuk III der Staatsbegrooting voor 1927.
De algemeene beschouwingen worden ge
opend.
De heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.)
wenscht een opmerking te maken over de
belasting voor Nederlandsche schippers in
België, waarover spr. destijds eenige vrageh
heeft gesteld.
De eerste vraag van spr. hield het verzoek
in of de minister bereid was maatregelen te
li effen, waardoor de Belgische regeling on
gedaan wordt gemaakt. De minister ant
woordde, dat de kwestie nog in onderzoek
was en op 10 November 1924 moesten nog
enkele inlichtingen inkomen. Een jaar daar
na kon in deze kwestie, welke door den
minister zeer ingewikkeld werd genoemd,
nog geen beslissing worden genomen.
Weer een jaar daarna konden nog geen
stappen worden gedaan, omdat het ge
pleegde overleg nog steeds niet tot eenig
resultaat had geleid.
Spr vraagt den minister thans nadere
mededcelingen en wenscht te vernemen, of
het overleg spoedig geëindigd zal zijn.
De heer FLESKENS (R.-K.) bespreekt de
kwestie van schadevergoeding aan Neder
landers in België.
Het komt spr. voor, dat het door den mi
nister ten deze gegeven antwoord niet zeer
bemoedigend is. Immers zouden nog een 20-
tal gevallen, door de Duitsche autoriteiten
moeten worden onderzocht. Eerst wanneer
in die gevallen een beslissing zal zijn ge
nomen, acht de minister den tijd gekomen
om te overwegen of er stappen zullen moe
ten worden gedaan om een behoorlijke
schadevergoeding te krijgen. Dit standpunt
lijkt spr nie-'w.
Deze kwestie is voorts reeds jaren aan
hangig en spr. dringt er bij den minister op
aan zijn ernstige aandacht aan deze kwes
tie te wijden.
De heer KNOTTENBELT (V.-B.) acht het
gewenscht, dat gedelegeerden der Regee
ring bij het sluiten van conventies overleg
houden met de belanghebbenden hier t©
lande.
Wanneer geen nationale belangen worden
bedreigd, acht spr. spoedige ratificatie zeer
gewenscht. Spr. wijst hierbij op de Brus-
selsche ontwerp-conventie tot unificatie der
reeders-aansprakelijkheid. Spoedige ratifi
catie zou den betrokken bedrijven zeer ten
goede komen. Ook de reedersvereeniging
heeft daarop aangedrongen. In het voorloo-
pig verslag is over deze kwestie een vraag
gesteld, maar de Memorie van Antwoord
zwijgt geheel.
Spr. vraagt daarom den Minister, waar
om hij deze concentie nog niet geteekend
heeft.
De heer BEUMER; Hoe denkt Engeland
er over?
De heer KNOTTENBELT merkt verder op
dat men zich in het buitenland verbaast
over de terughoudendheid, welke de Neder
landsche regeering bij ratificatie van ge
sloten overeenkomsten in acht neemt. Dit
doet onzen nationalen naam geen goed.
Voorts is 3pr. van meening, dat ook bij
het sluiten van handelsverdragen eeniga
meerdere voortvarendheid bij belanghebben
den op prijs zou zijn te stellen. Spr. denkt
hierbij o.m. aan het verdrag met Spanje.
Verschillende andere landen zijn er in ge
slaagd de meestbegunstigingsclausule voor
zich te verkrijgen.
Nederland deelt in die meestbegunstiging
niet.
Reeds vroeger in 1922 is deze zaak hier
in de Kamer besproken en toen heeft de
minister gezegd, dat de onderhandelingen
gaande waren en de minister sprak de hoop
uit, dat spoedig een resultaat zou worden
bereikt.
Than9, 4 jaar later, vraagt spr. waarom
tot dusver nog niets i9 bereikt. Deze kwes
tie i9 van groot belang voor de Nederland
sche industrie. Onze uitvoer naar Spanje is
zeer belangrijk, doch is reeds teruggeloopen.
De uitvoer van Spanje in Nederland bedroeg
in 1922 17 millioen. in 1923 14 millioen in
1924 20 millioen, in 1925 weer 17 millioen.
Een meestbegunstigingsclausule is vol
gens spr. ten zeerste gewenscht.
Voorts bespreekt de heer Knottenbelt de
oorlogsschade aan Nederland, welke vol
gens den minister ruim 60 millioen zou be
dragen. Het betreft hier een zaak van het
allerhoogste belang. De plicht van de Neder
landsche regeering tot handhaving der rech
ten is niet vervuld door het enkel protes-
teeren. Met kracht moet getracht worden
volledige schadevergoeding te verkrijgen.
De vraag is of de regeering in deze wel
de noodige voortvarendheid betracht. Hoe
komt het, vraagt spr,, dat thans. 8 jaren na
het beëindigen van den oorlog, nog niet
eens alle vorderingen zijn ingediend.
Dat Duitschland wel bereid is te betalen,
blijkt wel uit de kwestie der „Tubantia".
Spr. gelooft, dat ook in de andere gevallen
betaald zal worden, wanneer daarbij naar
de noodige ernst wordt betracht. Daarom
wenscht spr opheffing van alle geheimzin
nigheid in deze zaak. Waarom, vraagt spr.,
zou het Nederlandsche volk niet mogen
weten, welke vorderingen zijn ingediend In
het bijzonder zou het van belang zijn te
weten, of Duitschland thans de onrecht
matigheid erkent van de onbeperkte duik
bootenoorlog.
Spr zou wenschen, dat deze kwestie v*erd
behandeld in het Oranjeboek.
De heer VLIEGEN (S. D.) bespreekt de
volkenbondspolitiek. De toetreding van
«Pr.
Duitschland tot den Volkenbond acht
van groote beleekenis.
Van groot belang acht spr. verder de tril-
voering van het Verdrag van Locarno en
van nog meer belang de economised
quaestie.
Van de a.s. Economische Conferentie kan
groote invloed uitgaan.
De regeering zal goed doen bij het geven
van haar instructies aan de Nederlandsche
gedelegeerden op eenige puqten de aandacht
le vestigen. In dit verband noemt spr. de h-
tievenquaestie.
Van groot belang acht spr. dat op de Con
ferentie ter sprake zal komen de quaestie
van een vaste geldswaarde. Dit punt moet
met klem naar voren worden gebracht.
Spr. acht voorls de quaeslie van de ont
wapening, waarmede de Volkenbond zich
bezig houdt, een quaestie van internationaal
vertrouwen. Spr. herinnert in dit verband
aan een van de 14 punten van Wilson be
treffende democratiseering der regeeringei
in de verschillende landen De heer Vliegen
wijst dan naar Rusland waar het militai
risme thans eenigszins mindert en naar,
Italië, waar zelfs anti-fascistische couranten
niet mogen verschijnen en waar allerlei
maatregelen tegen anti-fascisten worden ge-!
nomen. Spr. begrijpt niet, dat dergelijke tot'
standen nog kunnen bestaan, en spr. acht:
dit een zaak, in verband met de internatio-'
nale Volkenbondsgedachte, dat ook andere
landen zich met deze quaestie bezig houden.
Spr. noemt dit een schandvlek van de in
ternationale beschaving.
De VOORZITTER: Ik verzoek den heer
Vliegen zich niet op een dergelijke wijze
over maatregelen van een buitenlandsche
overheid uit te laten.
De heer VLIEGEN stapt van dit punt af.
Spr. behandelt verder de quaestie van on
eerlijke concurrentie in België door middel
van spoorwegtarieven. Deze moet men niet
bestrijden door het verwerpen van verdra
gen, maar men zou deze politiek zoo noodi;
ook in ons eigen land kunnen toepassen.
Het genoemde verschijnsel moet bestreden]
worden en spr. zegt den minister reeds na
zijn steun toe bij een onderzoek naar deze|
quaestie.
Wat de ratificatie van verdragen betreft]
meent spr. dat eenige meerdere voortvarend
heid daarbij niet kwaad zou zijn.
Op de griffie ligt een lijst, waarop 25 ver
dragen voorkomen, die nog niet gerafificee?"
zijn. Daarvan zijn nu 9 door de Twei
Kamer goedgekeurd.
De heer KORTENHORST (R. Kbespree!
het afsluiten van handelstractaten.
Spr. herinnert daarbij aan de uitvoerig!
besprekingen welke zijn gevoerd bij hel]
Duitsche handels-traclaat.
Spr. wijst er op ,dat men ook in deze Ka
mer niet tevreden is over de resultaten van]
afgesloten handelstractaten.
Wanneer Nederland tot een accoord öfl
komen met Spanje zal zulks naar spr.
meening niet anders kunnen, of Nederlant
moet concessies doen ten aanzien van dei
wijn. Dit is ook geschied bij Portugal, waar
bij Nederland zich verbond, de invoerrechten]
op port en madeira niet te verhoogen
Het is een algemeen Nederlandsch sociaal]
belang, onder de oogen te zien den afze'
van de Nederlandsche producten. Nai
spr.'s meening is de achteruitgang in vel
takken onzer industrie een gevolg van di
belemmeringen, welke het buitenland aaal
den afzet van onze producten in den we;
legt.
De voorbereiding van de handelsverdra
gen zou wel eenige verandering kunnen on
dergaan. Deze voorbereiding geschiedt door]
een commissie, waarin naast ambtenaren
ook belanghebbenden zitting hebben De op
vatting van het Departement is echter daf
deze laatste personen daar echter niet ziften]
als vertegenwoordigers hunner organisaties,
RECLAME.
door migraine, hoofdpijn of kiespijn,
die lastige kwalen, welke juist dan
optreden, als huishoudelijke of andere
plichten ons roepen? Een betrouw-
haren helper vindt men in de
tabletten „föayah,"
die onmiddellijk de pijn verzachten-
ElschJ uitdrukkelijk de bckcwle
l orlgliicele verpakking.