No. 20457
LEID5CH DAGBLAD, Zaterdag 20 November
Vierde Blad Anno 1926.
TWEEDE KAMER.
MODE VOOR KINDEREN.
(Zitting van Vrijdag).
regeling van werkzaamheden.
I De VOORZITTER stelt voor Dinsdag a s.
jan de orde te stellen na hoofdstuk V üoofd-
giuk V I(Marine).
Aldus besloten.
Aan de orde is de
STAATSBEGROOTING 1927.
Begrooting Binnenl. Zaken en Landbouw.
De Burgerwacht.
De heer MARCHANT (v.-d.) motiveert zijn
stem tegen de burgerwacht, welke in een
politiek instrument is ontaard, en vóór de
politietroepen.
De post voor de burgerwacht wordt aan
genomen met 4725 stemmen (soc.-dem. en
vrijz.-dem.).
De Vrijw. Landstorm.
De post wordt bij zitten en opstaan aan
genomen (soc.-dem. en vrijz.-dem. tegen).
De Politietroepen.
De post wordt bij zitten en opstaan aan
genomen (soc.-dem .tegen).
Algemeene beschouwingen.
Ministerieele dupliek.
MINISTER DE GEER, vrijwel onver
slaanbaar door het geraas in de Kamer, licht
nog eens toe, waarom dit kabinet de zaak
oer Zondagsrust niet kan behandelen.
Tegenover de klachten van den heer
Kersten betreffende den stemplicht betoogt
[bij, dat de vorige minister reeds een circu
laire heeft uitgegeven, waardoor gevangenis
straf wordt voorkomen in gevallen van wer
kelijke gewetensbezwaren. Het geval van
den heer Kersten gaat niet op; de betrokken
vrouw heeft er tegen alle raadgevingen,
zelfs van haar echtgenoot in, op gestaan de
boete niet te betalen en de martelaarsroi te
willen spelen. Het is intusschen een vraag
of sommige gewetensbezwaarden niet onder
de vrijgestelden zouden moeten worden ge
rekend. De verdere desiderata enz. van den
jheer Kersten liggen buiten de sfeer van dit
kabinet.
In zake de defensie verwijst spr. den heer
Albarda naar de rede van den minister van
Oorlog van 27 Mei.
Wat de salarisregeling der ambtenaren be
treft, het gladstrijken van de plooien m het
najaar 1925 is óók een herziening geweest.
Het advies in zake de contractwerkers is
in circulatie bij den ministerraad.
De moties behandelende, betoogt spreker,
dat het kabinet in zijn houding tegenover
moties toch niet zóóveel verschilt van een
parlementair kabinet, als de heer Albarda
schijnt te meenen. Een parlementair kabinet
met een meerderheid achter zich suppri
meert een motie, welke het niet wil, een
extraparlementair deponeert haar.
De motie-Suring kan de regeering niet uit
voeren evenmin als de motie-Bulten en de
Iweede motie-J. ter Laan.
1 De motie-J. ter Laan over de rechtspositie
lier ambtenaren is waarschijnlijk onuitvoer-
[iar, want de Centrale Commissie van Over
ig moet over de zaak eerst gehoord worden
|fa daarna zal de regeering komen met haar
[regeling van de materieele rechtspositie. Wil
de heer Ter Laan de motie niet intrekken?
De heeren SUR1NG (R.K.) en J. TER
LAAN (S. D.) verdedigen nog nader hun mo
ties.
De heer ALBARDA (S. D. )handhaaft zijn
'bezwaren in zake de houding van dit Kabi
net ten opzichte van moties Tegen de mo
tie-Suring heeft het geen enkel argument
aangevoerd.
De heer KERSTEN (Geref. Stp.) dringt
nader aan op intrekking van den stemplicht.
MINISTER DE GEER verdedigt nader
zijn opvatting tegen de opmerking van den
teer Albarda.
De heer DE VISSER (C. H.) verklaart na
mens zijn fractie, dat deze zal stemmen te-
fen de moties, met het oog op den finan-
cieelen toestand.
De heer VAN SCHAIK (R.-K.) verklaart
Toor de moties te zullen stemmen.
De heer MARCHANT >(V. D.) verklaart,
•dat zijn fractie vóór de motie zal stemmen.
Motie-Bulten aangenomen.
De motie-Bulten welke de regeeTing uit
nodigt herziening van het Bezoldigingsbe
sluit met bekwamen spoed te bevorderen en
in afwachting van die herziening aan de
Jïjkswerkl'pden en -ambtenaren en onder
wijzers over het jaar 1926 een toelage in
nns van 5 pCt van hun bezoldiging toe te
kennen, wordt aangenomen met 56 tegen
41 stemmen.
De heer TER LAAN (S.-D.) trekt nu zijn
^alarismotie in.
Motie-Tei Laan aangenomen.
De molie-J, ter Laan .uitsprekende de wen
selijkheid, dat bij de regeling van de
Rechtspositie der ambtenaren, zoowel hun
materieele als het formeele recht wordt ge
femeld. wordt aangenomen met 46 tegen 31
etemmen.
Motie-Suring aangenomen.
De motie-Suring. verzoekende onverwijlde
ZDdi^ning van wetsontwerpen tot verplicht-
van ^et 7e leerjaar aan alle lagere
«cnolen en invoering van den 7-jarigen leer-
P icht. wordt aangenomen met 46 tegen 31
Slemmen.
Binnenl. Zaken en Landbouw 1927.
Voortgegaan wordt met de behandeling
au de begrooting van Binnenl. Zaken tn
L*ödbouw.
De heer v. a. SLUYS (S.-D.) gaat met de
f ,j'?.ee.r'n8 mede, welke geen kunstmatige op
ia der prijzen ter bevordering van den
die h'W Wi' zDn vaD mtddelen om
s; ev°rdering te bereiken o. a. de opios-
hoe VaD Pachtquaestie welke hoe langer
?leer commercieel en actueel wordt. De
is «e vee' hoog Van verbeteringen
en sprake, en van eenige rechtspositie
van den pachter is geen sprake, de man zit
steeds op een schopstoel. En toch zelfs de
rechtspositie van den fazant is geregeld 1 We
hebben een Pachtwet noodig, welke de voort
zetting van de pacht ontrukt aan de alleen
beslissing van den landheer, welke pacht-
commissies brengt De quaestie is wel inder
daad moeilijk, maar ze is a. een 25 jaar in
het parlement in behandeling en de houding
der regeering is teleurstellend.
Er moet eindelijk een eind komen aan de
ongehoorde uitbuiting in den land- en tuin
bouw.
De heer VOS (R. K.) behandelt de bieten-
cultuur en is het met de regeering eens dat
deze, voor ze stappen doet. het advies der
commissie afwacht. Mocht overtuigend blij
ken, dat deze tak van bedrijf wordt bedreigd
door het optreden van het buitenland, dan
vraagt hij de noodige tegenmaatregelen.
De heer RUTTEN (R K meent dat wat
het onderwijs betreft nog lang niet het vol
maakte bereikt is. en dringt op uitbreiding
van het aantal lagere land- en tuinbouw
scholen aan In dit opzicht stelt hij Musso
lini ten voorbeeld, die 300 leeraren heeft
aangesteld. Ook ten aanzien van de uitbrei
ding van den landbouw en van ontginning
stelt hij Mussolini ten voorbeeld, 't Is te
hopen, dat de Minister de evenknie van Mus
solini zal worden (gelach)op dit gebied.
De heer v. d. HEIDE CS. D. A. P.) be
spreekt den varkenshandel. Deze is vooral
voor boeren op den zandgrond een belang
rijke tak van bestaan. De Minister is zeer
actief geweest om te trachten het invoer
verbod van varkensvleesch in Engeland op
geheven te krijgen. Dit is echter niet gelukt
en het zal ook nog wel niet gelukken. Ech
ter is de invoer van bacon wel toegestaan
en nu heeft zich een consortium van zou
ters gevormd, dat de boeren eenvoudig de
creteert.
Ook de Katholieke zouters doen er aan
mee. en, nu het gaat om wat meer uit te
buiten, nu hoort men van geestelijke zijde
niets van verboden. Kan de minister iets
doen aan dit consortium? De eenige oplos
sing zou zijn de oprichting van eigen
exportslachterijen, maar het kapitaal ont
breekt. Spr. beveelt deze kwestie aan in de
aandacht van den minister. Zou hij niet
den landbouw-consulenten opdracht kun
nen geven, overal aan te dringen op in
richting van coöperatieve exportslagerijen?
De heer VAN RAPPARD (V. B.) merkt
op, dat verscheidene wenschen van spr. en
anderen in deze begrooting in vervulling
zijn gegaan. Daarvoor spreekt hij zijn waar
deering uit, ook voor het feit. dat de minis
ter zich persoonlijk steeds op de hoogte
stelt van den toestand in den landbouw. Hij
wenscht te bespreken de uitbreiding van
den cultuurgrond; het pachtstelsel en het
mond- en klauwzeer-vraagstuk. De com
missies voor de werkverruiming en die voor
uitbreiding van cultuurgrond werken los
van elkaar. Daarin moet eenheid komen
Wat is de meening van den minister over
de slichting van een cultuurfonds?
In een wettelijke regeling van het pacht-
contract ziet spr. weinig heil. Wel is het
van belang te overwegen om de verander
lijke pacht en de deelpacht wettelijk te
regelen.
Omtrent het vraagstuk van het mond- en
klauwzeer, dient er internationale bestrij
ding te komen. In afwachting daarvan
wenscht spr. een instituut, dat voeling
houdt met bestaande instituten in Europa
Dit zal veel geld kosten, maar dat mond- en
klauwzeer doet zeer veel geld verloren gaan
Ten slotte dringt spr. aan op het ver
strekken van vleesch van eigen veestapel
aan het leger in de plaats voor het buiten-
landsch vleesch.
De heer HIEMSTRA (S. D. A. P.) bespreekt
eveneens de uitbreiding der cultuurgronden
en drinet op spoed aan. Wat den maatregel
van Engeland betreft, ons varkensvleesch
uitsluitende, bestrijdt de heer Hiemstra den
heer Weitkamp. die in deze aandrong op
verbod van invoer van Argentijnsch
vleesch. Ook bestrijdt spr. retorsie-politiek,
die vooral voor land- en tuinbouw funest
zou zijn waar deze tak van nijverheid op
export is aangewezen Die maatregelen lei
den ook tot protectie. Vervolgens wijst hij
erop. dat de bietenteelt loonend zou zijn als
de pachtprijzen lager waren.
De heer BRAAT (P. B.) wijst er op, dat
we geen ministerie van Landbouw en geen
directeur-generaal van den landbouw meer
hebben en dat de landbouwleeraren zoo
ongelijk over de provincies verdeeld zijn.
Spr. dringt aan op tegenmaatregelen te
gen importverboden, door verbod van invoer
van vleesch uit landen waar mond- en
klauwzeer heerscht. Vervolgens betoogt
spr., dat de prijzen der landbouwproducten
omhoog moeten, wil het bedrijf loonend
worden. Bij de bespreking van het pacht
stelsel hebben de heeren veel te veel ge
generaliseerd. Zij vergaten, dat vele verbe
teringen (drainages, e.d.) door de eigenaars
worden aangebracht en dat rechtszekerheid
voor de pachters toch niet beteekenen mag,
dat de verpachter bijv. de beschikking over
zijn land niet zou kunnen krijgen ten bate
van zijn eigen kinderen. Wanneer men van
uitbuiting spreekt, moet men de fout zoeken
bij den tusschenhandel.
De heer WEITKAMP (C. H.) waardeert
het zoeken Van contact met den landbouw
door dezen minister en gaat daarom geheel
accoord met wat hij in de Mem. van Antw.
schreef over een directeur-generaal. Spr.
wil hem geen directeur-generaal opdringen
en hem gaarne een poosje boer op zijn eigen
erf laten. Wat de belemmering van den
vleerchexport betreft, brengt spr.- hulde aan
den Minister voor het krachtig ingrijpen.
Intusschen wordt onze landbouw in zijn
levensader getroffen. Van allen kant wordt
de ring van protectie nauwer om ons toege
haald om de afzetmogelijkheid van onze
producten te bemoeilijken Wordt het geen
tijd. dat we ons gaan beraden over de han
delspolitiek? Reeds vader Cats zeide*
Wees niet geheel gal. want dan spuwt
men u uit: wees niet geheel suiker, dan eet
men u op". En de boeren zeggen: .Wie
zichzelf tot ezel maakt, zal ondervinden,
dat iedereen op hem wil rijden".
De toestand van den kleinen boer is niet
rooskleurig; in Overijssel kunnen een boer
en zijn vrouw op 10 H.A. f 750 per jaar ver
dienen. De oorzaak is. dat het geld. in een
landbouwbedrijf gestoken, niet spoedig ren
deert In dit verband merkt spr op, dat de
invoer van bevroren vleesch verboden zou
kunnen worden, althans tijdelijk Voorts
vraagt spr. den steun van den Minister voor
de coöp. exportslagerijen door het verstrek
ken van rentelooze voorschotten, om de
boeren te steunen tegen de trust, waarover
de heer v d. Heide sprak.
De heer SCHAPER (S. D. A. P.) komt te
rug op een opmerking van den heer Braat,
die er op gewezen heeft, dat de socialisten
verbod van den uitvoer van eieren hebben
bepleit. Dat was in den crisistijd toen de
eieren bewaard moesten blijven voor de
zieken en zwakken. De heer Braat moet dit
niet telkens weer aanhalen Ook betoogt
spr., dat hij nimmer gegeneraliseerd heeft,
doch steeds onderscheid maakt tusschen
groote en kleine boeren.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSCHE
ZAKEN EN LANDBOUW, de heer KAN, is
erkentelijk voor den steun, ondervonden van
verschillende zijden. Alleen de heer Braat
bracht een dissonant, waar hg meende, dat
de landbouw slechts een mager schepje
uit den vollen ketel kreeg.
Den heer Hiemstra antwoordt spr., dat
de kwestie van de verbetering van de po-
sidie der landarbeiders een stapje verder
is gekomen. Er is een rapport verschenen
van den heer Zaalberg, die voor het onder
zoek geen commissie noodig acht, doch
meent dat dit interdepartementaal kan
geschieden. In die richting wil spr. verder
gaan.
Wat het pachtstelsel betreft op dit
gebied liggen zooveel juridische en eco
nomische voetangels en klemmen, dat hg
vreest zijn hand in dit wespennest te steken.
Dit beteekent niet, dat hg zgm hand van
dit wespennest zal afhouden, doch dat hg
het rapport van de commissie-Diepenhorst
wil afwachten.
Aangaande de uitbreiding der cultuur
gronden zegt spr., dat het voor hem ge
makkelijker is die te bevorderen langs den
weg der werkverschaffing. Spr. kan niet
beloven het initiatief te nemen tot de in
stelling van een nieuwe commissie, die de
bestaande commissiën zou opslokken. I)e
commissie-Lovink wil haar taak uitbreiden,
mits haar ledental grooter wordt. Spr. wil
met de commissie overleg plegen ai spr.
zal zijn uiterste best doen om aan de wen
schen door de afgevaardigden geuit, te
gemoet te komen.
Inzake het Engelsche invoerverbod deelt
spr. de hulde hem gebracht met dr. ten
Sande en dr. Berger. De raad van den
heer Braat volgende, zouden vvg gevaar
loopen nog veel ergere represaille-maat
regelen van Engeland uit te lokten.
De heer Leenstra heeft geklaagd, dat
voor de begrooting-1926 de landbouw-orga
nisaties niet gehoord zjjn. Verleden jaar is
dat niet gebeurd, omdat spr. de commissie-
Uaffmans had, waarom hg dit jaar ook
geeD aanleiding vond de organisaties te
hooren.
Drooglegging van de Lauwerzee schgnt
economisch niet gunstig. Gaat spr. er toe
over, dan kan dit het best geschieden in
werkverschaffing. Het denkbeeld van een
tentoonstelling tijdens de Olympische Spelen
heeft sprekers sympathie. Het is de vraag
of dit van staatswege moet geschieden, maar
voor een s taatsinzending zou spr. veel
voelen.
Met den Minister van Arbeid zal spr.
overleg plegen over de indiening van eeo
Emigratiewet.
Omtrent steun voor de bieten-industrie
schort spr. zjjn oordeel op tot na ont
vangst van het rapport der interdeparte
mentale commissie. Met het oprichten van
landbouwscholen moet men voorzichtig zijn.
Het denkbeeld van den heer Van dor Heide,
omtrent den varkenshandel, wil spr. gaarne
overwegen.
Inzake de oprichting van een instituut
vooi de bestrijding van mond- en klauwzeer,
zegt spr., dat hjj meent, dat er een par
ticulier instituut bestaat, dat spr. wel wil
steunen.
Over geljjkheid van belasting van be
vroren en versch vleesch wil spr. overleg
plegen met den Minister van Financiën.
De heeren VAN DER SLUIS, HIEMSTRA,
VOS en BRAAT repliceeren.
De MINISTER dupliceert.
De algemeene beschouwingen over de
aldeeling landbouw worden gesloten.
Bij art. 72 bepleit de heer riBKLS (V.D.)
de wederinstelling van de functie van di
recteur-generaal van den landbouw. Spr.
waardeert het, dat de Minister contact zoekt
met den landbouw, maar daar gaat het
niet om; het gaat er om, dat er iemand
moet zijn, die geheel, ook technisch, op
de hoogte is.
De heer VAN DER SLUIS (S.D.A.P.)
sluit zich hierbij aan, omdat een direc
teur-generaal een deskundig man is en om
dat de directeur-generaal, in tegenstelling
met den Minister, blijft. De directeur-gene
raal is de man, die de eenheid brengt in
de deelen. De Minister zegt: waar vind ik
zoo'n Uebermensch? Men heeft toch vroeger
ook de geschikte menschen gevonden.
Spr. stelt een motie voor, luidende als
volgt:
„De Kamer, van oordeel, dat een di
recteur-generaal aan de afdeeling landbouw
noodzakelgk is, gaat over tot de orde van
den dag."
De motie komt dadelgk in behandeling:
De heer WINTERMANS (R.-K.) vreest,
dat de motie-Van der Sluis de reorganisatie
vaD de directie van den landbouw feitelijk
uitsluit. Spr. wil den Minister geen di
recteur-generaal opdringen.
De heer VAN DEN HEUVEL (A.-R.)
ondersteunt den aandrang van den heer
Ebels. Hjj kan de bezwaren tegen een
directeur-generaal niet inzien en wjjsi met
den heer v. d. Sluis op het blijvend ka
rakter van de functie, terwgl de ministers
6teed? wisselen. Het spgt spr„ dat de heer
v. d. Sluis een motie heeft ingediend, om
dat verwerping daarvan den schjjn zon
wekken, dat de Kamer den directeur-gene
raal niet wil.
De MINISTER betoogt, dat de functie
dateert van 1897, toen van staatswege zoo
goed als niets aan den landbouw gedaan
werd en de functie noodzakelijk was.
De opheffing is niet gescnieu door spr.
maar door minister Ruys de Bearenbrouck.
En spr. ziet de noodzaak voorloopig niet
in van herstel. Hg wil liever geen stel
ambtenaren hebben, dat h|j niet noodig
vindt en men moet wel van een stel spreken,
omda* er vroeger een heel departementje
was. Spr. meent, dat hij thans veel tech
nischer adviezen krjjgt dan van een direc
teur-generaal te verwachten zouden zjjn.
Dc directeur-generaal zou voortdurend af
wezig moeten zjjn, wilde hij z\jn functie
goed uitvoeren en dan zou de minister
van zjjn adviezen op den duur niet meer
gtdiend zjjn, aangezien hjj geheel buiten
üo administratie zou komen te staan. Echter
wil spr. allerminst den pas afsnjjden aan
herstel der functie zoodra dit noodig zou
big ken. Spr. geeft den heer v. cL Sluis
in overweging zjjn motie in te trekken. Hg
wil niet zeggen, dat hjj haar niet uit zou
voeren, maai' hjj zou niet weten noe; hjj
zou in groote moeiigkheden komen omdat
hg met een suppletoirs oegrooiing tegen
zgn zin bjj de Kamer zou moeuen komen.
.De stemming wordt bepaald op Dinsdag
a.s. om 11 uur.
iig art. 111 dringt de heer EBELS (V.D.)
aan op verhooging van de eiscnen door de
keuringscommissién bg de hengsten-keurin
gen te stellen.
De MlNiüTJSR zegt, aanvankelijk van
meenmg te zjjn geweest, dat door hem
geen aandrang m deze richting moest wor-
aei* geoefend.
Bg art 136 vraagt de heer v. d. HEIDE
(S.D.A.B.) van den Minister meer soepel
heid brj het bepalen deir loonen der werk
lieden oij het staatsboschbeneer.
De MiNiSTER zal gaarne aan het ver
zoek voldoen.
Bjj art 142 vestigt de heer v. d. HEIDE
(S.D.A.F.) de aandacht op terreinen in
Drenthe, die voor bebosscuing uitstekend
geschikt zjjn en vraagt den Minister den
post van f25.000 het volgend jaar te ver-
hoogen.
De MINISTER geeft de verzekering, dat,
als één verhooging hem sympathiek is, het
deze is. Een toezegging kan spr. echter
voor 1928 nog niet doen.
Bjj art 146 wjjst de heer v. d. SLUIS
(S.D.A.P.) op onze armoede aan bosschen,
die bovendien nog voor 85 pet in handen
van particulieren zjjn. De bosschen ver
dwijnen van dag tot dag, omdat boschbezit
niet rendabel is. Spr. verheugt er zich
over, dat de regeering de helpende hand
uitsteekt, maar acht den post van f 10.000
te gering. Hij verzoekt verhooging daar
van op een volgende begrooting.
De MINISTER acht een dergelijke ver
hooging, zoo mogeljjk, zeer sympatniek.
Bg art. 154 dringt de heer ÉBKf aS (V.D.)
aan op uitbreiding van den veeartsenij-
kundigen dienst
De heer WINTERMANS (R.-K.) vindt de
keuring3tarieven te hoog.
U6 MINiSTER betoogt dat de besparing
op den veeartsengkundigen dienst efficace
is geweest, de tuberculosebestrijding ge
schiedt op voldoende wijze door particu
lieren. Spr. zegt tot den heer Wintermans,
dat de geest van de Vee-wet deze is, dat
de kosten zoo laag mogelijk gehouden moe
ten worden.
De vergadering wordt te 6.40 uur ver
daagd tot Dinsdag l uur.
RECLAME.
Moeders zijn soms net kinderen. Of moei
ik zeggen; Kinderen zijn moeders in d^n
dop? Wanneer ik kleine kleuters bezig zie
om poppedijne aan en uit te kleeden, word
ik altijd herinnerd aan de liefhebberij, die
moeders er op nahouden om haar lievelin
gen,, op te tuigen" Ik geloof, dat, als je
jonge moedertjes haar gang liet gaan, zij de
baby ieder uur een ander leuk jurkje of
truitje aan zouden trekken. Waarvoor heb
je anders zooveel van dat spul? Bovendien
groeit het kleine grut er in minder dan
geen tijd uit zonde om het niet zoo veel
mogelijk te gebruiken 1 Gelukkig voor die
moeders brengt de mode ook voor de kinders
steeds wat nieuws.
Het is grappig om in dezen tijd de jurken
van moeder en dochter te vergelijken. Veel
verschil bestaat er niet behalve dan in
de maat natuurlijk. Voor beiden reikt de
rok tot aan de knieën en zit de taillelijn
iels lager dan op normale hoogte. Beiden
dragen mouwlooze jurken, als zij „naar een
partij" gaan en lange mouwen voor daags.
De rokjes van de danstoiletten zijn voor
moeder en dochter geplisseerd en eindigen
in punten; voor alle twee is het mode, om
bij uitgaansjurken een toefje veelkleurige
zijden of veeren bloempjes op de schouder te
hechten.
Ook bij de kleeding voor allen dag is er
groote overeenstemming; beiden dragen dan
de Elonkraag met de lang-gestrikle zijden
of fluweelen das en een rok met waaier-
plooien. Alleen in de kleur is gelukkig
nog verschil; het zou anders heusch moei
lijk zijn om Moeder en dochter uit elkander
te houden!!
Terwijl de mamma's beige, grijs, lever-
tint en veel nuances tusschen rood en
bruin dragen, loopen de dochtertjes vooral
weer met marineblauw, een kleur, die p.v.
voor schoolkleeding toch altijd het meest
blijft voldoen. Ik heb laatst een heel aardig
model gezien van een kinderjurk van ma
rine-blauwe serge (fijn geweven) met een
smal wit rond kraagje en dito das, en een
wit glacéleeren ceintuurtje. Kraagje, das,
rokzoom (alleen van voren) en twee kleine
zakjes vóór op de jurk boven de ceintuur,
waren met een fantasiestiksel in rood, geel,
lila en groen versierd, wat het statige
blauw goed opvroolijkle. In liet rokje vielen
vier plooien naar binnen: twee voor en
twee achter, daardoor sprong de rok bij
het loopen aardig uiL
Voor jongens dat zijn toch ook moe-
der's kinderen, waar zij graag haar klee-
dingszorgen (en nog andere zorgen ookl)
aangeeft zag ik in een mode-tijdschrift
een leuk nieuwtje: n.l. een broek met een
nauw dichtgegespte band boven de knieën.
Broek en blouse vormden een goed geheel:
de broek was van de Engelsche wollen stof:
tweed, de blouse van gestreept vyella; voor
den broek had men precies de tint van de
donkere blouseslrepen gekozen. In den rug
waren op middelhoogte knoopen op de blouse
gezet, waar de broek met solide knoopsgaten
aan bevestigd werd. De broek viel glad naar
beneden, in de pijpen was ruimte geknipt,
welke ruimte door een band boven de knie
bijeen werd gehouden. Het stond vlot en
aardig, maar als u het wilt naboen, moet u
ten eerste er om denken, dat die band niet
te nauw mag zijn en ten tweede dat de gesp
een stompe punt moet hebben, want anders
halen de jongens er eikaars knieën en kui
ten bij het vechten aan kapot! In het bandje
met de gesp behooren zeer veel gaten te zit
ten; want een jongen zou geen jongen zijn,
als hij dat ding niet iederen dag op een an
dere maat wilde hebben; het eene oogenblik
hindert het hem bij het loopen en moet de
band dus wijd zijn; en het volgende moment
zegt hij, dat hij dat gefladder om zijn bee-
nen niet velen kan. en zal hij de gesp zoo
strak mogelijk aanhalen.
De blouse van dit jongenspak heeft een
schouderbiesje en een smallen liggend^-n
boord.
Weet u, waarin de jeugd de moeders óók
na-aapt? Zij draagt „vesten" onder haar
mantel! Is het niet 0rappig? Zeer zeker een
practisch idéé voor koude dagen. De kleine
kleuters zijn zoo vatbaar voor kouvatten;
sjaals, truitjes, bonten geven ook wel
warmte, maar zij hinderen vaak bij het loo
pen en spelen buiten; zij maken een prop
om het kinderlijfje en zijn daardoor meer
practisch dan mooi. Maar een vestje valt
glad onder den mantel, het kind voelt am
per. dat het er een draagt, en rug en borst
worden er absoluut door beschermd.
Een klein paars peutertje. een rneiske van
5 jaar, kwam laatst met zoo'n „nouveauté"
op mij afgestapt: mantel, muts en slob
kousjes waren in één lint paars: toen zij
haar mantel openknoople. kwam er een geel
zijden vestje te zien bestrooid met lila spik
keltjes en omboord met lila lint. Het was
precies een van voren sluitende jurk, even
lang als de mantel maar natuurlijk zonder
mouwen. Twee lila strikjes, één boven aan
bij den hals en één halverwege dienden voor
de sluiting. Vindt u dat geen leuk iels om
zelf eens na te maken?
En dan draagt de jongejuffrouw tegen
woordig ook directoires! net als Mevrouw
haar Moeder!
Je zult nu nooit meer kindertjes zien met
wit linnen of katoenen broekjes-met-een
kantje; neenl een glad directoirtje, precies
van dezelfde kleur en dikwijls van dezelfde
stof als de rok of jurk hoort tegenwoordig bij
ieder jeugdig uitzet.
Bij de dansjurken moeten die broekjes
van zijde zijn of crêpe, zoodat het niet gek
of slordig staat als de rok bij het dansen
opwaait
Zoolang de kinderen nog heel klein zijn,
ik bedoel niet ouder dan vijf jaar raad ik u
aan ze 's winters Heeds met goede slobkou
sen te laten loopen. die reiken tot boven de
knie. De directoire-broek kan er overheen
getrokken worden: dan sluit dat ondergoedje
als een deksel op een doosje en kan er geen
vleugje kou en geen druppeltje regen naar
binnen dringen!
Een leuk kinder-antwoord tot besluit:
„Wel. Mientje," vroeg de vriendelijke oude
dame, „hoe oud is je zusje daar in de wagen
wel
„Zij is niet oud. Mevrouw." zei Mientje,
diep beleedigd, „zij is pas 8 maanden jong!"