OCTOBER 3 DE WILDE HERTOGIN. DAGBLAD, Zaterdag 2 October Derdè Btah Anno 1&26 i® Bmitfenir Weekoverzicht, FEUILLETON. LEIDSCH Het Atelier van Duncan. WINTERTIJD Mijn indrukken uit Amerika. W HEDENAVOND NOG VERHAGENs PARIJSCHE WAFELS GEHAALD! So. ZV41«. v *x Te veel spoed bij den Volken- 1 bond Mijnwerkers-echec Hooge politiek en provo catie? Poolsche vrees. 1 De zitting van den Volken'bond ie uit begaan als een nachtkaarsAfgeraffeld heeft men, wat nog op de agenda stond. ,En al was dit niet van overwegend belang, het maakt toch geen g-imstigen indruk, tjdab de Volkenbond zicli er voor wilde lee- hen aldus te haasten en te spoeden. Ook \yoor kleine dingen moet de Volkenbond tijd over hebben. Eén belangrijk besluit is er nog geno men. De ont-wapenings-conferentie zal zoo veel mogelijk bespoedigd worden. Tenslotte hebben allen zich er mee vereenigd, al wa ren er, die ernstige bezwaren hadden en niet ten onrechte. Nog meer dan ten aan zien van het laatste werk van den Volken bond geldt ten opzichte van de ontwape ning: haastigë^'spoed is zelden goed. Het is een zeer teer plantje, de ontwapening. Beter een tijdje uitstel dan door overhaas ting dc zaak bedorven. Zonder voldoende voorbereiding komt van de ontwapenings conferentie niete terecht, want er zijn zooveel punten die aanleiding geven tot .verschil van meening, zoo niet erger. Enfin, 't beste er maar van hopen. Met de Engelsche mijnstaking loopt het ten einde. De mijnwerkers kunnen den strijd niet langer volhouden. Cook zelf heeft het tenslotte moeten erkennen. Bij duizenden per dag keeren de werkers naar de mijnen terug op voorwaarden, door de eigenaren gesteld. Met laatste kracht tracht men nog een eervollen uitweg te vinden, maar daarmee is alles gezegd. Gezien de altijd nog volkomen afwijzende houding der eigenaren verwachten we wei nig succes van dit pogen. De regcering wil de arbeiders wel beipen, maar kan niet veel doen, zoo de eigenaren niet ver ia ezen mee te helpen en niets wijst daar op. De eigenaren zien hun kans schoon, eigen voorwaarden geheel door te drijven met uit elkaar doen gaan van de mijn wer kersorganisatie. Want daarop wordt do kans al groot-er, gelet op den gang van zaken. Niet voor niets hebben de mijn- werkersleiders ruzie met de leiders van an dore vakvereenigingen, die zij verwijten niets te hebben meegeholpen in den strijd, met leiders uit het buitenland, van waar ook al weinig hulp is afgekomen, naar beweerd wordt, 't Is af en toe een fris- Bche scheldpartij. En hoe zullen de mijnwerkers, wanneer alles eenmaal achter den rug is, zelf agoc- iei) op de gestes van hun leiders 1 Bedrieger' de teekenen niet, dan zal het an de Lngelsche mijn werkers wereld uog gaan spoken I Vanuit Amerika is nog een behartens- waardige raad gekomen: keer terug tot de echte vakvereeniging, zonder politieke ten- den zen Dat laatste schijnt echter tegenwooruig tot de vrome vvenschen te behooren. De politiek viert immers hoogtij ovëfai. Niet alleen op eigen terrein maar ook al in de economische vraagstukken. Ook het pas gesloten 6taalkartel is niet daarvan ge speend Op eigen terrein wordt de politiek zeer Idruk beoefend- Terwijl Frankrijk en Duitschland toenadering tot elkaar too- nen, probeert Italië Engeland tot een on deronsje te bewegen. Die toenadering sprak zelfs uit twee redevoeringen van Poincaré, waarbij hij voor het eerst voor Duitschland eemge vriendelijke woorden overhad, al moest hij nog eens Duitsch- land's schuld aan den oorlog scherp naai voren brengen De loop der dingen heelt Poincaré echter wel gedwongen zich in de richting van Briand te bewegen, zij het ook heel langzaam aan Trouwens, men moet niet vergeten, dat Poincaré toch niet in eens kan omkeeren als een blad op een boom Uit hel Duitsch door ERNST KLEIN Geautoriseerde vertaling van L. DITHMAR1NE (Nadruk verboden.) 7) James Wood grinnikte. „Ik zou er zeker altijd naast trappen." „U als croupier! Maar maar een croupier voor tweeduizend pond! Neen mijnheer, u moet andere diensten verrichten, die een meer hoogstaand man eischen. Wilt u?" „Ik ben helaas niel in een toestand dat ik, zooais de dooiende ridders der oude tijden, de.schoone vrouwen tot sluier kan-dienen. „De diensten, die wij van u vragen, zijn ook in het geheel niet romantisch van aard. Zij zijn zeer nuchter en dikwijls niet zon der gevaar. Maar zij worden goed betaald. iWilt u?" „Hm madame! Hoewel ik niet graag aan de zoogenaamde betere tijden terug denk, zijn er toch nog ideeën en opvattingen in mij die, hoe ruim zij ook mogen lijken, ♦och een grens trekken om mijn dienstvaar digheid voor u." Madame Leonie glimlachte. Madame'Leo- ïüe stond van den otlomane op. „Aristideszeid? zij, „ga naar het kan toor en haal het geld!" Wederom flitsten h'un blikten elkander aan. En de inan. wiens woede zij even tevo Te midden, van de ernstige toenaderings pogingen tiufichen. de felste oorlogstegen standers van weleer komen plotseling oen paar incidenten in het bezètto gebied ge vaarlijk dit streven bedreigen. Eenige Duit- schers zijn daar door Fransche officieren en soldaten neergeschoten of gewond. Is dat op dit oogenblik bloot toeval of zit daar iets achter Het zou niet voor de eerste maal zijn, dat de Duitsc-hë nationa list-en door provocaties een spaak in 't wiel pogen te steken, wanneer het niet gaat, zooals zij dat wenschen. Zij deinzen voor niets terug. Het behoeft zeker geen be toog, dat de toenaderingspolitiek allesbe halve naar den zin der Duitsch-nationalen is. En de Fransche lezingen spreken alle maal van tarten door de betrofi£enen Officieel schijnt men echter vast van plan, de hoofden koel te houden, zoodat deze incidenten vermoedelijk niet zullen bereiken, dat de zoo moeizaam verkregen toenadering weer daardoor verloren gaat. Italië ziet dat ook wel in en vandaar de pogingen van el duce een tegenwicht te vormen door het aan te leggen met. En geland. Chamberlain en Mussolini hebben elkaar te Livorno ontmoet en samen ge dejeuneerd. Begrijpelijkerwijs is officieel een weinig-zeggend communiqué verstrekt, zöoals men dat bijkans van te voren wel kan opmaken. De aandacht trekt even wel, dat de Engelsche pers zich zeer voor zichtig uitlaat en Londen Parijs verzekert, dat er niets is geschied, terwijl de Itaiiaan. solie pers hoog van den toren blaast over dit ministerieel samentreffen. Dit laatste kan ook zijn voor inwendig gebruik, want trots alle verzekeringen van het tegen deel, schijnt het in de Italiaansche fascis tische partij toch niet heelemaal pluis te zijn, gelet op het feit, hoe sommige lei ders elkaar aanvallen en zelfs Mussolini niet meer geheel onaangetast blijft. Een beetje schijn van succes heeft vaker ge holpen om getaand of tanend prestige weer tc doen stijgen. Moet de gevallen Grieksche grootheid Pangalos ,al wordt het nu natuurlijk ontkend ook niet met stoute plannen hebben rondgeloopcn, neerkomend op ver drijving der Turken uit Europa en het maken van Konstantinopei tot een Griek sche stad? Alleen om zich tc kunnen hand haven Zijn opvolger Rondilis wankelt al evenzeer, maar wil toch niet weg, al zegt hij van wel. Zijn bewind schijnt Ook spoedig tot het verleden te zullen behoo ren, gelijk in Polen het kabinet-Bartel baan heeft moeten maken voor Ja, dat zal de toekomst nog moeten leeren. Polen is langzamerhand weer het oude Polen geworden van duizend en een partijen. Groote ongerustheid heerscht thans te Warschau over een juist gesloten verdrag tusscSien sovjet-Rusland en Lithauen, waarbij Wilna, het door Polen brutaal ge stolen grondgebied ,aLs toebelioorond aan Lithauen wordt beschouwd. Naam is nog wel geen daad, doch er zit toch een drei ging in en met zulke dingen moet men voorzichtig zijn. Aan beide partijen is daarom reeds om opheldering gevraagd In een vorigen brief verleide ik u een en ander van Raymond Duncan herinnert u zich? de man, die het onderscheid lus- schen de seksen zooveel mogelijk wil doen verdwijnen; de man met de lange als van een vrouw gekapte haren en het Grieksche gewaad, de man met de discipelen, die zich kleoden en kappen als hij, mannen zoowel als vrouwen, cn met wie hij, uit propagan da, over de boulevards wandelt; de man, dien ongeveer ieder in Parijs, kent van aan zien, en om wicn ongeveer ieder lacht. Re vertelde u, dat hij ook teekent en schildert, Raymond Duncan, en dat hij zijn teckenkunst ook voor doekversiering weet te benutten; hij houdt er een eigen procédé op na, om de. verf voor die doeken te berei den, en ze na het werven te „wasschen", zéé dat de kleuren worden als oud, door ren nog in bedwang moest houden, glim lachte evenals zij. Glimlachte en verliet do kamer. James Wood verhief zich langzaam. Wat duivel wilden die twee nu opeens? Dat glimlachen der vrouwNu, hij zou het wel zien Zij stond voor den spiegel en schikte haar haar. Hij trad nader cn legde langzaam zijn handen op haar schouders. Kostelijk zacht was de huid, die zijn vingers aanraakten. In den spiegel vonden hun oogen elkaar. Honderden kabouters dansten daarin. Met de gracieuse lenigheid van een kat gleed zij weg. Spottend parelde haar lach. „Ik heb alleen uwe diensten noodig, mijn heer, als zakenvrouw." James Wood beet de lippen op-cen. Zij ging voor hem slaan en zag hem met een scheefgetrokken hoofd aan. „Zoudt gij, als een zoo verstandig man niet gemerkt hebben, dat, onder al mijn deugden de trouw vooraan slaat?" „Trouw. ,.Ik ben toch ook hierin van uwe discretie verzekerd?" „Zonder -twijfel." „Tegen iedereen?" „Tegen iederepn." „Ook tegen Sperazzi?" - „Ook tegen Sperazzi." „Ik ben in het geheel niet zijn zuster, maar zijn vrouw." Tien minuten later ging een stil verge noegde, zacht voor zich heen fluitende jongeman de m«vmeren trap van het Maison Astarte af. Hij droeg een zeer elegante smoking fh welks borstzak een dik pakket goede Engelsche honderdpond noten stak. Onderaande trap stond Ibrahim, het den lijd vervaald. Het zijn ernstige, bijna sombere kleuren, die hij laat gebruiken, zelfs het rood en het geel missen alle uit bundigheid; dat geeft iéts heel waardigs aan zijn doeken die zéér gezocht zijn in artistieke kringen, en die daar duur be taald worden. Die doeken Iaat hij vervaardigen in zijn „atelier", waarvoor eenvoudig zijn theater in de rue du Coliseé gebruikt wordt, dat overdag (behalve op enkele dagen, dat er middag-voorstelling is) tóch leeg staat. Door toevallige omstandigheden heb ik dat atelier van Raymond Duncan van heel dichtbij leeren kennen, en vond het zóó eigenaardig een Parijschc curiositeit op zichzelf! dat ik u ex een en ander van vertellen wil. Het zijn bijna uilsluitend vrouwen en meisjes, die er werken, 's Morgens om 8 uur begint het, 't Eerste, wat zo te doen krijgen bij aankomst, dat is de theater-zaal in een werkplaats omscheppen. Dc banken (er zijn geen stoelen, maar banken in de theater zaal van Duncan ook al weer een Dun- cansche bijzonderheid 1) de banken dus worden opzij geschoven naar ééne helft van de zaal; het vloerkleed wordt opgerold: een zwaar tapijt, bijna niet- te hantceren. Dan worden op het ontruimde gedeelte weer wat banken teruggedragen, die de werksters tot zitplaats zullen dienen; en dan hollen dc meisjes en vrouwen naar boyen, naar de galerij boven het tooneel, waar hun lappen op lijsten gespannen, 's avonds opgeborgen worden. Haast-je rep-je worden die over de leuning heen naar beneden gericht, en dan zoekt ieder zenuwachtig naar het potje verf, dat ze noodig heeft, cn installeert zich voor haar lap. En dan is 't werken, wer ken, want hoe meer lappen je afmaakt per dag, hoe meer je betaald krijgt, al be draagt een dagverdiensle bij Duncan zel den of nooit meer dan 15 francs. Bij zóó'n betaling is het te begrijpen, dat slechts wie in den hoogslen nood verkeert, werk gaat vragen bij Duncan. Maar één ding heeft Duncans atelier boven dat van anderen voor, en dat is, dat hij nooit iemand afwijst die om werk vragen komt uit menschen- Iiefde, uit naaslen-hulp. Tusschen al die meisjes en vrouwen, die uit nood bij Duncan werken, zijn er ook enkele luxe-mei9jes, die daar alleen maar wat werken komen uit inleressantigheid om aan vrienden en kennissen te kunnen vertellen, dat zij artistieke doeken gemaakt hebben bij den artistieken, interessanten Raymond Diincan. Het is dus uit den aard der zaak een liëel eigenaardige verscheidenheid van vrouwen en meisjes, die er werken. Meer en minder beschaafde jongere en oudere. Getrouwde en niet-getrouwde. Er is een danseresje, dat 's avonds dansen moet, cn overdag van 8 uur 's morgens tol 0 uur 's avonds doeken kleurd; ze werkt uog niet vlug, maar bij zonder mooi, verdiende in 3 dagen aan een japon, die voor minstens, 1000 francs ver kocht zal worden. 12 francs. „Werk toch vlugger en slordiger 1" raadden liaar een paar anderen. Maar dat wil ze niet. „'k Zal 't wel leeren!" antwoordde zij. Er is een volksmeisje, dat nooit een be hoorlijk vak heeft geleerd; VFoeger heeft zo kralen geregen op een fabriek, dag-in dag- uit kralen geregen, heel fijne. Nu wou zo wel eens wat anders. Zag een advertentie van Duncan, en nam dadelijk maar aan de eene slechte betaling geruild tegen do andere, maar ten minste eens afwisseling van werk en van omgeving. En als je geen enkel vak behoorlijk machtig bent, niet waar, dan kun je niet veeleischend zijn. Er is een schildersvrouw, die voor haar man wal bij verdient. Ze woont heelemaal in St. Cloud, en komt eiken dag naar Pa rijs om daar die paar francs te krijgen in ruil voor 8 uur werk. Maar 't is voor haar man. Ze is zóó vervuld van hem, dat ze niet over hem zwijgen kan. WdAr ze dat kan, brengt ze in haar gesprekken „mon rnari" te pas, al is het maar om te vertel len, dat ze zelf haar penseelen niet gekocht heefl. dat „mon mari" dat voor haar doet. Er is ook een meisje, dat altijd komt in een keurig zwart-zijden japonnetje, een ja ponnetje om mee uit lea-en te gaan. Ze spreekt niet, werkt slil en ijverig. En ziet er dom uit. Dat is alles, wat de anderen van haar welen. En er is een meisje zéé vaaltjes, zóó breedc, glanzende gezicht één en ai vraag- teeken. „Gij leefb Heer. Géddankl" riep hij. „Ik leef en ik betaal. Vijf procent, zooals afgesproken was." James Wood telde uit het dikke'pak tien banknoten en druklo ze in de hand van den neger. Hij sperde de oogen wagenwijd open en staarde nu eens het geld en dan weer den man aan, die het hem gaf. Deze lachte. „Valt hef je tegen, brave Ibrahim? Het spijt me, maar ik heb niet meer gewonnen. Tweeduizend pondl Vijf procent maakt honderd pond. Je ziet, de eene gentleman houdt den ander aan zijn woord. Zoo, geef mij nu mi^n jas!" V. James Wood was gewoon vroeg op te staan. Als de zon door het raam van zijn slaapkamer scheen, moest hij opstaan en liet open maken. Het deed er niet toe-, hoe hij den afgeloopen nacht doorgebracht had. Als de nacht voorbij was, stond hij met de eerste zonnestralen op uit het warme bed en nam een koud bad. Hierop volgde een uur fanatieke gymnastische oefeningen en tot slot een uitgebreid optbijt. Zelfs zeer uitgebreid. Liefst begon hij den dag met een halfpond biefstuk. De drie eerste nummers van het program ma waren vervuld bad, gymnaslie en ontbijt. James Wood begon aan het vierde, niet het minst interessant zijn toilet. Een groote keus had hij niet, want zijn laatste groote garderobekoffer had hij met inhoud in Algiers verspeeld maar een bescheiden rest van den vroegeren grooten slaat was er nog. Twee, drie colberts, twee dozijn dassen. Al* rijn todet ten einde was kon Jaroes bleekjes, en in zulke versleten kleertjes! Dat van 12 tot 2, als de anderen weggaan om te eten, rneeslai blijft doorwerken. En zegt, dat ze „hêélemaal geen honger" heelt. En dan zijn er dc gewone charmante Pa rijschc „raidinettetjes", vroolijk, babbelend, vol kwinkslagen, zingend af en toe; vertel lend van een cinema waar ze geweest zijn, van een wandeling naar buiten, van een hoedje, dat ze willen koopen, en zoo en zoo opmaken; van een aardige japon, die ze ge zien hebben. Een contrast met die levendige, steeds babbelende midinettetjes vormen dc meisjes in Duncan-kleeren. „Alsof er geen andere belangrijke dingen in het leven bestaan bui len de liefdel...." zoo smalen ze, met streng-afkeurende blikken. En zelfs een Duncan-meisje, dat hevig het hof gemaakt wordt door een Duncan-jongeman beweert tegen de andere meisjes, dat ze niets van de liefde moet hebben, en dal ze het verve lend vindt, als telkens en telkens weer over dat onderwerp gepraat wordt. Ja, er zijn ook een paar jongemannen in het Duncan-atelier, maar voor ander werk: voor het drukken van de teekeningen op do lappen, en voor het drukken van de pro gramma's en uilnoodigings-biljetten voor Duncans lezingen; want dal gebeurt alle maal daar in dat theater; die jongemannen echter werken in de voorhal, al komen ze wel eens even in het atelier om een praatje te maken met hun kennisjes daar. Er is een andere jongeman in Duncan- klêeren, die niet zooals de anderen een witte tuniek draagt maar een grijze, met laag uit gesneden halsopening, waarboven heel aardig uitsteekt zijn energieke kop met heel wijd uitstaand kroezig haar, zwart. „Mon sieur Paul" zoo noemt iedereen hem heeft altijd haast, je ziet hem nooit anders dan renifend, met groote sprongen, de zaal door, de trappen op, af, dat z'n sandalen klappen. Raymond Duncan zelf laat zich ook wel een enkele maal in het atelier zien, laat zijn blikken gaan over de verschillende doe ken, maar zegt nooit iets over het werk; liet maakt den indruk, alsof hij dat beneden zich vindt. Op- en aanmerkingen maken, dat laat hij over aan madame Bertrand, het hoofd van het atelier, een strenge vrouw in Duncan- klceren, die nooit een praatje maakt met de werksters, enkel fouten aanwijst en bevelen geeft. En af en toe, als dat zoo eens te pas komt, Raymondsch idealistisch doet, preekjes houdt over „eerlijkheid", als er een pot verf omgegooid is, en niemand wil zeg gen, wie het gedaan heeft. Ze maakt er ech ter niet veel indruk mee, zoo gauw ze ver dwenen is, wordt er gegicheld om „zóóveel drukte om een pot verf." Door al het gebabbel en hel gezing, en soms het gekibbel van de vrouwen cn meisjes onder elkaar, cn het vermanen en aqmvijzingen-gevcn van Madame Bertrand, hoor je nog héén het gebabbel en gelach en gehuil van een stuk of negen kleine kin deren, zoo van een half jaar tot 8 jaar, alle maal door hun moeders verlaten kindertjes, die Raymond Duncan liefderijk bij zich op genomen heeft, cn die hij samen met zijn discipelen opvoedt. Zoo onder het verven door hoor je do eene tuniek legen de andere' zeggen: „ïs het nog geen tijd, dat de kleine Paul zijn pap krijgt?" of „Heb je er aan gedacht het tuniekje van de kleine Ray mond in het sop te zetten?" of: „Zeg, als het nu van middag mooi weer is, zal ik maar eens met de hecle troep in de Champs Ely- sées gaan wandelen, dunkt je niet?" Of je hoort roepen van boven naar beneden (van boven, d. w. z. van de galerij tegenover het tooneel, die toegang geeft tot de woonver trekken): de kinderen die om iets vragen, of die eenvoudig maar een groet roepen naar een hunner verzorgsters. En van beneden naar boven: de verzorgsters, die antwoor den, of die vermaningen geven. Het is won derlijk zoo zoet als die negen kinderen zijn; zelden of nooit kibbelen ze, en een enkele vermaning is voldoende om hen te doen ge hoorzamen. Een van de kinderen, de oudste waarschijnlijk, heeft den schertsenden bij naam van „Papa". En als een van de kleintjes lastig is, wordt aan „Papa" opge dragen om de rust te herstellen; c-n in een oogenblik is het dan in orde. Als er geen gekibbel is onder de werk sters, als madame Bertrand geen verorit- waardigingen uit, en als de kinderen slil Wood zich'overgeven aan het genoegen dat hij zichzelf beloofd had in het eerste oogen blik, toen hij de oogen opensloeg. Hij zette zich aan tafel en telde zijn geld. Hij wist wel dat het precies negentienhonderd pond waren. In den nacht zouden het niet meer een niet minder geworden zijn. Negentien honderd! Alles in mooie honderdpondsbank- biljetten, alleen mooie, aristocratische bank noten. niet zooals die beduimelde lapjo3 waarmee hij gisteravond zijn strijd tegen het noodlot gevoerd had. Maar het was zulk een groot genoegen, te tellen een hvee drie vier. Toekomstplannen begonnen op te dagen. Nevelig, nog nauwelijks kenbaar, nog vóór jzij een vaste gedaante aangenomen hadden gingen zij weer over in anderen. Vlogen achter en door elkaar heen als wolken die door den over moedigen stormwind voorl ge zweept werden. Die storm was de levens vreugd van James Wood, zijn ongebreidelde lust in het beslaan Negentienhonderd pond! Eigenlijk toch een armzalig beetje geldl Hij had reeds meer. veel meer uitgegeven. Maar toch dit was een rustpunt naar het constante bergaf ge durende een jaar. Hij kon ademhalen. Kon nadenken. Over alle nevelgedaanten heen stond zijn verstand voor hem op.Hij kon niet alleen uitrusten. Hij kon geheel stil houden. Iets anders beginnen. Maar wat dan. ..?Wal? James Wood moest over zichzelf glim lachen. Hij iets beginnen? Een solide, burgerlijk leven? Een winkel voor heeren mode beginnen? Zich aanbieden als hande laar in schrijfmachines of jn ringen voor eksteroogen? Wal anders wat? Het noodlot gaf hem antwoord op zijn vraag* aan liet spelen zijn, gaan er uren vooruij in *een werkelijk weldoende, opwekkende vreedzaamheid, waarin er alleen is het inge spannen werken van ieder, cn het luchtige heen cn weer gepraat van de eene gebogen figuur naar de andere. Zoo is het atelier van Raymond Duncar een Parijschc curiositeit, zooals l^i zelf er een is, en heb ik mij vergist? vonf ook u het de kennismaking niet ruim cu breed waard? kt. DE ROVANNO. i Parijs, 21 Sept. 1920. RECLAME.J. of wel AixUpiruopUjd. Denk er om Uw klok te verzetten/ denk er tevens om Akker's Abdijsiroop in huis te halen, want de kans is groot dat gij verkouden wordt, waardoor U vat baar zijt voor Influenza, en Uw onbe tekenende hoest kan verergeren tot Bronchitis of andere borslaandoenin- gen. Wcest paraat, neem een flesch Akker's Abdijsiroop in huis, 'n waar borg voor de gevolgen van het ruwe winterweer. In vele gezinnen is Akker's Abdij siroop in het koude jaargetij een on misbare hulp voor al die gevallen, die haar oorzaak vinden in ademha lingsstoornissen. Akker's Abdijsiroop bij dc band heb bes, beleckent dan ooi; veelal: aan doeningen der luchtwegen voorko men en bestrijden. 1519 door Dr. NEIL VAN AKEN. XVII. 1 Now-York. Dat ik al niot eens eerder geschreven heb over het veelbesproken en veelbezongcm Amerikaansche Meisje, dat zoo'n belang rijke plaats inneemt in hel Amerikaansche leven, ie voornamelijk te danken aan het feit, dat het een glibberig terrein is om zich op te wagen, in de eerste plaats omdat de Amerikaan zijn eigen meisjes do mooiste Cn de aardigste van de wereld vindt, en in de tweede plaats, omdat de vreemdolin? cr vaak heel anders over denkt. Ik h<dan ook niet gewaagd mijn eigen oordec-l l 'or- muleeren, maar laat hier een HoM" sch meisje aan hot woord, dat verschecl-ne jaren op een Amerikaansch kantoor hooft ge.werkl en haar grieven bij mij kwam uit» 6torlen „Op ons Europeanen," zei mijn Hol landse h kennisje, „maken de Amerikaan sche meisjes vaak den indruk van veel eischend, verwaand, berekenend en harte loos. Nu ligt dat niet geheel aan het Ame rikaansche meisje zelf. dal zij dezen indruk van haar krijgen; de Amerikaanscho man nen zijn daar voor een gróót gedeeltp dc schuld aan, omdat zij. vooral in uiterlijke huldeblijken, de vrouw zeer verwennen De getrouwde man doei veel meer in het li nis- houden dan een Europeaan ooit zou willen doen-, hij draagt de baby. of staat goed moedig met den kinderwagen in de bran dende zon te wachten totdat Mama in een. .drugstore" haar doTst gelescht heeft Vaak maakt de houding van den Amorilcaan- schcn man den indruk van serviliteit- hij is als het ware getraind om haar voor Ie laten gaan. met ongedekt hoofd in een lift te staan, (de typisch Amerikaansche be leefdheid tegenover het schoone geslacht), in een restaurant post bi vatten ach Ier haar stoel en dien voor haar bii de tafel Er werd geklopt aan de deur van zijn kamer. Hij legde hel geld zorgvuldig bij elkaar en schoof het, zonder zich le haasten in zijn zak, trok het gordijn voor het onopgemaakte bed dicht en riep: „Binned!" Keurig gekleed in een smetteloos shan- tungpak trad Arislides Sperazzi binnen en niettegenstaande het vroegeT ochtenduur had hij. reeds een zwarte havanna in zijn mond hoek. „Het is een gunstige ochtendwind, die cr in de kamer blaast!" lachte James Wood. Met dien vriendelijksten glimlach beant woordde de Oosterling den groet, liet zich" met veel gratie in de kleine fauteuil vallen, die in al zijn voegen kraakle en zag mei een soort vaderlijken sluwheid den jongen man aan. „Waarom gelooft u. mijn beste Wood, da! ik hier ben? En zoo vroeg in den ochtend?" Mijn beste Wood? Hm welk een ver trouwelijkheid! Dal was niel erg naar zijn zin, maar toch aanvaardde hij het met een toeslemmenden hoofdknik. „U hebt ingezien dal ik mijn leven le laag geschat heb, en u brengt mij nog duizend pond." „Ik breng u meer dan duizend pond ik b'reng u werk!" „Werk voor mij? Mijnheer Sperazzi, u bent de eersle die zoo iels van mij ver-; langtI Mag ik vragen wat voor soort werk dat is? Zou ik in uw humaan Instituut, het welk door Ibrahim zoon van Abdullah ge steund wordt, de honneurs moeien waar-1 nemen? Of zou ik voor u de boeken moele* bijhouden? Of zou ik. -. (Wordt vervolgd) RECLAME.1545

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 9