Onze Burgemeester gaat heen.
No. 20429.
Anno 1926.
DE RAMP TE KATWIJK.
Officieele Kennisgeving.
Het voornaamste nieuws
van heden.
STADSNIEUWS.
DINSDAG 19 OCTOBER
DAGBLAD
PRIJS DER ADVE5TSNTIEN:
CO Cis. per regel. Bij regelabonnënient belangrijk lageren prija.
Kleine AdvertenliSn, uitsluitend bij vooruitbetaling, Woensdags en
Zaterdags 50 Cts., bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postreeht. Voor eventueele opzending van brieven
10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cts.
Bureau Noordeindspfein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2£00 Redactie 1507.
?osic!ièque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRUS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden 3.35, per week0.18.
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0,18.
Franco per post 2.35 4" portokosten.
Kt nummer bestaat uit DRIE Bladen
EERSTE BLAD.
Hrden ontvingen wij nog de volgende
giften ten bate van de tengevolge van het
vergaan der KW. 152 zwaargetroffen ge
zinnen te Ratwijk-aan-Zee:
Wed H. f 050; J. J. P f 0.50; tsch-
nisch personeel Ned. Rologravuremaat-
schappij 132.20; personeel fa. P. Hogen-
doorn en Zn. f8.35; S. K. fl; van de K-
cluh f5 151/:; meisjes 5de klasse school
Boommarkt f 6.55; gezamenlijke afd. Bin-
nenl. Mag. T. en D. f7.95; De G. f 10. fa j
A de G. f3; W E. f 1. A. F de W f 10; 1
W. F. v d. R. f2.50; school Aalmarkt op
brengst zilverpapier f 4.65; mej. Ph. de J.
f 1; mej. G H. f 50; D. C. H f 10; H W
v. d. S. B. f2.50; mej. G. E. N. f2; H van
L f 5; M O. f 10; G. H. te L. f 5; A F.
W. f 2; ff E. v. d II. Sr. f 10. mej L S
f "0; C W. L. H. f 1; gecollecteerd op
11 /vjarige bruiloft van L. O f5; mej
II. W. M f5; Huize Ruimzicht f 3; uit 1
onze spaarpot N. N. f 3.50; bode V. te V. 1
f 2 50.
In lolaal werd door ons dus ontvangen
f 168G,S3'/s.
Giften worden nog gaarne ingewacht aan
ons Bureau, onder gironummer 57055 of per
Amsterdamsche Bank onder vermelding
„K.W. logger 152",
"DE DIRECTIE.
Door jhr. mr. dr. N. C. de Gijselaar is
aan H. M. de Koningin verzocht hem om
gezondheidsredenen mët ingang van 1 Ja
nuari a.s. eervol ontslag te verleenen al9
burgemeester van Leiden.
Dit bericht dat reeds gisteren den raads
leden op vertrouwelijke wijze werd mede
gedeeld en zich hedenmorgen ook onder de
burgerij verspreidde, werd met ontsteltenis
vernomen en met leedwezen tevens, mede
ook om de redenen, die onzen burgemeester
tot dit besluit hebben genoopt, maar ook en
vooral omdat wij in jhr. De Gijselaar een
burgemeester verliezen zooals wij er moei
lijk een .terug zullen krijgen.
„Er is maar ééne goede Leidenaar, dat is
Do Gijselaar", hem zoo menigmaal tijdens
zijn 16-jarig verblijf hier toegezongen, ken
schetst hem en zijn populariteit op een wijze
moeilijk in lange redenen beter weer te
geven. Zijn aftreden beteekent voor onze
gemeente een groot verlies, dat eerst recht
zal gevoeld worden als wij hem èn als
hoofd der gemeente èn als voorzitter van
den gemeenteraad missen.
Toen hij bij Kon. Besluit van 19 Januari
Burgemeester en Wethouders van Leiden
bréngen ter openbare kennis, dat door hen,
ten aanzien van den verkoop van artikelen
op de door de afd. Leiden van de Neder-
landsche Vereeniging van Huisvrouwen in
de Stadsgehoorzaal op 19 en 20 dezer te
houden tentoonstelling, ontheffing is ver
leend van het sluitingsuur voor winkels.
N G. DE GIJSELAAK. Burgemeester.
VAN 3TRIJEN, Secretaris.
Leiden, 19 October 1926. 2149
raadslid, prof. mr. S. J. Fockema Andreae.
In de rede, waarmede de nieuwe burge
meester zijn ambt aanvaardde, beloofde hij
zijn beste krachten aan de belangen dezer
gemeente te zullen geven, boven de partijen
te zullen staan en een goed burger van de
stad te zullen worden.
Deze belofte heeft hij gedurende de ruim
16 jaren van zijn burgemeesterschap ge
houden.
Dankbaar gevoelde hij zich loen het ambt
te mogen aanvaarden in een betrekkelijk
gunstige periode, toen nijverheid en handel
zich in toenemenden bloei mochten ver
heugen. Wie had toen ook kunnen denken,
dat ruim vier j^ar later zulk een moeilijke
tijd zou aanbreken; een tijd, die vooral van
een hoofd der gemeente zooveel zou vergen?
Vóór den oorlog is onder zijn burgemees
terschap inderdaad veel tot stand gekomen.
Noemen wij slechts den aanleg van de elec-
trische tram, de overwelving van het Kort-
Rapenburg, de vernieuwing en verbreeding
van de Blauwpoortsbrug, den bouw van een
nieuwe Hoogere'Burgerschool, de omlegging
van het Rijn-Schiekanaal. een provinciaal
magistraat, die in dezen moeilijken tijd den
beroemden burgemeester Van der Werff uit
den worstelstrijd tegen Spanje zich tot voor
beeld stelde in toewijding en opofferings
gezindheid voor de burgerij.
Met kracht werd in deze laatste jaren de
volkshuisvesting ter hand genomen en daar
mede het woninggebrek bestreden. Ook in
dezen gaf jhr. De Gijselaar goede leiding.
Als voorzitter van den Leidschen Gemeen
teraad toonde hij de rechte man op de rechte
plaats te zijn. Zonder de teugels te strak te
houden, wist hij de beraadslagingen op uit
nemende wijze te leiden, en doordat hij zich
steeds volkomen in de zaken had ingewerkt,
de debatten te beheerschen.
Verliezen wij in hem dus een uitstekend
hoofd der gemeente, wij zien in hem ook
een waardig burger en warm voelend
mensch ons verlaten.
Dat zijn eigenschappen van geest en hart
ook nog in ruimeren kring werden gewaar
deerd, bewijst zijn benoeming tot lid der
Eersle Kamer der Stalen-Generaal. tol pre
sident-curator onzer Universiteit, tot voor
zitter van het College voor de visscherijen
BINNENLAND.
Jhr. mr. dr. N. C. de Gijselaar vraagt
tegen 1 Jonaari a.8. ontslag als bnrge-
meester san Leiden.
Herdenking san het 400ste geboortejaar
van Carolns Clnetns.
Da Indiache begrooting voor 1927.
Dertiende Congree te Utrecht van het
N. V. V. Scherpe criHek op den heel
Stenhtds.
BUITENLAND.
Heden is de Britsche rijksconierentie ge
opend.
DorpmüUeFa benoeming eindelijk be
krachtigd.
Een boodschap van Venizelos aan het
Grieksche volk.
HERDENKING VAN HET 400ste
GEBOORTEJAAR VAN CAROLUS CLUSIUS
(152S—1609.)
Heden had vanwege de Vereeniging voor
geschiedenis der Genees-, Natuur- en Wis
kunde alhier, de herdenking plaats van het
400ste geboortejaar van Carolus Clusius,
een der grootste geleerden uit de 16de eeuw,
die de laatste 16 jaren van zijn leven in
dienst der wetenschap aan de Leidsche
Universiteit werkte. Met het bestuur en
leden der Vereeniging vereenigden zich in
de Pieterskerk een groot aantal belangstel
lenden, waaronder de president-curator en
de secretaris van het College van Curatoren
van de Rijks-Universiteit, jhr. De Gijselaar
en mr. J. E. Boddaert, de Senaat en een
aantal hoogleeraren, ook van andere Uni
versiteiten, om getuige te zijn van de krans-
hechting aan het epithaphium op het graf
geplaatst van den geleerde, wiens gebeente
hier is geborgen.
Rede van den Voorzitter,
dr. J. C. de Lint.
De heer De Lint ving aan met de opmer
king, dat velen meenen, dat de begrippen
jubileeren en herdenken synoniem zijn,
hoewel er een groot onderscheid lusschen
beslaat. Bij een jubileum wordt meestal een
Dm of meer gekleurde voorstelling gegeven
zan de goede hoedanigheden, die de jubi
laris bezit, van het vele wat hij of zij voor
de gemeenschap of wetenschap gedaan
heeft Een herdenking daarentegen geeft de
gelegenheid om hetgeen omtrent den per
soon in kwestie bekend is, nog eens nauw
keurig aan de bronnen te toetsen, daarbij
gebruik makende van de hulpmiddelen, die
in den fegenwoordigen tijd onze geschied
kundige navorsching zijn komen vermeer
deren. En dan blijkt het wel eens. dat zoo'n
onderzoek zeer noodig kan zijn. dat weel,
wat als vaststaand werd aangenomen, den
toets der kritiek niet kan weerstaan en her
ziening behoeft.
Zoo kan een herdenking het groole nut
hebben een stimulus te zijn voor geschied
kundige onderzoekingen.
Ten- duidelijkste wordt dit geïllustreerd
door de herdenking, waarvoor wij heden zijn
samengekomen, zeide spr.
Zoo aanstonds zullen wij van dr. Hunger
vernemen, wat Clusius voor de wetenschap
gedaan heeft, wat voor dc Leidsche Acade
mie cn dan zal blijken, dat dc onderzoekin
gen, waarmede drHunger zich lal van
jaren heeft beziggehouden, geleid hebben lot
een aantal afwijkingen cn verbeterinen van
hetgeen tot nog toe als vaststaand werd aan
genomen
Uit geschiedkundig oogpunt kunnen wij
dus deze herdenking als gewichtig be
schouwen.
Spr. wilde zich beperken tot de mededee
lde, dat in het jaar 1592 door curatoren der
Leidsche Universiteit twee mannen werden
Onze scheidende Burgemeester in ambtscostuum.
1910 als opvolger van wijlen mr. N. de
Riddpr werd benoemd, was hij reeds lid der
Provinc iale 6 a'.cn in Zuid-Holland voor het
toenmalig dislric-l üorinchem, zijn geboorte-
en woonplaats, in welk college hij zich had
doen kennen als een uiterst schrander man,
die zich vooral verdienstelijk maakte op het
gebied der waterschapsbelangen en van
financieele aangelegenheden.
De benoeming werd in de gemeente met
ingenomenheid begroet. Velen hadden aan
gename herinneringen uit den studententijd
van jhr. De Gijselatr bewaard, anderen
hadden hem in zijn latere functies leeren
kennen
Dit kwam helder uit op den lsten Maart,
den dag van de installatie en bleek uit de
hartelijke woorden waarmede de nieuwe
burgemeester werd toegesproken door den
oudsten wethouder, waarn. burgemeester
den heer J. A. van Hamel en het oudste
I werk weliswaar, maar waartoe ook de ge
meente haar medewerking verleende, even
als bij den bouw van het Academisch Zie
kenhuis en den bouw van een nieuw station
aan den Heerensingel, in verband met den
aanleg van het locaal spoor door de Haar
lemmermeer.
De uitbreiding der gemeente met groote
gedeelten van de omliggende gemeenten
Oegstgeest, Leiderdorp en Zoeterwoude is
onder zijn bestuur voorbereid en tot stand
gekomen.
Er zou ongetwijfeld nog veermeer in het
belang der gemeente zijn gedaan ware niet
de wereldoorlog storend tusschenbeide ge
komen In de periode Van 1915 tot 1919
heeft de burgemeester de distributie geleid
op een wijze, ver boven onzen lof verheven.
De De-Gijselaars-bank is de beste herinne
ring daaraan; zij zal na jaren nog getuigen
van de dankbaarheid der burgerij voor den
en tot lid van den Zuiderzeeraad.
Wat waren de burgers van Leiden ver
heugd. toen hij na een zeer ernstige opera
tie weder hersteld zijn taak opnieuw weder
kon aanvaarden. Het was echter ingewijden
niet onbekend dat zijn gezondheidstoestand
na zijn ongesteldheid nimmer zoo goed was
als te voren en dat de toenemende werk
zaamheden hem wel eens zwaar vielen.
De laatste korte ongesteldheid was voor
hom een waarschuwing om niet door te 1
gaan steeds meer van zijn physiek te
vergen.
Zijn karakter liet echter niet toe werk
aan anderen over te laten en zoo is hij tot
het besluit gekomen zijn ambt op 61-jarigen
leeftijd straks neer te leggen.
Wij zien jbr. De Gijselaar met groot leed
wezen heengaan en wij kunnen hem ver
zekeren. dat zijn burgemeesterschap steeds
in dankbare herinnering zal blijven.
uitgenoodigd om een leerstoel te aanvaar
den, beiden door geheel Europa beroemd en
bij uitstek geschikt om den luister der Aca
demie te vermeerderen en te vergrooten*
Josephus Justus Scaliger en Carolus Clusiu9.
Beiden stierven in 't jaar 1609 Daar beiden
zeldzame verdiensten hadden, besloten cura
toren voor beiden een gedenkleeken op te
richten in de Vrouwe-kerk aan de Haar
lemmerstraat, een kerk, die toen ter tijde
diende voor de Waalsche gemeente te Lei
den. In 1609 werd besloten om deze kerk
af te breken en de toemalige curatoren lieten
op den lOden Augustus de gedenkteekens
overbrengen naar de Pieterskerk, waar een
steen, tusschen beide gedenktafels, dit feit
voor hel nageslacht bewaard heeft.
Wie de opsteller is van het grafschrift
van Clusius, is niet bekend. Vermoed wordt,
dat het Heinsius of Vulcanius geweest is.
Het epithaphium vermeldt in korte trekken
iets van 's mans levensloop en verdiensten.
Eenvoudig van vorm is het van hout in
geïmiteerd marmer en slechts versierd met
het familiewapen van Clusius, gedeeld met
een halven leeuw en daaronder drie scheL-
pen, zooals het ook voorkomt op het fraai
gegraveerd portret door De Gheyn, dat wij
straks op de tentoonstelling der Clusiana
kunnen bewonderen, zeide spr.
Hier, in dit Leidsche Pantheon, waar de
grafsteenen en gedenkteekenen van zooveel
beroemde mannen bijeen zijn, willen wij
aldus besloot spr. de nagedachtenis van
Clusius eeren en hem huldigen voor hetgeer.
hij heeft bijgedragen tot bevordering der
wetenschap, tot roem der Leidsche Acade
mie door een krans te hechten aan zijn
epithaphium. bonae memoria Caorli
C 1 u s i i.
Gedachtenisrede van dr. F. W. T. Hanger.
Na de plechtigheid in de Pieterskerk be
gaven de talrijke aanwezigen zich naar het
Groot-Auditorium der Academie, waar dr. F.
W. T. Hunger, uit Amsterdam, die aan Caro
lus Clusius een uitgebreide studie wijdde, 'n
gedachtenisrede hield, waarin hij het leven
en werken van dezen merkwaardigen man
uitvoerig beschreef. Charles de l'Escluse
werd den lOden Februari 1526 te Atrecht in
het graafschap Artour geboren en wa3 van
territoriaal standpunt beschouwd een Zuid-
Nederlander. Zijn familie, die adeldoms-
rechten bezat wa9 echter van Franschen
oorsprong, Na eerst de kapittelschool in zijn
geboorteplaats te hebben bezocht, werd hij
op 17-jarigen leeftijd voor zijn humnariora
naar Gent gezonden, waar hij hij voor het
universitair onderwijs werd voorbereid,
waarna hij in 1546 als 20-jarig jongman
naar de hoogeschool van Leuven ging cn in
de rechten ging studeeren, doch hij had in
het Collegium trilingue ook nog volop gele
genheid zijn kennis in de klassieke talen
verder te volmaken.
Toen hij in 1548 het licentiaat in de rech
ten verworven had, kreeg hij van zijn vader
verlof naar het buitenland te gaan. Hij ging
naar de Universiteit te Marburg, waar de
leerstellingen van Luther algemeen werden
gehuldigd. Er bleek uit dat zijn katholieke
geloofsbelijdenis reeds aan het wankelen
was.
Een jaar later was hij in Wittenberg, waar
hij Philippus Melancthon was komen hooren.
Vader riep hem, die blijkbaar reeds voor de
beginselen der reformatie was gewonnen,
weer naar huis terug, doch Carolus gaf aan
die roepstem geen gehoor. In 1550 verliet hij
Wittenberg en reisde door Duitschland en
Zwitserland, hield zich langen tijd in Ge-
nève op waar hij vrij zeker calvinist gewor
den is.
In 1551 liet hij zich inschrijven aan de
universiteit te Monlpelher, waar hij tot 1554
verbleef en in de medicijnen studeerde.
Daarna ging hij paar de Zuidelijke Neder
landen terug, waar hij vijf jaar bleef om
daarna zijn geneeskundige studiën te ver
volgen. Het volgend voorjaar maakte hij een
eerste korte reis naar Engeland cn werd v
daarna mentor van een patricierszoon. In
Parijs nam hij levendig deel aan de conspi
raties der Hugenoten, maar werd in 1562
gedwongen met zijn pupil Parijs te verlaten
en naar de Nederlanden terug te keeren.
Vervolgens maakte hij een rei9 naar
Spanje en na den dood van zijn vader in
den herfst van 1873 naar Weenen waarheen
Keizer Maximiliaan II hem geroepen had,
om een geneeskruiden tuin in te richten. Na
den dood van Maximiliaan II (in 1576) hand
haafde diens opvolger Rudolf II hem niet in
zijn hofambt wegens zijn anti-katholieke ge
voelens. In 1579 was hij voor het eerst bij
Wilhelm IV landgraaf van Hessen en Kas
sei en knoopte aan dit bezoek een derde reis
naar Engeland vast. Teruggekeerd in Wee
nen maakte hij ccn vierde reis naar Enge
land. bij welke gelegenheid te Londen hij
den wereld-omzeiler Francis Drake ont
moette. In September 1588 verhuisde Clusius
naar Franfort a. Main, waar hij tot 1693
bleef wonen en de uitgaven van zijn geza
menlijke werken voorbereidde.
Nadat de curatoren van de Leidsche Uni
versiteit hem tot honorair professor in de bo
tanie hadden benoemd, kwam hij den 19den
October, dus heden voor 333 jaren, in zijn
68ste levensjaar voor het eerst binnen do
stad Leiden. In de eerste plaats leverde Clu
sius in dien tijd het plan voor den aanleg
van een Hortus-Academicus en zorgde, door
het verstrekken der benoodigde zaden, ook
over de beplanting. Verder voleindigde hij
hier de uitgave van zijn Op era omnia,
waarvan in 1601 het eerste deel en in 1605
het tweede deel het licht zag.
Den 4den April 1609 overleed Carolus
Clusius op ruim 83-jarigen leeftijd.
Na dit overzicht van zijn levensloop ging
spr. over tot een bespreking van den ver
diensten van Clusius, niet alleen voor de
wetenschap, maar ook voor de practijk. Wal
de wetenschap betreft. daarVan heeft bij
zich, volgens spr. in tweeërlei richting ver
dienstelijk gemaakt, n 1. in de eerste plaat9
door zijn eigen oorspronkelijken arbeid en
verder door het tot gemeen eigendom maken
van andersmans werken door zijn uitne
mende vertalingen.
Op het gebied der geneeskunst schijnt hij
practisch nooit werkzaam te zijn geweest.
Clusius' waardeering voor de planten was
een ideëele, in welke neiging hij zijn tiji-
genoolen vooruit was en zijn bereisdheid
door gansch Europa deed hem zooveel nieu
we planten kennen als aan niemand vóór
hem mogelijk was geweest; zoodoende heeft
hij van vele honderden soorten voor hel al
lereerst een beschrijving kunnen geven
Aan zijn gave om te kunnpn beschikken
over een ongeëvenaard schoone Lalijnsche
dictie, paarde zich een botanische termino
logie door afzonderlijke plantenorganen. die
gunstig afstak tegen de gewoonte van rijn
tijd. Tenslotte vermelde spr. de buitengewone
zorg, die hij aan de illustratie van zijn wer
ken besteedde.
Als wetenschappelijk pionier heeft Clusiu9
echter zijn grootste triumf gevierd met de
uitgave van zijn boek over paddestoelen zoo-
als spr. deed uitkomen.
Hij bepaalde zich ecBler niet enkel tot
Europeesche planten; hij beschreef ook een
massa gewassen, die door Nederlandsche
zeevaarders uit Oost- en West-Indië waron
meegebracht, terwijl zijn bemoeienis zich
ook heeft uitgestrekt tot sommige dieren en
gesteenten.
Na eene bespreking van Cl. oorspronkelijk
werk, wijdde spr. uitvoerige beschouwingen
over zijne vertalingen, die niet alleen zijn
eigen vak betroffen, doch ook het gebied
van geschiedenis en reisbeschrijvingen.
Eindelijk weeS spr. op de verdiensten van
Cl. voor de practijk. O. a. heeft de Europee
sche landbouw veel aan hem te danken.
Hoewel het nog niet onbetwistbaar zeker is
uitgemaakt, wie de eigenlijke invoerder van