AAN DEN ANDEREN KANT
No. 20407.
LE8DSCH DAGBLAD, Woensdag 22 September
Tweede Blad Anno 1926.
Be
H.P, H. KEEREWEER
FEUILLETON.
Geraamd overschot van
f 12 millioen. Bezui
niging blijft geboden.
Handhaving van het uit
gaven-niveau.
In de Nota betreffende den toestand van
V lands financiën, welke de minister van
financiën bij 'de Kamer heeft ingediend,
geeft deze een overzicht van 'stands finan-
cieelen toestand, waaraan de minister de
opmerkingen en beschouwingen vaslknoopt
tot welke de financieel© situatie, in ver
band met de ramingen voor het dienstjaar
1927, aanleiding geeft.
Stelt men de ramingen der ontvangsten
en uitgaven tegenover elkaar, dan vindt
jr.en dal geraamd wordt:
Gewone
dienst
Buiten-
Totaal.
gewone
dienst.
Ontvangsten:
f603.901.717 f 7.906 588 1611 808.305
Uilgaven
f 591.8G8.646 f 55.098.050 f 646.966 696
Balig saldo gewone dienst f 12.033.071.
Nadeelig saldo buitengewone dienst
f47.191.162, totaal f35.158 391.
Op den gewonen dienst zou derhalve
?en overschot zijn van rond f 12 millioen.
Dit overschot moet evenwel terstond ver
minderd worden met f 3.7 millioen, zijnde
60 pCt. van de opbrengst der rijwielbelasting
welk bedrag, naar in de dezer dagen aan de
commissie van voorbereiding ingezonden
Memorie van Antwoord over het betreffende
wetsontwerp tot uiting komt, bestemd is in
1927 te worden ten goede geschreven aan
hel in te stellen Wegenfonds.
Het resteerend overschot zal in slaat stel
len om cenig begin te maken met de uil een
economisch oogpunt hoogst noodzakelijke
belastingverlaging op den gewonen dienst.
Zooals de minister reeds uiteengezet heeft
in de Augustus j.l. aan de Commissie van
Voorbereiding voor de belastingvoorstellen
toegezonden Memorie van Antwoord, is hij
van oordeel, dat dit begin van verlaging
het meest doeltroffend wordt aangebracht
door. onder handhaving van de voorgestelde
vermindering van do successierechten en
van de personeelc helasting, voorshands niet
aan te dnnge* of» e-»n onverwijlde behande
ling der weo' •Vvcr'cringsbelasting. Deze
laatste, die bij dezelfde Memorie van Ant
woord eenige ingrijpende wijzigingen heeft
Ondergaan, waardoor, naar hij zich voor
stelt, aan de belangrijkste bezwaren wordt
legcmoet gekomen, zal dan op een later tijd
stip kunnen worden behandeld en, zoo zij
door de Kamer wordt aanvaard, hopelijk
kunnen dienen om verdere verlaging van
andere, schadelijker, heffingen mogelijk te
maken.
Wordt de op het oogenblik bij de Kamer
aanhangige belastingverlaging op den gewo
nen diens' waarvan het offer voor de schat
kist op f 18 millioen wordt geraamd, aan
vaard en komt daarnaast de nieuwe hotel-
belasting, met een geraamde opbrengst van
f 10 millioen, tot stand, dan zal de positieve
verlichting, voor zoover die den gewonen
dienst betreft, op f 8 millioen zijn te stellen.
Het resteerende overschot op de aangeboden
bcgrooting biedt hiertoe ruimte. In dit ver
band moge herinnerd worden aan wat reeds
in de laatstvermelde Memorie van Antwoord
werd opgemerkt, dat de uilkeering van f 2
rrillioen van den gewonen dienst aan het
leeningfonds. waarop na de invoering van de
ontworpen verlaging der crisisheffingen blij
kens de desbetreffende Memorie van Toe
lichting gerekend-werd, ten gevolge van het
accres bij de middelen van het Leening-
fonds 1914 onr-nodig is gebleken.
Ofschoon met het bovenstaande, voor zoo
veel de algemccne toelichting op de be
grooting voor 1927 betreft, zou kunnen wor
den volstaan, meent de minister ook omtrent
een verder perspectief der Staatsfinanciën
er.kele opmerkingen niet achterwege te
mogen laten.
De omstandigheid, dat een kleine verlich
ting van druk in zicht is gekomen, mag niet
het oog doen sluiten voor het feit, dat het
peil der uitgaven zich nog steeds op een be
denkelijke hoogte bevindt.
In 1913 was het bedrag der gewone
Staatsuitgaven f219 millioen. Dit slaat ge
lijk, bij een indexcijfer van 170, met f 354
millioen thans. In 1918 waren de 219 ge
stegen tot 333. In 1919 tot f 444 millioen In
1920 tot f 613 millioen. En sedert is het
cijfer in de buurt van dit laatste bedrag ge
bleven. De moeilijkheden, waarmede, on
danks menig gunstig gegeven, ons land in
economisch opzicht nog zoo veelzins te wor
stelen heeft, vinden zonder twijfel in den
abnormaal hoogen belastingdruk voor een
groot deel haar verklaring.
Het blijft een gemeenschappelijk belang,
door beperking van colleclieve behoeften de
voorwaarde te scheppen voor een duurzamen
opbloei der welvaarLDe minister zou er daar
om tegen willen waarschuwen, het doelpunt
reeds bereikt te achten met de geringe ver
lichting, die thans mogelijk werd, en veel
méér nog hiertegen, dat door verslapping
van den drang tot bezuiniging ook deze on
voldoende verlichting weer in de waagschaal
zou worden gesteld.
Want ook dit laatste gevaar is niet denk
beeldig. De minister heeft gemeend, dat. nu
de mogelijkheid zich voordeed, naast de
voorgenomen belaslingconversie een begin
van belastingverlaging niet achterwege
mocht blijven. Maar hij ontveinst zich niet,
dat slechts zoo daaraan een streng volge
houden beperking gepaard gaat, deze ver
laging ten slotte voldoende gerechtvaardigd
zal blijken.
Onvermijdelijke nieuwe uitgaven.
Voor de naaste toekomst immers zal,
naast het normale accres der uitgaven,
waarvan men slechts hopen mag dat het
door een accres der middelen zal worden
overwogen, op eenige onvermijdelijke nieu
we uitgaven moeten worden gerekend. Een
viertal daarvan moge hier in herinnering
worden gebracht.
Vooreerst de saneering der pensioen
lasten.
Gelijk men weet, zal het bedrag, dat op
grond van artikel 157 der Pensioenwet
jaarlijks ten laste van-de Staatsbegrooting
wordt gebracht, nog geruimen tijd stijgen,
terwijl daarnaast rekening is te houden met
het aanwezige tekort in het pensioenfonds.
De Commissie-Van Vuuren, die dit vraag
stuk aan een onderzoek heeft onderworpen,
heeft ia een voorloopig rapport aan den
minister het voorstel gedaan om ,een an
nuïteit vast le stellen, die de Slaat, in de
plaals van het volgens dc Pensioenwet ver
schuldigde, 's jaars aan het fonds zou heb
ben uit te keeren, en deze annuïteit le be
palen op een zóódanig bedrag, dat daar
mede niet slechts de lasten van artikel 157
zullen worden genormaliseerd, maar dat
ook het tekort in het fonds geleidelijk zal
worden aangevuld. Een voorloopige bereke
ning bracht de Commissie tot de uitkomst,
dat deze annuïteit ongeveer f 34 millioen
's jaars zou moeten bedragen. De minister
is van oordeel, dat op deze wijze inderdaad
een aannemelijke regeling der betreffende
aangelegenheid is le verkrijgen. Aangezien
op de bcgrooting voor 1927 Ier zake van de
pensioenen ingevolge de huidige bepalingen
rond f 28 millioen is uitgetrokken, valt uit
dezen hoofde in de naaste toekomst met een
uitgavenstijging van f 6 millioen 's jaars le
rekenen. Hiertegenover staat natuurlijk, dat
de stijging der pensioenlasten, die thans
ieder jaar de begrooting ongunstig beïn
vloedt en ditmaal vooral bij justitie en on
derwijs merkbaar is, zich na deze normali
satie niet meer zal doen gevoelen.
In de tweede plaats de afschrijving op
het spoorwegkapitaal.
Uit recente berekeningen is gebleken, dat
de afschrijving, welke ingevolge de geslo
ten overeenkomsten jaarlijks ten laste van
de exploitatierekening der spoorwegmaat
schappijen wordt gebracht, ook na de jong
ste verhooging nog blijft beneden het be
drag, dat op technische gronden noodzake
lijk moet worden geacht bn derhalve in
geen geval kan strekken om den achter
stand uit vroeger jaren in te halen. Hierin
kan.te minder worden berust nu door de
opkomst van nieuwe verkeersmiddelen de
spoorwegen uit hun monopolistische positie
worden teruggedrongen. De minister stelt
zich voor dit vraagstuk aan een nader
nauwgezet onderzoek te onderwerpen, doch
meent voorzichtigheidshalve reeds thans
met hieruit voortvloeiende nieuwe lasten
voor het Staatsbudget te moeten rekening
houden, waarvan het bedrag misschien op
f 5 millioen 's jaars gesteld zal moeten
worden.
In de derde plaats zal de versterkte stor
ting in het Invaliditcitsfonds, waardoor de
begrooling voor 1927, gelijk boven werd
herinnerd, met een nieuwe f 2 millioen is
belast, ook in de jaren 1928 en 1929 het
budget nog respectievelijk met f 2 en f 4.2
millioen doen 9tijgen. Te zamen alzoo in
2 jaar een stijging van I 6.2 millioen.
In de vierde plaats zal, ten einde de zui
vere scheiding tusschen gewone en buiten
gewone uitgaven op de Walerstaatsbegroo-
ting volledig door te voeren, de gewone
dienst van deze begrooting in do eerstvol
gende jaren nog mei rond f 4 millioen moe
ten stijgen, die tot dusver onder buitenge
woon zijn ondergebracht.
De subsidie op de Spoorwegen.
Van dit vicryl toekomstige verhoogingen
is feitelijk alleen de tweede onzeker. Een
onzekerheid, die zoowel betreft het bedrag
der versterkte afschrijving, al9 de vraag, of
die afschrijving een nieuwen last voor het
budget zal meebrengen. De mogelijkheid
bestaat natuurlijk, dat de jongstelijk inge
treden tariefsverlaging in die mate en bin
nen een zóódanigen termijn zal worden op
gevangen door een toenemend vervoer en
een verminderde dcclassecring der reizigers,
dat het subsidiebedrag, waarop in de aan
geboden begrooting gerekend is, voor het
a.s. jaar te hoog geraamd zal blijken. De
eerste resultaten doen te dien aanzien zelfs
een eenigszins gunstige verwachting koesle
ren. In dat geval zal het nieuw uitgetrokken
subsidiebedrag in volgende jaren vanzelf
grootendeels voor een versterkte afschrij
ving kunnen worden benuttigd. Zekerheid
daaromtrent valt uiteraard nog allerminst
te verkrijgen. Zoo de tariefsverlaging niet
voldoende slaagt, zal zij in een later jaar
zelfs lot een hooger subsidie kunnen leiden
dan hot voor 1927.onderstelde, wijl dit laat
ste berekend is op een werking van hel ver
laagd tarief slechts over een half jaar (1 Juli
tot 31 December 1926). De positie der spoor
wegen kan ook overigens minder gunstig
worden dan zij thans nog schijnt. Inzonder
heid zoo, ondanks het toenemend autobus-
verkeer, zou worden voortgegaan mei het
opdragen aan de maatschappijen van de
exploitatie van nieuwe nict-rendabele lij
nen. Hiertegen zal dan ook moeien worden
gewaakt.
In elk geval blijkt uit het boven aange
voerde, dat de thans voorgestelde belasting
verlaging onderstelt een ernstig voortgezette
bezuiniging en dat zonder deze laatste van
verdere stappen in dezelfde richting, hoe
onmisbaar overigens voor het economisch
leven, geen sprake zal kunnen zijn.
Op die voortgezette bezuiniging is dan ook
het streven der Regeering gericht Naast
de bestaande Commissies, wier onderzoek
naar bezuinigingsmogelijkheden onverzwakt
wordt voortgezet, is o.a met dit doel in den
loop van dit jaar een Staatscommissie voor
het lager onderwijs ingesteld, liet is een der
minst opwekkende ervaringen in den be-
zuinigingsarbeid, dat ondanks de verschil
lende versoberingswetten, die in de afge-
loopen jaren op het gebied van het onder
wijs tot stand kwamen, het eindcijfer van
de begrooting van dit hoofdstak hetwelk
voor het overgroote deel op wettelijke uil
gaven bePïist niet de geleidelijke daling
vertoont welke verwacht was, maar inte
gendeel andermaal een kleine f3 millioen
hooger moest worden geraamd. De aandacht
dor Regcering is op dezo zaak ten volle ge
richt. Zij wacht met vertrouwen af de voor
stellen. die haar gedaan zullen worden door
de beide thans werkzame Staatscommissies,
een voor het middelbaar en een voor het
lager onderwijs. En zij zal inmiddels niet
nalaten, le doen wat de hand le doen vindt
en ook zelfstandig te zoeke'n naar wegen
waarlangs, zonder het onderwijs zelf le
schaden, zijn bovenmatige en aan het ren
dement niet evenredige kosten kunnen wor
den besnoeid.
Van buitengewoon naar gewoon
en omgekeerd.
Hel geraamde cijfer der gewone uilgaven
voor 1927 ad f 591.368.646.71 vereischt de
volgende correctie. Het moet namelijk ver
hoogd worden met f 780.000, die, ten gevolge
van de gestie met de mijnen, van den gewo
nen naar den builengewonen djenst van
hoofdstuk VRa zijn overgebracht. Dit geld
drukte in 1926 op „gewoon" en moei, waar
het ook in 1927 verschuldigd is, bij verge
lijking dier beide jaren dus bij de gewone
uitgaven voor 1927 worden opgeteld. Omge
keerd moeten deze laatste worden vermin
derd met de 3.5 millioen Marine-uitgaven
en de f 1 millioen Waterstaalsuitgaven, die
in de lijn van wat ten vorigen jare op blz.
15 van de Millioenennota werd aangekon
digd thans van buitengewoon naar ge
woon zijn overgebracht.
Bij Marine is hierdoor de laalsle buiten
gewone uilgaaf verdwenen en derhalve de
toestand, zooals die door verschillende om
standigheden sedert een tiental jaren was
ingetreden, nu ten volle gesaneerd.
Bij Waterstaat is, overeenkomstig hel in
de voormelde Nota aangegeven plan, ander
maal f 1 millioen van de tot dusver ten on
rechte op buitengewoon gebrachte uitgaven
naar gewoon overgebracht.
Ten slotte mag niet uil het oog worden
verloren, dat in dc raming voor het jaar
1927 afgezien nog van het normaie
accres der uitgaven begrepen is: lo. de
met f 2 millioen versterkte storting in het
Invalidileilsfonds, ingevolge het wettelijk
schema om de storting geleidelijk te her
stellen; 2o. de stijging der pensioenlasten;
3o. de met f 4.5 millioen verhoogde subsidie
aan de spoorwegen, ten gevolge van do ta
riefsherziening.
Tegenover die laatste verhooging slaat
overigens eene verlaging op hetzelfde hoofd
stuk der bcgrooting van do uitgaven voor
onderhoud en verbetering van Rijkswegen
tot een bedrag van rond f2.4 millioen, in
afwachting van de totstandkoming van het
Wegenfonds. Eene verlaging, die inlusschen
niet een bate vormt voor de budgelaire po
sitie in het algemeen, daar zij gepaard gaat
aan eene prijsgeving in 1927 van f 3.7 mil
lioen der middelen (60 pet. van de opbrengst
der rijwielbelasting). Mocht onverhoopt net
Wegenfonds niet tol stand komen, dan ver
valt het een als het ander.
De diensten van vorige jaren.
Omtrent de cijfers van de dienstjaren
1924, 1925 en, voor zoover deze bekend
zijn, van het loopende jaar 1926, wordt in
de thans verschenen Millioenennota o.a.
het volgende medegedeeld
Dienstjaar 1924.
Het tekort op den gewonen dienst werd
in dc vorige nota geraamd op f 23.652.409.38.
terwijl thans ecu overschot aanwezig blijkt
van f 1.197.922.47*/). Dit gunstig verschil is
o m. toe te schrijven aan de meerdere op
brengst der zegelrechten, der inkomsten
van de gewone domeinen, voorts van het
geen meer werd ontvangen wegens rente
van ingevolge de Woningwet verleende
voorschotten, wegens pensioensbijdragen
voor het personeoi, ressortecrcudc onder
het departement van Onderwijs, K. cn W.,
en wegens winst van het Staatsbedrijf der
Posterijen, Telegrafie cn Telefonie.
Dienst 1925.
Het voor het jaar 1925 op den gewonen
dienst becijferde overschot bedraagt
f41.594.993.501/» Blijkens de aanvankelijk
toegestane begrootingen werd aan ge won o
uitgaven geraamd f 593.688.206.58, terwijl
onder de geraamde middelen een bedrag
ad f 591.854.423.50 als gewone ontvangsten
werd aangemerkt.
Aanvankelijk werd dus een tekort ver
wacht van f 6.833.783.08. Het thans becij
ferde overschot, geeft dus, in vergelijking
mot het aanvankelijk geraamde tekort, ccn
gunstiger uitkomst van - 43.428.77G.5S'/fc.
De meerdere ontvangsten zijn voor ccn
belangrijk deel, 11.L f 9.107.248.46, toe to
schrijven aan do oorlogswinstbelasting,
wolker opbrengst tot 1 Januari 1925 aan
den crisisdienst ten goede kwam, doen,
daar met dien datum dc crisisdienst werd
opgeheven .sedert we! aan den gewonen
dienst moest worden ten goede geschreven.
Wat het loopende dienstjaar 1926 be
treft, zij aangeteekend, dat dc bcgrooting
van uitgaven, zooals zij oorspronkelijk bij
dc wet is vastgesteld, een eindcijfer aan
wees van f 691.369.912.16
waaronder aan buitenge
wone uitgaven f 65.810.215.
blijft v. gewone uitgaven f 025.559.697.16
De middelen waren ge
raamd op een totaal
bedrag van f C40.483.835.81
waaronder aan buitenge
wone ontvangsten f 8.563.754.59
blijft gewone ontvangsten f 631.920.081.24
Het overschot op den gewonen dienst
1926 werd dus geraamd op f 6.360.384.OG,
hetwelk bestemd was voor dc versterkte
uitvoering der Zuiderzeewerken en voor
geleidelijke overbrenging van dc opbrengst
der rijwiolbelasting naar het wegenfonds.
De verhooging van den gewonen dienst
bedraagt ten slotte f 4.346.889.40. Er was
een geraamd overschot van f G.360.384.0G,
welk thans vermind. is tot f 2.013.494.66,
dienende tot geleidelijke overbrenging van
do opbrengst der rijwielbelasting naar
het wegenfonds, waarvoor een bedrag van
rond f 2 millioen was aangenomen.
Overigens valt uit den aard der zaak
omtrent den afloop van het dienstjaar
1926 nog uiterst weinig te zeggen.
Blijkens de maandelljksche middelen-
sta ten overschreed de opbrengst van dc in
die staten genoemde middelen over de
eerste 8 maanden de raming met rond
f 17.9 millioen.
Uit één cn ander raag verwacht wor
den, dat het dienstjaar 1926, voor zooveel
den gewonen dienst betreft, in geen geval
een tekort zal aanwijzen.
RECLAME.
Meubelmaker-Stoffeerder
AALMARKT 16 TELEF. 861
3845
Uit het leven van den beroemden Engelschen
detective HERBERT PORTER.
Vrij bewerkt naar het Engelsch door J^ II.
(Nadruk verboden).
;g) SLOT.
Hij keek op de ldok. Het was vijf minu
ten vóór balfelf. Verstrooid keek hij de
krant even in, keek dan weer naar zijn
vrouw, die zijn blik zooveel mogelijk ont-
iweck. Plotseling ging dc schel. De juwelier
sprong op. „Herbert Porter", zei bij zenuw
achtig. liet meisje kwam de kamer binnen.
„Een kruier heeft daarnet dezen blief ge
bracht."
„Wacht hij op antwoord?"
„Neen. Hij -is alweer weg."
Alvarez scheurde met haastige bewegin
gen de enveloppe open en las: ,,lk verwacht
u nan den steiger van de vcerbootcn bij de
12de Avenue, II.P."
Hij belde. „Hoed en jas." In razende
haast drukte hij een vluchtigen kus op het
Voorhoofd van zijn vrouw.
Zij greep zijn beide handen. „Ga met
God," zei ze aangedaan.
„Ik heb u maar even laten opkloppen,"
zei de detective, terwijl hij den juwelier
de hand drukte. „Het zijn er zes; een heele
bende. Mijnheer Bishop schijnt in schit
terend gezelschap te zijn."
Zij namen plaats op een veerboot en
(waren in een halfuur in Woohawken, het
noordelijk deel van Hoboken.
De beide mannen 'liepen zwijgend door
de donkere lanen van het villa-kwartier.
In de verte flikkerden een paar spaarzame
lantarens in den vochtig-warmen wind, die
van den Hudson kwam. Uit de duisternis
klonk een weemoedig lied; het kwam uit
een van dc blanke landhuizen, die daar in
het diope donker lagen tc droomen.
».Een liefde-lied", zei Herbert Porter als
tot zichzelf. ,,De nacht, de geheimzinnige
pacht, is in waarheid de moeder van alle
dingen: van de liefde en van dc misdaad;
San hot leven en van do vernietiging.''
De laan werd breeder, de bebouwing
minder dicht. Wolkomen rust lag over het
nachtelijk landschap; alleen de schreden
van de beide mannen klonken op in de
grootsche stilte. Dorre blaren woeien op.
„Het wordt herfst", zei de speurder
zacht.
Het begon te motregenen. Plotseling
legde Herbert Porter zijn hand op den
schouder van zijn metgezel. „St...." Dc
Spanjaard kromp inéén van schrik.
„Kom hier op het grasveld."
Zij slopen met onhoorbare passen om
een huis. Uit drie vensters aan de achter
zijde van de nogal hoog gelegen beneden
verdieping er was een sousterrain on
der kwam een heldere lichtschijn door
de gele gordijnen. De beide balkondeuren
stonden open.
„Blijf hier staan", fluisterde de dotcc-
tive.
In het volgend oogenblik trok hij zich
geruischloos aan de borstwering van het
balkon omhoog. Met een onmerkbare hand
beweging trok hij een slip van het gordijn
op zij en spiedde naar binnen. „De heeren
zijn aan den arbeid", fluisterde hij, terwijl
hij zich ver over de borstwering boog. „Ze
maken zich juist gereed om den theepot
op het vuur te zetten." Weer keek hij zwij
gend eenige minuten de kamer ineen
rood schijnsel begon te gloeien. Herbert
Porter lachte een onhoorbaren lach. „Als
ik me niet vergis, moeten "de gezichten
van de heeren nu steeds langer worden."
Plotseling stiet hij een gesmoorden vloek
uit: „Wel verduiveld; ik geloof, dat ze me
gezien hebben."
Bijna op hetzelfde oogenblik werd het
gordijn heftig weggetrokken; verschillende
mannen verschenen op het balkon. Een
stem schreeuwde: „Herbert Porter.' -
De gesnapte speurder sprong bliksem
snel op het grasveld en was weinige se
conden later als door de duisternis ver
zwolgen. Over al zijn leden bevend, zijn
handen krampachtig tot vuisten gebald, in
starren schrik dook de juwelier achter
het kreupelhout weg en tuurde met ang
stige oogen de duisternis in. In de kamer
schreeuwde iemand: „Ik moet hem heb
ben. Breng hem mij, dood of levend.."-
Er ontstond een lange, vreeselijke
pauze. Het stampen van zware laarzen
drong door tot den luisterenden Span
jaard. Stemmen, onderdrukte vloeken,
een halfluid commando. Dan werd het een
oogenblik doodstil. Uit de duisternis tra
den mannen te voorschijn; in hun midden
een gestalte met een lange, lichte jas aan.
„Zc hebben hem gepalet", kreunde de
juwelier in vertwijfeling. „Hij is verloren."
Hij voelde, dat het koude angstzweet hom
aan alle kanten uitbrak.
De mannen traden, hun gevangene mee
voerend, met zware, dreunende stappen
het huis binnen. Iedere zenuw van Juan
Alvarez trilde, zijn hart klopte met ha^
merende slagen. Eén oogenblik bedacht
hij: zou hij Herbert Porter te hulp komen?
Maar aoht, dat zou immers waanzin zijn
Twee tegen zes! Hij kroop onhoorbaar
over het grasveld voorwaarts. Daar stond
een boom. Zonder eenig geluid wist hij
zich in de takken een eind omhoog te wer
ken, zoodat hij de kamer geheel en al kon
overzien; het gordijn hing in flarden."*
Voor den smeltoven stond Arthur Bishop,
zijn bediende. Juist brachten de mannen
den gevangeno binnen. Bishop trad op
den Engolschman toe en zei hoonend:
„Ziezoo, dat was je laatste streek, waar
de heer."
De aangesprokene wendde zijn gezicht
naar het venster, zoodat het licht van
de lamp juist op zijn gezicht viel. Met
stomme verbazing zag de juwelier: Dat
was Herbert Porter absoluut
niet. De man, die daar tusschen de
misdadigers stond, droeg wel den hoed
en de jas van den detective maar onder
dien hoed, grijnsde half verlegen, half bru
taal, het gezicht van een lummelige boe
renjongen. Bishop was de eerste, die de
vergissing bemerkte: „Wie ben jij?"
schreeuwde hij den vreemde toe. „Hoe kom
je aan dien hoed en die jas
De ondervraagde opende zijn dommen,
groeten mond en keek de mannen met een
half nieuwsgierigen, half angstigen grijns,
dom aan.
„Hoe kom je aan die* spullen?" her
haalde Bishop dreigend.
De ^oerenjonjjen, tot wie het, langzamor-
hand scheen door te dringen, dat zijn toe
stand niet zonder gevaar was, opende
aarzelend de hand. Er lag een vijf-doJlar-
biljet in.
„Wat is dal voor geld?"
„Een man", stotterde hij angstig en in
onvervalsche boersch dialect, „een man
heeft me dat gegeven. Toen trok-ie me
vlug de jas aan cn zette den hoed op mijn
hoofd..."
„Nu..ï en wat verder?" drong Bishop
aan.
„Hij zei: Blijf hier ccn poosje staan...
je wordt hier ook weer afgehaald..."
„Waar is die man schreeuwde Bishop.
„Weggeloopen. Daar, naar den overkant.."
De jongen wees met de hand in de richting
van een klein bruggetje",daar aan
den overkant, daar loopt-ie."
„Er achteraan," brulde Bishop. Met een
vloek sprong hij naar builen. „Er achteraan,
wemoeten hem hebben."
De zes mannen sprongen op cn drongen
-naar de deur; één van hen stootte met zijn
elleboog tegen den theepot. Kletterend viel
deze op den grond in stukken; de inhoud liep
over het vloerkleed, dat het vocht snel op
zoog.
In het volgend oogenblik waren de zes
mannen in de duisternis verdwenen. De
boerenjongen zag ben hoofdschuddend na en
keek nieuwsgierig de kamer rond. Dan liep
hij naar den uitgang. De juwelier had uit zijn
schuilplaats als verlamd toegezien naar wat
er geschiedde. Hij liet zich onhoorbaar naar
beneden glijden, klom over de borstwering
en trad de kamer binnen. Handenwringend
keek hij naar de natte plek in het vloerkleed
en kreunde: „Alles wegHerbert Porter
in moordenaarshanden en het platina ver
nietigd."
„En wat nog meer?" vroeg plotseling een
VToolijke, welbekende slem.
Juan Alvarez keerde zich om en staarde
stom verbaasd in het gezicht van den boe
renjongen. Diens trekken veranderden zich
geleidelijk. In plaats het stompzinnige grijn
zen kwam een genoeglijke glimlach op zijn
gezicht; hij zette den hoed af en keek den
juwelier recht in het gezicht.
„Herbert Porter," schreeuwde deze, bui
ige .zichzelf van verwondering. -
„Goeden avond,", lachte dc aangesprokene
terug.
„Goddank," zei de juwelier met een diepe
zucht van verlichting. „U bent ten minste
gered, Mr. Porter." Ilij legde hem ontroerd
de handen op de schouders cn zei: „Al is
het platina ook weg...."
„Hoe weet u dat?''
De kerels hebben immers den theepot la
ten stukvallen en de kostbare inhoud is weg-
gcloopen."
Herbert Porter haalde bedaard zijn pijp
uit den zak. „Het is inderdaad thee, dat u
hier op den grond ziet," zei hij langzaanv
„dezen keer is het echte thee en geen Bishop-»
thee."
„Wat beleekent dat nu weer?" schreeuw-?
de de juwelier.
De detective stopte op zijn dooie gemak
zijn pijp verder, stak deze aan en deed met
welbehagen een paar flinke trekken. Tocu
nam hij weer het woord „llc had vooruit in
de gaten, dat mijnheer Bishop zijn theepot
zou komen halen, en daarom heb ik voor
allo eventualiteiten thee in den pot gedaan,
echte thee, toen ik vanochtend vroeg tijdens
u afwezigheid in de werkplaats was."
„En de platina-oplossing?"
„Staat kant cn klaar gedestilleerd, goed
bewaard in mijn eigen laboratorium."
De juwelier gaf een schreeuw van blijd-»
schap.
„Ik had u dat wel eer kunnen vertellen,"
hervatte de speurder, „maar als straf voor
uw lichtzinnigheid om Bishop den theepot te
geven, heb ik u een beetje in angst laten
zitten.
Van builen hoorde men plotseling een wild
geschreeuw, gestommel en gestamp.
„Ziezoo, knikte Herbert Porter tevreden,
mijn mannetjes sluiten juist mijnheer Bishop
en zijn compagnons liefdevol in de armen
En gaat u nu maar eens met me mee. Ik heb
vóór het spel begon, hier in de buurt een
aardig, klein restaurant ontdekt en voor alle.,
eventualiteiten daar voor twee personen
biefstuk en een goede flcsch ouden Bordeaux
besteld.
f
1