DE WILDE HERTOGIN.
LEIOSCH DAGBLAD, Woensdag 3 November
Tweede Blad Anno 1926.
TWEEDE KAMER.
Aspirin
STAATSBEGROOTING 1927.
FEUILLETON.
No. 20442
Zitting van Dinsdag.
HET NEDERLANDSCH—BELGISCH
VERDRAG.
De heer TILANUS (C.H.) wenschte over
I het veiligheidsvraagstuk te spreken en zat
daarbij 3 punten aanroeren, de casus-belli-
verklaring, de opheffing van 't verbod voor
Antwerpen als oorlogshaven en de toelating
van oorlogsschepen op de Schelde. Hij
brengt den minister allereerst hulde voor
zijn tact van optreden in den tijd, dat België
al te vergaande eischen stelde.
De casus-belliverklaring komt voor in de
toelichtende memorie en heeft daarom be-
teekenis. Zij is moreel bindend. Zij strookt
ook met de houding van Nederland gedu
rende den oorlog en met de door het groot
ste gedeelte van ons volk gehuldigde opvat
ting. Toch wordt over deze verklaring ver
schillend gedacht. Wat beteekenen de woor
den: voor zoover de bepalingen in het
handvest van den volkenbond zulks toela
ten? De verklaring werd in 1919 afgelegd en
was niet in strijd met de grondwet zooals
die toen luidde. Nadat de grondwet echter is
'„•i-wijzigd. rijst bij spr. de vraag of die ver
klaring niet in strijd is met art. 57 der
grondwet, volgens hetwelk de koning geen
oorlog verklaajt zonder voorafgaande toe
slemming der Staten-Generaal.
Er is nog meer met betrekking tot de
casus-belliverklaring. Wij nemen hier voor
het eerst in onze staatkunde militair obligo
op ons, dat, al is het in nog zoo'n gematig
den vorm, spr. bedenkelijk voorkomt. Gaat
ook die verklaring niet uit boven de conven
tie van 1907? Er is in ieder geval meenings-
verschil.
Minister VanderVelde heeft verklaard
niet te begrijpen de beperkte opvatting van
7ijn vriend Albarda. Het ware volgens den
heer Vandervelde niet voldoende indien een
slaat zich tegen schending der neutraliteit
met een enkel gebaar zou verzetten. De heer
Albarda is juist van meening, dat in zulk
oen geval een land niet ten oorlog behoeft
te gaan. Dat verschil van opvalling mag niet
blijven bestaan.
Daarom zou spreker van den minister
gaarne en duidelijk vernemen hoe de casus-
belli verklaring moet worden opgevat.
De opheffing van het verbod voor Antwer
pen om oorlogshaven te zijn kan voor ons
land niet alleen, maar ook voor geheel West
Ruropa moeilijkheden opleveren. Wel heeft
de minister medegedeeld, dat de Belgische
nnrlogsvloot is afgeschaft, maar wat niet is
kan komen Spreker wijst ook op het nieu-
p militair verdrag tusschen Frankrijk en
België. Het ware beter geweest, ook in ver
band met de doorvoering van art. 8 van het
"lkenbondsverdrag de verbodsbepaling van
1339 te handhaven. De opheffing daarvan
ppft ook aan België gelegenheid meer
eischen te stellen. De minister heeft in zijn
tweede Memorie van Antwoord gezegd, dal
bij ontmoetingen heeft gehad met zijn Belgi
schen ambtgenoot en ook besprekingen
liceft gevoerd-over de militaire kwestie.
Welke was die militaire kwestie?
Bij de casus-bel li-verklaring denkt men
veelal aan Limburg Maar heeft de minister
larbij ook aan de Schelde gedacht? Zoo
dan zou Nederland ook elke opzettelijke
schending onzer neutraliteit op de Schelde
als een casus belli moeten beschouwen.
De Schelde heeft altijd moeilijkheden op
geleverd. De geschiedenis daarvan noopt tot
<jp grootste voorzichtigheid, vooral nu Bel
gië zich militair, naar het Zuiden heeft geo
riënteerd.
Hoe gaarne spreker het ook anders zoi
zien, hij ziet in dit- verdrag niet anders
dan een geest van Versailles. Hg hoopt,
dat hierop een andere overeenkomst zal
volgen, die meer bevrediging zal brengen.
De heer NOLENS (R.-K.) zegt. dat dit
verdrag in velerlei opzicht van belang is,
niet het minst voor het internationaal pres
tige van ons volk. Spreker zal trachten
itls ten gunste van het verdrag te zeggen.
Hij verwondert zich er over, dat de felste
beetrgding is gekomen van de zijde van
hen, die steeds op het standpunt staan van
het absoluut vrije ruilverkeer en dat de heer
Knottenbelt een protectionistisch, zelfs rn
plaatselijk protectionistisch standpunt, in
nam.
Spreker wil het tractaat bezien uit aitio-
raaJ oogpunt Het heeft vele kanten: natio
nale, internationale, geldelijke en ideëele.
Hij wgst er op, dat het tractaat is voor
bereid door de beste technici. Ook de beste
politici werkten aan de totstandkoming mede
en onder de medeverantwoordelijkheid van
vijf heer en, die deel uitmaken en een sieraad
zgn van deze Kamer.
Spreker is er dan ook zeker van, dat
de vgf leden, deed uitmakende van het
Kabinet, waarin indertijd het tractaat is
tot stand gekomen, hun vollen steun daar
aan zullen geven.
De veronderstelling is gemaakt, dat de
heer Van Karnebeek, ware het tractaat in
1920 tot stand gekomen, triomfantelijk zou
zijn binnengehaald en dat het spoedig door
de Staten-Generaal zou zrjn aanvaard. Thans
spreekt men er over op een wgze, alsof men
vragen wil: was het niet beter als in 1920
een journalist of zelfs een bode van de
Kamer de onderhandelingen had gevoerd.
Spr. meent, dat we den heer Van Karne
beek grooten dank schuldig zgn, omdat hij
den moed heeft gehad om pol te staan voor
onze rechten. Men zegt wek dat de moed
stijgt naarmate het gevaar geweken is. Zoo
hebben allerlei comité's de koppen opge
stoken en is er propaganda tegen dit verdrag
gevoerd met de daaraan onvermijdelijk ver
bonden overdrijving. iBn men komt tot het
culminatiepunt met de vraag aan de kiezers:
Hoe stemt üw vertegenwoordiger? Deze
dingen zijn anoniem, maar welke opvattin
gen hebben de anonimi van kiezers en ver
tegenwoordigers?
Spr. is op enkele dagen 30 jaren lid
van de Kamer en dikwijls heeft hij zich
o\er zulke dingen geërgerd. Maar eigenlijk
moet ieder lid dit als een slag in het ge
zicht voelen. Men kan zich troosten met
de gedachte, Tfat, waar Tiet geTJ is, i'et
altijd de wijsheid aanwezig is.
In de Kamer bestaat geen gevaar, dat
iemand zich zal stellen op het standpunt
van rancune tegen België. Het gevaar is
echter grooter, dat men zich op plaatselijk
standpunt stelt. Het gevaar bestaat ook,
da. de zaak bezien wordt van den ma ter i-
eeien, financieelen, commercieelen kant,
zonder rekening te houden met de inter
nationale belangen. Requesten aan de Kamer
hebben met den volkswil niets te maken.
Tenslotte is het de plicht der regeering
en van de Kamer om te komen tot een
beslissing in het algemeen belang. België
is niet alleen partij, en er is een streven
naar internationale solidariteit in plaats van
naar de oude zelfgenoegzaamheid.
Regeering en Kamer hebben rekening te
houden met onze verhouding tot België,
die geografisch eenigszins abnormaal is.
Men dient het tractaat te beschouwen als
de oplossing van een internationaal probieem.
Nadere preciseering, verduidelijking, ge
ruststelling zrjn in het protocol opgeno
men en misschien zijn zij nog mogelijk
als zij noodig mochten blijken.
Spreker vestigde daarop de aandacht van
den Minister van Buitenlandsche Zaken.
Hel lijkt spreker ontoelaatbaar, bij de be
handeling van het tractaat een beroep te
doen op de veranderde omstandigheden.
Grondslag van het verdrag is de resolutie
van 4 Juli 1919 en de regeeringsverklanng
van 6 Mei 1919. De beginselen van Barce
lona vormen een zeeT wankelen grond, want
die bestond toen nog niet. Van hel verdrag
verwacht spreker uitzicht op herstel der be
trekkingen, samenwerking als voor den oor
log, en. wal méér tastbaar is. de afwijzing
van de eischen van territorialen en militai
ren aard. (Rumoer).
Men mag dit resultaat niet uit het oog
verliezen, al vindt men het ook niet in het
verdrag terug. Ook in de stukken wordt ge
zegd. dat men dit resultaat niet buiten be
schouwing mag laten.
Over de Schelde wordt onze souverefni-
teit volgens sommigen, voor een deel prijs
gegeven. Men denke echter aan de ligging
van Antwerpen, en de bepalingen in het
tractaat van 1839. Sindsdien hebben wij
met die souvereiniteitsbeperking rustig ge
leefd en er zijn ook souvereinileitsbeperkm-
gen, die vervallen als het nieuwe verdrag
tot stand komt en waarvoor in de plaats ko
men het kanaal AntwerpenMoerdijk en dc
Waterweg door Zuid-Beveland.
De commissie van beheer maakt evenmin
inbreuk op onze souvereiniteitsrechten. De
loodsgelden naar Antwerpen mogen niet
hooger zijn dan naar Rotterdam, doch als
deze bepaling niet was gemaakt, zou Ant
werpen toch steeds restitutie kunnen geven
op de loodsgelden om zoodoende met Rotter
dam te kunnen concurreeren. Voor de Ne-
derlandsche zeehavens en de scheepvaart
heeft het verdrag groote economische betee-
kenis. Het kanaal naar Moerdijk heeft voor
ons voordeelen. West-Brabant krijgt >en
goeden scheepvaartweg, betere afwatering
wordt mogelijk gemaakt.
De heer Nolens erkent het belang van
Rotterdam voor het geheele land. In net
voorloopig verslag wordt gezegd, dat geen
der leden den aanleg van het kanaal Ant
werpenMoerdijk wenschelijk achtte, doch
spr. heeft dat afdeelings-onderzoek niet bij
gewoond en ook wordt niet gezegd, dat de
leden er tegen gekant waren. Deskundigen
hebben spr. verzekerd, dat groote verkeers
problemen door de belanghebbenden vaak
van den kleinen kant bezien worden. In dit
geval achtten zij het een groot voordeel, dat
twee zeehavens langs binnenwateren ver
binding hebben.
Wat de doorvaart betreft van Belgische
oorlogsschepen door de Schelde, meent spr.,
dat in de positie van de Schelde noch poli
tiek noch militair eenige verandering is ge-
komen en dat Nederland in het volle bezit
van zijn rechten blijft.
Bij verwerping van dit verdrag zouden wij
weer lange jaren verwijderd zijn van de zoo
gewenschte toenadering. De atmosfeer van
wantrouwen, die ook onzerzijds bestaat, zal
dit verdrag wegvagen.
Het zal een eind maken aan onze voor
opstelling van het egoïstisch plaatselijk be
lang en van zellgenoegzaamheid. Spr. zal
vóór dit ohtwerp stemmen, opdat een zco
groot mogelijke meerderheid medewerking
verleene aan hel doel waartoe dit tractaat
gesloten is en om de samenwerking te hel
pen bevorderen tusschen Nederland en Bel
gië in beider belang en in het belang van
den Europeeschen vrede.
De heer HEEMSKERK (A.R.) meent, dat
de afgevaardigden alleen trouw dienen te
blijven aan het beginsel waarop zij geko
zen zijn en geen rekening hebben te hou
den met den volkswil. Los van de actie wil
spr. het verdrag beschouwen. Hij zou het
een voorrecht vinden dit te mogen doen in
een even uilgelezen gezelschap Belgen als
het uitgelezen auditorium, te midden waar
van spr. het voorrecht heeft te vertoeven.
Het is van groot belang, dat een verdrag
met België tot stand komt. Dit tractaat is
niet zuiver do ut des. Het is geboren uit de
onderhandelingen in 1919 met België en de
groote mogendheden. Toen was er sprake
van den volkswil. De gewesten, die België
wiide annexeeren, wilden niet geannexeerd
worden. Het was een groote fout van Bel
gië, dat het met die eischen aankwam. De
tegenwoordige Belgische regeering heeft
verklaard, dal het annexionisme slechts par
ticulier uitging van eenige regeerders, doch
hierin ligt slechts een desaveu van wat die
heeren toen betoogd hebben. De wensch om
de souvereiniteil over de Schelde zoowel a's
de garantie-eisch tegen een Duilschen inval,
waren evenzeer ontoelaatbaar. En die ver
langens werden geuit op het oogenblik, dat
wij vel een millioen Belgische vluchtelingen
hadden onderdak verschaft. Als het neutra'e
Nederland er niet was geweest, had het uit
gevonden moeten worden.
Onze minister stond op het standpunt, dat
die onbehoorlijke eischen eenvoudig van de
hand moesten worden gewezen en compen
saties daarvoor moesten evenzeer worden
afgewezen. Het is echter een eisch van goede
nabuurschap, aan Belgische wenschen tege
moet te komen voor zoover die in overeen
stemming zijn te brengen met de belangen
van ons land.
Nu is bepaald, dat de Schelde steeds zal
hebben te voldoen aan de toenemende be
hoeften van de scheepvaart.
Zoolang er geen force majeure in 't spel
is. is het geen bezwaar, die formule na te
komen. Spr ziet niet in, dat dit werk mil-
lioenen zal moeten kosten daar het land.
dal erbij belang heeft, de gelden moet voor
schieten. Onaangenaam is de bepaling om
trent de doorsnijdingen. Is dat een bepaling
van belang? Hij wil van de regeering wel
eens weten, wat de deskundigen daarvan
denken. Dan is er nog een bepaling, dat de
doorgaande schepen niet opgehouden mo
gen worden. Ook tegen deze bepaling heeft
spr. geen bezwaar, hoewel hij niet begrijpt,
waarom België deze bepaling gewenscht
achtte. Een aanval op onze souvereiniteit
ziet spr. daar niet in. In ieder verdrag
wordt bepaald, of een land van zijn sou
vereiniteit op bepaalde punten al of niet
gebruik zal maken.
Wat het kanaal AntwerpenMoerdijk
betreft, gelooft spr., dat België hier over
vraagd heeft. Waarom een kanaal van zoo
buitensporige afmetingen? Het zou beter
geweest zijn de ontwikkeling der scheep
vaart eerst eens af te wachten en ten dezen
nog niets vast te leggen.
Indien België het tractaat naar alle blij
ken van vriendschap uitvoert, zouden wij
toch nog onverplicht het kanaal naar
Moerdijk kunnen doen graven. Zoo niet. dan
zou het anders kunnen gebeuren.
Tegen de casus-belli-verklaring heeft de
hc-er Heemskerk wel ernstig bezwaar Wat
beteekent die? Wat de heer Van Cauwe-
laert daarvan zegt. klinkt niet onbedenke
lijk. Volgens hem staat vast. dat indien
Duitschland door ons gebied naar België
wilde trekken, wij aan Duitschland den
oorlog zouden moeten verklaren Te dezen
aanzien zou spr. gaarne nadere inlichtin
gen van den Minister ontvangen. Deze le
zing zou ingaan tegen de Grondwet en legen
het Pact van den Volkenbond.
Ook heeft spr. bezwaar tegen den door
tocht van Belgische oorlogsschepen. De Mi
nister zegt: hieromtrent is niets geregeld,
en hier geldt het gemeene recht. Doch de
Fransclie tekst klopt niet met den Holland-
schen en spreekt van „ne préjuge en rien".
Beteekent dit wel precies: ..regelt niets?"
Men schijnt hier te doen te hebben met een
reserve. Die reserve dient België terug te
nemen.
Hoe zal het staan met de vrijheid van
scheepvaart in 't algemeen over de Schelde
in tijden van oorlog of oorlogsgevaar? De
toelichtende memorie acht spr. niet dui
delijk.
Zal het gezag der commissie van beheer
dan wijken voor ons gezag?
Spr. is overtuigd van de dringende be
hoefte om met België tot overeenstemming
te komen. Hij zou dan ook volgaarne zijn
stem geven aan het tractaat. indien hij niet
de bezwaren had, die hij te berde heeft
gebracht. Misschien is er door nieuwe on
derhandelingen nog een weg te vinden om
lot overeenstemming te komen. Verwerping
van dit tractaat. zonder er iets voor in de
plaats komt, zou een bron van onrust
openen.
De heer KERSTEN CS. G. P.) zegt, dat
hij het verdrag moet bestrijden. De annexio-
nistische gevaren zijn nu voorbij en daar
om moet het verdrag anders beoordeeld
worden dan in 1920. Nederland heeft steed3
aan zijn verplichtingen om de Schelde en
de andere wateren in goeden staat te hou
den, volledig voldaan. ITet is voor België
niet noodig. meer waarborg te eischen. Wel
is het van belang, dat wij vrede houden
met België, maar die vrpde kan te duur ge
kocht worden en erger zijn dan een oorlog
En als de toestand zóó gespannen is. dat
er onaangename gevolgen van kunnen ge
vreesd worden als het verdrag verworpen
wordt, dan vraagt spr. zich af of het ver
drag dan wel een vasten boden voor vriend
schap vormt.
Spr mist in hel verdrag een regeling der
Wielingen-kwestie. Het vraagstuk van de
doorvaart van oorlogsschepen schijnt aan
beide kanten verschillend te kunnen wor
den ui'^elegd.
De krenking onzer souvereiniteitsrechten
en de bedreiging onzer handelssteden be
zwaart spreker België had eerst de Schelde
geheel aan zich willen trekken, maar dien
roof heeft het niet kunnen plegen. En nu
siuiten wij een verdrag, waarbij wij ons
recht van politie en justitie gehpel prijsge
ven. Ook de commissie van beheer krenkt
onze rechten. Onze rechten en vrijheden
zijn te duur gekocht om die voetstoots prijs
te geven. Spr. zou gaarne iets naders weten
omtrent het op diepgang houden van de
Schelde. De bijdrage daartoe zou ook ten
onrechte op Nederland drukken. Een verder
bezwaar geldt de bijna geheele uitschake
ling van de Nederlandsche loodsen. Is het
niet mogelijk, de achterstelling der Neder
landsche loodsen nog uit het verdrag te
lichten?
Onze handelssteden zullen door het ver
drag veel nadeel lijden, aangezien wij ons
ei-nige achterland, het Rijngebied, aan Bel
gië prijsgeven Van welken invloed zal het
konaal naar Moerdijk zijn op den water
stand in Brabant?
Van welke zijde spr. het verdrag ziet. hij
kan het niet anders dan onaannemelijk
achten. De ons door God gegeven vrijheden
en rechten mogen wij niet aan België ver-
koopen. Spreker hoopt, dat de minister als
nog een weg moge vinden om ons uit de
moeilijkheden te redden.
De vergadering wordt verdaagd lot
Woensdag.
RECLAME.
Is ons aller vijand. Hij bezorgf ons
rheumatiek en zenuwpijn. Maar ine!
de onovertroffen
tabletten JBsyth."
zijn de pijnen weer spoedig op Ie
heffen.
Verlangt ulldrukkelllk de echte
-tabletten ln de origlneele
verpakking met den oranjen band
wtffl-aBÉy en het Bayerkruis.
Vijs 75 cis.
3201
Hoofdstuk X (Arbeid, Handel en Nijverheid)
Verschenen is thans het Voorloopig Ver
slag der Tweede Kamer over het hoofdstuk
X der Staatsbegrooting 1927 (Arbeid, Han
del en Nijverheid).
Verscheidene leden waren teleurgesteld
en ontstemd over het beleid van den mi
nister. Van dezen bewind-sman. die zich bij
herhaling in woord en geschrift als een
voorstander van krachtige sociale maatre
gelen heeft doen kennen, hadden zij op so
ciaal terrein doortastende politiek verwacht
Hiervan is echter niets gekomen.
Op elk gebied van arbeidswetgeving, ar
beidersverzekering en volkshuisvesting, zoo
merkten zij op, betoont de minister zich slap
onzeker en conservatief. Speciaal 's minis
ters afwijzende houding tegenover elke rege
ling van de verbindendverklaring van de
collectieve arbeidsovereenkomst, achtte men
in strijd met zijn houding tegenover dit
vraagstuk vóór hij tot het ministerschap
werd geroepen.
Voorts werd gewezen op de weigering van
den minister, om ook vertegenwoordigers
der vakcentralen te benoemen in de com
missie, welke heeft te onderzoeken, hoe op
de uitvoering van de 'sociale verzekering
valt te bezuinigen, terwijl wel een verte
genwoordiger der werkgevers in deze com
missie zitting heeft.
De leden, hier aan het woord, vreesden,
dat het moeilijk, zoo niet onmogelijk zou
blijken met dezen bewindsman de meest
urgente sociale vraagstukken in bevredigen
den zin op te lossen.
Andere leden achtten deze criliek op den
minister ongegrond. Zij kwamen met klem
daartegen op.
Ten aanzien van de Arbeidswet werd de
wensch uitgesproken dat de minister dui
delijk zal aangeven, welke uitbreiding hij
aan de toepassing van deze wet denkt te
hit het Duitscb door ERNST KLEIN
Geautoriseerde vertaling
van L. DITHMARINE
(Nadruk verboden.)
33)
Ook waren zij vrienden gebleven, hoewel
hun wegen in verschillende richtingen gin-
Cen. Harald Neville leefde het leven van een
Engelsch edelman, had solide neigingen en
trouwde, zoo gauw hij dacht de voor hem
geschikte vrouw gevonden te hebben Dat
hij zich daarin vergist had was de schuld
va& zijn hart, dat het hem onmogelijk
Raakte naar zijn verstand te luisteren. Wat-
Ier Ryce werd de beste detective in dienst
van den Engelschen Geheimen Dienst en
h'j maakte schulden die zijn oom betaalde.
-Harald. oude jongen," begon hij nu, mijn
Persoonlijke vriendschap en achting zijn voor
u onveranderd. Als er in deze hoogheilige
arnbtskamer van mijn strengen oom een
Persoonlijk oordeel geuit mag worden dan is
et dat men een goed werk verricht, als men
f?n kerel als Las Valdas het levenslicht uit-
Pardon Sir Arthur zooals ik
s? h ke2*nne reeds durfde opmerken
ii '9..een Persoonlijke meening van mij.
e' spijt mij beste Harald. dat je de zaak
2?° begonnen bent. dat Scotland Yard al
^1n brachten zal moeten inspannen om je
weer uit te draaien. Geloof mij, als ik er
aan toevoeg, dat het mij zeer zwaar viel je
vanmorgen in hechtenis te moeten laten ne
men. Maar ik vond het beter dezen vrien
dendienst persoonlijk te bewijzen om op
zien te vermijden. Dat is me ook lot nu toe
gelukt. Tot op dit uur heeft ook de gewiekste
verslaggever van Londen geen lucht van de
zaak. En alles, wat wij verder kunnen doen
zal niet nagelaten worden. Daar kan je op-
aan!"
„Ik dank je. Walter", antwoordde Harald.
maar ik verwachtte mijn inhechtenisneming
Het zou gemakkelijk genoeg voor mij ge
weest zijn uit Londen te verdwijnen. Maar
ik behoor niet tot diegenen, die na hun
daad wegloopen".
,.Je geeft dus toe. den graaf Las Valdas
gedood te hebben?"
„Ja
..De konstabel O'Neill meldt gezien te
hebben, dat je een dame volgde naar het
buis van den Portugees, dat je met geweld
na haar in het huis gedrongen bent. Wie
was die dame?"
„Dat kan ik niet zeggen. Wel echter kan
ik zeggen en zweren wie zij niet was. Lady
Neville was het niet."
..Hoe komt het dat je haar achtervolgd
hebt?"
„Ik.ik
..Je zag haar aan voor Lady Neville?"
Tegen zijn wil gaf Harald dit toe.
„Waar zag je haar het eerst?"
„Ik kwam met mijn auto van het sta
tion
..Waar ging je heen?"
„Naar naar mijn huis".
„Zoo? En waar zeide je ook weer haar
het eerst gezien te hebben?"
„Ik herinner mij niet dat gezegd te heb
ben en ik zou er dadelijk aan toe willen
voegen, dat ik ook niet van plan ben het te
zeergen".
„Daar is niets tegen te doen, Harald. Ik
vermoed, dat je ons evenmin wilt ophelde
ren, hoe het kwam, dat je die vrouw voor
Lady Neville aanzag."
„Dat is in het donker zeer goed mogelijk."
„Ja. dat is zeer goed mogelijk een
oogenblik, neem mij niet kwalijkI Ik geloof
dat ik mijn cigarelten op mijn schrijftafel
heb laten liggen". Toen hij terugkwam had
hij zijn gouden cigarettenkoker geopend in
de hand en bood zijn Oom. Lord Neville en
den inspecteur te rooken aan en stak er
toen zelf ook één op.
Harald nam de cigarette dankbaar aan.
De kostelijke rook deed hem goed en her
stelde zijn evenwicht weder, hetwelk door
de vragen van zijn vriend zeer aan het wan
kelen geraakt was.
Harald kende den jongen Ryce. Hij was
steeds de eerste van zijn schooljaar geweest,
in slimheid was hij allen, kameraden en
leeraren, verre de baas. En hoewel hij de
kleinste en zwakste was, hadden zij allen
zoo niet zijn vuisten, dan toch zijn verstand
gevreesd Én daarvoor vreesde nu ook Ha
rald Neville. Hij wist heel goed hoe weinig
hij tegen dezen zoo jongensachtig uitzienden
man opgewassen was.
De vier mannen rookten zwijgend eenige
minuten lang.
„Merkwaardig hoe plotseling het weer
omgeslagen is Gisteren die regen, vandaag
zoneschijn! En nog beklaagt men rich
aan tekort aan afwisseling in Londen." be
gon de jonge Ryce opnieuw het gesprek.
„Heb je een goeden overtocht gehad. Ha
rald?"
„Het ging. maar de zee heeft niet veel
vat op mij."
„Ik weet het. je stamt in rechte lijn van
de Normandische Vikingen, die in hun no
tendoppen naar Amerika voeren. Maar voor
mij, die uit een geslacht stam, welks leden
in de vorige eeuw als vreedzame wijnhan
delaren bekend stonden, is iedere zeereis
een verschrikking. Voor u toch ook, Sir
Arthur?"
De oom bromde iets, dat op „brutaliteit"
leek, sprak zijn meening uit, dat men zich
liever moest bezighouden met de zaken,
die hun hier te zamen hadden gebracht.
„Wij zijn dadelijk klaar," zeide de neef.
„Nog één vraag slechts. Is deze revolver
van jou, Harald?"
Nooit had Sir Walter Ryce een onschul
diger gezicht getrokken dan nu toen hij
Neville een klein, met zilver beslagen wa
pen voorhield. En prompt viel deze ook in
den val.
Zonder een seconde te aarzelen, ant
woordde hij: „Ja".
„Hoe komt het, dat de initialen G. B. er
ingegrifd zijn?"
„Hij wa9 in het bezit van mijn vrouw,
toen zij nog jong meisje was. en zij had
hem mij gegeven. Sedert heb ik hem altijd
bij me gehad
Sir Walter knikte en Harald geloofde
hem.
„Zoo? Hm en hiermee heb je ge
schoten?"
„Ja."
„Sir Arthur ik geloof, dat dit alle9 is!"
Lord Neville werd in de kamer terugge
leid, die men hem als cel toegewezen had.
Sir Walter echter zeide tot zijn oom en den
inspecteur Germot
„Hij heeft natuurlijk niet met dat ding
geschoten Hij heeft in het geheel niet ge
schoten. Hierin spreekt hij de waarheid,
dat het niet zijn vrouw was. die hij ver
volgde. Lady Grace is ik heb op weg
naar de sigaretten nog met Burnham House
getelefoneerd hedenmorgen vroeg in
Londen aangekomen. Daarentegen is de
hertogin Van Sainsburv reeds sedert gis
terenavond hier De hertogin heet Gloria,
en tot haar meisjesnaam behooren de ini
tialen G. B."
Onwaarheid sprak de brave Harald ech
ter, toen hij ons wilde doen gelooven, dat
hij van het station naar zijn huis op het
Cavendishplein is gereden Hierin heeft hij
een bijna strafbare onbekwaamheid Voor
dat ik hierheen kwam. had ik een kort ge
sprek met zijn chauffeur, die mij met kin
derlijke openhartigheid alles vertelde Ne
ville was op weg naar Burnham House en
op het Waterlooplein zag hij een dame, die
hij voor Ladv Grace aanzag. Hij volgde
haar het was Gloria Sainsbury. Hij
springt dus voor zijn schoonzuster in d-3
bres. Hieruit ontstaan een menigte vragen
Ten eerste- waarom springt hij voor Gloria
Sainsbury in de bres?"
„Gemakkelijk te beantwoorden," riep Sir
Arthur, „omdat hij een „gentleman" is
„Dat geef ik toe. Ik geloof echter, dal hij
nog andere redenen had. Maar ik kan me
vergissen. Maar mijn beste oom als u de
eerste vraag zoo overtuigend kunt beant
woorden, kunt u de volgende misschien
evengoed oplossen Wat was de reden, dat
een vrouw als Gloria Sainsbury naar p->v
dergelijk sujet als Graaf Las Valdas gaaf*»
(Wordt vervolgd