No. 20445
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 November
Tweede Blad Anno 1926.
UIT DE RAADZAAL.
Ziekte en Pijn
STAATSBEGROOTING 1927.
BINNENLAND.
Belangrijke toekomstmuziek.
In twee geheane zittingen heeft de Raad
een belangrijk besluit rijp gemaakt voor
openbare behandeling, Zoo rijp dat in het
openbaar daarover niet meer gesproken ia.
Met bijkans algemeene stemmen is beslo
ten tot aankoop van groote stukken grond
achter het Openbaar Slachthuis. Bedoeling
daarmede is het derwaarts bij tijd en wijle
overbrengen van de Veemarkt, hetgeen ons
zoowel een verbetering lijkt voor de markt
als voor de stad, daar de oude Beesten
markt dan immers zal verdwijnen. De ter
reinen liggen zoo, dat de aanvoer van liet
vee langs de waterwegen zonder veel moeite
kan geschieden. Het abattoir is daarne
vens vlak bij, hetgeen eveneens 'n groote
verbetering mag worden genoemd.
Het brengen van de markt buiten de
binnenstad is voor de 6tad een heele op-
schooning en een rust, terwijl eindelijk
eens terrein vrijkomt voor andere doel
einden.
Jammer is alleen, dat deze koop op toe
komstmuziek slaat. Van een directe uitvoe
ring is toch nog geen sprake, Zijn wij wel
ingelicht, dan moet een en ander wach
ten, tot hier door de Spoorwegen een
nieuw station zal zijn gebouwd, dat reeds
zoolang in uitzicht ie gesteld, maar nog
nooit gekregen.
Dat er aan een verwezenlijking binnen
korten tijd nog niet behoeft te worden ge
dacht, daarvan ligt een bewijs in het aan
genomen voorstel. Zouden de terreinen
anders weer voor 10 jaar zijn verhuurd, zij
het, dat die huur vermoedelijk wel bekort
worden kan
Hoe het echte rij, het is een reden te
ïneer, om bij de Spoorwegen aan te drin
gen op spoed, opdat Leiden's groote stads
plannen in de practijk kunnen worden ge
bracht. Dit afgezien van de groote wm-
BcheFijkheid van een behoorlijk station
quand même.
Het schijnt, dat met deze kwestie in den
Raad iets is geschied, wat niet in den haak
ii Beter gezegd, dat is zeker. Reeds kort
na de geheime ritting van Maandagavond
25 Oct j.l., waarin deze grondaankoop is
besproken, ia n.l. ruchtbaar geworden,
wat er was behandeld. Wie in deze de
schuldige is, we weten het niet, doch het
ia eenmaal zoo. Zelfs bunnen we verzeke
ren, dat de beriohten reeds hun weg had
den gevonden tot bouwspeculanten etc.,
zoodat voor de gemeente groot gevaar, fi
nancieel dan natuurlijk, dreigde. In hoe
verre dit reeds heeft plaats gehad of nog
plaats hebben kan, we durven dit niet te
beoordeelen.
Men riet echter, waartoe loslippigheid
leiden kanl
RECLAME.
ontstaan door Gevatte Koude, bestrijdt
men spoedig en goed met Mijnhaidt'i
Sanaoarin-tab»etten
Glazen Buisje 75 ct Bij Apoth. en Drogisten.
3403
HET ALGEMEEN BELEID VAN HET
MINISTERIE-DE GEER.
Bezuiniging nog altijd noodig.
Verschenen is thans de Memorie van Ant
woord over het 1 hoofdstuk der Staatsbegroo-
ting 1927 (Algemeene beschouwingen).
Het was, zoo wordt in den aanvang ge
zegd, den minister-president, Jhr. De Geer,
aangenaam te vernemen, dat naar de mee-
aing van verscheidene Kamerleden dit kabi
net niet al te bescheiden in zijn werkplan
nen behoeft te zijn. Dit stemt overeen uiet
de opvatting van het kabinet zelf. De klacht
dat, sinds het afleggen van de bekende re-
geeringsverklaring, het kabinet nog reinig
daden te zien heeft gegeven, begrijpt de mi
nister echter niet goed. Verscheidene punten
uit het program van 11 Maart zijn tot een
begin van uitvoering gekomen, terwijl van
andere in het openbaar gebleken is, dat zij
ernstig worden voorbereid.
Ten overvloede verklaart de minister, dat
de uitvoering van het geheele program van
11 Maart in het voornemen van het kabinet
blijft.
Dat de Troonrede zoo sober is gehouden,
vindt oorzaak in het feit, dat in den loop van
bet verschenen zittingsjaar reeds een uit
voerige verklaring was afgelegd van de
strekking als anders in de Troonrede pleegt
voor te komen.
De bezuinigingsactie, al wordt zij in stilte
verricht, doet zich naar de meening van den
minister onmiskenbaar gevoelen. Dat on
danks de uitbreiding der bevolking en an
dere factoren, welke het accres voor uitgaven
bevorderen, het butgetcijfer thans niet stijgt,
is mede hieraan te danken. Intusschen moet
°P dit gebied in de toekomst nog zeer veel
verricht worden.
Bezuiniging blijft noodig en wordt zelfs
jj°Z noodiger, zoo op den duur voor de be
hartiging van sommige sociale en cultureeie
beringen nieuwe offers van de schatkist
zouden worden gevergd. Intusschen meent
?e miuister, dat ook bij de beoordeeling 'au
,eze..laatste niet kan worden volstaan met
wijzen op „de gunstige ontwikkeling van
3 lands financiën", daar die ontwikkeling,
.°oals zij zich thans openbaart verkregen is
ju gevolge van een over-belasting der natie,
e'ke anti-sociaal werkt,
bin 1 meeni°8. dat de opvatting van het ka-
?ou zijn. dat slechts geringe saamhoo-
o eid tusschen zijn leden behoeft te be-
in en vraagstukken, die het landsbelang
WopjIn v°Hen omvang betreffen, kunnen
bewirü over2elaten *an het inzicht van één
On berust op een misverstand,
kahriif foel a's üt onder v
leir..j 8«schiedde. wordt in den
OD r-i 1 op een misve
;abinJf voel a^s onder vroegere
terraart g€9chiedde. wordt in den minis-
leg eeni°IfJ a'^e groote vraagstukken rver-
P eega, maar evenals vroeger is ieder
minister ten slotte voor het beheer van zijn
eigen departement verantwoordelijk.
Met de zedelijke en geestelijke belangen
van het volk wenscht het kabinet ongetwij
feld rekening te houden. Tot een duidelijjcer
weergave van de gedachte, die aan den te
volgen koers ten grondslag ligt. dan reeds
in de regeeringsverklaring voorkomt en na
der is uitgewerkt, acht de minister zich met
in staat.
Over de uitvoeringsmaatregelen van de
Bioscoopwet is het advies gevraagd der
Staatscommissie, welke deze wet voorbe
reidde. Ongesteldheid van den voorzitter
heeft dit advies vertraagd. Nadat het zal
zijn ingekomen, zal de invoering vermoede
lijk spoedig kunnen plaats vinden.
Tegen excessen op het gebied van open
bare dansgelegenheden biedt, zegt de minis
ter, evenals ten aanzien van andere open
bare vermakelijkheden artikel 188 der Ge
meentewet den noodigen waarborg.
De op 11 Maart aangekondigde samenvoe
ging der beide departementen van Oorlog en
Marine wordt voorbereid door in de eerste
plaats de inwendige reorganisatie dier de
partementen naar dezelfde beginselen tot
stand te brengen, waardoor t. z. t. de fu3ie
gemakkelijk en snel kan worden doorge
voerd.
Ten aanzien van het person eel vraagstuk
der Marine heeft het aanvankelijk overbg
met de Indische regeering plaats gehad. In
zake de wijziging van de organisatie en het
beheer der marine is reeds belangrijk voor
bereidend werk verricht, al kunnen in dit
stadium der zaak daaromtrent nog geen na
dere gegevens worden verstrekt. Ook hier
omtrent kan thans spoedig het overleg nut
Indië worden tegemoet gezien.
De indruk, dat hevig 'verzet in officiers
kringen de regeering zal weerhouden van
een kloeke uitvoering van haar plannen,
mist allen grond. De regeering staat -)p het
standpunt, dat eenzijdige ontwapening van
Nederland niet kan worden aanvaard.
Zij is echter volkomen bereid om de meest
krachtige medewerking te verleenen aan
alle ingrijpende pogingen, die beoogen door
middel van algemeene en gelijktijdige, dus
internationale beperking van de bewapening
den wereldvrede te bevorderen.
Naar aanleiding van het ongunstige oor
deel in het voorloopig verslag uitgesproken
over de houding van den minister van Ar
beid, Handel en Nijverheid verdedigt minis
ter De Geer diens beleid. Wanneer de mi
nister van Arbeid, zoo wordt gezegd, op 18
Mei j.l. zijn bezwaren ontwikkelde tegen
een regeling van de verbindendverklaring
van de collectieve arbeidsovereenkomst, als
zou dit beteekenen de loonen te binden en
dat nog wel op een deel van het terrein
hij zich voorts verklaarde vóór het voorop
stellen van de civielrechtelijke regeling en
het openen van de mogelijkheid van het te
rugtreden der overheid ten bate van het
collectieve contract, handelde hij daardoor
niet in strijd met de Regeeringsverklaring.
Bij de laatste behandeling van dit onder
werp in den Hoogen Raid van Arbeid is
echter gebleken, dat verschillende vroegere
voorstanders der verbindendverklaring daar
voor thans terugdeinzen, mede op grond,
dat bij de tegenwoordige conjunctuur ver
bindendverklaring slechts zaJ kunnen plaats
vinden in de bedrijven, die voor de plaatse
lijke of nationale markt werken en dan waar
de loonen het hoogst zijn, terwijl voor de
exportbedrijven, waarin de arbeidsvoor
waarden het ongunstigst zijn van deze maat
regelen alleen nadeelige gevolgen te duchten
zullen wezen. Dat onder deze omstandighe
den de minister zijn aanvankelijk standpunt
zelfstandig bepaalt en meent niet op het
compas van de meerderheid van den Hoogm
Raad van Arbeid te moeten zeilen, kan al
lerminst verwondering wekken.
Wat betreft de uitbreiding van de toe
passing der Arbeidswet, is de minister van
Arbeid diligent. Hij heeft gedurende de
zeven maanden van zijn bewind veel aan
dacht gewijd aan de invoering der wet
voor winkels- en verplegingsinrichtingen.
Op het gebied van de volkshuisvesting heeft
dezelfde minister het standpunt ingeno
men van zijn voorganger, wiens koers mcx
was gericht op inkrimping van de werking
der Woningwet, maar op terugdringing van
de werking dezer wet van het terrein, dat
de wetgever aan de krachten in de maat
schappij heeft willen overlaten.
Zooals reeds vroeger werd medegedeeld
ligt het niet in de bedoeling de Ziektewet
Talma ongewijzigd tot invoering te bren
gen. De voor te stellen wijzigingen miT-
len in het bijzonder beoogen meer plaats
in te ruimen aan hetgeen uit het maat
schappelijk leven is opgekomen. Deze wij
zigingen duiden mede de richting aan,
welke de minister van Arbeid hoopt te
volgen met betrekking tot de organisatie
der verzekering.
De unificatie der sociale verzekering zal
er op gericht zijn, om zooveel doenlijk
eenheid en eenvoud in de bestaanue
rechtsstof te brengen. Een kosteloos ouder,
domspensioen kan van de regeering niet
verwacht worden.
De indruk, waaraan verschillende leden
verklaarden zich niet te kunnen onttrek
ken, n.1. dat de financieele toestand de«
lands destijds opzettelijk ongunstig zou zijn
voorgesteld om de volksvertegenwoordiging
des te gemakkelijker voor belastingverhoo-
ging en salarisverlaging te winnen, noemt
de minister onjuist. Er bestaat geen en
kele omstandigheid die daarop wijst. Ove
rigens wijst de minister er op, dat de be-
teekenis der verkregen saldi over 1924 en
1925 niet behoort te worden overschat.
Immp.ru wel is waar hebben deze saldi
voor den gewonen dienst in die beide jaren
te zamen ruim f 42.000.000 bedragen, maar
daar staat tegenover, dat de buitenge
wone dienst Ln diezelfde jaren een nadee-
lig saldo van f 95 000.000 vertoont, zoodat
voor een bedrag van f 53.000.000 nieuwe
schuld is gevormd. Tegenover deze nieuwe
schuld staat een aflossing op de geconso
lideerde Staatsschuld vaD een bedrag van
f 51.800.000, zoodat hoogstens kan wordeD
gezegd, dat in die beide jaren in dit op
zicht de toestand stationnair Is gebleven.
De vraag of op de venoberingsmaatre-
gelen op onderwij sgebied ia] worden te
ruggekomen, kan op dit oogenblik niet
bevestigend worden geantwoord. Gedeelte,
lijke terugkeer op die maatregelen xai
slechts mógelijk zijn, indien het mag ge
lukken de kosten van dezen tak van Staats
dienst langs anderen weg te beperken.
De regeering deelt de meening van «ie
leden, die als hun oordeel hebben te ken
nen gegeven, dat tot verslapping van den
aandraüg tot bezuiging nog allerminst aan
leiding bestaat en dat dit te minder het
geval is, nu in de eerstvolgende jaren de
uitgaven behalve wegens het norm aal-ao-
cree nog met een bedrag van ten minste
f 21.000.000 zullen stijgen.
Omtrent de afrekening mei het Leening-
fonds zal, nu inmiddels het saldo van de
Staatsrekening over 1924 is komen vast te
staan, binnen niet te langen tijd een voor.
stel worden gedaan.
Een uitvoerig betoog houdt de minister
vervolgens ter weerlegging van de bewe
ring, als zou van een werkelijke bezuini
ging niets blijken en alles aan den kap
stok van commissies worden opgehangen.
Van een verdoezeling van een deel der
schuld van de mijnen kan z.i. bezwaarlijk
worden gesproken, omdat in de balans
dezer onderneming duidelijk tot uitdrukking
zal worden gebracht, welke bedragen dooi
het Rijk in den vorm van aandeelenkapi
taal en van rentedragende schuld zijn ge
stoken.
Voor zoover de afzet der landbouwpro
ducten wordt belemmerd door maatrege
len va^i andere regeeringen zullen met
kracht worden voortgezet de pogingen om
deze verzacht te krijgen.
De Nijverheidsraad zal aan den minister
van Arbeid verslag uitbrengen over de
klachten, die ten aanzien der valuta-ccn-
ourrenti© don minister hebben bereikt, ter
wijl de Middenstadsraad den minister van
Arbeid het resultaat van een onu^rzoek
zal mededeelen, ingesteld naar aanleiding
van klachten in zake abnormale valuta-
concurrentie in de Zuidelijke grensgemeen
ten door den middenstand ondervonden.
Verwacht mag worden, dat deze adviezen
van den Nijverheids- en Middenstandsraad
spoedig zullen inkomen.
Een interdepartementale commissie is ge
vormd, welke tot taa-k heeft een onderzoek
in te stellen omtrent de vraag, of er aan
leiding bestaat maatregelen tot steun van
de bietencultuur en -industrie te nemen,
en zoo ja, waaruit deze maatregelen zou
den moeten bestaan. De regeering meent,
alvorens verdere stappen te doen, het ad
vies van die commissie te moeten af
wachten.
De economische positie van de Neder-
landsche mijnindustrie is. indien men afziet
van de tijdelijke verbetering, in verband
met de Engelsche staking, inderdaad niet
rooskleurig. Wanneer de staking in de mij.
nen in Engeland zal zijn geëindigd, is het
waarschijnlijk, dat de zware mededinging
van het buitenland, waarmede zij vóór
deze staking te kampen had, zich opnieuw
zal doen gevoelen.
De regeering is het eens met die leden,
die een wijziging van onze handelspolitiek
niet in 's lands belang achtten. Daarom
kan ook geen gevolg worden gegeven aan
den aandrang tot verhooging van het in
voerrecht op vee.
De regeering meent, dat een directe
bemoeienis met emigratie naar ver afgele
gen landen niet raadzaam is. Het vraagstuk
der emigratie heeft echter steeds de volle
aandacht der regeeiring. Zij steunt de ver-
eeniging „Landverhuizing" en de Emigra
tie-centrale „Holland" in de uitoefening
harer taak.
Een Emigratiewet ter vervanging van
de wet op den doortocht en het verveer
van landverhuizers is in voorbereiding. De
regeering'vertrouwt, dat de daarop betrek
king hebbende voorstellen binnen niet te
langen tijd bij de Staten-Generaal kun
nen worden aanhangig gemaakt.
De regeering blijft van meening, dat er
voorshands rust moet heerschen in zake
het Bezoldigingsbesluit. Inmiddels gaat de
regeering voort met den arbeid aan een
betere ambtenarenstatistiek. Een techni
sche herziening op algemeenen grondslag
van het Bezoldigingsbesluit zou h.i. ook
geen aanbeveling verdienen.
Het ligt niet in de bedoeling van de
Regeering wijziging te brengen in de po
sitie van de Centrale Commissie voor Ge
organiseerd Overleg. Het onderzoek naar
de groepen, welke op burgerrechtelijk ar
beidscontract in dienst genomen kunnen
worden, is nog niet geëindigd. Intusschen
deelt de regeering aanvankelijk niet de
meening van die leden, welke van oor
deel zijn, dat deze groepen onder het Be
zoldigingsbesluit en de Pensioenwet moe
ten worden gebracht.
Op het oogenblik worden geen termen
aanwezig geacht, om wijziging te overwe
gen in de regeling van periodieke verhoo
gingen, noch om den grondslag van de
classificatie te herzien. Tegen de behande
ling van het wetsontwerp tot regeling van
den rechtstoestand der ambtenaren verzet
ten zich zoowel de financieele toestand
van het Rijk als die van andere publiek
rechtelijke lichamen.
De wederinvoering van den zevenjarigen
leerplicht eischt een zóó hoog bedrag, dat
de regeering ook thans medewerking aan
een vervroeging van den door de wet van
30 Juni 1924 gestelden termijn niet kan
toezeggen.
Eem gen tijd geleden heeft de Staats
commissie-Limburg bij den minister van
Justitie een ontwerp betreffende het tm-
welijksgoederenrecht ingediend. De toc-«n-
ding van de bij dat ontwerp behoorende
toelichting is binnenkort te verwachten.
Aan de hand van een en ander zal deze
aangelegenheid nader in beschouwing wor.
den genomen.
Ook bij de regeering bestaat de overtui-
gine, dat er aan het politiewezen wel het
een en ander te reorganiseeren valt. Deze
aangelegenheid heeft de aandacht der be
trokken departementshoofden.
Donderdag heeft de Amsterdamsche Kamer ran Koophandel, ter gelegenheid van
het 50-jarig beslaan van het Noordzeekanaal, een boottocht naar IJmuiden georga
niseerd, waaraan talrijke autoriteiten deelnamen. Na aankomst te IJmuiden begaf
het gezelschap zich naar het „Thalia-Theater", waar verschillende redevoeringen
weiden uitgesproken. Op onze foto ziet men o.a 1 Minister Koningsberger, 2.
Jhr. mr. dr. A. Roëll, 3 Burgemeester de Vlugt, 1, Jan ter Haar en 5. Ed, Polak.
Donderdag is bij Petten een Engelsche drifter op den dijk gesfrand. Wij geven
hiertrij een foto van het gestrande schip. Inzet: de «ihipper Forman van de Eng.
drifter „Egbert".
HET NEDERLANDSCH—BELGISCH
VERDRAG.
Een vezklaring van de Rotterdamsche
Kamer van Koophandel.
Naar aanleiding van de mededeeling
door minis .-er van Karnebeek gedaan ten
aanzien van in 1910 en 1919 door de Kamer
van K. en F. te Rotterdam verstrekte
adviezen, waaruit hij zeide te moeten con-
cludeeren dat in Rotterdamsche handels
kringen geen bezwaar werd gezien tegen
een kanaal AntwerpenMoerdijk, publi
ceert genoemde Kamer van K. en F. thans
eenige opmerkingen, waarbij verzet wordt
aangeteekend tegen de wijze van citeeren,
die de minister hier heeft toegepast en tegen
de wijze van raadplegen.
Om de beteekenis van den brief van de
toenmalige Kamer, waarop de minister zich
beroept, naar haar waarde te schatten,
moei men weten aldus de K. v. K.
dat het rapport over de haven van Rotter
dam vertrouwelijk werd toegezonden, zóó
vertrouwelijk, dat alleen de leden van het
Bureau en de Commissie voor de Scheep-
vaartbelanven daarvan mochten kennis
nemen (de Kamer in haar geheel heeft het
rapport nooit gezien), dat spoedig ant
woord werd gevraagd, dat de meerdere
exemplaren, die aangevraagd waren, eerst
op 16 Augustus 1919 werden afgezonden en
het antwoord der Kamer van Koophandel
30 Augustus 1919 is gedateerd. In het
aan de Kamer boegezonden rapport, groot
44 folio kolommen druks, nu werd een
groot aantal onderwerpen behandeld, met
de haven van Rotterdam verband houdend,
volstrekt niet alle verband houdend met
Antwerpen.
Woordelijk wordt daarna aangehaald
wat over het kanaal AntwerpenMoerdijk
wordt gezegd in het rapport, waaruit blijkt
dat de verwezenlijking van dit plan toen
tamelijk onwaarschijnlijk werd geacht,
daar de tijdwinst, gelegen in 60 K.M. af-
standswinsf, geheel te loor zou gaan door
het oponthoud in de sluizen, zoodat er
alleen het voordeel zou overblijven van een
veiliger vaart, waarvoor men echter de
kosten van een kanaal voor groote sche
pen wel niet zal willen maken. Wil men
het wel doen aldus het rapport dan zal
dat medewerken om westelijk Noord Bra
bant meer dan tot dusver te ontsluiten, wat
goeddeels ten goede zal komen aan Rotter
dam, op welke haven dit N^dprlandsch ge
bied zich liever orjënteeren zal dan opj Ant
werpen.
Opgemerkt wordt hierbï] dat deze ru
briek 10 folio kolommen druks, resp. 650
regels telt en dat van dit aantal regels nog
geen 3 gewijd zijn aan het kanaal Antwer
penMoerdijk.
Hieruit volgt, dat een antwoord over
zulk een uitgebreid rapport, na zulk een
summier onderzoek opgesteld, waarin al
gemeene belangstelling (geen instemming)
betoond wordt en gezegd wordt, dat men
geen aanleiding had tot eenige bijzondere
opmerking, maar dat men desgewenscht
over eenig speciaal punt nog gaarne van
advies zou dienen, niet beschouwd mag
worden als een advies over alle in het rap
port aangeroerde gelegenheden, dus
ook niet over het speciale punt, dat juist
nu de aandacht heeft.
Voor een bewindsman, die belangrijke
internationale kwesties te behandelen
heeft, is een dergelijke wijze van inwin
ning van deskundig advies ontoelaatbaar.
Na te hebben erkend dat de geraad
pleegde leden der K. v. K. op het punt van
het kanaal AntwerpenMoerdijk geen
waarschuwing hebben doen hooren, wordt
gewezen op de algemeene „berusting" die
toen heerechte en vastgesteld dat de Ka
mer van K. nooit uitdrukkelijk een mee
ning ten gunste van het kanaal heeft uit
gesproken.
Voorts wordt de aandacht gevestigd op
hef verschil tusschen het voor België wei
nig aantrekkelijke kanaal waarvan boen
sprake was en dat wat het kanaal volgen#
de thans bestaande plannen geworden is.
De K. v. K. vertrouwt aan het slot
harer verklaringen dat het duidelijk zal
zijn dat de indruk dien de minis'.er met
zijn aanhaling der bewuste corresponden
tie maakte, onjuist was door zijn onvolle
digheid en bovendien dat deze wijze van
het vragen van advies niet te aanvaarden
is en dat de leden der Tweede Kamer, na
alles wat daarover gezegd en geschreven is,
het nadeel van het kanaal zullen inzien.
Het Kamerlid Vliegen en het Nationaal
Comité van Actie tegen het Verdrag
met Belgis.
Het Nationaal Comité van Aclde schrijft
In de vergadering van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal van Woensdag 3 No
vember, heeft de heer Vliegen de vraag ge
steld of de leiding van het Comité van Ac*
tie op haar eerewoord zou durven verklaren,
dat alle gelden uit Nederland zijn gekomen.
Het antwoordt op deze vraag behoeft aan
duidelijkheid niets te wenschen over te la
ten: Ondergeteekenden verklaren op hun
eerewoord, dat geen cent niet-Nederland9ch
geld in de kas van het Comitó is gestort
noch door het Comité is gebruikt.
Volgt de onderteekening van het Centraal
Bestuur van de heeren mr. J. Luden, alg.
voorzitter, Ir. A. A. Mussert. alg. secretaris^
en E. A. van Wely, alg. penningmeester.