AAN DEN ANDEREN KANT No. 20407. LE8DSCH DAGBLAD, Woensdag 22 September Tweede Blad Anno 1926. Be H.P, H. KEEREWEER FEUILLETON. Geraamd overschot van f 12 millioen. Bezui niging blijft geboden. Handhaving van het uit gaven-niveau. In de Nota betreffende den toestand van V lands financiën, welke de minister van financiën bij 'de Kamer heeft ingediend, geeft deze een overzicht van 'stands finan- cieelen toestand, waaraan de minister de opmerkingen en beschouwingen vaslknoopt tot welke de financieel© situatie, in ver band met de ramingen voor het dienstjaar 1927, aanleiding geeft. Stelt men de ramingen der ontvangsten en uitgaven tegenover elkaar, dan vindt jr.en dal geraamd wordt: Gewone dienst Buiten- Totaal. gewone dienst. Ontvangsten: f603.901.717 f 7.906 588 1611 808.305 Uilgaven f 591.8G8.646 f 55.098.050 f 646.966 696 Balig saldo gewone dienst f 12.033.071. Nadeelig saldo buitengewone dienst f47.191.162, totaal f35.158 391. Op den gewonen dienst zou derhalve ?en overschot zijn van rond f 12 millioen. Dit overschot moet evenwel terstond ver minderd worden met f 3.7 millioen, zijnde 60 pCt. van de opbrengst der rijwielbelasting welk bedrag, naar in de dezer dagen aan de commissie van voorbereiding ingezonden Memorie van Antwoord over het betreffende wetsontwerp tot uiting komt, bestemd is in 1927 te worden ten goede geschreven aan hel in te stellen Wegenfonds. Het resteerend overschot zal in slaat stel len om cenig begin te maken met de uil een economisch oogpunt hoogst noodzakelijke belastingverlaging op den gewonen dienst. Zooals de minister reeds uiteengezet heeft in de Augustus j.l. aan de Commissie van Voorbereiding voor de belastingvoorstellen toegezonden Memorie van Antwoord, is hij van oordeel, dat dit begin van verlaging het meest doeltroffend wordt aangebracht door. onder handhaving van de voorgestelde vermindering van do successierechten en van de personeelc helasting, voorshands niet aan te dnnge* of» e-»n onverwijlde behande ling der weo' •Vvcr'cringsbelasting. Deze laatste, die bij dezelfde Memorie van Ant woord eenige ingrijpende wijzigingen heeft Ondergaan, waardoor, naar hij zich voor stelt, aan de belangrijkste bezwaren wordt legcmoet gekomen, zal dan op een later tijd stip kunnen worden behandeld en, zoo zij door de Kamer wordt aanvaard, hopelijk kunnen dienen om verdere verlaging van andere, schadelijker, heffingen mogelijk te maken. Wordt de op het oogenblik bij de Kamer aanhangige belastingverlaging op den gewo nen diens' waarvan het offer voor de schat kist op f 18 millioen wordt geraamd, aan vaard en komt daarnaast de nieuwe hotel- belasting, met een geraamde opbrengst van f 10 millioen, tot stand, dan zal de positieve verlichting, voor zoover die den gewonen dienst betreft, op f 8 millioen zijn te stellen. Het resteerende overschot op de aangeboden bcgrooting biedt hiertoe ruimte. In dit ver band moge herinnerd worden aan wat reeds in de laatstvermelde Memorie van Antwoord werd opgemerkt, dat de uilkeering van f 2 rrillioen van den gewonen dienst aan het leeningfonds. waarop na de invoering van de ontworpen verlaging der crisisheffingen blij kens de desbetreffende Memorie van Toe lichting gerekend-werd, ten gevolge van het accres bij de middelen van het Leening- fonds 1914 onr-nodig is gebleken. Ofschoon met het bovenstaande, voor zoo veel de algemccne toelichting op de be grooting voor 1927 betreft, zou kunnen wor den volstaan, meent de minister ook omtrent een verder perspectief der Staatsfinanciën er.kele opmerkingen niet achterwege te mogen laten. De omstandigheid, dat een kleine verlich ting van druk in zicht is gekomen, mag niet het oog doen sluiten voor het feit, dat het peil der uitgaven zich nog steeds op een be denkelijke hoogte bevindt. In 1913 was het bedrag der gewone Staatsuitgaven f219 millioen. Dit slaat ge lijk, bij een indexcijfer van 170, met f 354 millioen thans. In 1918 waren de 219 ge stegen tot 333. In 1919 tot f 444 millioen In 1920 tot f 613 millioen. En sedert is het cijfer in de buurt van dit laatste bedrag ge bleven. De moeilijkheden, waarmede, on danks menig gunstig gegeven, ons land in economisch opzicht nog zoo veelzins te wor stelen heeft, vinden zonder twijfel in den abnormaal hoogen belastingdruk voor een groot deel haar verklaring. Het blijft een gemeenschappelijk belang, door beperking van colleclieve behoeften de voorwaarde te scheppen voor een duurzamen opbloei der welvaarLDe minister zou er daar om tegen willen waarschuwen, het doelpunt reeds bereikt te achten met de geringe ver lichting, die thans mogelijk werd, en veel méér nog hiertegen, dat door verslapping van den drang tot bezuiniging ook deze on voldoende verlichting weer in de waagschaal zou worden gesteld. Want ook dit laatste gevaar is niet denk beeldig. De minister heeft gemeend, dat. nu de mogelijkheid zich voordeed, naast de voorgenomen belaslingconversie een begin van belastingverlaging niet achterwege mocht blijven. Maar hij ontveinst zich niet, dat slechts zoo daaraan een streng volge houden beperking gepaard gaat, deze ver laging ten slotte voldoende gerechtvaardigd zal blijken. Onvermijdelijke nieuwe uitgaven. Voor de naaste toekomst immers zal, naast het normale accres der uitgaven, waarvan men slechts hopen mag dat het door een accres der middelen zal worden overwogen, op eenige onvermijdelijke nieu we uitgaven moeten worden gerekend. Een viertal daarvan moge hier in herinnering worden gebracht. Vooreerst de saneering der pensioen lasten. Gelijk men weet, zal het bedrag, dat op grond van artikel 157 der Pensioenwet jaarlijks ten laste van-de Staatsbegrooting wordt gebracht, nog geruimen tijd stijgen, terwijl daarnaast rekening is te houden met het aanwezige tekort in het pensioenfonds. De Commissie-Van Vuuren, die dit vraag stuk aan een onderzoek heeft onderworpen, heeft ia een voorloopig rapport aan den minister het voorstel gedaan om ,een an nuïteit vast le stellen, die de Slaat, in de plaals van het volgens dc Pensioenwet ver schuldigde, 's jaars aan het fonds zou heb ben uit te keeren, en deze annuïteit le be palen op een zóódanig bedrag, dat daar mede niet slechts de lasten van artikel 157 zullen worden genormaliseerd, maar dat ook het tekort in het fonds geleidelijk zal worden aangevuld. Een voorloopige bereke ning bracht de Commissie tot de uitkomst, dat deze annuïteit ongeveer f 34 millioen 's jaars zou moeten bedragen. De minister is van oordeel, dat op deze wijze inderdaad een aannemelijke regeling der betreffende aangelegenheid is le verkrijgen. Aangezien op de bcgrooting voor 1927 Ier zake van de pensioenen ingevolge de huidige bepalingen rond f 28 millioen is uitgetrokken, valt uit dezen hoofde in de naaste toekomst met een uitgavenstijging van f 6 millioen 's jaars le rekenen. Hiertegenover staat natuurlijk, dat de stijging der pensioenlasten, die thans ieder jaar de begrooting ongunstig beïn vloedt en ditmaal vooral bij justitie en on derwijs merkbaar is, zich na deze normali satie niet meer zal doen gevoelen. In de tweede plaats de afschrijving op het spoorwegkapitaal. Uit recente berekeningen is gebleken, dat de afschrijving, welke ingevolge de geslo ten overeenkomsten jaarlijks ten laste van de exploitatierekening der spoorwegmaat schappijen wordt gebracht, ook na de jong ste verhooging nog blijft beneden het be drag, dat op technische gronden noodzake lijk moet worden geacht bn derhalve in geen geval kan strekken om den achter stand uit vroeger jaren in te halen. Hierin kan.te minder worden berust nu door de opkomst van nieuwe verkeersmiddelen de spoorwegen uit hun monopolistische positie worden teruggedrongen. De minister stelt zich voor dit vraagstuk aan een nader nauwgezet onderzoek te onderwerpen, doch meent voorzichtigheidshalve reeds thans met hieruit voortvloeiende nieuwe lasten voor het Staatsbudget te moeten rekening houden, waarvan het bedrag misschien op f 5 millioen 's jaars gesteld zal moeten worden. In de derde plaats zal de versterkte stor ting in het Invaliditcitsfonds, waardoor de begrooling voor 1927, gelijk boven werd herinnerd, met een nieuwe f 2 millioen is belast, ook in de jaren 1928 en 1929 het budget nog respectievelijk met f 2 en f 4.2 millioen doen 9tijgen. Te zamen alzoo in 2 jaar een stijging van I 6.2 millioen. In de vierde plaats zal, ten einde de zui vere scheiding tusschen gewone en buiten gewone uitgaven op de Walerstaatsbegroo- ting volledig door te voeren, de gewone dienst van deze begrooting in do eerstvol gende jaren nog mei rond f 4 millioen moe ten stijgen, die tot dusver onder buitenge woon zijn ondergebracht. De subsidie op de Spoorwegen. Van dit vicryl toekomstige verhoogingen is feitelijk alleen de tweede onzeker. Een onzekerheid, die zoowel betreft het bedrag der versterkte afschrijving, al9 de vraag, of die afschrijving een nieuwen last voor het budget zal meebrengen. De mogelijkheid bestaat natuurlijk, dat de jongstelijk inge treden tariefsverlaging in die mate en bin nen een zóódanigen termijn zal worden op gevangen door een toenemend vervoer en een verminderde dcclassecring der reizigers, dat het subsidiebedrag, waarop in de aan geboden begrooting gerekend is, voor het a.s. jaar te hoog geraamd zal blijken. De eerste resultaten doen te dien aanzien zelfs een eenigszins gunstige verwachting koesle ren. In dat geval zal het nieuw uitgetrokken subsidiebedrag in volgende jaren vanzelf grootendeels voor een versterkte afschrij ving kunnen worden benuttigd. Zekerheid daaromtrent valt uiteraard nog allerminst te verkrijgen. Zoo de tariefsverlaging niet voldoende slaagt, zal zij in een later jaar zelfs lot een hooger subsidie kunnen leiden dan hot voor 1927.onderstelde, wijl dit laat ste berekend is op een werking van hel ver laagd tarief slechts over een half jaar (1 Juli tot 31 December 1926). De positie der spoor wegen kan ook overigens minder gunstig worden dan zij thans nog schijnt. Inzonder heid zoo, ondanks het toenemend autobus- verkeer, zou worden voortgegaan mei het opdragen aan de maatschappijen van de exploitatie van nieuwe nict-rendabele lij nen. Hiertegen zal dan ook moeien worden gewaakt. In elk geval blijkt uit het boven aange voerde, dat de thans voorgestelde belasting verlaging onderstelt een ernstig voortgezette bezuiniging en dat zonder deze laatste van verdere stappen in dezelfde richting, hoe onmisbaar overigens voor het economisch leven, geen sprake zal kunnen zijn. Op die voortgezette bezuiniging is dan ook het streven der Regeering gericht Naast de bestaande Commissies, wier onderzoek naar bezuinigingsmogelijkheden onverzwakt wordt voortgezet, is o.a met dit doel in den loop van dit jaar een Staatscommissie voor het lager onderwijs ingesteld, liet is een der minst opwekkende ervaringen in den be- zuinigingsarbeid, dat ondanks de verschil lende versoberingswetten, die in de afge- loopen jaren op het gebied van het onder wijs tot stand kwamen, het eindcijfer van de begrooting van dit hoofdstak hetwelk voor het overgroote deel op wettelijke uil gaven bePïist niet de geleidelijke daling vertoont welke verwacht was, maar inte gendeel andermaal een kleine f3 millioen hooger moest worden geraamd. De aandacht dor Regcering is op dezo zaak ten volle ge richt. Zij wacht met vertrouwen af de voor stellen. die haar gedaan zullen worden door de beide thans werkzame Staatscommissies, een voor het middelbaar en een voor het lager onderwijs. En zij zal inmiddels niet nalaten, le doen wat de hand le doen vindt en ook zelfstandig te zoeke'n naar wegen waarlangs, zonder het onderwijs zelf le schaden, zijn bovenmatige en aan het ren dement niet evenredige kosten kunnen wor den besnoeid. Van buitengewoon naar gewoon en omgekeerd. Hel geraamde cijfer der gewone uilgaven voor 1927 ad f 591.368.646.71 vereischt de volgende correctie. Het moet namelijk ver hoogd worden met f 780.000, die, ten gevolge van de gestie met de mijnen, van den gewo nen naar den builengewonen djenst van hoofdstuk VRa zijn overgebracht. Dit geld drukte in 1926 op „gewoon" en moei, waar het ook in 1927 verschuldigd is, bij verge lijking dier beide jaren dus bij de gewone uitgaven voor 1927 worden opgeteld. Omge keerd moeten deze laatste worden vermin derd met de 3.5 millioen Marine-uitgaven en de f 1 millioen Waterstaalsuitgaven, die in de lijn van wat ten vorigen jare op blz. 15 van de Millioenennota werd aangekon digd thans van buitengewoon naar ge woon zijn overgebracht. Bij Marine is hierdoor de laalsle buiten gewone uilgaaf verdwenen en derhalve de toestand, zooals die door verschillende om standigheden sedert een tiental jaren was ingetreden, nu ten volle gesaneerd. Bij Waterstaat is, overeenkomstig hel in de voormelde Nota aangegeven plan, ander maal f 1 millioen van de tot dusver ten on rechte op buitengewoon gebrachte uitgaven naar gewoon overgebracht. Ten slotte mag niet uil het oog worden verloren, dat in dc raming voor het jaar 1927 afgezien nog van het normaie accres der uitgaven begrepen is: lo. de met f 2 millioen versterkte storting in het Invalidileilsfonds, ingevolge het wettelijk schema om de storting geleidelijk te her stellen; 2o. de stijging der pensioenlasten; 3o. de met f 4.5 millioen verhoogde subsidie aan de spoorwegen, ten gevolge van do ta riefsherziening. Tegenover die laatste verhooging slaat overigens eene verlaging op hetzelfde hoofd stuk der bcgrooting van do uitgaven voor onderhoud en verbetering van Rijkswegen tot een bedrag van rond f2.4 millioen, in afwachting van de totstandkoming van het Wegenfonds. Eene verlaging, die inlusschen niet een bate vormt voor de budgelaire po sitie in het algemeen, daar zij gepaard gaat aan eene prijsgeving in 1927 van f 3.7 mil lioen der middelen (60 pet. van de opbrengst der rijwielbelasting). Mocht onverhoopt net Wegenfonds niet tol stand komen, dan ver valt het een als het ander. De diensten van vorige jaren. Omtrent de cijfers van de dienstjaren 1924, 1925 en, voor zoover deze bekend zijn, van het loopende jaar 1926, wordt in de thans verschenen Millioenennota o.a. het volgende medegedeeld Dienstjaar 1924. Het tekort op den gewonen dienst werd in dc vorige nota geraamd op f 23.652.409.38. terwijl thans ecu overschot aanwezig blijkt van f 1.197.922.47*/). Dit gunstig verschil is o m. toe te schrijven aan de meerdere op brengst der zegelrechten, der inkomsten van de gewone domeinen, voorts van het geen meer werd ontvangen wegens rente van ingevolge de Woningwet verleende voorschotten, wegens pensioensbijdragen voor het personeoi, ressortecrcudc onder het departement van Onderwijs, K. cn W., en wegens winst van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie cn Telefonie. Dienst 1925. Het voor het jaar 1925 op den gewonen dienst becijferde overschot bedraagt f41.594.993.501/» Blijkens de aanvankelijk toegestane begrootingen werd aan ge won o uitgaven geraamd f 593.688.206.58, terwijl onder de geraamde middelen een bedrag ad f 591.854.423.50 als gewone ontvangsten werd aangemerkt. Aanvankelijk werd dus een tekort ver wacht van f 6.833.783.08. Het thans becij ferde overschot, geeft dus, in vergelijking mot het aanvankelijk geraamde tekort, ccn gunstiger uitkomst van - 43.428.77G.5S'/fc. De meerdere ontvangsten zijn voor ccn belangrijk deel, 11.L f 9.107.248.46, toe to schrijven aan do oorlogswinstbelasting, wolker opbrengst tot 1 Januari 1925 aan den crisisdienst ten goede kwam, doen, daar met dien datum dc crisisdienst werd opgeheven .sedert we! aan den gewonen dienst moest worden ten goede geschreven. Wat het loopende dienstjaar 1926 be treft, zij aangeteekend, dat dc bcgrooting van uitgaven, zooals zij oorspronkelijk bij dc wet is vastgesteld, een eindcijfer aan wees van f 691.369.912.16 waaronder aan buitenge wone uitgaven f 65.810.215. blijft v. gewone uitgaven f 025.559.697.16 De middelen waren ge raamd op een totaal bedrag van f C40.483.835.81 waaronder aan buitenge wone ontvangsten f 8.563.754.59 blijft gewone ontvangsten f 631.920.081.24 Het overschot op den gewonen dienst 1926 werd dus geraamd op f 6.360.384.OG, hetwelk bestemd was voor dc versterkte uitvoering der Zuiderzeewerken en voor geleidelijke overbrenging van dc opbrengst der rijwiolbelasting naar het wegenfonds. De verhooging van den gewonen dienst bedraagt ten slotte f 4.346.889.40. Er was een geraamd overschot van f G.360.384.0G, welk thans vermind. is tot f 2.013.494.66, dienende tot geleidelijke overbrenging van do opbrengst der rijwielbelasting naar het wegenfonds, waarvoor een bedrag van rond f 2 millioen was aangenomen. Overigens valt uit den aard der zaak omtrent den afloop van het dienstjaar 1926 nog uiterst weinig te zeggen. Blijkens de maandelljksche middelen- sta ten overschreed de opbrengst van dc in die staten genoemde middelen over de eerste 8 maanden de raming met rond f 17.9 millioen. Uit één cn ander raag verwacht wor den, dat het dienstjaar 1926, voor zooveel den gewonen dienst betreft, in geen geval een tekort zal aanwijzen. RECLAME. Meubelmaker-Stoffeerder AALMARKT 16 TELEF. 861 3845 Uit het leven van den beroemden Engelschen detective HERBERT PORTER. Vrij bewerkt naar het Engelsch door J^ II. (Nadruk verboden). ;g) SLOT. Hij keek op de ldok. Het was vijf minu ten vóór balfelf. Verstrooid keek hij de krant even in, keek dan weer naar zijn vrouw, die zijn blik zooveel mogelijk ont- iweck. Plotseling ging dc schel. De juwelier sprong op. „Herbert Porter", zei bij zenuw achtig. liet meisje kwam de kamer binnen. „Een kruier heeft daarnet dezen blief ge bracht." „Wacht hij op antwoord?" „Neen. Hij -is alweer weg." Alvarez scheurde met haastige bewegin gen de enveloppe open en las: ,,lk verwacht u nan den steiger van de vcerbootcn bij de 12de Avenue, II.P." Hij belde. „Hoed en jas." In razende haast drukte hij een vluchtigen kus op het Voorhoofd van zijn vrouw. Zij greep zijn beide handen. „Ga met God," zei ze aangedaan. „Ik heb u maar even laten opkloppen," zei de detective, terwijl hij den juwelier de hand drukte. „Het zijn er zes; een heele bende. Mijnheer Bishop schijnt in schit terend gezelschap te zijn." Zij namen plaats op een veerboot en (waren in een halfuur in Woohawken, het noordelijk deel van Hoboken. De beide mannen 'liepen zwijgend door de donkere lanen van het villa-kwartier. In de verte flikkerden een paar spaarzame lantarens in den vochtig-warmen wind, die van den Hudson kwam. Uit de duisternis klonk een weemoedig lied; het kwam uit een van dc blanke landhuizen, die daar in het diope donker lagen tc droomen. ».Een liefde-lied", zei Herbert Porter als tot zichzelf. ,,De nacht, de geheimzinnige pacht, is in waarheid de moeder van alle dingen: van de liefde en van dc misdaad; San hot leven en van do vernietiging.'' De laan werd breeder, de bebouwing minder dicht. Wolkomen rust lag over het nachtelijk landschap; alleen de schreden van de beide mannen klonken op in de grootsche stilte. Dorre blaren woeien op. „Het wordt herfst", zei de speurder zacht. Het begon te motregenen. Plotseling legde Herbert Porter zijn hand op den schouder van zijn metgezel. „St...." Dc Spanjaard kromp inéén van schrik. „Kom hier op het grasveld." Zij slopen met onhoorbare passen om een huis. Uit drie vensters aan de achter zijde van de nogal hoog gelegen beneden verdieping er was een sousterrain on der kwam een heldere lichtschijn door de gele gordijnen. De beide balkondeuren stonden open. „Blijf hier staan", fluisterde de dotcc- tive. In het volgend oogenblik trok hij zich geruischloos aan de borstwering van het balkon omhoog. Met een onmerkbare hand beweging trok hij een slip van het gordijn op zij en spiedde naar binnen. „De heeren zijn aan den arbeid", fluisterde hij, terwijl hij zich ver over de borstwering boog. „Ze maken zich juist gereed om den theepot op het vuur te zetten." Weer keek hij zwij gend eenige minuten de kamer ineen rood schijnsel begon te gloeien. Herbert Porter lachte een onhoorbaren lach. „Als ik me niet vergis, moeten "de gezichten van de heeren nu steeds langer worden." Plotseling stiet hij een gesmoorden vloek uit: „Wel verduiveld; ik geloof, dat ze me gezien hebben." Bijna op hetzelfde oogenblik werd het gordijn heftig weggetrokken; verschillende mannen verschenen op het balkon. Een stem schreeuwde: „Herbert Porter.' - De gesnapte speurder sprong bliksem snel op het grasveld en was weinige se conden later als door de duisternis ver zwolgen. Over al zijn leden bevend, zijn handen krampachtig tot vuisten gebald, in starren schrik dook de juwelier achter het kreupelhout weg en tuurde met ang stige oogen de duisternis in. In de kamer schreeuwde iemand: „Ik moet hem heb ben. Breng hem mij, dood of levend.."- Er ontstond een lange, vreeselijke pauze. Het stampen van zware laarzen drong door tot den luisterenden Span jaard. Stemmen, onderdrukte vloeken, een halfluid commando. Dan werd het een oogenblik doodstil. Uit de duisternis tra den mannen te voorschijn; in hun midden een gestalte met een lange, lichte jas aan. „Zc hebben hem gepalet", kreunde de juwelier in vertwijfeling. „Hij is verloren." Hij voelde, dat het koude angstzweet hom aan alle kanten uitbrak. De mannen traden, hun gevangene mee voerend, met zware, dreunende stappen het huis binnen. Iedere zenuw van Juan Alvarez trilde, zijn hart klopte met ha^ merende slagen. Eén oogenblik bedacht hij: zou hij Herbert Porter te hulp komen? Maar aoht, dat zou immers waanzin zijn Twee tegen zes! Hij kroop onhoorbaar over het grasveld voorwaarts. Daar stond een boom. Zonder eenig geluid wist hij zich in de takken een eind omhoog te wer ken, zoodat hij de kamer geheel en al kon overzien; het gordijn hing in flarden."* Voor den smeltoven stond Arthur Bishop, zijn bediende. Juist brachten de mannen den gevangeno binnen. Bishop trad op den Engolschman toe en zei hoonend: „Ziezoo, dat was je laatste streek, waar de heer." De aangesprokene wendde zijn gezicht naar het venster, zoodat het licht van de lamp juist op zijn gezicht viel. Met stomme verbazing zag de juwelier: Dat was Herbert Porter absoluut niet. De man, die daar tusschen de misdadigers stond, droeg wel den hoed en de jas van den detective maar onder dien hoed, grijnsde half verlegen, half bru taal, het gezicht van een lummelige boe renjongen. Bishop was de eerste, die de vergissing bemerkte: „Wie ben jij?" schreeuwde hij den vreemde toe. „Hoe kom je aan dien hoed en die jas De ondervraagde opende zijn dommen, groeten mond en keek de mannen met een half nieuwsgierigen, half angstigen grijns, dom aan. „Hoe kom je aan die* spullen?" her haalde Bishop dreigend. De ^oerenjonjjen, tot wie het, langzamor- hand scheen door te dringen, dat zijn toe stand niet zonder gevaar was, opende aarzelend de hand. Er lag een vijf-doJlar- biljet in. „Wat is dal voor geld?" „Een man", stotterde hij angstig en in onvervalsche boersch dialect, „een man heeft me dat gegeven. Toen trok-ie me vlug de jas aan cn zette den hoed op mijn hoofd..." „Nu..ï en wat verder?" drong Bishop aan. „Hij zei: Blijf hier ccn poosje staan... je wordt hier ook weer afgehaald..." „Waar is die man schreeuwde Bishop. „Weggeloopen. Daar, naar den overkant.." De jongen wees met de hand in de richting van een klein bruggetje",daar aan den overkant, daar loopt-ie." „Er achteraan," brulde Bishop. Met een vloek sprong hij naar builen. „Er achteraan, wemoeten hem hebben." De zes mannen sprongen op cn drongen -naar de deur; één van hen stootte met zijn elleboog tegen den theepot. Kletterend viel deze op den grond in stukken; de inhoud liep over het vloerkleed, dat het vocht snel op zoog. In het volgend oogenblik waren de zes mannen in de duisternis verdwenen. De boerenjongen zag ben hoofdschuddend na en keek nieuwsgierig de kamer rond. Dan liep hij naar den uitgang. De juwelier had uit zijn schuilplaats als verlamd toegezien naar wat er geschiedde. Hij liet zich onhoorbaar naar beneden glijden, klom over de borstwering en trad de kamer binnen. Handenwringend keek hij naar de natte plek in het vloerkleed en kreunde: „Alles wegHerbert Porter in moordenaarshanden en het platina ver nietigd." „En wat nog meer?" vroeg plotseling een VToolijke, welbekende slem. Juan Alvarez keerde zich om en staarde stom verbaasd in het gezicht van den boe renjongen. Diens trekken veranderden zich geleidelijk. In plaats het stompzinnige grijn zen kwam een genoeglijke glimlach op zijn gezicht; hij zette den hoed af en keek den juwelier recht in het gezicht. „Herbert Porter," schreeuwde deze, bui ige .zichzelf van verwondering. - „Goeden avond,", lachte dc aangesprokene terug. „Goddank," zei de juwelier met een diepe zucht van verlichting. „U bent ten minste gered, Mr. Porter." Ilij legde hem ontroerd de handen op de schouders cn zei: „Al is het platina ook weg...." „Hoe weet u dat?'' De kerels hebben immers den theepot la ten stukvallen en de kostbare inhoud is weg- gcloopen." Herbert Porter haalde bedaard zijn pijp uit den zak. „Het is inderdaad thee, dat u hier op den grond ziet," zei hij langzaanv „dezen keer is het echte thee en geen Bishop-» thee." „Wat beleekent dat nu weer?" schreeuw-? de de juwelier. De detective stopte op zijn dooie gemak zijn pijp verder, stak deze aan en deed met welbehagen een paar flinke trekken. Tocu nam hij weer het woord „llc had vooruit in de gaten, dat mijnheer Bishop zijn theepot zou komen halen, en daarom heb ik voor allo eventualiteiten thee in den pot gedaan, echte thee, toen ik vanochtend vroeg tijdens u afwezigheid in de werkplaats was." „En de platina-oplossing?" „Staat kant cn klaar gedestilleerd, goed bewaard in mijn eigen laboratorium." De juwelier gaf een schreeuw van blijd-» schap. „Ik had u dat wel eer kunnen vertellen," hervatte de speurder, „maar als straf voor uw lichtzinnigheid om Bishop den theepot te geven, heb ik u een beetje in angst laten zitten. Van builen hoorde men plotseling een wild geschreeuw, gestommel en gestamp. „Ziezoo, knikte Herbert Porter tevreden, mijn mannetjes sluiten juist mijnheer Bishop en zijn compagnons liefdevol in de armen En gaat u nu maar eens met me mee. Ik heb vóór het spel begon, hier in de buurt een aardig, klein restaurant ontdekt en voor alle., eventualiteiten daar voor twee personen biefstuk en een goede flcsch ouden Bordeaux besteld. f 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5