Prins en de leeuwen
No. 20460
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 24 November
Tweede Blad Anno 1926.
UIT DE RAADZAAL.
H. P. H. KEEREWEER
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Een praat-middag.
Men zal zeker van ons geen overzicht
verlangen van de jongste raadszitting.
Daarvoor was deze te onbelangrijk, al
heeft de raad er dan weer een ganschea
middag noodeloos aan verdaan. Wanneer
de begrooting op dezelfde wijze wordt be
handeld, is men met Nieuwjaaj- nog niet
klaar! Allerlei kleinigheden moesten breed
worden uitgesponnen, er moest worden ge
dupliceerd etc.
De stemming van den raad teekent zich
wel het beste af wanneer men nagaat,
hoe werd gedacht over de interpellatie-
aanvrage van den heer Knuttel, inzake het
verbod van de Potemkin-film. Daarover
eenige uren noodeloos te debatteeren
de raad vermag immers niets op dit ge
bied schijnt „democratisch" te zijn.
Wanneer de burgemeester vragen bij de
rondvraag niet uit beleefdheid wilde be
antwoorden, deed men nog niets 1
Inmiddels hebben de socialisten den
beer Knuttel den wind reeds uit de zeilen
genomen door zelf vragen te stellen bij de
beruchte rondvraag. Toch zal de heer
Knuttel er ook wel op terugkomen. Daar
zit wel iets in
Waar wij de film niet zagen, matigen
wij ons geen niets meer terzake doend
trouwens oordeel aan.
RECLAME.
Meubelmaker-Stoffeerder
AALMARKT 16 - TELEF. 861
3845
MINISTER KONINGSBERGER OVER DE
ONLUSTEN OP JAVA.
In een onderhoud van Minister Konings
berger met een medewerker van het
,Vad." werd o.m. opgemerkt:
Naar het zich laat aanzien, is de com
munistische actie afgeloopen. Natuurlijk zijn
onaangename verrassingen geen onmogelijk
heden. Maar ik acht het niet waarschijn
lijk, dat deze zich zullen voordoen. In één
opzicht is het niet kwaad, dat het gebeurde
in West-Java nog in verschillende streken
eenige nawerking heeft gehad. Nu kan een
ïlgemeene zuivering plaats hebben, waar
door herhaling van dergelijke gebeurtenis
sen kan worden voorkomen.
Worden nog nieuwe wettelijke maal-
regelen tegen de communisten voorbereid,
f worden de bestaande bepalingen vol-
oende geacht?
Dé maatregelen, die naar aanleiding
'in het gebeurde zullen worden getroffen,
illen uiteraard worden genomen door den
Juverneur-Generaal, aan wien dit met het
ilste vertrouwen kan worden overgelaten,
ier te lande worden geen wettelijke maat
delen voorbereid, en ook van de zijde van
Gouverneur-Generaal heeft mij dien-
ingaande geen enkel bericht bereikt. Mijn
druk is, dat de Gouverneur-Generaal zich
el de beslaande wettelijke bepalingen vol
lende gewapend acht om tegen de com-
unislische onruststokers op te treden.
In de telegrammen uit Indië is sprake
fan een interneering op groote schaal in
i'ieuw-Guinea. Op welke wijze zal deze
öaatregel worden uitgevoerd?
Zooals u bekend is, zijn alle commu
niën, die bij de gebeurtenissen der laatste
feken een rol hebben gespeeld, ge
resteerd, en zijn drie rechterlijke ambte
aren aangewezen om een onderzoek in te
lellen. Het is de bedoeling, dat nauwkeu-
maar snel worde vastgesteld, welk aan-
eel zij in de zaak hebben gehad. Er zijn
!a-ir globale schatting ongeveer zeshonderd
^rsonen gearresteerd. Daarbij zijn natuur
lik vooreerst de leiders, dan een groot aan-
al personen, die een actieve rol hebben
:>peeld, en naar waarschijnlijk zal blijken
een aantal bijloopers, van wie niet
blijkt, dat zij eenige bepaalde daad heb
ben verricht. Alle leiders, en ook alle per
sonen die behooren tot de tweede catego
rie, zullen in Nieuw-Guinea worden ge
ïnterneerd.
Deze interneering zal, met het oog op
het groote getal, op zichzelf nog niet zoo
eenvoudig zijnzij zal goed moeten worden
voorbereid en geregeld. Intusschen kan
men er zeker van zijn, dat de regeering snel
en beslist zal handelen.
Zal den geïnterneerden worden toege
staan zich buiten Nederlandsch-Indië te be
geven
Ik kan U wel mededeelen, dat deze
aangelegenheid sinds eenigen tijd een punt
van ernstige overweging uitmaakt. Tegen
het verleenen van vergunningen om Neder
landsch-Indië te verlaten, bestaan ernstige
bezwaren. De betrokkenen zijn dan geheel
aan de controle van de Indische regeering
onttrokken, en het is te vreezen, dat zij,
na eenigen tijd buiten Nederlandsch-Indië
te hebben vertoefd, onder een anderen naam
naar Indië terugkeeren om daar hun des-
truclieven arbeid te hervatten. Dit laatste
moet natuurlijk worden belet Een defini
tieve beslissing is echter nog niet genomen.
Men heeft, aldus eindigde minister Ko
ningsberger, de wijze, waarop nu tegen de
communisten zal worden opgetreden, beslis
send genoemd voor de geheele nieuwe be
stuursperiode. Ik voor mij ben overtuigd,
dat de Gouverneur-Generaal met zulk een
kracht en beslistheid tegen de communisti
sche onruststokers optreedt, dat wij daar
van gedurende zijn bestuursperiode wel geen
last meer zullen ondervinden.
DE RELLETJES TE ASSEN.
Een anti-militairistische redevoering van
den socialistischen burgemeester van Goor.
Door den heer De Savornin Lohman zijn
aan den Minister van Binnenlandsche Za
ken en Landbouw de volgende vragen ge
steld.
1. Heeft de Minister kennis genomen van
een verslag in het „Nieuws- en Advertentie
blad voor Borne, Zenderen, Hertme en Bor-
nerbroek" van 13 November 1.1. van den
door den burgemeester van Goor gehouden
redevoering, uitgesproken op een feestavond
der afd. Borne van de S. D. A P. en den
Bornschen Bestuurdersbond. d.d. 6 Novem
ber te voren met name van de volgende pas
sage:
„De ontwapening b.v. die komt zoo vast
als 2 X 2 4. Deze eisch is ook reeds
doorgedrongen tot de kerkelijke partijen
Ook tot de R -K. arbeiders. We moeten er
echter op uit. propaganda maken.
Ook de relletjes in Assen zijn mede ons
werk. De meesten begrijpen, dat het leger
een rotzooi is. Ze hebben geen achting en
eerbied meer voor meerderen. Als wij maar
werken, dringen onze eischen wel door. L'r
wordt gezegd- Ontwapening is alleen inter
nationaal mogelijk, maar wij kunnen in
Nederland gerust beginnen, ons leger en
vloot is toch niks"?
2. Is het verslag, wal het wezen der zaak
betreft, juist?
3. Zoo ja, acht dan de Minister het oor
baar, dat een burgemeester, zij het ook
buiten functie op een door een groot publiek
bezochte vergadering, waarvan verslag in
de pers verschijnt, met blijkbare instemming
constateert* dat de relletjes in Assen mede
het werk zijn van de partij, waarvoor hij
optreedt, dat .,de meesten" begrijpen, dat
een Grondwettige instelling als het leger
„een rotzooi" is. en dat „de meesten" geen
achting en eerbied meer hebben voor de
genen, waaraan zij krachtens de wet ge
hoorzaamheid verschuldigd zijn?
4. Zoo neen. is Zijn Excellentie dan
voornemens, uit zijn afkeurend oordeel con
sequenties te trekken en zoo ja, welke?
BROODBAKKERIJEN.
De werktijden voor de a.s. feestdagen.
De Minister van Arbeid, H. en N. heeft
vergund, dat in broodbakkerijen in alle ge
meenten des Rijks door hoofden of besluur-
ders en door bakkersgezellen, bakkers-
arbeid wordt verricht: a op Zaterdag 4 De
cember a.s. tusschen 12 uur 's nachts en 4
uur des voormiddags, b en c Vrijdag 24 De
cember en op Vrijdag 31 December a.s. tus
schen 12 uur 's nachts en 6 uur des voor-
middags een en ander met dien verstande,
dat voor zoover betreft broodbakkerijen,
voor welke een vergunning, als bedoeld in
art. 37 eerste lid der Arbeidswet 1919 is ver
leend reeds op Vrijdag 3 December 1926,
resp. Donderdag 23 en Donderdag 30 De
cember 1926. telkens om 10 uur des namid
dags, met arbeid, bestaande, in het gereed
maken van deeg en ovens, mag worden
aangevangen, en voorts onder voorwaarde,
dat in de ondernemingen, waar op de onder
b en (of) c genoemde data van de vergun
ning wordt gebruik gemaakt, op 25 Decem
ber 1926. resp. 1 Jan. 1927. geen arbeid
wordt verricht; d. op Maandag 27 December
a.s. en op Maandag 3 Januari 1927, telkens
tusschen 4 en 6 uur des voormiddags, of,
indien ingevolge het bepaalde in art. 35.
tweede lid. onder e of f der Arbeidswet
1919 om 5 uur des voormiddags met den
bakkersarbeid mag worden begonnen, tus
schen 3 en 5 uur des voormiddags. Boven
dien mag voor zooveel betreft broodbak
kerijen, voor welke een vergunning, als be
doeld in art. 37, eerste lid, der Arbeidswet
1919 is verleend op die dagen gedurende
twee uren vóór het tijdstip, waarop alsdan
de bakkersarbeid mag aanvangen, arbeid,
bestaande in het gereedmaken van deeg en
ovens, worden verricht.
Voorts mag arbeid worden verricht door
bakkersgezellen op Vrijdag 24 en Vrijdag
31 December a.s., gedurende ten hoogste 10
uren arbeid wordt verricht, tenzij een cou
pon, als bedoeld in art. 35. tweede lid. onder
b, der Arbeidswet 1919, tijdig is ingezonden
aan het districtshoofd, in welk geval de
werktijd ten hoogste 11 uren mag bedragen.
Hoofden of bestuurders van de hierboven
genoemde ondernemingen wordt er aan her
innerd, dat zoolang van de vergunning ge
bruik wordt gemaakt uit een naast de ar
beidslijst opgehangen geschrift op duidelijke
wijze moet blijken, hoe de werkuren over de
verschillende dagen der week worden ver
deeld; alsmede dat aan een bakkersgezel,
die tusschen 8 uur des namiddags en zes
uur des voormiddags bakkersarbeid ver
richt, onmiddellijk vóór den aanvang van
zijn arbeid, die geheel of gedeeltelijk tus
schen die uren is gelegen, een onafgebroken
rusttijd van 10 uren moet worden gegeven.
Aan hoofden of bestuurders van broodbak
kerijen in alle gemeenten des Rijks wordt
vergund, dat op Zaterdag 4, Vrijdag 24,
Maandag 27, Vrijdag 31 December 1926 en
Maandag 3 Januari 1927 deeg of brood, dat
na 8 uur des namiddags van den vorigen
dag gebakken of opgewarmd is. van 71/*
uur des voormiddags of uit het gebouw met
aanhoorigheden, waarin zich de broodbak
kerij bevindt, wordt vervoerd en van 8 uur
des voormiddags af wordt verkocht of afge
leverd.
Vergund wordt dat in broodbakkerijen, in
alle gemeenten des Rijks, waarin ter viering
van den feesldag van Drie Koningen op
Donderdag 6 Jan. 1927 geen arbeid wordt
verricht door hoofden of bestuurders en
door bakkersgezellen op Woensdag 5 Jan.
1927, bakkersarbeid wordt verricht tusschen
4 en 6 uur des voormiddags of. wanneer in
gevolge het bepaalde bij art. 35. tweede lid,
onder f. der Arbeidswet 1919 om 5 uur des
voormiddags met den bakkersarbeid mag
worden aangevangen, tusschen 3 en 5 uur
voormiddags. Bovendien mag voor zoo
veel betreft broodbakkerijen, aan welke een
vergunning, als bedoeld in art. 37. eerste lid,
der Arbeidswet 1919, is verleend op dien
dag gedurende 2 uur vóór het tijdstip, waar
op alsdan de bakkersarbeid mag aanvangen,
arbeid, bestaande in het gereedmaken van
deeg en ovens, worden verricht. Tevens
wordt de werktijd van bakkersgezellen op
dien Woensdag met (en hoogste 2 uur ver
lengd.
Hoofden of bestuurders van de in de voor
gaande alinea genoemde ondernemingen
wordt herinnerd aan de voorschriften van
art. 10. derde lid van het Rusttijden- en
Arbeidslijstenbesluif voor fabrieken of werk
plaatsen 1923 en art. 40, vierde lid, der Ar
beidswet 1919.
DE CONTACTCOMMISSIE
VOOR HET MIJNBEDRIJF.
Gistermorgen vergaderde de Contact
commissie voor de mijnindustrie. De direc
ties verklaarden niet te kunnen ingaan op
het verdoek der vakbonden inzake den
werktijd der bovengrondsche arbeiders. Als
de vakbonden wenschen hadden inzake
dezen werktijd, deden zij het beste zich
tot de bedrijfsleiders der resp. mijnen te
wenden.
In verband met het mechanisatierapport
van den Chr. Mijnwerkersbond verklaarden
de directies aan dit vraagstuk haar volle
aandacht te zullen wijden. Zij zijn echter
van oordeel, dat het gevaar in de mijnen
tengevolge van de mechanisatie niet wordt
vergroot.
De directies verklaarden ten slotte op een
desbetreffende vraag, dat zij de feestdagen
niet kunnen uitbetalen.
HET ZELFSTANDIG BESTAAN VAN EEN
KORPS OFFICIEREN VAN GEZONDHEID
BIJ DE KON. MARINE IN VERBAND MET
DE PLANNEN TOT REORGANISATIE DER
MARINE.
De Algem<?ene Vereeniging van Marine-
Officieren heeft een brochure het licht doen
zien, waarin de bezwaren worden belicht le
gen het voornemen van den Minister van
Marine, als zoude de geneeskundige dienst
zondheid te doen samensmelten met dat der
landmacht. De volgende stellingen worden
daarifl verdedigd:
le. De verontstelling van de commhsie-
Sluys, door den Minister van Marine a i.
overgenomen in de op 7 Mei 1926 aan de
Tweede Kamer der Stalen-Generaal aange
boden memoriën over de reorganisatie der
Marine, als zoude de geneeskundige dinst
der Marine zonder bezwaar kunnen worden
samengevoegd met dien der landmacht, is
een onjuist postulaat-,
2e. de voorgenomen maatregel moet de
geleidelijke verdwijning van geroutineerde
marine-artsen ten gevojge hebben en zal
daardoor de gevechtswaarde van de vloot op
den duur ernstig benadeelen;
3e. behoudens de bezuiniging verkregen
door opheffing van de zelfstandige inspec
tie van den Marine-Geneeskundigen dienst
kan iedere eventueel noodig geoordeelde be
zuiniging ook tot stand komen bij de ge
handhaafde zelfstandigheid van het korps
officieren van gezondheid der Marine;
4e. de opheffing van de zelfstandige in
spectie is echter onlogisch, omdat dientenge
volge de inspectie moet komen in handen
van personen, die de vereisc.hte ervaring
omtrent maritieme geneeskunde missen.
Achtereenvolgens worden deze stellingen
behandeld. Aangetoond wordt, dat de ge
neeskundige dienst aan boord aleen behoor
lijk functionnecrt, wanneer kan worden be
schikt over geroutineerde marine-artsen,
gevormd door langdurige marine-praktijk.
Ook het behoorlijk toepas-en derkeurings-
eischen voor het in schier tallooze richtin
gen gespecialiseerde marine-personeel ver-
ei sc.ht een ervaren marine-arts.
Gewezen wordt nog op het ingewikkelde
van de scheepshygiëne, in het bijzonder op
het belangrijke vraagstuk der prophylaxis
van venerische ziekten.
Slechts bij handhaving van een afzonder
lijk korps officieren van gezondheid der zee
macht kan aan de eischen van de praktijk
worden voldaan. Dit korps moet afwisselend
in Nederland en in Indië dienst doen, eens
deels om de noodige ervaring le krijgen op
het gebied van tropische ziekten, welke uit
den aard der zaak bij het marine-personeel
veelvuldig voorkomen, anderdeels omdat er
gegronde twijfel beslaat aan de mogelijkheid
om een bevaren korps officieren van ge
zondheid te vormen, dat uitsluitend in Indië
diènsrt doet.
Ten slotte wordt nog criliek uitgeoefend op
de opheffing van de Inspectie van den ge
neeskundigen dienst bij het Departement
van Marine, welke met ingang van 1 Janu
ari 1927 een feit zal worden. Betoogd wordt,
dat in een tijd, waarin de waarde van medi
sche voorlichting, voorzorg en verzorging
zoo hoog staat aangeslagen, dat schier iedere
grootere organisatie ernaar streeft, gewoon
lijk ten koste van groote financieele offers,
een eigen geneeskundigen dienst te verwer
ven, de Marine een averechfsche richting
inslaat en ter wille van luttel gewin, het uit
sparen van twee of drie tractementen, teza
men nauwelijks f 15.000 per jaar bedragen
de, haar goed function neerenden geneeskun
digen dienst, gaat wijzigen.
DE VERHOUDING VAN S. D. A. P.
EN N. V. V.
„Het Volk" verneemt, dat thans is samen
gesteld de commissie uit S. D. A. P en
N. V. V., die tot opdracht heeft de verhou
ding tusschen deze beide Jichamen te be-
studeeren.
Door de S. D. A P zijn daarvoor aange
wezen de heeren Vliegen. Albarda en Henrl
Polak, terwijl het N. V. V. de heeren Sten
huis, Brautigam en Kupers aanwees.
Naar wij vernemen heeft de Konink
lijke familie het voornemen om in den
voormiddag van Dinsdag, 30 November
van het Loo naar de residentie terug te
keeren.
Bij Kon. besluit is aan jhr. mr F. X.
A. Verheijen. op zijn verzoek, met ingang
van 1 Januari 1927, eervol ontslag verleend
uit zijn betrekking van raadsheer in het
gerechtshof te 's-Hertogenbosch. onder
dankbetuiging voor in rechterlijke betrek
kingen bewezen diensten.
Aan den heer H. J. van Braambeek,
voormalig chef de bureau bij de Nederland-
sche Spoorwegen, is eervol ontslag verleend
als lid van de commissie van bijstand, be
doeld in art. 5 der Pensioenwet voor de
spoorwegambtenaren 1925.
In zijn plaats is benoemd de heer F. P.
A. Landskroon. chef-commies der NedcrI.
Spoorwegen te Zwolle.
UIT NED. OOST-INDIë.
HET COMMUNISTEN-COMPLOT.
BATAVIA, 23 Nov. (Aneta). Op het
vrachtschip „Medan" zijn te Belawan 58
brownings en 8000 patronen achterhaald,
die clandestien vervoerd werden.
BATAVIA, 23 Nov. (Aneta). In den Volks
raad heeft Mr. Schrieke medegedeeld, dat
de economische toestand in West-Sumatra
bevredigend is.
BATAVIA, 24 Nov. (Aneta). De Ban-
tamsche groote Kvaji en de 70-jarige hadji
Asnawi, zijn onder gewapend geleide uit
Tjaringin naar Batavia gebracht.
Kyaji werd tijdens den Tjilegon-opstand.
in 1888 reeds van deloyaliteit jegens het
bestuur verdacht.
BATAVIA, 24 Nov. (Aneta). De Passar
Meres was zeer druk Er waren 500 pas-
sargangers w.o. vele vrouweneen bewijs
dat de toestand normaal is. Velen keerden
naar de kampongs terug.
RECLAME.
Het oordeel over het bubikopje
is een oordeel over de verzorging van
het haar. Zoo jeugdig en bekoor
lijk een goed verzorgd bubi-kapsel
staat, zoo ontsierend zal dit zijn bij
slechte of onvoldoende verzor
ging. De voornaamste eisch voor een
goed verzorgd bubi-kapsel is een
geregelde wekelijksche haarwassching
met Pixavon. Pixavon geeft het haar een
zachte volheid, zijdeachtigen glans en
een gemakkelijken val, welke hoedanig
heden hoofdvoorwaarden zijn voor een
bekoorlijk en gracieus bubikopje.
Geen der gewone vloei-
bare zeepen bezit ook
maar bij benadering de
heilzame werking van
Pixavon. Elscht altijd
Pixavon (slechts In ge
sloten origlneele fles-
schen) zoowel voor
eigen gebruik alsook
in den kapperssalon.
lhflae.: Fl.1,50
lltflac.: FL 0,90
4240
(Uit het Perzisch).
SLOT.
Daarna verzocht hij zijn gast hem voor
n paar minuten te willen veronlschuldi-
daar hij eenige vrienden verwachtte
3 Voor hun ontvangst eenige toebereidselen
«Qschte te maken.
z2'd werd alleen gelaten met Periride,
le hij dadelijk lief kreeg Zij bracht hem
aar ^en tuin en na de schoonheden be-
onderd te hebben, keerden zij naar huis
rug.
Det paleis, nu geheel verlicht, was vol
enschen. De avond ging vroolijk voorbij.
°en Prins, die een groot muziekliefheb-
r ^as, een fluit op een kussen zag liggen,
Dij Periride voor hem te willen
e& Midden in zijn vreugde werd hij
er fatoord door een vreemd geluid en
,^e8 zijn schoone gezellin, wat dit wezen
antwoordde zij lachend, „dat is
[eeu^maar onze zwarte portier, die
PntpeVe Demel'" riep Azgid uit. „wat bui-
Toew°°n S°^de longen moet hij hebben.''
Lje ei? Sasten vertrokken waren en Pe-
-tnir *er niste begeven had. blev°n de
aarn en^e ^r'ns nojr een P°osie bijeen,
taanv eerstp den laatste naar zijn
Aarwi ?e'eidde
oen voet van de groote trap, die ge
heel van marmer was, schrok Azgid zeer,
toen hij, opkijkend, een grooten zwarten
leeuw op de bovenste trede zag liggen.
„Wat is dat?" stamelde hij.
„Dat," antwoordde zijn gastheer, „is Bou-
lak. onze zwarte portier. Hij is een tamme
leeuw en zal u niets doen als ge niet bang
voor hem zijt. Hij weet, wanneer iemand
hem vreest en wordt dan woest."
„Ik ben erg bang voor hem," fluisterde de
Prins.
Daar hij niet overreed kon worden de trap
te bestijgen, moest hij naar het salon terug
keeren en op een van de divans uitrusten.
Nadat de Emir hem verlaten had. sloot Azgid
deur en vensters zorgvuldig, waarop hij
hoorde den leeuw op en neer loopen, en eens
werkelijk de deur naderen en een vreeselijk
gebrul uitstooten en met de voorklauwen
tegen de deur slaan.
De arme Prins dacht niet anders dan dat
de deur open zou springen en hij verslonden
zou worden. Niets van dit alles gebeurde
echter. Na een paar minuten ging Boulak
de trap op en kwam dien nacht niet weer
beneden.
Azgid dacht na. Klaarblijkelijk was hij
het gevaar te gemoet gesneld, toen hij voor
de leeuwen thuis vluchtte.
Sedert dien tijd had hij altijd leeuwen
ontmoet. Hij besloot zich te onderwerpen
aan wat zoo duidelijk zijn hem voorbestemd
lot was; naar huis terugkeeren en de ver-
eischte voorwaarden vervullen.
's Morgens vertelde hij den Emir de ge
heele waarheid. De vriendelijke oude man
had Azgids vader, koning Almamonn ge
kend. Hij eurde het besluit van den jongen
man goed en gaf hem zijn zegen bij zijn
vertrek. De Prins kreeg echter geen gelegen
heid meer de schoone Periride vaarwel te
zeggen. Daarop reed hij terug naar het kamp
der Arabieren en bekende alles aan den
goeden Sheik Hajaar. Hij vroeg ook naar het
mooie paard.
De Sheik antwoordde hem aldus„Ik zou
dankbaar zijn, als gij bij ons kondet blijven.
Maar het zou verkeerd zijn u in uw god
vruchtige onderneming te hinderen. Keer
naar uw huis terug en doe uw plicht als
een man."
Azgid bezocht daarna Oaxus, aan wien
hij. gelijk aan de anderen, zijn naam en
afkomst bekend maakte, zijn fout beleed
en zijn berouw toonde.
„Ga, jonge vriend!" zei de vriendelijke
schaapherder en moge de Hemel u kracht
geven om in uw prijzenswaardig besluit te
volharden."
„Vaarwel," antwoordde Azgid, „groet
Isdril van mij en zeg hem, dat ik eens
hoop terug te keeren. om naar zijn lieflijke
muziek te luisteren, ondanks de leeuwen."
Zonder verder oponthoud reed de Prins
ijaar huis en kondigde aan den ouden Vi
zier zijn besluit, om met den leeuw te vech
ten, aan.
De oude man weende tranen van vreugde
over den terugkeer van den Prins, en alles
werd zóó geregeld, dat het gevecht na een
week plaats zou hebben.
Toen het uur was geslagen en de Prins de
arena binnentrad, liet de leeuw een luid ge
brul hooren en naderde zijn tegenstander
langzaam, doch met woesten blik. Azgid
verloor den moed niet; met vasten tred
schreed hij nader, de speer in de hand.
Plotseling sprong de leeuw vooruit, doch
luid brullend sprong hij over het hoofd van
den Prins heen. Daarop liep hij vriendelijk
op hem toe en likte zijn handen als een be
wijs van genegenheid
De Vizier riep den Prins toe, dat hij over
wonnen had en verzocht hem de arena te
verlaten. De leeuw volgde hem als een
hond.
„Zooals u nu gezien hebt, Prins Azgid,"
zei de oude Minister, „is de leeuw lam en
zal hij niemand eenig leed doen. U was
hiermede echter onbekend en heeft nu uw
moed en dapperheid voldoende bewezen
door uw bereidwilligheid om met hem te
vechten. Allen zullen nu weten, dat u
waardig is den troon uwer heldhaftige voor
vaderen te bestijgen."
Twee mannen, een oude en een zeer
jonge, traden naar voren om den Prins ge
luk te wenschen. Het waren Oaxus en
Isdril.
Prins Azgid," zei de oude schaapherder,
„veroorloof mij als een herinnering aan
dezen gelukkigen dag u een geschenk aan
le bieden
Zoo sprekende, trok hij zijn slaaf Isdril
naar voren.
„Ik dank u hartelijk. Oaxus." zei de Prins
„en gij. Isdril. zult niet langer slaaf zijn.
Van dit oogenblik af zijt gij vrij*, maar ge
zult mijn vriend zijn en mij door uw vaar
digheid op de fluit genoegen verschaffen."
Een andere groep kondigde zich aan. Zij
bestond uit den Sheik Hajaar. eenige zijner
Arabieren en het paard, dat de Prins lief
gekregen had.
Azgid," zei de Sheik. „ik wensch u har
telijk geluk en verzoek u dit ros te willen
aannemen."
De Prins dankte en omhelsde den Sheik
en kuste het mooie paard, dat zijn liefkoo-
zing beantwoordde.
Dp Emir was de volgende persoon, die
verscheen. Hij was van een schitterend ge
volg met muziek en banieren omringd.
„Ik ben gekomen om u geluk te wen
schen," zei hij tegen den Prins. „Ik heb u
geen geschenk meegebracht, maar al mijn
bezittingen zijn de uwe."
„Het verheugt mij u te zien. edele Emir,"
antwoordde Azgid. „En hoe gaat het uw be
minnelijke' dochter? Als ik gekroond ben,
hoop ik haar zoo spoedig mogelijk te be
zoeken."
„Dat zal niet noodig zijn." zei de Emir;
„kom met mij mede."
En hij leidde den jongen man naar een
gesluierde vrouw op een wit paard. Dat was
Periride!
Op bevel van den Vizier begaf de geheele
stoet zich naar het paleis.
Vele gedachten en ontroeringen vulden
het hart van den jongen Prins
..Toen ik mijn plicht ontvlood." dacht hij,
„liep mij alles legen; nu ik er aan voldoe,
vind ik overal geluk."
De kroning en ook het huwelijk vonden
op denzelfden dag plaats. Azgid en Peri
ride regeerden lang en gelukkig.
Op 's Konings bevel werden zijn avontu
ren in de annalen van hpt paleis opgefpe-
kend En boven de poort van hpt paleis
stonden deze woorden in gouden letters:
„Ontwijk den strijd, dien het leven eischt,
niet. Door hem elWn komt gij tot geluk."
-0-