KWMTA^ DatsKWATIA WILDE HERTOGIN. No. 20428. LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 18 October Tweede Blad Anno 1926. BINNENLAND. JAVA KEEPEN" FEUILLETON. de wijziging der fersoneele belasting. De gemeenten en de opcenïenregeling. De Vereeniging van Nederlandsche Ge meenten heeft aan de Tweede Kamer een adres gericht inzake het ontwerp lot wijzi ging der Personeele Belasting, aan welk adres we het volgende ontleenen: Ernstige gemeentelijke bezwaren waarbij wij in een vroeger schrijven stilston <jen tegen het aanhangige ontwerp tot wijziging der wet op de personele belas ting. hebben de Regeering aanleiding ge geven een nota van wijziging op het oor* BDmnkelijk ontwerp in te dienen, er tos strekkende aan de gemeenten meer vrijheid ie laten in de opcentenregeling op de per- soneele belasting, dan waarover zij onder het tegenwoordige art. 247 der gemeentewet hei schikken. De gebondenheid ten aanzien van een aanmerkelijk aantal aanslagen aan een maximum van 50 zal bij de nieuw voorgestelde redactie van art. 247 der ge meentewet komen te vervallen. Als de Re- peering blijkens het eerste gedeelte van het verslag der commissie van Voorbereiding 't vertrouwen uitspreekt, dat aldus de ge meentelijke bezwaren grootendoels zijn ver vallen, en bij een verdere gedachten wisse ling die bezwaren van verschillende zijden opnieinr worden ontwikkeld, antwoordt de Regeering dat de bedoeling niet is, aan de gemeenten inkomsten le ontnemen. Willen lij, aldus wordt voortgegaan, uit de p.erso- neele belasting helzelfde- bedrag trekken lis Lot dusver, dan zal haar dit volkomen rrij staan. Zij zullen dan haar opcentenre geling moeten herzien en deze moeten aan passen aan de nieuwe hoofdsom. En verder: >,Dc gemeenten kunnen dus voortaan hetzij een uniform aantal opcenten hetzij eene, al dan niet gewijzigde progressie handha ven. Dc Regeering ziet hier drie mogelijkhe den: le. ongewijzigde handhaving van pro gressieve tarieven waar deze thans bestaan; 2e. vervanging dier progressieve tarieven door andere progressieve tarieven. 3e. invoering van een uniform tarief We zullen bij elk dezer mogelijkheden een oogenblik moeten stilstaan, ten einde haar feitelijke be teekenis dichter te bena deren. Dat ongewijzigde handhaving van be slaande progressieve tarieven voor een aan tal gemeenten ten eenenmale onmogelijk is, kwam te blijken uit, voor zoover mogelijk gemaakte berekeningen, aantoonende dat alsdan automatisch te lijden verlies van ingrijpende beteekenis is. Verwacht im- irc!-;* mag worden dat in het algemeen ge sproken de (otaalopbrengst met niet minder dan een derde deel zou worden verminderd. Dit zou ten aanzien van de drie grootste gemeenten reeds een bedrag van althans 31|2 raillioe» beloopen. Vervanging der bestaarden-progressieve tarieven door andere progressieve tarieven, tweede mogelijkheid, welke de Regeering stelt, brengt moeilijkheden welke in de ge wielde stukken niet aan het licht zijn ge- heden; daarin toch is uitsluitend aandacht gegeven aan de gevolgen van zulk een wij ziging voor de totaalopbrengst maar er blijkt althans niet uit dat men ziceh heeft gereali seerd welke gevolgen eventueele wijzigingen in het tarief voor elk geval op zich zelf moe ten hebben. Onderzoekt men nu deze- gevolgen, dan Wijkt dat met name ten aanzien van de ■huurwaarden, welke de grens van het belas- ■ungvrije bedrag met een geringe som over- ■Jreifen, een gelijke opbrengst als tegenwoor dig slechts ware te verkrijgen wanneer het w heffen aantal opcenten werd opgevoerd 'cl 400, ja 500 en meer. Bij een verdere op- dimming der huurwaarden is het vereisch- fe percentage niet zoo exorbitant meer maar het zou niettemin toch zeer sterk moeten borden opgevoerd, hetgeen nader wordt aan Betoond. Als derde mogelijkheid noemt de Regee- fing <le heffing volgens een uniform tarief. Zij legt daarbij Ier adstructie over een staat, waarop is aangegeven op welke hoogte zulk ten uniform tarief moeten worden gesteld *n einde eenzelfde opbrengst te verkrijgen als thans. Daarop vindt men dan o.a. voor Amsterdam vermeld dat een uniform tarief van 154 opcenten zou moeten worden ge heven. Afgezien mi een oogenblik van het feit, dat de berekeningen, welke de Regee ring tot dit cijfer van 154 hebben geleid, ge lijk alle andere becijferingen op dit punt wegens gebrek aan de vereischte statisti sche gegevens, wel geen aanspraak kunnen maken op betrouwbaarheid, zullen ook overigens daartegen verschillende bezwaren "kunnen worden verwacht. Maar bovendien zou invoering van een dergelijk tarief de meest onberekenbare verplaatsing van druk tengevolge hebben. Het is niet de minst bedenkelijke zijde van deze voordracht tot wetswijziging, dat de volle beteekenis harer gevolgen voor ge meenten bii gcbrc-ke aan het vereischte sta tistisch materiaal niet kan worden bere kend. Zoo" kan niet worden nagegaan in welko mate verlies zal worden geleden in de verschillende liuurgroepen, daar niet be kend is hoe de bewoners, onderscheiden naar de gezyisstorkte, over de perceelen van verschillende huurwaarden zijn verdeeld. De hiervoren aangegeven moeilijkheden worden nog verscherpt tengevolge van de voorgestelde inwerkingtreding der wijzi gingswet reeds op 1 Januari 1927. Neemt men hierbij in aanmerking, dat met de be handeling van het wetsontwerp in de Tweede Kamer eerst een aanvang kan wor den gemaakt in de tweede helft van October en er toch gemeenlijk nog wel eenigen tijd verloopt alvorens de gebruikelijke weg naar hel Staatsblad is afgelegd, dan is het duide lijk dat den gemeenten aldus geen behoor lijken tijd gelaten wordt zich op den nieu wen toestand in te richten. Een behoorlijke tijd, wa'arbij men dan toch nog wel zal moeten onderscheiden hiertusschen, dat eerstens 'n doelmatig financieel beleid cischt tijdige wetenschap van de factoren welke ten aanzien van een bepaalde be- groolingsperiode in aanmerking zijn te ne men, daarnevens dat eenige tijd gemoeid zal zijn met de voorbereiding en vaststelling eener gewijzigde verordening tot opcenten- heffing, zulks te meer nu, als gezegd, daar bij niet kan worden gesteund op bruikbare statistische gegevens. Wat de tegemoetkoming van de Regee ring om de aanslagregeling in de per§onee- le belasting tot 1 Mei 1927 uit te stellen, ook moge beteekenen als gerief om de plaatselijke verordeningen tot opcentenhef- Jing aan den nieuwen toesland te kunnen aanpassen, zij laat onopgelost de moeilijk heid welke wij voorop stelden als rakende het gemeentelijk financieel beheer. Het is na het vorenstaande, dat wij nog maals met nadruk willen wijzen op het feit, dat het goheel van plaatselijke heffin- fingen in zijn voornaamste bestanddeelen ten nauwste samenhangt met het rijksbelas tingstelsel, voor een goed deel daarop zelfs is gebaseerd, zulks met het logisch gevolg dat wijziging van eenig aanbelang in het stelsel van rijksheffingen haar onmiddel- lijken terugslag vindt op de gemeentelijke heffingen. De gevolgen voor de gemeenten recht vaardigt het gevoelen, dat bij de samen stelling van dit ontwerp het vraagstuk van belastingheffing niet in die mate als een geheel is bezien gelijk naar onze meening onafwijsbaar is. Roept dit op zichzelf reeds gevolgen in het leven, welke een ernstige verstoring in de gemeentelijke financiën en de gemeen telijke financieele politiek teweegbrengen, te ernstig om door toepassing van anders in aanmerking komende middelen herstel van evenwicht te zoeken,, die gevolgen worden ondraaglijk onder een positie van zaken, bij welke een doeltreffende en billijke regeling van de z.g. financieele verhoudingen tu3- schen het Rijk en de gemeenten blijft ont breken. Zij doen, zoolang die toestand voort duurt, ernstige twijfel rijzen aan de toe laatbaarheid van zulke incidenteele rijks belastingwijzigingen, welke een onmiddel- lijken en aanmerkelijken invloed op de ge meen tefinanciën en het financieele beheer hebben en rechtvaardigen in ieder gevat het verlangen dat partieele herzieningen, gelijk nu aan de orde, niet worden onder nomen, tenzij vergezeld van regelingen, krachtens welke die invloed op de gemeen- tefinanciën en op het financieel beheer zich niet doen gelden. EMIR FEISAL. Aan het noenmaal dat door de Regeering Zaterdag aan Ennr Feisai werd aangeboden, namen, behalve 'de Emir en zijn gevolg, deel de ministers van Buitenlandsche Zaken en van Koloniën, leden en secretaris van de commissie voor buitenlandsche zaken van 'do Tweede Kanier der Staten-Generaal, de burgemeester van 's-Gravenhage, prof. Snouck Hurgronje uit Leiden, de directeur van do Ned. Handelmaatschappij mr. Ever- wijn en de secretarissen-gene raai en eenige hoofdambtenaren van de Departementen van Buitenlandsche Zaken en van Koloniën. In zijn tafelrede gewaagde de Minister van Buitenlandsche Zaken van de aange name en vruchtbare betrekkingen, welke door het Nederlandsche consulaat le Djeddah met de tegenwoordige legeering van den Hedjaz wqrden onderhouden en van verschillende moeilijkheden, welke in vriendschappelijk overleg en met instem ming van den Koning met betrekking tot de bedevaart uit den weg waren geruimd. Deze tafelrëde werd door den Emir beant woord. Vooraf had Emir Feisai een bezoek ge bracht aan Rotterdam. TOELATING VAN VREEMDELINGEN IN ONS LAND. Door den Minister van Justitie is eene aanschrijving gericht, aan de betrokken ambtelijke organen, waaruit het volgende van beteekenis is voor de vreemdelingen, voor wier toelating in Nederland het bezit van een visum op een geldig paspoort nog verplichtend is. Het visum stelt den houder, onvermin derd den eisch van het bezit van voldoende middelen van bestaan of van de mogelijk heid om deze door werkzaamheid te verkrij gen, (artikel I van de Vreemdelingenwet van 13 Augustus 1849 (staatsblad no. 39), in staat om gedurende den duur van hei pas poort, doch niet langer dan twee jaren een onbeperkt aantal malen Nederland binnen te komen en te verlaten. Ilij ontleent daaraan echter niet het recht om tot het einde van dien geldigheidsduur onafgebroken in Neder land te verblijven. Wanneer de betrokken vreemdeling zich gedurende langer dan der tig achtereenvolgende dagen in Nederland wenscht op te houden, moet hij tijdig voor afloop van die dertig dagen voor verder ver blijf hier te lande hiertoe vergunning vra gen aan het hoofd der politie ter plaatse, waar hij in Nederland verblijft, uiteraard, tenzij bij de verleening van het visum een voorwaarde van meer beperkende strekking is gesteld De bepaling, dat het visum voor de reis herwaarts in zich sluit de bevoegdheid om gedurende den duur van het paspoort (tot uiterlijk twee jaren) een onbeperkt aantal malen Nederland binnen le komen lijdt uit zondering in het geval, waarin de vreem deling uitgeleid is geworden tijdens den ge- melden duur van het paspoort-, na zoodanige uitleiding heeft die vreemdeling derhalve voor zijne toelating een 'nader visum voer de reis herwaarts van den betrokken Neder- landsohen consulairen ambtenaar noodig. De voor de betrokken vreemdelingen voor 16 October 1926 verleende visa uiteraard voor zoover zij nog geldig zijn, kunnen de beteekenis blijven behouden, welke die visa tijdens de voor dien datum geldende rege ling bezitten. VOGELSCHADE. Oordeelkundige uitreiking van vergunningen. De Commissaris der Koningin in Zuid- Holland heeft, bij brief van 28 September j.l., het volgende onder de aandacht der burgemeesters in zijn gewest gebracht: Het ia mg gebleken, dat het in de meeste gevallen niet gemakkelijk is zich een juist oerdeel te vormen over schade, door vogels veroorzaakt, vooral, omdat de schade en de omvang daarvan van verschillende fac toren afhankelijk zijn. Plaats ,tgd en in- dividueele eigenschappen spelen een veel grootere toI, dan gewoonlijk wordt aange nomen. .Zoo' zullen spreeuwen schadelijk kan nen worden in vruchtenkweekergefi in den tijd, waarin de vruchten rijpen; buiten dien tijd zullen deze vogels in den regel nuttig zijn doori het verdelgen van allerlei gedierte, ook in die streken, waaP zjj gedurende een rokeren tijd van het jaar schadeljjk optre den. ïn den laats ten tgd wint de overtui ging steeds meer veld, dat haast geen enkeie vogelsoort als uitsluitend schadelijk,* geen enkele ook ais uitsluitend nuttig kau worden beschouwd. Zelfs zwaluwen en meezeil, vo- geh>, waarvan-liet nut voor deu land-, tuin- of boschbouw algemeen erkend wordt, zullen onder zekere omstandigheden toch eenige ecnade kunnen veroorzaken, bgv. docr het vangen van bijen en andere nuttige insecten. Het vorenstaande moge dienen om aan te toonen, dat het vraagstuk omtrent nut en schade van in het wild levende diereu niet gemakkelijk is op te lossen. Bg het nemen van een beslissing omtrent het al of niet afgeven van een vergunning, als be- doela in art. 9 der Vogelwet, dient derhalve de vraag onder het oog te worden gezien, of dc aangerichte schade wel van voldoenden onlang is, om machtiging tot het vangen of dooden te verleenen, en of het nut van de desbetreffende vogelsoorten do schade niet verre overtreft. Staat schadelijkheid van eenige beteekenis vast, dan is het ook volkomen te bill ij ken, dat er maatregelen worden genomen, om die schade tegen le gaan. Er zgn evenwel gevallen bekend gewor den, van het afgeven van vergunningen tot het vangen en/of dooden van kieviten, uilen, sijsjes en putters, welke vogels in het algemeen geen schade aanrichten, soms zelfs erkend nuttig zijn, zooals de kieviten eu de uilen. Bovendien is mg bekend, dat voor de inlandsche broedvogels putters en goudvinken reeds een zeer bedenkelijk recht streeks gevaar bestaat van verdwijnen. Vele mededeel ingen van verleende ver-, gunningen, mg toegezonden ingevolge art. 11 der Vogelwet, vermelden nog te vaak geheel of gedeeltelijk de opsomming, zoo- ata deze wordt gegeven in art. 1 van het Kon. besluit van 18 Nov. 1913 (Skbl. no. 412), waaruit blgkt, dat deze of werk tuigelijk wordt overgenomen, of dat alge heels volmacht wordt gegeven uo bg ge noemd artikel vogelsoorten te dooden, zonder dat van iedere soort blgkt, dat deze schade veroorzaakt. In 4en regel toch zullen slechts een of meer dezer soorten schadelijk op treden. Voorts acht ik het een nadeel, dat de vergunningen nog veelal voor langen tijd worden afgegeven, zelfs voor een vof jaar, terwgi de schade in den regel van tydelgken aard is. In het vorenstaande vind ik aanleiding u alsnog te verzoeken: le. vergunningen, als bedoeld in art- 9 der Vogelwet 1912 alleen dan te verleeneu, indien redelijkerwijze mag worden aangeno men, dat inderdaad schade van eenige be teekenis wordt aangebracht en die öchade met op andere wijze kan worden tegen gegaan; 2e zoowel in de vergunningen als in de opgaven, bedoeld in art. 11 der wet» uitdrukkelijk te vermelden voor welke vogel soort .de vergunningen geldig zgn met op gave van de gangbare Nederlandsche namen; 3e. de vergunningen alleen te verstrek- voor een zoodanig tijdvak, als noodig is om de schade tegen te gaan. VOLKENBOND EN VREDE. Een studie-commissie samengesteld. Het hoofdbestuur van de Vereeniging voor Volkenbond en Vrede" heeft zich de vraag gesteld, of niet het tijdstip gekomen moet worden geacht, dat in Nederland in studie wordt genomen de vraag of en zoo ja, welke richtlijnen voor de Nederlandsche buitenlandsche politiek voor de naaste en een verder verwgderde toekomst kunnen worden vastgesteld in het kader der tegen woordige omstandigheden en in verband met Nederland'a lidmaatschap van den Volken bond. Het voornoemd hoofdbestuur heeft op meer dan een grond geineend, dat deze vraag bevestigend diende te worden beantwoord. Het heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit, dat, indien de openbare mee ning in ons land zich uiterlijk onverschillig toont tegenover vraagstukken, die met de buitenlandsche politiek verband houden, dat wellicht ook voortkomt uit het feit, dat gegevens voor de bestudeering daarvan groo- tendeels, zoo niet geheel ontbreken. Onder presidium van mr. H. C. Drassel- huys, voorzitter der „Vereeniging voor Vol kenbond en Vrede" heeft zich een commisrie RECLAME. Slechts één merk kan 't beste zyn 1644 samengesteld, bestaands uit mevr. C. Bak ker—Van Bosse en de "hoeren H. Colyn, oud-miniatcr-preiident en lid der Eerste Ka mer; F. W. J. Trion, directeur van het Bureail voor Documentatie; prof. jhr. mr.' W. J. M. ran Eysinga, hoogleeraar tuin de Rgksunivorsiteit té Leiden; mr. D. Fock, oud-gouverneur-generaal van Ned.-Indië; luit-gen. b. d. mr. I. II. Forbes Wels, oua-chof van den generalen staf; prof. mr. J. R. A. Francois, referendaris en chef van de afd. volkenbondszaken aan het mi nisterie van buitenlandscho zaken; ir. I J. M. Feber, oud-lid der Tweede Kamer; me-j. mr. C. F. Katz, lid van de Tweedei Kamer; mevr. O. A. Kluyver, commies aan het Dept. van Buitenlandsche Zaken; mr. J. Liraburg, voorzitter van de commissie van /-advies voor volkenrechtelijke vraag stukken en ondervoorzitter van V. E. V.; prof. dr. E. Moresco, oud-ondervoorzitter Tan den Raad van Indië; luit.-gen. b. dl H. L. van Oordt; mr. R. J. 1L Patijn, oud secretaris-generaal van het Dept» van Bui tenlandsche Zaken; G. J W. Putman Cramer, oud-kapitein-luitenant ter zee; mr. V. H. Rutgers, oud-minister van Onderwijs, K. en W.; mr. A. van Rgckevorael, lid der Tweedei Kamer; dr. J. Schokking, oud-mmister van justitie; prof. mr. W. F. Treub, oud-ministec van Financiën ou voorzitter van den on- aernemersraad; W. H. Vliegen, oud-voorzitter van het partijbestuur der S.D.A.P. en lid ran de Tweede Kamer; Th. van Welderen, baron Rengers, landbouw-econoom te Oen kei k; L. O. Westenenk, oud-lid van den Raad van N.-I.; E. P. Westerveld, oud minister van Marine, en H. Ch. G. J. van der Mandere, algemeen secretaris dei- V.E.V., die als secretaris dor commissie zal op treden. De commissie is dezer dagen namens het hoofdbestuur van V.E.V. geïnstalleerd en heeft haar werkzaamheden voorloopig aangevangen. EEN PROEFSTATION VOOR WASCH- INDUSTRIE. In de jaarvergadering van den Bond vail Waschindustrieelen is besloten stappen le doen ten einde te geraken tot de oprichting van een proefstation voor de waschindustrie. Een deel der daarvoor benoodigde gelden werd uit de bondskas gevoteerd. Verder wordt op steun van het Rijk en andere or- gar.isaties op liet gebied der waschindustrie gerekend. De bedoeling van het proefstation zal zijn het zoeken naar de meest juiste wasch- en werkmethoden, materialen en machines voor de wasscherijen, waarbij in de eerste plaats als criterium zal gelden het ontzien van de weefsels. VEREENIGING VOOR DE STAATHUISHOUDKUNDE EN DE STATISTIEK. Zaterdag is in Pulchri Studio le Den Haa& onder voorzitterschap van den heer P. Hint- zen de jaarlijksche algemecne vergadering gehouden van de Vereeniging voor de Staat huishoudkunde en de Statistiek. Uit het uitgebrachte verslag van den secretaris-penningmeester bleek, dat de toe stand der kas gunstig en het aantal leden vooruitgaande is. Tot bestuursleden, wegens periodieke aftreding van de heeren G. H. Hinlzen en mr. W. M. van Lanschot, die ingevolge art- 7 der statuten niet herkiesbaar waren, werden gekozen dr. L. Kprlenhorst en ir. C. F. Stork. Besloten werd de volgende vergadering te Rotterdam tc hcuden. Aan de orde kwam de discussie over de vragen: Git het Duitsch door ERNST KLEIN, Geautoriseerde vertaling van L. DITHMARINE (Nadruk verboden.} |19) dan kunnen wij beginnen," begon r Röder eindelijk en glimlachte. „Mylord, P'J nebben de rede van uwen premier giste- n m uns hotel in Londen gelezen. Wij wa- ,CD. ZCGr opgewonden en vooral do heer ,r° nia,is en ik als Duitschers bewonderen eze rede. Wij benijden Engeland niet alleen 'tien staatsman, die die rede hield, maar om hol volle, waarvoor hij het hield, usscliea schijnen toch zekere kringen en jjOial do toonaangevende, niettegenstaande e vaderlandsche ijver, niet geneigd te zijn, enthousiasme van den premier zonder leGr le volgen." Ibirnham richtte zich op en richtte "^Smocdig-vragenden blik op den ocn Ensolschman tekort zou 5 en aan vaderlandsliefde nog boven- nri1 .\an ecn. ^h'itecher aan te hooren - R n°Ad bij als een persoonlijke beleedi- Lfdor E^m^acb-er-d ging de jonge financier wiJ goed geïnformeerd zijn, stelt rit LVoor leenin8 zekere voorwaarden n eerste deze, dat ook Amerika een deel van de leening overneemt. Ik geloof dat Mr. Miller mij dit bevestigen kan?" De bril van den Amerikaan schudde ten teeken van toestemming. „Amerika wil alleen deelnemen in de zaak als de regeering te Washington een deel ga randeert. Is dat goed, Mr. Miller?" „Zeker". „De Amerikaan9che Regeering weigert dit te doen, evenals de Engelsche, die niette genstaande de rede van den premier, alle garantie weigert te nemen. Mag ik vragen hoe Mylord deze moeilijkheden denkt te overwinnen?" Mr. Davis, de „managing director", ver hief zich óm deze vraag te beantwoorden. Hij ontvouwde het ontwerp van een ven nootschap die den Russen de leeningen uit de opbrengsten van de petroleum-concesties zou geven. Het plan was niet in een dom hoofd opgekomen. De vennootschap werd gesticht, verwierf de concessies, gaf aan- deelen uit en financierde uit de opbreng sten van de aandeelen de leening. Gesteund door de Standaard Oil en de Koninklijke moest de nieuwe vennootschap zonder twij fel de 15 millioen pond op kunnen brengen, die de Russen noodig hadden. Mr. Davis, die zich klaarblijkelijk goed voorbereid bad, kwam met veel cijfermateriaal te voor schijn. Hij vermeed alle onnoodige phrases alle omschrijvingen en ging met de koude nuchter logica van een Engelschman op zijn doel af. Karaschin echter schudde het hoofd. „Neemt mij niet kwalijk, mijne heeren," zeide hij, „ik heb tegen deze uitstekende ontwerpen slechts één, maar daarom niet weinig gewichtige bedenking te opperen. Wij moeten het geld morgen hebbenI Overmor-; gen, wat mij betreft natuurlijk in figuur lijken zin gesproken, maar in ieder geval zoo enel mogelijk!" Daar bleef het bij. Noch de verzekerin gen van Lord Burnbam, noch de becijferin gen van Mr. Davis vermochten hem van zijn standpunt af te brengen. Zij kwamen langzaam maar zeker op het beroemde doode spoor. De Duitschers van hun kant lagen op de loer. Zij hadden zich gesteld tegenover de mogelijkheid dat de Russen en de Engel- schen zich zouden vereenigen. Zij wachten. Dr. Roder verdiepte zich wederom in de studie van de Gainsboroughs en Reynold- een. Eindelijk wendde de Amerikaan zich tot hen. „Ik denk, dat mr. Grolmans en mr. Roder ook een oordeel over de zaak hebben. Zou den wij die mogen hooren?" Nu kwam Roder met het Duilsche plan voor den dag. Ilij en Grolmans verklaarden zich bereid tegenover de Engelsche en Ame- rikaansche financiën met het geheele roe rende en on-roerende bezit van hun onder nemingen .de Russische leening te garan deeren, ja, zelfs een zeker aandeel zelf over te nemen, als Duitschland de daarmee over- eenstemmeikde zeggenskracht zoowel bij de leiding van de onderneming, als bij de ver deeling van de opbrengst zou krijgen. Bui tendien moest de rentevoet van dc leening van 8 1/2 procent op 6 1/2 procent terugge bracht worden. Een groote strijd begon, Angelsaksische taaiheid streed met Duitsche degelijkheid, en Moskousche eliraheid zat erbij en grin nikte. Staal sloeg op staal. Opeens riep Grolmans uit: „Dan doen wij de zaak alleen. Geheel al leen. Ik kan morgen de Moskousche regee ring twee millioen pond op tafel voorleg gen, en dan heb ik de concessies". Hij was even weinig diplomaat als rede naar. Voor zijn zwaar massief lichaam klonk zijn stem verwonderlijk fijn en zwak. Maar het heefe gewicht van zijn persoon lijkheid lag er in. Het één of het ander De Angelsaksen gaven toe. De Duitsche voorwaarden werden aangenomen en als rentevoet zeven procent vastgesteld. Mr. Miller mengde voor zichzelf een derde glas whisky-soda en Karaschin stak zijn vijfde sigaret aan. Er werd besloten een voorloopig verdrag vast te stellen, dat door de aanwezenden voor bindend geteekend moest worden. De publiceering zou volgen als de open bare meeningen in Engeland en Amerika zoover voorbereid waren, dat de regeeringen de ratificatie van het verdrag en daarbij de erkenning van de sovjetrepubliek kon wagen. Lord Burnham dicteerde zijn secretaris het ontwerp, hetgeen niet lang was. Er werd een vennootschap gevormd; het bestuur werd samengesteld uit een vertegenwoordi ger van de Standard Oil. één van de Ko ninklijke Anglo-Dutch, van hel Grolmans concern en van do Russische regeering. Lord Burnham werd president, Karaschin vice-president, directeur dr. Roder. De be werking van de velden zou later door een commissie geregeld worden. De eerste ter mijn van de leening, groot vijf millioen pond. zou vervallen, wanneer de sovjet- regeering de schikking officieel erkend zou hebben. In twintig minuten was het verdrag ge teekend, dat in niet al te verre toekomst de grootste motorenfabriek in Amerika evenals de kleinste leernhut in China, waar een petroleumlamp brandde, afhankelijk zou maken van den wil van enkele mannen. „Wij kunnen elkaar gelukwenschen, mijne heerenI" riep Lord Burnham en reikte ieder van de aanwezenden de hand. Daarop wendde hij zich tot Graham, zijn secretaris: „Ik zou u zeer dankbaar zijn als u de afschriften nog heden zoudt willen opstel len en morgen eigenhandig aan de heeren zoudt willen brengen. Ik geloof, dat zes copieën genoeg zal zijn." „Wij zouden er op kunnen wachten, Mylord." stelde Miller voor, „dan Dr. Rödcr maakte een plotselinge be weging. „Neemt u mij niet kwalijk, dat ik u in de reden val", zei hij zachtjes, „Mylord, het leek me alsof ik een hoofd bij de ruit van de deur zag." Lord Burnham keerde zich om. Dc groote glazen deur leidde naar dc voorlerrasscn van het slot Graham, wilt u even nazien!" De secretaris trad naar buiten, zag, in de deur staand, om zich heen. „Ik zie niemand op het terras", zeide hij, „beneden op het grasveld wandelt de graaf Las Valdas. Ik geloof dat zijnchauffeur hem ondersteunt." „Zoo, dan moet ik mij vergist hebben,'* meende dr. Roder. Er werd besloten op de afschriften ie wachten. De secretaris zette zich aan den arbeid terwijl Burnham voor de heeren in de kleine bibliotheekzaal, die aan de groote grensde, een koud maal liet opdienen, (Wordt vervolgd}.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5