DE WILDE HERTOGIN. LEIOSCH DAGBLAD, Woensdag 3 November Tweede Blad Anno 1926. TWEEDE KAMER. Aspirin STAATSBEGROOTING 1927. FEUILLETON. No. 20442 Zitting van Dinsdag. HET NEDERLANDSCH—BELGISCH VERDRAG. De heer TILANUS (C.H.) wenschte over I het veiligheidsvraagstuk te spreken en zat daarbij 3 punten aanroeren, de casus-belli- verklaring, de opheffing van 't verbod voor Antwerpen als oorlogshaven en de toelating van oorlogsschepen op de Schelde. Hij brengt den minister allereerst hulde voor zijn tact van optreden in den tijd, dat België al te vergaande eischen stelde. De casus-belliverklaring komt voor in de toelichtende memorie en heeft daarom be- teekenis. Zij is moreel bindend. Zij strookt ook met de houding van Nederland gedu rende den oorlog en met de door het groot ste gedeelte van ons volk gehuldigde opvat ting. Toch wordt over deze verklaring ver schillend gedacht. Wat beteekenen de woor den: voor zoover de bepalingen in het handvest van den volkenbond zulks toela ten? De verklaring werd in 1919 afgelegd en was niet in strijd met de grondwet zooals die toen luidde. Nadat de grondwet echter is '„•i-wijzigd. rijst bij spr. de vraag of die ver klaring niet in strijd is met art. 57 der grondwet, volgens hetwelk de koning geen oorlog verklaajt zonder voorafgaande toe slemming der Staten-Generaal. Er is nog meer met betrekking tot de casus-belliverklaring. Wij nemen hier voor het eerst in onze staatkunde militair obligo op ons, dat, al is het in nog zoo'n gematig den vorm, spr. bedenkelijk voorkomt. Gaat ook die verklaring niet uit boven de conven tie van 1907? Er is in ieder geval meenings- verschil. Minister VanderVelde heeft verklaard niet te begrijpen de beperkte opvatting van 7ijn vriend Albarda. Het ware volgens den heer Vandervelde niet voldoende indien een slaat zich tegen schending der neutraliteit met een enkel gebaar zou verzetten. De heer Albarda is juist van meening, dat in zulk oen geval een land niet ten oorlog behoeft te gaan. Dat verschil van opvalling mag niet blijven bestaan. Daarom zou spreker van den minister gaarne en duidelijk vernemen hoe de casus- belli verklaring moet worden opgevat. De opheffing van het verbod voor Antwer pen om oorlogshaven te zijn kan voor ons land niet alleen, maar ook voor geheel West Ruropa moeilijkheden opleveren. Wel heeft de minister medegedeeld, dat de Belgische nnrlogsvloot is afgeschaft, maar wat niet is kan komen Spreker wijst ook op het nieu- p militair verdrag tusschen Frankrijk en België. Het ware beter geweest, ook in ver band met de doorvoering van art. 8 van het "lkenbondsverdrag de verbodsbepaling van 1339 te handhaven. De opheffing daarvan ppft ook aan België gelegenheid meer eischen te stellen. De minister heeft in zijn tweede Memorie van Antwoord gezegd, dal bij ontmoetingen heeft gehad met zijn Belgi schen ambtgenoot en ook besprekingen liceft gevoerd-over de militaire kwestie. Welke was die militaire kwestie? Bij de casus-bel li-verklaring denkt men veelal aan Limburg Maar heeft de minister larbij ook aan de Schelde gedacht? Zoo dan zou Nederland ook elke opzettelijke schending onzer neutraliteit op de Schelde als een casus belli moeten beschouwen. De Schelde heeft altijd moeilijkheden op geleverd. De geschiedenis daarvan noopt tot <jp grootste voorzichtigheid, vooral nu Bel gië zich militair, naar het Zuiden heeft geo riënteerd. Hoe gaarne spreker het ook anders zoi zien, hij ziet in dit- verdrag niet anders dan een geest van Versailles. Hg hoopt, dat hierop een andere overeenkomst zal volgen, die meer bevrediging zal brengen. De heer NOLENS (R.-K.) zegt. dat dit verdrag in velerlei opzicht van belang is, niet het minst voor het internationaal pres tige van ons volk. Spreker zal trachten itls ten gunste van het verdrag te zeggen. Hij verwondert zich er over, dat de felste beetrgding is gekomen van de zijde van hen, die steeds op het standpunt staan van het absoluut vrije ruilverkeer en dat de heer Knottenbelt een protectionistisch, zelfs rn plaatselijk protectionistisch standpunt, in nam. Spreker wil het tractaat bezien uit aitio- raaJ oogpunt Het heeft vele kanten: natio nale, internationale, geldelijke en ideëele. Hij wgst er op, dat het tractaat is voor bereid door de beste technici. Ook de beste politici werkten aan de totstandkoming mede en onder de medeverantwoordelijkheid van vijf heer en, die deel uitmaken en een sieraad zgn van deze Kamer. Spreker is er dan ook zeker van, dat de vgf leden, deed uitmakende van het Kabinet, waarin indertijd het tractaat is tot stand gekomen, hun vollen steun daar aan zullen geven. De veronderstelling is gemaakt, dat de heer Van Karnebeek, ware het tractaat in 1920 tot stand gekomen, triomfantelijk zou zijn binnengehaald en dat het spoedig door de Staten-Generaal zou zrjn aanvaard. Thans spreekt men er over op een wgze, alsof men vragen wil: was het niet beter als in 1920 een journalist of zelfs een bode van de Kamer de onderhandelingen had gevoerd. Spr. meent, dat we den heer Van Karne beek grooten dank schuldig zgn, omdat hij den moed heeft gehad om pol te staan voor onze rechten. Men zegt wek dat de moed stijgt naarmate het gevaar geweken is. Zoo hebben allerlei comité's de koppen opge stoken en is er propaganda tegen dit verdrag gevoerd met de daaraan onvermijdelijk ver bonden overdrijving. iBn men komt tot het culminatiepunt met de vraag aan de kiezers: Hoe stemt üw vertegenwoordiger? Deze dingen zijn anoniem, maar welke opvattin gen hebben de anonimi van kiezers en ver tegenwoordigers? Spr. is op enkele dagen 30 jaren lid van de Kamer en dikwijls heeft hij zich o\er zulke dingen geërgerd. Maar eigenlijk moet ieder lid dit als een slag in het ge zicht voelen. Men kan zich troosten met de gedachte, Tfat, waar Tiet geTJ is, i'et altijd de wijsheid aanwezig is. In de Kamer bestaat geen gevaar, dat iemand zich zal stellen op het standpunt van rancune tegen België. Het gevaar is echter grooter, dat men zich op plaatselijk standpunt stelt. Het gevaar bestaat ook, da. de zaak bezien wordt van den ma ter i- eeien, financieelen, commercieelen kant, zonder rekening te houden met de inter nationale belangen. Requesten aan de Kamer hebben met den volkswil niets te maken. Tenslotte is het de plicht der regeering en van de Kamer om te komen tot een beslissing in het algemeen belang. België is niet alleen partij, en er is een streven naar internationale solidariteit in plaats van naar de oude zelfgenoegzaamheid. Regeering en Kamer hebben rekening te houden met onze verhouding tot België, die geografisch eenigszins abnormaal is. Men dient het tractaat te beschouwen als de oplossing van een internationaal probieem. Nadere preciseering, verduidelijking, ge ruststelling zrjn in het protocol opgeno men en misschien zijn zij nog mogelijk als zij noodig mochten blijken. Spreker vestigde daarop de aandacht van den Minister van Buitenlandsche Zaken. Hel lijkt spreker ontoelaatbaar, bij de be handeling van het tractaat een beroep te doen op de veranderde omstandigheden. Grondslag van het verdrag is de resolutie van 4 Juli 1919 en de regeeringsverklanng van 6 Mei 1919. De beginselen van Barce lona vormen een zeeT wankelen grond, want die bestond toen nog niet. Van hel verdrag verwacht spreker uitzicht op herstel der be trekkingen, samenwerking als voor den oor log, en. wal méér tastbaar is. de afwijzing van de eischen van territorialen en militai ren aard. (Rumoer). Men mag dit resultaat niet uit het oog verliezen, al vindt men het ook niet in het verdrag terug. Ook in de stukken wordt ge zegd. dat men dit resultaat niet buiten be schouwing mag laten. Over de Schelde wordt onze souverefni- teit volgens sommigen, voor een deel prijs gegeven. Men denke echter aan de ligging van Antwerpen, en de bepalingen in het tractaat van 1839. Sindsdien hebben wij met die souvereiniteitsbeperking rustig ge leefd en er zijn ook souvereinileitsbeperkm- gen, die vervallen als het nieuwe verdrag tot stand komt en waarvoor in de plaats ko men het kanaal AntwerpenMoerdijk en dc Waterweg door Zuid-Beveland. De commissie van beheer maakt evenmin inbreuk op onze souvereiniteitsrechten. De loodsgelden naar Antwerpen mogen niet hooger zijn dan naar Rotterdam, doch als deze bepaling niet was gemaakt, zou Ant werpen toch steeds restitutie kunnen geven op de loodsgelden om zoodoende met Rotter dam te kunnen concurreeren. Voor de Ne- derlandsche zeehavens en de scheepvaart heeft het verdrag groote economische betee- kenis. Het kanaal naar Moerdijk heeft voor ons voordeelen. West-Brabant krijgt >en goeden scheepvaartweg, betere afwatering wordt mogelijk gemaakt. De heer Nolens erkent het belang van Rotterdam voor het geheele land. In net voorloopig verslag wordt gezegd, dat geen der leden den aanleg van het kanaal Ant werpenMoerdijk wenschelijk achtte, doch spr. heeft dat afdeelings-onderzoek niet bij gewoond en ook wordt niet gezegd, dat de leden er tegen gekant waren. Deskundigen hebben spr. verzekerd, dat groote verkeers problemen door de belanghebbenden vaak van den kleinen kant bezien worden. In dit geval achtten zij het een groot voordeel, dat twee zeehavens langs binnenwateren ver binding hebben. Wat de doorvaart betreft van Belgische oorlogsschepen door de Schelde, meent spr., dat in de positie van de Schelde noch poli tiek noch militair eenige verandering is ge- komen en dat Nederland in het volle bezit van zijn rechten blijft. Bij verwerping van dit verdrag zouden wij weer lange jaren verwijderd zijn van de zoo gewenschte toenadering. De atmosfeer van wantrouwen, die ook onzerzijds bestaat, zal dit verdrag wegvagen. Het zal een eind maken aan onze voor opstelling van het egoïstisch plaatselijk be lang en van zellgenoegzaamheid. Spr. zal vóór dit ohtwerp stemmen, opdat een zco groot mogelijke meerderheid medewerking verleene aan hel doel waartoe dit tractaat gesloten is en om de samenwerking te hel pen bevorderen tusschen Nederland en Bel gië in beider belang en in het belang van den Europeeschen vrede. De heer HEEMSKERK (A.R.) meent, dat de afgevaardigden alleen trouw dienen te blijven aan het beginsel waarop zij geko zen zijn en geen rekening hebben te hou den met den volkswil. Los van de actie wil spr. het verdrag beschouwen. Hij zou het een voorrecht vinden dit te mogen doen in een even uilgelezen gezelschap Belgen als het uitgelezen auditorium, te midden waar van spr. het voorrecht heeft te vertoeven. Het is van groot belang, dat een verdrag met België tot stand komt. Dit tractaat is niet zuiver do ut des. Het is geboren uit de onderhandelingen in 1919 met België en de groote mogendheden. Toen was er sprake van den volkswil. De gewesten, die België wiide annexeeren, wilden niet geannexeerd worden. Het was een groote fout van Bel gië, dat het met die eischen aankwam. De tegenwoordige Belgische regeering heeft verklaard, dal het annexionisme slechts par ticulier uitging van eenige regeerders, doch hierin ligt slechts een desaveu van wat die heeren toen betoogd hebben. De wensch om de souvereiniteil over de Schelde zoowel a's de garantie-eisch tegen een Duilschen inval, waren evenzeer ontoelaatbaar. En die ver langens werden geuit op het oogenblik, dat wij vel een millioen Belgische vluchtelingen hadden onderdak verschaft. Als het neutra'e Nederland er niet was geweest, had het uit gevonden moeten worden. Onze minister stond op het standpunt, dat die onbehoorlijke eischen eenvoudig van de hand moesten worden gewezen en compen saties daarvoor moesten evenzeer worden afgewezen. Het is echter een eisch van goede nabuurschap, aan Belgische wenschen tege moet te komen voor zoover die in overeen stemming zijn te brengen met de belangen van ons land. Nu is bepaald, dat de Schelde steeds zal hebben te voldoen aan de toenemende be hoeften van de scheepvaart. Zoolang er geen force majeure in 't spel is. is het geen bezwaar, die formule na te komen. Spr ziet niet in, dat dit werk mil- lioenen zal moeten kosten daar het land. dal erbij belang heeft, de gelden moet voor schieten. Onaangenaam is de bepaling om trent de doorsnijdingen. Is dat een bepaling van belang? Hij wil van de regeering wel eens weten, wat de deskundigen daarvan denken. Dan is er nog een bepaling, dat de doorgaande schepen niet opgehouden mo gen worden. Ook tegen deze bepaling heeft spr. geen bezwaar, hoewel hij niet begrijpt, waarom België deze bepaling gewenscht achtte. Een aanval op onze souvereiniteit ziet spr. daar niet in. In ieder verdrag wordt bepaald, of een land van zijn sou vereiniteit op bepaalde punten al of niet gebruik zal maken. Wat het kanaal AntwerpenMoerdijk betreft, gelooft spr., dat België hier over vraagd heeft. Waarom een kanaal van zoo buitensporige afmetingen? Het zou beter geweest zijn de ontwikkeling der scheep vaart eerst eens af te wachten en ten dezen nog niets vast te leggen. Indien België het tractaat naar alle blij ken van vriendschap uitvoert, zouden wij toch nog onverplicht het kanaal naar Moerdijk kunnen doen graven. Zoo niet. dan zou het anders kunnen gebeuren. Tegen de casus-belli-verklaring heeft de hc-er Heemskerk wel ernstig bezwaar Wat beteekent die? Wat de heer Van Cauwe- laert daarvan zegt. klinkt niet onbedenke lijk. Volgens hem staat vast. dat indien Duitschland door ons gebied naar België wilde trekken, wij aan Duitschland den oorlog zouden moeten verklaren Te dezen aanzien zou spr. gaarne nadere inlichtin gen van den Minister ontvangen. Deze le zing zou ingaan tegen de Grondwet en legen het Pact van den Volkenbond. Ook heeft spr. bezwaar tegen den door tocht van Belgische oorlogsschepen. De Mi nister zegt: hieromtrent is niets geregeld, en hier geldt het gemeene recht. Doch de Fransclie tekst klopt niet met den Holland- schen en spreekt van „ne préjuge en rien". Beteekent dit wel precies: ..regelt niets?" Men schijnt hier te doen te hebben met een reserve. Die reserve dient België terug te nemen. Hoe zal het staan met de vrijheid van scheepvaart in 't algemeen over de Schelde in tijden van oorlog of oorlogsgevaar? De toelichtende memorie acht spr. niet dui delijk. Zal het gezag der commissie van beheer dan wijken voor ons gezag? Spr. is overtuigd van de dringende be hoefte om met België tot overeenstemming te komen. Hij zou dan ook volgaarne zijn stem geven aan het tractaat. indien hij niet de bezwaren had, die hij te berde heeft gebracht. Misschien is er door nieuwe on derhandelingen nog een weg te vinden om lot overeenstemming te komen. Verwerping van dit tractaat. zonder er iets voor in de plaats komt, zou een bron van onrust openen. De heer KERSTEN CS. G. P.) zegt, dat hij het verdrag moet bestrijden. De annexio- nistische gevaren zijn nu voorbij en daar om moet het verdrag anders beoordeeld worden dan in 1920. Nederland heeft steed3 aan zijn verplichtingen om de Schelde en de andere wateren in goeden staat te hou den, volledig voldaan. ITet is voor België niet noodig. meer waarborg te eischen. Wel is het van belang, dat wij vrede houden met België, maar die vrpde kan te duur ge kocht worden en erger zijn dan een oorlog En als de toestand zóó gespannen is. dat er onaangename gevolgen van kunnen ge vreesd worden als het verdrag verworpen wordt, dan vraagt spr. zich af of het ver drag dan wel een vasten boden voor vriend schap vormt. Spr mist in hel verdrag een regeling der Wielingen-kwestie. Het vraagstuk van de doorvaart van oorlogsschepen schijnt aan beide kanten verschillend te kunnen wor den ui'^elegd. De krenking onzer souvereiniteitsrechten en de bedreiging onzer handelssteden be zwaart spreker België had eerst de Schelde geheel aan zich willen trekken, maar dien roof heeft het niet kunnen plegen. En nu siuiten wij een verdrag, waarbij wij ons recht van politie en justitie gehpel prijsge ven. Ook de commissie van beheer krenkt onze rechten. Onze rechten en vrijheden zijn te duur gekocht om die voetstoots prijs te geven. Spr. zou gaarne iets naders weten omtrent het op diepgang houden van de Schelde. De bijdrage daartoe zou ook ten onrechte op Nederland drukken. Een verder bezwaar geldt de bijna geheele uitschake ling van de Nederlandsche loodsen. Is het niet mogelijk, de achterstelling der Neder landsche loodsen nog uit het verdrag te lichten? Onze handelssteden zullen door het ver drag veel nadeel lijden, aangezien wij ons ei-nige achterland, het Rijngebied, aan Bel gië prijsgeven Van welken invloed zal het konaal naar Moerdijk zijn op den water stand in Brabant? Van welke zijde spr. het verdrag ziet. hij kan het niet anders dan onaannemelijk achten. De ons door God gegeven vrijheden en rechten mogen wij niet aan België ver- koopen. Spreker hoopt, dat de minister als nog een weg moge vinden om ons uit de moeilijkheden te redden. De vergadering wordt verdaagd lot Woensdag. RECLAME. Is ons aller vijand. Hij bezorgf ons rheumatiek en zenuwpijn. Maar ine! de onovertroffen tabletten JBsyth." zijn de pijnen weer spoedig op Ie heffen. Verlangt ulldrukkelllk de echte -tabletten ln de origlneele verpakking met den oranjen band wtffl-aBÉy en het Bayerkruis. Vijs 75 cis. 3201 Hoofdstuk X (Arbeid, Handel en Nijverheid) Verschenen is thans het Voorloopig Ver slag der Tweede Kamer over het hoofdstuk X der Staatsbegrooting 1927 (Arbeid, Han del en Nijverheid). Verscheidene leden waren teleurgesteld en ontstemd over het beleid van den mi nister. Van dezen bewind-sman. die zich bij herhaling in woord en geschrift als een voorstander van krachtige sociale maatre gelen heeft doen kennen, hadden zij op so ciaal terrein doortastende politiek verwacht Hiervan is echter niets gekomen. Op elk gebied van arbeidswetgeving, ar beidersverzekering en volkshuisvesting, zoo merkten zij op, betoont de minister zich slap onzeker en conservatief. Speciaal 's minis ters afwijzende houding tegenover elke rege ling van de verbindendverklaring van de collectieve arbeidsovereenkomst, achtte men in strijd met zijn houding tegenover dit vraagstuk vóór hij tot het ministerschap werd geroepen. Voorts werd gewezen op de weigering van den minister, om ook vertegenwoordigers der vakcentralen te benoemen in de com missie, welke heeft te onderzoeken, hoe op de uitvoering van de 'sociale verzekering valt te bezuinigen, terwijl wel een verte genwoordiger der werkgevers in deze com missie zitting heeft. De leden, hier aan het woord, vreesden, dat het moeilijk, zoo niet onmogelijk zou blijken met dezen bewindsman de meest urgente sociale vraagstukken in bevredigen den zin op te lossen. Andere leden achtten deze criliek op den minister ongegrond. Zij kwamen met klem daartegen op. Ten aanzien van de Arbeidswet werd de wensch uitgesproken dat de minister dui delijk zal aangeven, welke uitbreiding hij aan de toepassing van deze wet denkt te hit het Duitscb door ERNST KLEIN Geautoriseerde vertaling van L. DITHMARINE (Nadruk verboden.) 33) Ook waren zij vrienden gebleven, hoewel hun wegen in verschillende richtingen gin- Cen. Harald Neville leefde het leven van een Engelsch edelman, had solide neigingen en trouwde, zoo gauw hij dacht de voor hem geschikte vrouw gevonden te hebben Dat hij zich daarin vergist had was de schuld va& zijn hart, dat het hem onmogelijk Raakte naar zijn verstand te luisteren. Wat- Ier Ryce werd de beste detective in dienst van den Engelschen Geheimen Dienst en h'j maakte schulden die zijn oom betaalde. -Harald. oude jongen," begon hij nu, mijn Persoonlijke vriendschap en achting zijn voor u onveranderd. Als er in deze hoogheilige arnbtskamer van mijn strengen oom een Persoonlijk oordeel geuit mag worden dan is et dat men een goed werk verricht, als men f?n kerel als Las Valdas het levenslicht uit- Pardon Sir Arthur zooals ik s? h ke2*nne reeds durfde opmerken ii '9..een Persoonlijke meening van mij. e' spijt mij beste Harald. dat je de zaak 2?° begonnen bent. dat Scotland Yard al ^1n brachten zal moeten inspannen om je weer uit te draaien. Geloof mij, als ik er aan toevoeg, dat het mij zeer zwaar viel je vanmorgen in hechtenis te moeten laten ne men. Maar ik vond het beter dezen vrien dendienst persoonlijk te bewijzen om op zien te vermijden. Dat is me ook lot nu toe gelukt. Tot op dit uur heeft ook de gewiekste verslaggever van Londen geen lucht van de zaak. En alles, wat wij verder kunnen doen zal niet nagelaten worden. Daar kan je op- aan!" „Ik dank je. Walter", antwoordde Harald. maar ik verwachtte mijn inhechtenisneming Het zou gemakkelijk genoeg voor mij ge weest zijn uit Londen te verdwijnen. Maar ik behoor niet tot diegenen, die na hun daad wegloopen". ,.Je geeft dus toe. den graaf Las Valdas gedood te hebben?" „Ja ..De konstabel O'Neill meldt gezien te hebben, dat je een dame volgde naar het buis van den Portugees, dat je met geweld na haar in het huis gedrongen bent. Wie was die dame?" „Dat kan ik niet zeggen. Wel echter kan ik zeggen en zweren wie zij niet was. Lady Neville was het niet." ..Hoe komt het dat je haar achtervolgd hebt?" „Ik.ik ..Je zag haar aan voor Lady Neville?" Tegen zijn wil gaf Harald dit toe. „Waar zag je haar het eerst?" „Ik kwam met mijn auto van het sta tion ..Waar ging je heen?" „Naar naar mijn huis". „Zoo? En waar zeide je ook weer haar het eerst gezien te hebben?" „Ik herinner mij niet dat gezegd te heb ben en ik zou er dadelijk aan toe willen voegen, dat ik ook niet van plan ben het te zeergen". „Daar is niets tegen te doen, Harald. Ik vermoed, dat je ons evenmin wilt ophelde ren, hoe het kwam, dat je die vrouw voor Lady Neville aanzag." „Dat is in het donker zeer goed mogelijk." „Ja. dat is zeer goed mogelijk een oogenblik, neem mij niet kwalijkI Ik geloof dat ik mijn cigarelten op mijn schrijftafel heb laten liggen". Toen hij terugkwam had hij zijn gouden cigarettenkoker geopend in de hand en bood zijn Oom. Lord Neville en den inspecteur te rooken aan en stak er toen zelf ook één op. Harald nam de cigarette dankbaar aan. De kostelijke rook deed hem goed en her stelde zijn evenwicht weder, hetwelk door de vragen van zijn vriend zeer aan het wan kelen geraakt was. Harald kende den jongen Ryce. Hij was steeds de eerste van zijn schooljaar geweest, in slimheid was hij allen, kameraden en leeraren, verre de baas. En hoewel hij de kleinste en zwakste was, hadden zij allen zoo niet zijn vuisten, dan toch zijn verstand gevreesd Én daarvoor vreesde nu ook Ha rald Neville. Hij wist heel goed hoe weinig hij tegen dezen zoo jongensachtig uitzienden man opgewassen was. De vier mannen rookten zwijgend eenige minuten lang. „Merkwaardig hoe plotseling het weer omgeslagen is Gisteren die regen, vandaag zoneschijn! En nog beklaagt men rich aan tekort aan afwisseling in Londen." be gon de jonge Ryce opnieuw het gesprek. „Heb je een goeden overtocht gehad. Ha rald?" „Het ging. maar de zee heeft niet veel vat op mij." „Ik weet het. je stamt in rechte lijn van de Normandische Vikingen, die in hun no tendoppen naar Amerika voeren. Maar voor mij, die uit een geslacht stam, welks leden in de vorige eeuw als vreedzame wijnhan delaren bekend stonden, is iedere zeereis een verschrikking. Voor u toch ook, Sir Arthur?" De oom bromde iets, dat op „brutaliteit" leek, sprak zijn meening uit, dat men zich liever moest bezighouden met de zaken, die hun hier te zamen hadden gebracht. „Wij zijn dadelijk klaar," zeide de neef. „Nog één vraag slechts. Is deze revolver van jou, Harald?" Nooit had Sir Walter Ryce een onschul diger gezicht getrokken dan nu toen hij Neville een klein, met zilver beslagen wa pen voorhield. En prompt viel deze ook in den val. Zonder een seconde te aarzelen, ant woordde hij: „Ja". „Hoe komt het, dat de initialen G. B. er ingegrifd zijn?" „Hij wa9 in het bezit van mijn vrouw, toen zij nog jong meisje was. en zij had hem mij gegeven. Sedert heb ik hem altijd bij me gehad Sir Walter knikte en Harald geloofde hem. „Zoo? Hm en hiermee heb je ge schoten?" „Ja." „Sir Arthur ik geloof, dat dit alle9 is!" Lord Neville werd in de kamer terugge leid, die men hem als cel toegewezen had. Sir Walter echter zeide tot zijn oom en den inspecteur Germot „Hij heeft natuurlijk niet met dat ding geschoten Hij heeft in het geheel niet ge schoten. Hierin spreekt hij de waarheid, dat het niet zijn vrouw was. die hij ver volgde. Lady Grace is ik heb op weg naar de sigaretten nog met Burnham House getelefoneerd hedenmorgen vroeg in Londen aangekomen. Daarentegen is de hertogin Van Sainsburv reeds sedert gis terenavond hier De hertogin heet Gloria, en tot haar meisjesnaam behooren de ini tialen G. B." Onwaarheid sprak de brave Harald ech ter, toen hij ons wilde doen gelooven, dat hij van het station naar zijn huis op het Cavendishplein is gereden Hierin heeft hij een bijna strafbare onbekwaamheid Voor dat ik hierheen kwam. had ik een kort ge sprek met zijn chauffeur, die mij met kin derlijke openhartigheid alles vertelde Ne ville was op weg naar Burnham House en op het Waterlooplein zag hij een dame, die hij voor Ladv Grace aanzag. Hij volgde haar het was Gloria Sainsbury. Hij springt dus voor zijn schoonzuster in d-3 bres. Hieruit ontstaan een menigte vragen Ten eerste- waarom springt hij voor Gloria Sainsbury in de bres?" „Gemakkelijk te beantwoorden," riep Sir Arthur, „omdat hij een „gentleman" is „Dat geef ik toe. Ik geloof echter, dal hij nog andere redenen had. Maar ik kan me vergissen. Maar mijn beste oom als u de eerste vraag zoo overtuigend kunt beant woorden, kunt u de volgende misschien evengoed oplossen Wat was de reden, dat een vrouw als Gloria Sainsbury naar p->v dergelijk sujet als Graaf Las Valdas gaaf*» (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5