Zevende Blad Anno 102c,
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 November
De Schrandere Kleermaker
Een gedeelte van de c. di'ic rr :t werk.
jo. 20445
I
Een gezicht in de stereotypie. Men ziet, hoe boven een gebruikte
■•'aat" weer in den loodpot gaat om te smelten, terwijl beneden een
gereed gekomen plaat wordt uitgenomen.
Onze prage-pers. Men ziet aan de eene zijde hoe juist een vorm er
onder wordt geschoven; aan de andere zijde wordt nagezien of de
matrijs in orde is.
Naar een oud Sprookje,
door MARIE LUISE BECKER.
Geautoriseerde vertaling van SUZE VOS
a
Er woonde in Elberfeld een koopman,
zijn geheele leven mets anders gedaan
ad dan werken, met het eenige doel om
nj te worden. Maar door het verzamelen
Ta° 8ch&tten had hij heelemaal vergeten,
dat alles zonder naastenliefde mets
s^rd is. En zoo was hij een heel eenzaam
man geworden, om wien niemand zich
de °I^mer^e eD dien niemand mocht lij-
n- hn toen hij zwak en ziek werd, moest
ze h0D mensc^eD een hoog loon geven, dat
y hem bleven en hem verpleegden
vaiTd C*aar-k' 200 ^er,g was hac* spijt
bed Agaven en hij nam daarom als
ziin^11 6611 herbergier, die beneden in
twe« <^ran*t verkocht, eD diens zwager,
de m 8 U^e kanten, het leelijk achter
jullie°UW belden Hij r.eide tot hen: ,,Als
dan (f016 oppast tot aaD mijn dood,
^Daine^^n11'^6 testament als erf-
*hoet f60 die twee best. en men
Severn, dat zij aan den oude deden
wat zij konden en hem goed verpleegden en
verzorgden. Deze liet zich dit welgevallen
en als hun geduld eens opraakte want
hij was een lastige oude brombeer, dan
zeide hij gauw: ,,lk zal eerstdaags mijn
testament maken en jullie bedenken." Dan
waren zij weer tevreden en gedwee en de
oude kon verlangen en vragen, wat hij
wilde.
Zoo ging het een Doosje heel goed en de
beide zwagers bouwden al luchtkasteelen,
als zij alleen waren dat ze gauw heer
in huis zouden zijü en hoe ze daD alles
zouden inrichten en een heerlijk leventje er
van nemen. Maar op een goeden morgen,
toen de herbergier aan den ouden man
zijn ontbijt bracht, lag de koopman dood
in bed en had geen testament gemaakt.
De schrik sloeg den herbergier zóó in de
beenen, dat hij moest gaan zitten. Daarna
begon hij echter te jammeren en te wee
klagen
,,Die oude woekeraar I Nu is hij stilletjes
weggegaan en wij kunnen naar ona geld
fluiten."
Op zijn steunen en zuchten kwam zijn
zwager en ook deze hield natuurlijk gecD
liefdevolle grafrede.
Daarna echter zeide hij,|Het geeft niets
of we bejammeren, wat verloren is en op
dien ouden oplichter schelden. Wo zullen
liever zien, hoe we toch aan ons geld ko
men."
,,Hoe wil je dat doen", steunde de her
bergier, „alles is verloren. Wij kunnen het
niet meer krijgen I"
„Laat dat maar aan mij over", antwoord
de zijn zwager. „Zeg aan niemand, dat de
oude man dood ia en wacht ai, wat ik zal
doen."
Dit zeggende ging hij weg. Hij liep regel
recht naar een oud kleermakertje, dat aan
den Wupper armelijk woonde en ternauwer
nood zijn brood verdiende. Het kleermaker
tje leek echte* sprekend op den doodea
koopman
„Je moet me een dienst bewijzen", zei
de zwager vaD den herbergier.
„Graag, mijnheer, maar laat ik eerst deze
broek hier afmaken", antwoordde de kleer.
maker. „Zij is voor den burgemeester en
wordt goed betaald."
„De dienst, dien je mij moet bewijzen,
brengt je meer in dan dc broek van den
burgemeester", zei de andere, „ga maar
mee."
De zwager van den herbergier bracht
den kleermaker in de sterfkamer en nu ver
telde hij zijn plan: „De kleermaker wordt
als de oude koopman aangekleed, in bed
gelegd en wij nalen den notaris, aan wien
hij het testament dicteert, dat de oude
vergeten heeft. Al zijn hebben en houden
en het huis voor ons. Wij geven den kleer
maker 2CO daalders voor den dienst, dien
hij ons bewijst."
De kleermaker vond het dadelijk goed,
men nam den doode uit bed eD schoof hem
er onder en de kieeimaker kreeg zijn slaap
muts op en zijn na.-hthemd aan eD speelde
voor den rijken man.
Dadelijk werd nu de notaris gehaald en
de dominee als zijn getuige, om het testa-
ment op te maken. De notaris had den
ouden man wei eens gezien en ved zijn
wonderlijkheden gehoord, maar hij dacht
er geen oogenblik aan, dat hij niet den
werkelijkeD erflater voor zich had, vooral
daar de kleermaker hijgde, steunde, hoestte
en over zijn naderend einde sprak. De
kleermaker dicteerde het testament: „De
herbergier moet 500 daalders erven en zijn
zwager 200 daalders", kraste hij.
„Maar," merkte de notaris op, „is dat
niet te weinig voor mlke trcuwe diensten t"
Ed de herbergier en zijn zwager bleven
met opeD mond staan en het koude zweet
brak ze uit.
„Bet is meer dan genoeg voor die twee
schurken", kraste de kleermaker.
„En wat moet er met al uw schatten ge
beuren V' vroeg de notaris.
„U wilt zeker wat oan de kerk venna-
ken", haastte de dommee zich te zeggen.
„Ik deDk er niet aanl Mijn geld en al
mijn bezittingen moet de arme brave kleer
maker hebben, die ginds aan den Wupper
woont en zoo vlijtig werkt voor zijn brood",
was het antwoord. De dominee zuchtte, de
herbergier en zijn zwaeer hogen hun hoofd
voorover en sprongen bijna uit hun vel
van woede, maar zij moesten zich stil bou-
deD en het testament laten onderteeke
nen en verzegelen, want. anders hadden zij
heelemaal niets gekregen en waren boven
dien nog als bedriegers in de gevangenis
terecht gekomen. Zoodra de notaris en de
dominee weg waren, ranselden ze wel den
kleermaker af, die ze zoo bij den neus had
genomen maar wat -i Hat t
De oude koopman werd begraven en het
schrandere kleermakertje trok als een ri.ik
man in het mooie huis. De herbergier
mocht nog van geluk spreken, dat hij er
kon blijven wonen, zün zaak houden en
den kleermaker bedienen mocht*