VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
No. 43.
Vrijdag 5 November
Anno 1926
De Schitterende Sterren
Naar het Engelsch vao F. BONE.
Vrg bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
7)
Hoofdstuk VI.
Roovers of Spionnen?
Die geheele week was Juanita niet zooals
zij wezen moest, doch niemand kon zeggen,
wat haar eigenlijk scheelde. Mevrouw
Lovell meende, dat zij misschien roodvonk
onder de leden had, daar deze in het dorp
heerschte. Er gingen echter verscheiden
dagen voorbij, zonder dat de gevreesde
ziekte uilbrak of Juanita koorts kreeg. Sara
verweet zich nu, dat zij op vreemdelingen
had afgegeven, omdat zij overtuigd was dat
het meisje zich haar woorden aangetrokken
had. Zij trachtte het weer goed te maken
door Juanita steeds lekkerder hapjes voor
te zetten
Maar zelfs deze hielpen het meisje niet
uit den put. Mevrouw Lovell besloot eens
met het hoofd der meisjesschool te gaan
praten. Misschien spande Juanita zich te
veel in en vergde zij te veel van haar zwak
geheugen Maar ook dit scheen de oorzaak
niet te zijn en zij was eindelek genoodzaakt
het vorschen er naar op te geven, al bleef zij
zich nog ernstig ongerust maken.
Zij zou stellig heel verbaasd zijn, als zij
geweten had. waardoor Juanita zoo gedrukt
en lusteloos was.
Toen de kinderen op dien bewusten Za
terdagavond in de spelonk waren geweest,
was Juanita opgewonden naar bed gegaan,
geheel vervuld van roovers, politieke spion
nen en allerlei avonturen
Vóór haar open raam had zij naar de zee
staan kijken, zooals zij zoo dikwijls deed en
beneden had zij iemand hooren praten diet
Sara het was de zigeunervrouw, voor
wie de gedienstige zoo bang was geweest.
Maar zóó bang als Juanita kon Sara toch
niet zijn, want terwijl het meisje uit het
raam hing om naar die stem te luisteren,
drong het plotseling tot haar door. dat zij
die éénmaal heel goed gekend had Haastig
kroop zij in bed. trok het laken over haar
hoofd, doch kon den slaap niet vatten Die
stem behoorde bij het verleden, bij den
tijd. v^ór Juanita het Ziekenhuis binnen ge
dragen werd en haar geheugen door die
vreeselijke aanrijding zoo geleden had.
Juist toen zij op het punt was eindelijk in
slaap te vallen, flitste haar een naam door
het hoofd. ..Sabina". fluisterde zij plotse
ling, „Sabina" Stijf sloot zij de oogen,
zichzelf dwingend te slapen, uit angst, dat
zi] zich nog meer herinneren zou.
Maar die ééne naam hield Juanita toch
uil den slaap, of zij wilde of niet. Zij hield
zichzelve vóór dat zij mevrouw Lovell ver
tellen moest, wie de zigeunerin was. Maar
zi) was bang, dat als zij dit deed zij zich
iiog veel meer herinneren zou en mevrouw
Lovell haar terug zou sturen," daar waar zij
thui9 hoorde.
Juanita snikte het plotseling uit en viel
eindelijk in slaap.
De week. die nu aanbrak, was al heel
Jnoeilijk. Juanita voelde zich diep ongeluk
kig en verlangde er nu niet meer naar, dat
ZU zich de namen, welke haar ontschoten
■varen, te binnen brengen kon. Vanaf het
oogenblik, waarop zij zich dien van Sabina
herinnerde. wa9 het net, alsof er iets heel
zwaars op haar drukte.
Het r^Tppde ver 1 ->:dppp dagen en Sara
hield alle deuren en ramen gesloten, alsof
de Lavendelhut in staat van beleg verkeer
de totdat zij tot haar groote verlichting
Vrijdagmiddag van den postbode hoorde,
dat de zigeuners naar elders waren ver
trokken.
Allen waren blij dit nieuws te hooren,
al zei dan ook iedereen, dat dit ter wille
van Sara was. De regen had nu opgehou
den. de zon kwam door en het werd prach
tig Septemberweer.
Zaterdagmorgen, toen Juanita even een
boodschap gedaan had, voelde zij zich weer
veel opgewekter Vroolijk zong zij het oude,
Italiaansche liedje:
Omhoog wil ik steeds kijken,
Daar fonkelt hel mijn ster,
Zij wenkt mij haar te volgen,
Te doen wat is mijn plicht;
Wie naar de sterren opkijkt,
Ziet in het donker licht.
En terwijl Juanita de Lavendelhut na
derde en zij Alfred reeds vroolijk zag wui
ven zei zij in zichzelve:
„Ik wil het mevrouw Lovell vertellen,
Maar zij moet mij stellig beloven, dat ik
mij niet behoef in te spannen om me nog
meer te herinneren."
„Hallo! Kom maar gauw!" riep Alfred
haar toe.
„We gaan een boottochtje maken en
pic.nicken bij de rotsen. Sara denkt zeker,
dat er na al dien regen wel champignons
zullen zijn."
Juanita antwoordde echter:
„Wat jammer, dat ik juist piano-les heb."
„Kan die niet verzet worden?"
„Onmogelijk! Juffrouw Palmer komt er
expres voor in Nafferbv en je moeder zal
er niet van willen hooren. Gaan jullie dus
maar zonder mij."
„Daar donk ik niet aan. wat Tom ook zeg
gen mag." riep Alfred uit. „We kunnen
best tot twaalf uur wachten en dan samen
gaan kijk. daar komt je muziekjuffrouw
al aan Veel plezier en tot straks Ik hoop
maar. dat de klok voor is en ze eerder weg
gaat."
Juanita verdween nu en Alfred liep al
fluitpnde naar de rotsen. Hij voelde er niet
veel voor Tom te dwarsboomen, maar was
toch vast beslooten niet alleen met hem in
het roeibootje te gaan.
„Waar is het schaap?" vroeg Tom dade
lijk.
„Juanita heeft piano-les. We moeten tot
twaalf uur wachten," zei Alfred, terwijl hij
zijn neefje met de boot hielp.
„Dank je lekker!" kondigde Tom onom
wonden aan.
„Goed, ga jij dan maar alleen in de
boot" zei Alfred nu. „Wij kunnen beat
loopen
Met de handen in de zakken liep hij door.
Plotseling versnelde hij zijn pas. Hij had
bijna een vol uur vóór zich en kon op zijn
ééntje misschien iets van de bewoners van
het Grijze Kasteel ontdekken.
Het duurde niet lang. of hij had den muur
bereikt. Hij wist eigenlijk zelf niet goed,
wat hij er wilde doen, noch wat hij er
hoopte te vindpn. Met zijn beenen. die hem
zoo lang hun diensten geweigerd hadden,
klom hij vlug over de scherpe steenblokken.
Zijn jas scheurde hij daarbij. Tusschen do
boomen en struiken door kon hij nu een
blik in den tuin werpen.
Plotseling kwam er een man uit het
Grijze Kasteel, dat er niettegenstaande
het nu bewoond was toch zwijgend en
verlaten uitzag mpt met zijn gesloten ramen
en gegrendelde dpuren.
Alfred zag. dal het de bediende was Aan
zijn donkere gelaatskleur bemerkte de jon-«
gen. dat hpt een Italiaan was.
„Misschien toch een spion," dacht hij,
terwijl hij zijn adem inhield.
De bediende droeg een sloel en legde
eenigp papieren en vreemd-uitziende voor
werpen op' de tafel Daarna ging hij naar
het Kasteel terug. Plotseling verscheen er
een kaarsrechte, oude heer Hij had don
kere doordringende oogen en lang. wit
haar Alfred dacht onwillekeurig aan een
toovenaar en allerlei verhalen die hij ge
lezen had. schoten hem te binnen.
De oude heer liep rustig naar de tafel en
boog zich over iets heen. dat op een land
kaart geleek Vervolgens nam hij een klein
schprp instrument in de hand en maakte
er eenige teekens op.
„Dat is waar de verdedigingswerken of
de rotsen zijn" dacht Alfred bijna hardop.
„Zie je wel. dat het een spion is!"
De beide mannen in den tuin begonnen
nu te spreken.
Alfred kon duidelijk verstaan, dat het
Italiaansch was, welke taal hem niet
vreemd geworden was, daar zijn moeder er
op stond gedurende de maaltijden Ita
liaansch met de kinderen te spreken.
„Weet je zeker dat je haar gezien hebt?'*
vroeg de oude man.
„Heel zeker, meneer," luidde het ant
woord
„Dat is al bijzonder vreemd", hernam nu
de ander. ..Wat heeft haar hierheen ge
bracht, juist nu wij hier ook zijn? Het
klinkt als een sprookje."
,,'t Is wat moois'" mompelde Alfred.
,,Wat hebben jullie met sprookjes te ma
ken Roovers zijn jullie: Juanita heeft ge
lijk. „Haar" beteekent natuurlijk de
boot, die uit haar koers ie geraakt. O, als
ik haar eens bemachtigen kon
Hij dreigde de vreemdelingen met zijn
vuist en hoorde even late»" den knecht
zeggen
,,Ik herkende haar aan het sterretje. Ik
kon het duidelijk onderscheiden vanaf do
plek, waar ik haar zat te bespieden, maar
ze is te groot om haar in een donkeren
nacht ongemerkt hierheen te brengen en
we zouden misschien in allerlei moeilijk
heden komen, als ik haai bij u bracht om
u haar te laten zien
„Ja ja! Ze mochten ons, vreemdelin
gen, eens verdenken. Wij moeten voorzicht
tig zijn.'
Dp oude man veegde zijn brilleglazen
schoon, zette zijn bril weer op en ging
voort:
„We moeten niet handelen, vóór wij vol
komen zekerheid hebben."
„Maar ik weet het heel zeker," hield
de knecht vol
Altred herinnerde zich nu plotseling, dat
hij daar niet langer blijven kon, wilde hij