No. 20445 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 November Tweede Blad Anno 1926. UIT DE RAADZAAL. Ziekte en Pijn STAATSBEGROOTING 1927. BINNENLAND. Belangrijke toekomstmuziek. In twee geheane zittingen heeft de Raad een belangrijk besluit rijp gemaakt voor openbare behandeling, Zoo rijp dat in het openbaar daarover niet meer gesproken ia. Met bijkans algemeene stemmen is beslo ten tot aankoop van groote stukken grond achter het Openbaar Slachthuis. Bedoeling daarmede is het derwaarts bij tijd en wijle overbrengen van de Veemarkt, hetgeen ons zoowel een verbetering lijkt voor de markt als voor de stad, daar de oude Beesten markt dan immers zal verdwijnen. De ter reinen liggen zoo, dat de aanvoer van liet vee langs de waterwegen zonder veel moeite kan geschieden. Het abattoir is daarne vens vlak bij, hetgeen eveneens 'n groote verbetering mag worden genoemd. Het brengen van de markt buiten de binnenstad is voor de 6tad een heele op- schooning en een rust, terwijl eindelijk eens terrein vrijkomt voor andere doel einden. Jammer is alleen, dat deze koop op toe komstmuziek slaat. Van een directe uitvoe ring is toch nog geen sprake, Zijn wij wel ingelicht, dan moet een en ander wach ten, tot hier door de Spoorwegen een nieuw station zal zijn gebouwd, dat reeds zoolang in uitzicht ie gesteld, maar nog nooit gekregen. Dat er aan een verwezenlijking binnen korten tijd nog niet behoeft te worden ge dacht, daarvan ligt een bewijs in het aan genomen voorstel. Zouden de terreinen anders weer voor 10 jaar zijn verhuurd, zij het, dat die huur vermoedelijk wel bekort worden kan Hoe het echte rij, het is een reden te ïneer, om bij de Spoorwegen aan te drin gen op spoed, opdat Leiden's groote stads plannen in de practijk kunnen worden ge bracht. Dit afgezien van de groote wm- BcheFijkheid van een behoorlijk station quand même. Het schijnt, dat met deze kwestie in den Raad iets is geschied, wat niet in den haak ii Beter gezegd, dat is zeker. Reeds kort na de geheime ritting van Maandagavond 25 Oct j.l., waarin deze grondaankoop is besproken, ia n.l. ruchtbaar geworden, wat er was behandeld. Wie in deze de schuldige is, we weten het niet, doch het ia eenmaal zoo. Zelfs bunnen we verzeke ren, dat de beriohten reeds hun weg had den gevonden tot bouwspeculanten etc., zoodat voor de gemeente groot gevaar, fi nancieel dan natuurlijk, dreigde. In hoe verre dit reeds heeft plaats gehad of nog plaats hebben kan, we durven dit niet te beoordeelen. Men riet echter, waartoe loslippigheid leiden kanl RECLAME. ontstaan door Gevatte Koude, bestrijdt men spoedig en goed met Mijnhaidt'i Sanaoarin-tab»etten Glazen Buisje 75 ct Bij Apoth. en Drogisten. 3403 HET ALGEMEEN BELEID VAN HET MINISTERIE-DE GEER. Bezuiniging nog altijd noodig. Verschenen is thans de Memorie van Ant woord over het 1 hoofdstuk der Staatsbegroo- ting 1927 (Algemeene beschouwingen). Het was, zoo wordt in den aanvang ge zegd, den minister-president, Jhr. De Geer, aangenaam te vernemen, dat naar de mee- aing van verscheidene Kamerleden dit kabi net niet al te bescheiden in zijn werkplan nen behoeft te zijn. Dit stemt overeen uiet de opvatting van het kabinet zelf. De klacht dat, sinds het afleggen van de bekende re- geeringsverklaring, het kabinet nog reinig daden te zien heeft gegeven, begrijpt de mi nister echter niet goed. Verscheidene punten uit het program van 11 Maart zijn tot een begin van uitvoering gekomen, terwijl van andere in het openbaar gebleken is, dat zij ernstig worden voorbereid. Ten overvloede verklaart de minister, dat de uitvoering van het geheele program van 11 Maart in het voornemen van het kabinet blijft. Dat de Troonrede zoo sober is gehouden, vindt oorzaak in het feit, dat in den loop van bet verschenen zittingsjaar reeds een uit voerige verklaring was afgelegd van de strekking als anders in de Troonrede pleegt voor te komen. De bezuinigingsactie, al wordt zij in stilte verricht, doet zich naar de meening van den minister onmiskenbaar gevoelen. Dat on danks de uitbreiding der bevolking en an dere factoren, welke het accres voor uitgaven bevorderen, het butgetcijfer thans niet stijgt, is mede hieraan te danken. Intusschen moet °P dit gebied in de toekomst nog zeer veel verricht worden. Bezuiniging blijft noodig en wordt zelfs jj°Z noodiger, zoo op den duur voor de be hartiging van sommige sociale en cultureeie beringen nieuwe offers van de schatkist zouden worden gevergd. Intusschen meent ?e miuister, dat ook bij de beoordeeling 'au ,eze..laatste niet kan worden volstaan met wijzen op „de gunstige ontwikkeling van 3 lands financiën", daar die ontwikkeling, .°oals zij zich thans openbaart verkregen is ju gevolge van een over-belasting der natie, e'ke anti-sociaal werkt, bin 1 meeni°8. dat de opvatting van het ka- ?ou zijn. dat slechts geringe saamhoo- o eid tusschen zijn leden behoeft te be- in en vraagstukken, die het landsbelang WopjIn v°Hen omvang betreffen, kunnen bewirü over2elaten *an het inzicht van één On berust op een misverstand, kahriif foel a's üt onder v leir..j 8«schiedde. wordt in den OD r-i 1 op een misve ;abinJf voel a^s onder vroegere terraart g€9chiedde. wordt in den minis- leg eeni°IfJ a'^e groote vraagstukken rver- P eega, maar evenals vroeger is ieder minister ten slotte voor het beheer van zijn eigen departement verantwoordelijk. Met de zedelijke en geestelijke belangen van het volk wenscht het kabinet ongetwij feld rekening te houden. Tot een duidelijjcer weergave van de gedachte, die aan den te volgen koers ten grondslag ligt. dan reeds in de regeeringsverklaring voorkomt en na der is uitgewerkt, acht de minister zich met in staat. Over de uitvoeringsmaatregelen van de Bioscoopwet is het advies gevraagd der Staatscommissie, welke deze wet voorbe reidde. Ongesteldheid van den voorzitter heeft dit advies vertraagd. Nadat het zal zijn ingekomen, zal de invoering vermoede lijk spoedig kunnen plaats vinden. Tegen excessen op het gebied van open bare dansgelegenheden biedt, zegt de minis ter, evenals ten aanzien van andere open bare vermakelijkheden artikel 188 der Ge meentewet den noodigen waarborg. De op 11 Maart aangekondigde samenvoe ging der beide departementen van Oorlog en Marine wordt voorbereid door in de eerste plaats de inwendige reorganisatie dier de partementen naar dezelfde beginselen tot stand te brengen, waardoor t. z. t. de fu3ie gemakkelijk en snel kan worden doorge voerd. Ten aanzien van het person eel vraagstuk der Marine heeft het aanvankelijk overbg met de Indische regeering plaats gehad. In zake de wijziging van de organisatie en het beheer der marine is reeds belangrijk voor bereidend werk verricht, al kunnen in dit stadium der zaak daaromtrent nog geen na dere gegevens worden verstrekt. Ook hier omtrent kan thans spoedig het overleg nut Indië worden tegemoet gezien. De indruk, dat hevig 'verzet in officiers kringen de regeering zal weerhouden van een kloeke uitvoering van haar plannen, mist allen grond. De regeering staat -)p het standpunt, dat eenzijdige ontwapening van Nederland niet kan worden aanvaard. Zij is echter volkomen bereid om de meest krachtige medewerking te verleenen aan alle ingrijpende pogingen, die beoogen door middel van algemeene en gelijktijdige, dus internationale beperking van de bewapening den wereldvrede te bevorderen. Naar aanleiding van het ongunstige oor deel in het voorloopig verslag uitgesproken over de houding van den minister van Ar beid, Handel en Nijverheid verdedigt minis ter De Geer diens beleid. Wanneer de mi nister van Arbeid, zoo wordt gezegd, op 18 Mei j.l. zijn bezwaren ontwikkelde tegen een regeling van de verbindendverklaring van de collectieve arbeidsovereenkomst, als zou dit beteekenen de loonen te binden en dat nog wel op een deel van het terrein hij zich voorts verklaarde vóór het voorop stellen van de civielrechtelijke regeling en het openen van de mogelijkheid van het te rugtreden der overheid ten bate van het collectieve contract, handelde hij daardoor niet in strijd met de Regeeringsverklaring. Bij de laatste behandeling van dit onder werp in den Hoogen Raid van Arbeid is echter gebleken, dat verschillende vroegere voorstanders der verbindendverklaring daar voor thans terugdeinzen, mede op grond, dat bij de tegenwoordige conjunctuur ver bindendverklaring slechts zaJ kunnen plaats vinden in de bedrijven, die voor de plaatse lijke of nationale markt werken en dan waar de loonen het hoogst zijn, terwijl voor de exportbedrijven, waarin de arbeidsvoor waarden het ongunstigst zijn van deze maat regelen alleen nadeelige gevolgen te duchten zullen wezen. Dat onder deze omstandighe den de minister zijn aanvankelijk standpunt zelfstandig bepaalt en meent niet op het compas van de meerderheid van den Hoogm Raad van Arbeid te moeten zeilen, kan al lerminst verwondering wekken. Wat betreft de uitbreiding van de toe passing der Arbeidswet, is de minister van Arbeid diligent. Hij heeft gedurende de zeven maanden van zijn bewind veel aan dacht gewijd aan de invoering der wet voor winkels- en verplegingsinrichtingen. Op het gebied van de volkshuisvesting heeft dezelfde minister het standpunt ingeno men van zijn voorganger, wiens koers mcx was gericht op inkrimping van de werking der Woningwet, maar op terugdringing van de werking dezer wet van het terrein, dat de wetgever aan de krachten in de maat schappij heeft willen overlaten. Zooals reeds vroeger werd medegedeeld ligt het niet in de bedoeling de Ziektewet Talma ongewijzigd tot invoering te bren gen. De voor te stellen wijzigingen miT- len in het bijzonder beoogen meer plaats in te ruimen aan hetgeen uit het maat schappelijk leven is opgekomen. Deze wij zigingen duiden mede de richting aan, welke de minister van Arbeid hoopt te volgen met betrekking tot de organisatie der verzekering. De unificatie der sociale verzekering zal er op gericht zijn, om zooveel doenlijk eenheid en eenvoud in de bestaanue rechtsstof te brengen. Een kosteloos ouder, domspensioen kan van de regeering niet verwacht worden. De indruk, waaraan verschillende leden verklaarden zich niet te kunnen onttrek ken, n.1. dat de financieele toestand de« lands destijds opzettelijk ongunstig zou zijn voorgesteld om de volksvertegenwoordiging des te gemakkelijker voor belastingverhoo- ging en salarisverlaging te winnen, noemt de minister onjuist. Er bestaat geen en kele omstandigheid die daarop wijst. Ove rigens wijst de minister er op, dat de be- teekenis der verkregen saldi over 1924 en 1925 niet behoort te worden overschat. Immp.ru wel is waar hebben deze saldi voor den gewonen dienst in die beide jaren te zamen ruim f 42.000.000 bedragen, maar daar staat tegenover, dat de buitenge wone dienst Ln diezelfde jaren een nadee- lig saldo van f 95 000.000 vertoont, zoodat voor een bedrag van f 53.000.000 nieuwe schuld is gevormd. Tegenover deze nieuwe schuld staat een aflossing op de geconso lideerde Staatsschuld vaD een bedrag van f 51.800.000, zoodat hoogstens kan wordeD gezegd, dat in die beide jaren in dit op zicht de toestand stationnair Is gebleven. De vraag of op de venoberingsmaatre- gelen op onderwij sgebied ia] worden te ruggekomen, kan op dit oogenblik niet bevestigend worden geantwoord. Gedeelte, lijke terugkeer op die maatregelen xai slechts mógelijk zijn, indien het mag ge lukken de kosten van dezen tak van Staats dienst langs anderen weg te beperken. De regeering deelt de meening van «ie leden, die als hun oordeel hebben te ken nen gegeven, dat tot verslapping van den aandraüg tot bezuiging nog allerminst aan leiding bestaat en dat dit te minder het geval is, nu in de eerstvolgende jaren de uitgaven behalve wegens het norm aal-ao- cree nog met een bedrag van ten minste f 21.000.000 zullen stijgen. Omtrent de afrekening mei het Leening- fonds zal, nu inmiddels het saldo van de Staatsrekening over 1924 is komen vast te staan, binnen niet te langen tijd een voor. stel worden gedaan. Een uitvoerig betoog houdt de minister vervolgens ter weerlegging van de bewe ring, als zou van een werkelijke bezuini ging niets blijken en alles aan den kap stok van commissies worden opgehangen. Van een verdoezeling van een deel der schuld van de mijnen kan z.i. bezwaarlijk worden gesproken, omdat in de balans dezer onderneming duidelijk tot uitdrukking zal worden gebracht, welke bedragen dooi het Rijk in den vorm van aandeelenkapi taal en van rentedragende schuld zijn ge stoken. Voor zoover de afzet der landbouwpro ducten wordt belemmerd door maatrege len va^i andere regeeringen zullen met kracht worden voortgezet de pogingen om deze verzacht te krijgen. De Nijverheidsraad zal aan den minister van Arbeid verslag uitbrengen over de klachten, die ten aanzien der valuta-ccn- ourrenti© don minister hebben bereikt, ter wijl de Middenstadsraad den minister van Arbeid het resultaat van een onu^rzoek zal mededeelen, ingesteld naar aanleiding van klachten in zake abnormale valuta- concurrentie in de Zuidelijke grensgemeen ten door den middenstand ondervonden. Verwacht mag worden, dat deze adviezen van den Nijverheids- en Middenstandsraad spoedig zullen inkomen. Een interdepartementale commissie is ge vormd, welke tot taa-k heeft een onderzoek in te stellen omtrent de vraag, of er aan leiding bestaat maatregelen tot steun van de bietencultuur en -industrie te nemen, en zoo ja, waaruit deze maatregelen zou den moeten bestaan. De regeering meent, alvorens verdere stappen te doen, het ad vies van die commissie te moeten af wachten. De economische positie van de Neder- landsche mijnindustrie is. indien men afziet van de tijdelijke verbetering, in verband met de Engelsche staking, inderdaad niet rooskleurig. Wanneer de staking in de mij. nen in Engeland zal zijn geëindigd, is het waarschijnlijk, dat de zware mededinging van het buitenland, waarmede zij vóór deze staking te kampen had, zich opnieuw zal doen gevoelen. De regeering is het eens met die leden, die een wijziging van onze handelspolitiek niet in 's lands belang achtten. Daarom kan ook geen gevolg worden gegeven aan den aandrang tot verhooging van het in voerrecht op vee. De regeering meent, dat een directe bemoeienis met emigratie naar ver afgele gen landen niet raadzaam is. Het vraagstuk der emigratie heeft echter steeds de volle aandacht der regeeiring. Zij steunt de ver- eeniging „Landverhuizing" en de Emigra tie-centrale „Holland" in de uitoefening harer taak. Een Emigratiewet ter vervanging van de wet op den doortocht en het verveer van landverhuizers is in voorbereiding. De regeering'vertrouwt, dat de daarop betrek king hebbende voorstellen binnen niet te langen tijd bij de Staten-Generaal kun nen worden aanhangig gemaakt. De regeering blijft van meening, dat er voorshands rust moet heerschen in zake het Bezoldigingsbesluit. Inmiddels gaat de regeering voort met den arbeid aan een betere ambtenarenstatistiek. Een techni sche herziening op algemeenen grondslag van het Bezoldigingsbesluit zou h.i. ook geen aanbeveling verdienen. Het ligt niet in de bedoeling van de Regeering wijziging te brengen in de po sitie van de Centrale Commissie voor Ge organiseerd Overleg. Het onderzoek naar de groepen, welke op burgerrechtelijk ar beidscontract in dienst genomen kunnen worden, is nog niet geëindigd. Intusschen deelt de regeering aanvankelijk niet de meening van die leden, welke van oor deel zijn, dat deze groepen onder het Be zoldigingsbesluit en de Pensioenwet moe ten worden gebracht. Op het oogenblik worden geen termen aanwezig geacht, om wijziging te overwe gen in de regeling van periodieke verhoo gingen, noch om den grondslag van de classificatie te herzien. Tegen de behande ling van het wetsontwerp tot regeling van den rechtstoestand der ambtenaren verzet ten zich zoowel de financieele toestand van het Rijk als die van andere publiek rechtelijke lichamen. De wederinvoering van den zevenjarigen leerplicht eischt een zóó hoog bedrag, dat de regeering ook thans medewerking aan een vervroeging van den door de wet van 30 Juni 1924 gestelden termijn niet kan toezeggen. Eem gen tijd geleden heeft de Staats commissie-Limburg bij den minister van Justitie een ontwerp betreffende het tm- welijksgoederenrecht ingediend. De toc-«n- ding van de bij dat ontwerp behoorende toelichting is binnenkort te verwachten. Aan de hand van een en ander zal deze aangelegenheid nader in beschouwing wor. den genomen. Ook bij de regeering bestaat de overtui- gine, dat er aan het politiewezen wel het een en ander te reorganiseeren valt. Deze aangelegenheid heeft de aandacht der be trokken departementshoofden. Donderdag heeft de Amsterdamsche Kamer ran Koophandel, ter gelegenheid van het 50-jarig beslaan van het Noordzeekanaal, een boottocht naar IJmuiden georga niseerd, waaraan talrijke autoriteiten deelnamen. Na aankomst te IJmuiden begaf het gezelschap zich naar het „Thalia-Theater", waar verschillende redevoeringen weiden uitgesproken. Op onze foto ziet men o.a 1 Minister Koningsberger, 2. Jhr. mr. dr. A. Roëll, 3 Burgemeester de Vlugt, 1, Jan ter Haar en 5. Ed, Polak. Donderdag is bij Petten een Engelsche drifter op den dijk gesfrand. Wij geven hiertrij een foto van het gestrande schip. Inzet: de «ihipper Forman van de Eng. drifter „Egbert". HET NEDERLANDSCH—BELGISCH VERDRAG. Een vezklaring van de Rotterdamsche Kamer van Koophandel. Naar aanleiding van de mededeeling door minis .-er van Karnebeek gedaan ten aanzien van in 1910 en 1919 door de Kamer van K. en F. te Rotterdam verstrekte adviezen, waaruit hij zeide te moeten con- cludeeren dat in Rotterdamsche handels kringen geen bezwaar werd gezien tegen een kanaal AntwerpenMoerdijk, publi ceert genoemde Kamer van K. en F. thans eenige opmerkingen, waarbij verzet wordt aangeteekend tegen de wijze van citeeren, die de minister hier heeft toegepast en tegen de wijze van raadplegen. Om de beteekenis van den brief van de toenmalige Kamer, waarop de minister zich beroept, naar haar waarde te schatten, moei men weten aldus de K. v. K. dat het rapport over de haven van Rotter dam vertrouwelijk werd toegezonden, zóó vertrouwelijk, dat alleen de leden van het Bureau en de Commissie voor de Scheep- vaartbelanven daarvan mochten kennis nemen (de Kamer in haar geheel heeft het rapport nooit gezien), dat spoedig ant woord werd gevraagd, dat de meerdere exemplaren, die aangevraagd waren, eerst op 16 Augustus 1919 werden afgezonden en het antwoord der Kamer van Koophandel 30 Augustus 1919 is gedateerd. In het aan de Kamer boegezonden rapport, groot 44 folio kolommen druks, nu werd een groot aantal onderwerpen behandeld, met de haven van Rotterdam verband houdend, volstrekt niet alle verband houdend met Antwerpen. Woordelijk wordt daarna aangehaald wat over het kanaal AntwerpenMoerdijk wordt gezegd in het rapport, waaruit blijkt dat de verwezenlijking van dit plan toen tamelijk onwaarschijnlijk werd geacht, daar de tijdwinst, gelegen in 60 K.M. af- standswinsf, geheel te loor zou gaan door het oponthoud in de sluizen, zoodat er alleen het voordeel zou overblijven van een veiliger vaart, waarvoor men echter de kosten van een kanaal voor groote sche pen wel niet zal willen maken. Wil men het wel doen aldus het rapport dan zal dat medewerken om westelijk Noord Bra bant meer dan tot dusver te ontsluiten, wat goeddeels ten goede zal komen aan Rotter dam, op welke haven dit N^dprlandsch ge bied zich liever orjënteeren zal dan opj Ant werpen. Opgemerkt wordt hierbï] dat deze ru briek 10 folio kolommen druks, resp. 650 regels telt en dat van dit aantal regels nog geen 3 gewijd zijn aan het kanaal Antwer penMoerdijk. Hieruit volgt, dat een antwoord over zulk een uitgebreid rapport, na zulk een summier onderzoek opgesteld, waarin al gemeene belangstelling (geen instemming) betoond wordt en gezegd wordt, dat men geen aanleiding had tot eenige bijzondere opmerking, maar dat men desgewenscht over eenig speciaal punt nog gaarne van advies zou dienen, niet beschouwd mag worden als een advies over alle in het rap port aangeroerde gelegenheden, dus ook niet over het speciale punt, dat juist nu de aandacht heeft. Voor een bewindsman, die belangrijke internationale kwesties te behandelen heeft, is een dergelijke wijze van inwin ning van deskundig advies ontoelaatbaar. Na te hebben erkend dat de geraad pleegde leden der K. v. K. op het punt van het kanaal AntwerpenMoerdijk geen waarschuwing hebben doen hooren, wordt gewezen op de algemeene „berusting" die toen heerechte en vastgesteld dat de Ka mer van K. nooit uitdrukkelijk een mee ning ten gunste van het kanaal heeft uit gesproken. Voorts wordt de aandacht gevestigd op hef verschil tusschen het voor België wei nig aantrekkelijke kanaal waarvan boen sprake was en dat wat het kanaal volgen# de thans bestaande plannen geworden is. De K. v. K. vertrouwt aan het slot harer verklaringen dat het duidelijk zal zijn dat de indruk dien de minis'.er met zijn aanhaling der bewuste corresponden tie maakte, onjuist was door zijn onvolle digheid en bovendien dat deze wijze van het vragen van advies niet te aanvaarden is en dat de leden der Tweede Kamer, na alles wat daarover gezegd en geschreven is, het nadeel van het kanaal zullen inzien. Het Kamerlid Vliegen en het Nationaal Comité van Actie tegen het Verdrag met Belgis. Het Nationaal Comité van Aclde schrijft In de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van Woensdag 3 No vember, heeft de heer Vliegen de vraag ge steld of de leiding van het Comité van Ac* tie op haar eerewoord zou durven verklaren, dat alle gelden uit Nederland zijn gekomen. Het antwoordt op deze vraag behoeft aan duidelijkheid niets te wenschen over te la ten: Ondergeteekenden verklaren op hun eerewoord, dat geen cent niet-Nederland9ch geld in de kas van het Comitó is gestort noch door het Comité is gebruikt. Volgt de onderteekening van het Centraal Bestuur van de heeren mr. J. Luden, alg. voorzitter, Ir. A. A. Mussert. alg. secretaris^ en E. A. van Wely, alg. penningmeester.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5