Prins en de leeuwen No. 20460 LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 24 November Tweede Blad Anno 1926. UIT DE RAADZAAL. H. P. H. KEEREWEER BINNENLAND. FEUILLETON. Een praat-middag. Men zal zeker van ons geen overzicht verlangen van de jongste raadszitting. Daarvoor was deze te onbelangrijk, al heeft de raad er dan weer een ganschea middag noodeloos aan verdaan. Wanneer de begrooting op dezelfde wijze wordt be handeld, is men met Nieuwjaaj- nog niet klaar! Allerlei kleinigheden moesten breed worden uitgesponnen, er moest worden ge dupliceerd etc. De stemming van den raad teekent zich wel het beste af wanneer men nagaat, hoe werd gedacht over de interpellatie- aanvrage van den heer Knuttel, inzake het verbod van de Potemkin-film. Daarover eenige uren noodeloos te debatteeren de raad vermag immers niets op dit ge bied schijnt „democratisch" te zijn. Wanneer de burgemeester vragen bij de rondvraag niet uit beleefdheid wilde be antwoorden, deed men nog niets 1 Inmiddels hebben de socialisten den beer Knuttel den wind reeds uit de zeilen genomen door zelf vragen te stellen bij de beruchte rondvraag. Toch zal de heer Knuttel er ook wel op terugkomen. Daar zit wel iets in Waar wij de film niet zagen, matigen wij ons geen niets meer terzake doend trouwens oordeel aan. RECLAME. Meubelmaker-Stoffeerder AALMARKT 16 - TELEF. 861 3845 MINISTER KONINGSBERGER OVER DE ONLUSTEN OP JAVA. In een onderhoud van Minister Konings berger met een medewerker van het ,Vad." werd o.m. opgemerkt: Naar het zich laat aanzien, is de com munistische actie afgeloopen. Natuurlijk zijn onaangename verrassingen geen onmogelijk heden. Maar ik acht het niet waarschijn lijk, dat deze zich zullen voordoen. In één opzicht is het niet kwaad, dat het gebeurde in West-Java nog in verschillende streken eenige nawerking heeft gehad. Nu kan een ïlgemeene zuivering plaats hebben, waar door herhaling van dergelijke gebeurtenis sen kan worden voorkomen. Worden nog nieuwe wettelijke maal- regelen tegen de communisten voorbereid, f worden de bestaande bepalingen vol- oende geacht? Dé maatregelen, die naar aanleiding 'in het gebeurde zullen worden getroffen, illen uiteraard worden genomen door den Juverneur-Generaal, aan wien dit met het ilste vertrouwen kan worden overgelaten, ier te lande worden geen wettelijke maat delen voorbereid, en ook van de zijde van Gouverneur-Generaal heeft mij dien- ingaande geen enkel bericht bereikt. Mijn druk is, dat de Gouverneur-Generaal zich el de beslaande wettelijke bepalingen vol lende gewapend acht om tegen de com- unislische onruststokers op te treden. In de telegrammen uit Indië is sprake fan een interneering op groote schaal in i'ieuw-Guinea. Op welke wijze zal deze öaatregel worden uitgevoerd? Zooals u bekend is, zijn alle commu niën, die bij de gebeurtenissen der laatste feken een rol hebben gespeeld, ge resteerd, en zijn drie rechterlijke ambte aren aangewezen om een onderzoek in te lellen. Het is de bedoeling, dat nauwkeu- maar snel worde vastgesteld, welk aan- eel zij in de zaak hebben gehad. Er zijn !a-ir globale schatting ongeveer zeshonderd ^rsonen gearresteerd. Daarbij zijn natuur lik vooreerst de leiders, dan een groot aan- al personen, die een actieve rol hebben :>peeld, en naar waarschijnlijk zal blijken een aantal bijloopers, van wie niet blijkt, dat zij eenige bepaalde daad heb ben verricht. Alle leiders, en ook alle per sonen die behooren tot de tweede catego rie, zullen in Nieuw-Guinea worden ge ïnterneerd. Deze interneering zal, met het oog op het groote getal, op zichzelf nog niet zoo eenvoudig zijnzij zal goed moeten worden voorbereid en geregeld. Intusschen kan men er zeker van zijn, dat de regeering snel en beslist zal handelen. Zal den geïnterneerden worden toege staan zich buiten Nederlandsch-Indië te be geven Ik kan U wel mededeelen, dat deze aangelegenheid sinds eenigen tijd een punt van ernstige overweging uitmaakt. Tegen het verleenen van vergunningen om Neder landsch-Indië te verlaten, bestaan ernstige bezwaren. De betrokkenen zijn dan geheel aan de controle van de Indische regeering onttrokken, en het is te vreezen, dat zij, na eenigen tijd buiten Nederlandsch-Indië te hebben vertoefd, onder een anderen naam naar Indië terugkeeren om daar hun des- truclieven arbeid te hervatten. Dit laatste moet natuurlijk worden belet Een defini tieve beslissing is echter nog niet genomen. Men heeft, aldus eindigde minister Ko ningsberger, de wijze, waarop nu tegen de communisten zal worden opgetreden, beslis send genoemd voor de geheele nieuwe be stuursperiode. Ik voor mij ben overtuigd, dat de Gouverneur-Generaal met zulk een kracht en beslistheid tegen de communisti sche onruststokers optreedt, dat wij daar van gedurende zijn bestuursperiode wel geen last meer zullen ondervinden. DE RELLETJES TE ASSEN. Een anti-militairistische redevoering van den socialistischen burgemeester van Goor. Door den heer De Savornin Lohman zijn aan den Minister van Binnenlandsche Za ken en Landbouw de volgende vragen ge steld. 1. Heeft de Minister kennis genomen van een verslag in het „Nieuws- en Advertentie blad voor Borne, Zenderen, Hertme en Bor- nerbroek" van 13 November 1.1. van den door den burgemeester van Goor gehouden redevoering, uitgesproken op een feestavond der afd. Borne van de S. D. A P. en den Bornschen Bestuurdersbond. d.d. 6 Novem ber te voren met name van de volgende pas sage: „De ontwapening b.v. die komt zoo vast als 2 X 2 4. Deze eisch is ook reeds doorgedrongen tot de kerkelijke partijen Ook tot de R -K. arbeiders. We moeten er echter op uit. propaganda maken. Ook de relletjes in Assen zijn mede ons werk. De meesten begrijpen, dat het leger een rotzooi is. Ze hebben geen achting en eerbied meer voor meerderen. Als wij maar werken, dringen onze eischen wel door. L'r wordt gezegd- Ontwapening is alleen inter nationaal mogelijk, maar wij kunnen in Nederland gerust beginnen, ons leger en vloot is toch niks"? 2. Is het verslag, wal het wezen der zaak betreft, juist? 3. Zoo ja, acht dan de Minister het oor baar, dat een burgemeester, zij het ook buiten functie op een door een groot publiek bezochte vergadering, waarvan verslag in de pers verschijnt, met blijkbare instemming constateert* dat de relletjes in Assen mede het werk zijn van de partij, waarvoor hij optreedt, dat .,de meesten" begrijpen, dat een Grondwettige instelling als het leger „een rotzooi" is. en dat „de meesten" geen achting en eerbied meer hebben voor de genen, waaraan zij krachtens de wet ge hoorzaamheid verschuldigd zijn? 4. Zoo neen. is Zijn Excellentie dan voornemens, uit zijn afkeurend oordeel con sequenties te trekken en zoo ja, welke? BROODBAKKERIJEN. De werktijden voor de a.s. feestdagen. De Minister van Arbeid, H. en N. heeft vergund, dat in broodbakkerijen in alle ge meenten des Rijks door hoofden of besluur- ders en door bakkersgezellen, bakkers- arbeid wordt verricht: a op Zaterdag 4 De cember a.s. tusschen 12 uur 's nachts en 4 uur des voormiddags, b en c Vrijdag 24 De cember en op Vrijdag 31 December a.s. tus schen 12 uur 's nachts en 6 uur des voor- middags een en ander met dien verstande, dat voor zoover betreft broodbakkerijen, voor welke een vergunning, als bedoeld in art. 37 eerste lid der Arbeidswet 1919 is ver leend reeds op Vrijdag 3 December 1926, resp. Donderdag 23 en Donderdag 30 De cember 1926. telkens om 10 uur des namid dags, met arbeid, bestaande, in het gereed maken van deeg en ovens, mag worden aangevangen, en voorts onder voorwaarde, dat in de ondernemingen, waar op de onder b en (of) c genoemde data van de vergun ning wordt gebruik gemaakt, op 25 Decem ber 1926. resp. 1 Jan. 1927. geen arbeid wordt verricht; d. op Maandag 27 December a.s. en op Maandag 3 Januari 1927, telkens tusschen 4 en 6 uur des voormiddags, of, indien ingevolge het bepaalde in art. 35. tweede lid. onder e of f der Arbeidswet 1919 om 5 uur des voormiddags met den bakkersarbeid mag worden begonnen, tus schen 3 en 5 uur des voormiddags. Boven dien mag voor zooveel betreft broodbak kerijen, voor welke een vergunning, als be doeld in art. 37, eerste lid, der Arbeidswet 1919 is verleend op die dagen gedurende twee uren vóór het tijdstip, waarop alsdan de bakkersarbeid mag aanvangen, arbeid, bestaande in het gereedmaken van deeg en ovens, worden verricht. Voorts mag arbeid worden verricht door bakkersgezellen op Vrijdag 24 en Vrijdag 31 December a.s., gedurende ten hoogste 10 uren arbeid wordt verricht, tenzij een cou pon, als bedoeld in art. 35. tweede lid. onder b, der Arbeidswet 1919, tijdig is ingezonden aan het districtshoofd, in welk geval de werktijd ten hoogste 11 uren mag bedragen. Hoofden of bestuurders van de hierboven genoemde ondernemingen wordt er aan her innerd, dat zoolang van de vergunning ge bruik wordt gemaakt uit een naast de ar beidslijst opgehangen geschrift op duidelijke wijze moet blijken, hoe de werkuren over de verschillende dagen der week worden ver deeld; alsmede dat aan een bakkersgezel, die tusschen 8 uur des namiddags en zes uur des voormiddags bakkersarbeid ver richt, onmiddellijk vóór den aanvang van zijn arbeid, die geheel of gedeeltelijk tus schen die uren is gelegen, een onafgebroken rusttijd van 10 uren moet worden gegeven. Aan hoofden of bestuurders van broodbak kerijen in alle gemeenten des Rijks wordt vergund, dat op Zaterdag 4, Vrijdag 24, Maandag 27, Vrijdag 31 December 1926 en Maandag 3 Januari 1927 deeg of brood, dat na 8 uur des namiddags van den vorigen dag gebakken of opgewarmd is. van 71/* uur des voormiddags of uit het gebouw met aanhoorigheden, waarin zich de broodbak kerij bevindt, wordt vervoerd en van 8 uur des voormiddags af wordt verkocht of afge leverd. Vergund wordt dat in broodbakkerijen, in alle gemeenten des Rijks, waarin ter viering van den feesldag van Drie Koningen op Donderdag 6 Jan. 1927 geen arbeid wordt verricht door hoofden of bestuurders en door bakkersgezellen op Woensdag 5 Jan. 1927, bakkersarbeid wordt verricht tusschen 4 en 6 uur des voormiddags of. wanneer in gevolge het bepaalde bij art. 35. tweede lid, onder f. der Arbeidswet 1919 om 5 uur des voormiddags met den bakkersarbeid mag worden aangevangen, tusschen 3 en 5 uur voormiddags. Bovendien mag voor zoo veel betreft broodbakkerijen, aan welke een vergunning, als bedoeld in art. 37. eerste lid, der Arbeidswet 1919, is verleend op dien dag gedurende 2 uur vóór het tijdstip, waar op alsdan de bakkersarbeid mag aanvangen, arbeid, bestaande in het gereedmaken van deeg en ovens, worden verricht. Tevens wordt de werktijd van bakkersgezellen op dien Woensdag met (en hoogste 2 uur ver lengd. Hoofden of bestuurders van de in de voor gaande alinea genoemde ondernemingen wordt herinnerd aan de voorschriften van art. 10. derde lid van het Rusttijden- en Arbeidslijstenbesluif voor fabrieken of werk plaatsen 1923 en art. 40, vierde lid, der Ar beidswet 1919. DE CONTACTCOMMISSIE VOOR HET MIJNBEDRIJF. Gistermorgen vergaderde de Contact commissie voor de mijnindustrie. De direc ties verklaarden niet te kunnen ingaan op het verdoek der vakbonden inzake den werktijd der bovengrondsche arbeiders. Als de vakbonden wenschen hadden inzake dezen werktijd, deden zij het beste zich tot de bedrijfsleiders der resp. mijnen te wenden. In verband met het mechanisatierapport van den Chr. Mijnwerkersbond verklaarden de directies aan dit vraagstuk haar volle aandacht te zullen wijden. Zij zijn echter van oordeel, dat het gevaar in de mijnen tengevolge van de mechanisatie niet wordt vergroot. De directies verklaarden ten slotte op een desbetreffende vraag, dat zij de feestdagen niet kunnen uitbetalen. HET ZELFSTANDIG BESTAAN VAN EEN KORPS OFFICIEREN VAN GEZONDHEID BIJ DE KON. MARINE IN VERBAND MET DE PLANNEN TOT REORGANISATIE DER MARINE. De Algem<?ene Vereeniging van Marine- Officieren heeft een brochure het licht doen zien, waarin de bezwaren worden belicht le gen het voornemen van den Minister van Marine, als zoude de geneeskundige dienst zondheid te doen samensmelten met dat der landmacht. De volgende stellingen worden daarifl verdedigd: le. De verontstelling van de commhsie- Sluys, door den Minister van Marine a i. overgenomen in de op 7 Mei 1926 aan de Tweede Kamer der Stalen-Generaal aange boden memoriën over de reorganisatie der Marine, als zoude de geneeskundige dinst der Marine zonder bezwaar kunnen worden samengevoegd met dien der landmacht, is een onjuist postulaat-, 2e. de voorgenomen maatregel moet de geleidelijke verdwijning van geroutineerde marine-artsen ten gevojge hebben en zal daardoor de gevechtswaarde van de vloot op den duur ernstig benadeelen; 3e. behoudens de bezuiniging verkregen door opheffing van de zelfstandige inspec tie van den Marine-Geneeskundigen dienst kan iedere eventueel noodig geoordeelde be zuiniging ook tot stand komen bij de ge handhaafde zelfstandigheid van het korps officieren van gezondheid der Marine; 4e. de opheffing van de zelfstandige in spectie is echter onlogisch, omdat dientenge volge de inspectie moet komen in handen van personen, die de vereisc.hte ervaring omtrent maritieme geneeskunde missen. Achtereenvolgens worden deze stellingen behandeld. Aangetoond wordt, dat de ge neeskundige dienst aan boord aleen behoor lijk functionnecrt, wanneer kan worden be schikt over geroutineerde marine-artsen, gevormd door langdurige marine-praktijk. Ook het behoorlijk toepas-en derkeurings- eischen voor het in schier tallooze richtin gen gespecialiseerde marine-personeel ver- ei sc.ht een ervaren marine-arts. Gewezen wordt nog op het ingewikkelde van de scheepshygiëne, in het bijzonder op het belangrijke vraagstuk der prophylaxis van venerische ziekten. Slechts bij handhaving van een afzonder lijk korps officieren van gezondheid der zee macht kan aan de eischen van de praktijk worden voldaan. Dit korps moet afwisselend in Nederland en in Indië dienst doen, eens deels om de noodige ervaring le krijgen op het gebied van tropische ziekten, welke uit den aard der zaak bij het marine-personeel veelvuldig voorkomen, anderdeels omdat er gegronde twijfel beslaat aan de mogelijkheid om een bevaren korps officieren van ge zondheid te vormen, dat uitsluitend in Indië diènsrt doet. Ten slotte wordt nog criliek uitgeoefend op de opheffing van de Inspectie van den ge neeskundigen dienst bij het Departement van Marine, welke met ingang van 1 Janu ari 1927 een feit zal worden. Betoogd wordt, dat in een tijd, waarin de waarde van medi sche voorlichting, voorzorg en verzorging zoo hoog staat aangeslagen, dat schier iedere grootere organisatie ernaar streeft, gewoon lijk ten koste van groote financieele offers, een eigen geneeskundigen dienst te verwer ven, de Marine een averechfsche richting inslaat en ter wille van luttel gewin, het uit sparen van twee of drie tractementen, teza men nauwelijks f 15.000 per jaar bedragen de, haar goed function neerenden geneeskun digen dienst, gaat wijzigen. DE VERHOUDING VAN S. D. A. P. EN N. V. V. „Het Volk" verneemt, dat thans is samen gesteld de commissie uit S. D. A. P en N. V. V., die tot opdracht heeft de verhou ding tusschen deze beide Jichamen te be- studeeren. Door de S. D. A P zijn daarvoor aange wezen de heeren Vliegen. Albarda en Henrl Polak, terwijl het N. V. V. de heeren Sten huis, Brautigam en Kupers aanwees. Naar wij vernemen heeft de Konink lijke familie het voornemen om in den voormiddag van Dinsdag, 30 November van het Loo naar de residentie terug te keeren. Bij Kon. besluit is aan jhr. mr F. X. A. Verheijen. op zijn verzoek, met ingang van 1 Januari 1927, eervol ontslag verleend uit zijn betrekking van raadsheer in het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. onder dankbetuiging voor in rechterlijke betrek kingen bewezen diensten. Aan den heer H. J. van Braambeek, voormalig chef de bureau bij de Nederland- sche Spoorwegen, is eervol ontslag verleend als lid van de commissie van bijstand, be doeld in art. 5 der Pensioenwet voor de spoorwegambtenaren 1925. In zijn plaats is benoemd de heer F. P. A. Landskroon. chef-commies der NedcrI. Spoorwegen te Zwolle. UIT NED. OOST-INDIë. HET COMMUNISTEN-COMPLOT. BATAVIA, 23 Nov. (Aneta). Op het vrachtschip „Medan" zijn te Belawan 58 brownings en 8000 patronen achterhaald, die clandestien vervoerd werden. BATAVIA, 23 Nov. (Aneta). In den Volks raad heeft Mr. Schrieke medegedeeld, dat de economische toestand in West-Sumatra bevredigend is. BATAVIA, 24 Nov. (Aneta). De Ban- tamsche groote Kvaji en de 70-jarige hadji Asnawi, zijn onder gewapend geleide uit Tjaringin naar Batavia gebracht. Kyaji werd tijdens den Tjilegon-opstand. in 1888 reeds van deloyaliteit jegens het bestuur verdacht. BATAVIA, 24 Nov. (Aneta). De Passar Meres was zeer druk Er waren 500 pas- sargangers w.o. vele vrouweneen bewijs dat de toestand normaal is. Velen keerden naar de kampongs terug. RECLAME. Het oordeel over het bubikopje is een oordeel over de verzorging van het haar. Zoo jeugdig en bekoor lijk een goed verzorgd bubi-kapsel staat, zoo ontsierend zal dit zijn bij slechte of onvoldoende verzor ging. De voornaamste eisch voor een goed verzorgd bubi-kapsel is een geregelde wekelijksche haarwassching met Pixavon. Pixavon geeft het haar een zachte volheid, zijdeachtigen glans en een gemakkelijken val, welke hoedanig heden hoofdvoorwaarden zijn voor een bekoorlijk en gracieus bubikopje. Geen der gewone vloei- bare zeepen bezit ook maar bij benadering de heilzame werking van Pixavon. Elscht altijd Pixavon (slechts In ge sloten origlneele fles- schen) zoowel voor eigen gebruik alsook in den kapperssalon. lhflae.: Fl.1,50 lltflac.: FL 0,90 4240 (Uit het Perzisch). SLOT. Daarna verzocht hij zijn gast hem voor n paar minuten te willen veronlschuldi- daar hij eenige vrienden verwachtte 3 Voor hun ontvangst eenige toebereidselen «Qschte te maken. z2'd werd alleen gelaten met Periride, le hij dadelijk lief kreeg Zij bracht hem aar ^en tuin en na de schoonheden be- onderd te hebben, keerden zij naar huis rug. Det paleis, nu geheel verlicht, was vol enschen. De avond ging vroolijk voorbij. °en Prins, die een groot muziekliefheb- r ^as, een fluit op een kussen zag liggen, Dij Periride voor hem te willen e& Midden in zijn vreugde werd hij er fatoord door een vreemd geluid en ,^e8 zijn schoone gezellin, wat dit wezen antwoordde zij lachend, „dat is [eeu^maar onze zwarte portier, die PntpeVe Demel'" riep Azgid uit. „wat bui- Toew°°n S°^de longen moet hij hebben.'' Lje ei? Sasten vertrokken waren en Pe- -tnir *er niste begeven had. blev°n de aarn en^e ^r'ns nojr een P°osie bijeen, taanv eerstp den laatste naar zijn Aarwi ?e'eidde oen voet van de groote trap, die ge heel van marmer was, schrok Azgid zeer, toen hij, opkijkend, een grooten zwarten leeuw op de bovenste trede zag liggen. „Wat is dat?" stamelde hij. „Dat," antwoordde zijn gastheer, „is Bou- lak. onze zwarte portier. Hij is een tamme leeuw en zal u niets doen als ge niet bang voor hem zijt. Hij weet, wanneer iemand hem vreest en wordt dan woest." „Ik ben erg bang voor hem," fluisterde de Prins. Daar hij niet overreed kon worden de trap te bestijgen, moest hij naar het salon terug keeren en op een van de divans uitrusten. Nadat de Emir hem verlaten had. sloot Azgid deur en vensters zorgvuldig, waarop hij hoorde den leeuw op en neer loopen, en eens werkelijk de deur naderen en een vreeselijk gebrul uitstooten en met de voorklauwen tegen de deur slaan. De arme Prins dacht niet anders dan dat de deur open zou springen en hij verslonden zou worden. Niets van dit alles gebeurde echter. Na een paar minuten ging Boulak de trap op en kwam dien nacht niet weer beneden. Azgid dacht na. Klaarblijkelijk was hij het gevaar te gemoet gesneld, toen hij voor de leeuwen thuis vluchtte. Sedert dien tijd had hij altijd leeuwen ontmoet. Hij besloot zich te onderwerpen aan wat zoo duidelijk zijn hem voorbestemd lot was; naar huis terugkeeren en de ver- eischte voorwaarden vervullen. 's Morgens vertelde hij den Emir de ge heele waarheid. De vriendelijke oude man had Azgids vader, koning Almamonn ge kend. Hij eurde het besluit van den jongen man goed en gaf hem zijn zegen bij zijn vertrek. De Prins kreeg echter geen gelegen heid meer de schoone Periride vaarwel te zeggen. Daarop reed hij terug naar het kamp der Arabieren en bekende alles aan den goeden Sheik Hajaar. Hij vroeg ook naar het mooie paard. De Sheik antwoordde hem aldus„Ik zou dankbaar zijn, als gij bij ons kondet blijven. Maar het zou verkeerd zijn u in uw god vruchtige onderneming te hinderen. Keer naar uw huis terug en doe uw plicht als een man." Azgid bezocht daarna Oaxus, aan wien hij. gelijk aan de anderen, zijn naam en afkomst bekend maakte, zijn fout beleed en zijn berouw toonde. „Ga, jonge vriend!" zei de vriendelijke schaapherder en moge de Hemel u kracht geven om in uw prijzenswaardig besluit te volharden." „Vaarwel," antwoordde Azgid, „groet Isdril van mij en zeg hem, dat ik eens hoop terug te keeren. om naar zijn lieflijke muziek te luisteren, ondanks de leeuwen." Zonder verder oponthoud reed de Prins ijaar huis en kondigde aan den ouden Vi zier zijn besluit, om met den leeuw te vech ten, aan. De oude man weende tranen van vreugde over den terugkeer van den Prins, en alles werd zóó geregeld, dat het gevecht na een week plaats zou hebben. Toen het uur was geslagen en de Prins de arena binnentrad, liet de leeuw een luid ge brul hooren en naderde zijn tegenstander langzaam, doch met woesten blik. Azgid verloor den moed niet; met vasten tred schreed hij nader, de speer in de hand. Plotseling sprong de leeuw vooruit, doch luid brullend sprong hij over het hoofd van den Prins heen. Daarop liep hij vriendelijk op hem toe en likte zijn handen als een be wijs van genegenheid De Vizier riep den Prins toe, dat hij over wonnen had en verzocht hem de arena te verlaten. De leeuw volgde hem als een hond. „Zooals u nu gezien hebt, Prins Azgid," zei de oude Minister, „is de leeuw lam en zal hij niemand eenig leed doen. U was hiermede echter onbekend en heeft nu uw moed en dapperheid voldoende bewezen door uw bereidwilligheid om met hem te vechten. Allen zullen nu weten, dat u waardig is den troon uwer heldhaftige voor vaderen te bestijgen." Twee mannen, een oude en een zeer jonge, traden naar voren om den Prins ge luk te wenschen. Het waren Oaxus en Isdril. Prins Azgid," zei de oude schaapherder, „veroorloof mij als een herinnering aan dezen gelukkigen dag u een geschenk aan le bieden Zoo sprekende, trok hij zijn slaaf Isdril naar voren. „Ik dank u hartelijk. Oaxus." zei de Prins „en gij. Isdril. zult niet langer slaaf zijn. Van dit oogenblik af zijt gij vrij*, maar ge zult mijn vriend zijn en mij door uw vaar digheid op de fluit genoegen verschaffen." Een andere groep kondigde zich aan. Zij bestond uit den Sheik Hajaar. eenige zijner Arabieren en het paard, dat de Prins lief gekregen had. Azgid," zei de Sheik. „ik wensch u har telijk geluk en verzoek u dit ros te willen aannemen." De Prins dankte en omhelsde den Sheik en kuste het mooie paard, dat zijn liefkoo- zing beantwoordde. Dp Emir was de volgende persoon, die verscheen. Hij was van een schitterend ge volg met muziek en banieren omringd. „Ik ben gekomen om u geluk te wen schen," zei hij tegen den Prins. „Ik heb u geen geschenk meegebracht, maar al mijn bezittingen zijn de uwe." „Het verheugt mij u te zien. edele Emir," antwoordde Azgid. „En hoe gaat het uw be minnelijke' dochter? Als ik gekroond ben, hoop ik haar zoo spoedig mogelijk te be zoeken." „Dat zal niet noodig zijn." zei de Emir; „kom met mij mede." En hij leidde den jongen man naar een gesluierde vrouw op een wit paard. Dat was Periride! Op bevel van den Vizier begaf de geheele stoet zich naar het paleis. Vele gedachten en ontroeringen vulden het hart van den jongen Prins ..Toen ik mijn plicht ontvlood." dacht hij, „liep mij alles legen; nu ik er aan voldoe, vind ik overal geluk." De kroning en ook het huwelijk vonden op denzelfden dag plaats. Azgid en Peri ride regeerden lang en gelukkig. Op 's Konings bevel werden zijn avontu ren in de annalen van hpt paleis opgefpe- kend En boven de poort van hpt paleis stonden deze woorden in gouden letters: „Ontwijk den strijd, dien het leven eischt, niet. Door hem elWn komt gij tot geluk." -0-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5