Miesje. CORRESPONDENTIE. „Hè, hè, "k heb in geen tijden zoo gelachen." en vertelde meneer Parker alles van de staking. Daar hij bang was, dat zijn moe der schrikken zou, sprak hij echter met niemand over zijn avontuur, vóór hij met Wim en Annie in de hooiberg zat en zijn broertje en zusje yol belangstelling naar hem luisterden. *Ec herkende tón der mannen aan zijn atem: het was Bob Thijsaen," zd Jaap, j,en ik zal 't hem zeggen ook. Het moet de schuld van den andar geweest zijn, want ®ob zou één van oids nooit kwaad willen doen." Den volgenden dag gingen Jaap en jWim naar de boerderij, waar Thijsscn werkte, en vertelden hein, dat hij ontdekt was. Sjlk heb er nog met niemand over gespro ken, zei Jaap, ,,en ik zal de politie ook niet waarschuwen, als je mij belooft, niets meer tegen Vader te ondernemen. Hij is altijd goed voor zijn volk, maar de men- achen waardeeren dat niet." Thijssen schaamde zich en schrikte hevig. 'Bovendien bewonderde hij den moed van Jaap. Hij had dan ook werkelyk apijt van het gebeurde en beloofde den jongen niets ineer tegen zijn vader te ondernemen. Ik vermoed zelfs, dat Thijssen het hier ïiiet bij liet, doch de measchen wist te overtuigen, hoe goed baas Jansen altijd voor hen geweest was en zeker nog was. Masechiem ook zagen zij uit zichzelven in, hoe dwaas het was wrok tegen hun baas te koesteren, omdat deze een paar knech ten, die heb verdienden, gestraft had. De staking werd ten minste onmiddellijk opge heven en er waren dus geen vreemde krachten noodig. Toen Moeder Jansen later alles hoorde, was zij diep geroerd. Nooit zou zij ver- i geten, hoe dapper en flink baar oudste j jongen in die moeilijke oogenblikken ge- J weest was en welk een goede hulp zij en i haar man ook aan de beide anderen gehad I hadden. „Ik zou veel liever thuis willen blijven en heelemaal geen vac an tie hebben dan mijn lieve Miesje te moeten achterlaten, als wij naar Noordwijk gaan", _zei_Noortje Lange. Er glinsterde iets in haar oogen en er rol den twee dikke tranen over haar wangen. Niemand zag ze waarschijnlijk, want zij was bezig de speelgoedkast op te ruimen en haar gezichtje dook heelmaal weg in een donkeren hoek. „Praat geen onzin, Nora", riep juffrouw Ummels uit, terwijl zij haar bril opzette en de steken van haar breiwerk begon te tellen. Juffrouw Ummels was de gouvernante van Noortje's moeder geweest, toen deze als meisje met haar ouders buiten woonde. Zij was nu op leeftijd gekomen, had geen bloed verwanten en geen geld om onbezorgd van te kunnen leven, zoodat meneer en mevrouw Lange haar een liefderijk tehuis hadden aan geboden. Het was hun bedoeling, dat juf frouw Ummels hun in de opvoeding van hun eenig dochtertje bijstond. Dit laatste viel echter anders uit dan zij zich hadden voor gesteld. Er zijn nu eenmaal groote menschen die heelemaal vergeten schijnen te hebben, dat zij zeiven jong en vroolijk zijn geweest. Juffrouw Ummels hoorde tot hen en zij schudde het hoofd, terwijl zij de twaalf-ja rige Nora afkeurepd aankeek. „Je haar zit erg slordig en je jurk is vuil. Hel) je je voeten goed geveegd, toen je thuis kwam?" Noortje mompelde een onvriendelijk ant woord, maar haar hoofd was nu zóó ver in de kast verdwenen, dat juffrouw Ummels het niet verstond en meende, dat zij Miesje riep. „Je kunt die kat natuurlijk niet meene men," ging ze voort, „want ze kunnen daar in het pension geen katten gebruiken." Noortje zocht haar troost bij Miesje zelf, die juist bezig was aan een ouden, taaien Teddy-beer te kluiven. Een paar dagen later ging de heele familie Lange naar zee, de heele familie, behalve Miesje. Noortje wilde wel, dat juffrouw Um mels aan de goede zorgen der huisbewaar ster toevertrouwd werd in plaats van haar pef poesje. Zij zei echter niets en speelde jnet de knoopen van haar mantel, Het laatste wat zij van Miesje zag, was dat zij met een hoogen rug en den staart in de lucht op de stoep vóór hun huis stond. Nan Weitere was Noortje's grootste vrien din en natuurlijk hield zij ook dolveel van Miesje. De familie Woliers zou den volgenden dag naar Noordwijk gaan, zoo dat de beide meisjes niet lang gescheiden zouden zijn. In de stad warep zij buurtjes, maar in Noordwijk zouden zij in hetzelfde pension logeeren. Dien avond speelde Nan in den tuin en hoorde het klagend miauwen van de buur- poes. Mevrouw Woitere begreep, dat het arme dier naar zijn meesteresje verlangde. Zij wist niet, dat Noortje haar lieveling niet mee had mogen nemen en de huisbewaar ster had geen bezwaar, de poes aan de bu ren af te geven. Nan was nu erg gelukkig, dat zij Miesje meenemen en Noortje verrassen kon. Zij slopie Poes in een mandje met een dek seltje met luchtgaatjes, doch deed dit na tuurlijk pas den volgenden morgen, even vóór zij op reis gingen. Toen zij in Noordwijk aankwamen, was Noortje juist bezig met pootje-baden. Toen Nan dit hoorde, liep zij vlug met het mandje, waarin Miesje zat. naar het strand. Miesje was erg zenuwachtig geworden van de reis in het mandje. Bovendien had zij honger en verlangde zij naar een veld muisje. „Trek je kousen en schoenen uit en kom bij me." riep Noortje haar vriendinnetje toe» Zij lachte zóó hard, dat het een wonder was, dat juffrouw Ummels, die in een strandstoel over een boek zat te dommelen, niet wakker werd. „Dan kan ik niet," riep Nan terug. „Ik heb als verrassing Miesje voor je meege bracht." „Mauw, miauw, Wat dacht ja nou, Kleine vtouw?" niauwde Miesje en met inspanning van al haar krachten wist zij het deksel op te lichten en uit het mandje te ontsnappen, Zij vluchtte achter een badkoetsje. De beide meisjes schrikten hevig. Miesje scheen niets van de zee te willen weten, zij had nooit van water gehpuden en zette het op een loopen. Nog nooit in haar leven was ze zóó vlug weggerend. Twee dagen later werd er een klagend gemiauw eehoord op de stoep van Noortje's huis in de stad. Het was de kleine reizigster, die zonder lintje om haar nek en zonder belletje terugkeerde. Juffrouw Arkels, de huisbewaarster, die een vriendelijk' hart had, gaf Miesje het grootste schoteltje, dat zij in de keukenkast vinden kon, vol melk. Ook stuurde zij een prentbriefkaart met den volgenden inhoud aan Noortje: „Je poes is thuisgekomen en maait het best. Zij schijnt blij- te zijn. dat ze terug is". Noortje en Nan waren het er samen roe rend over eens, dat Miesje maar nooit meer verandering van lucht moest hebben. In dit pakket waren nog vele brieven der vorige week, kijkt maar naar het lijstje met de vermelding der namen. De 4 gelukkigen gefeliciteerd met hun prijs en alle teieurgestelden maar weer moed houden en hopen op eene volgends keer, ik zal einde October weer prijsraad sels geven, dus dan kunnen er weer 4 kin- - deren gelukkig worden gemaakt. Er waren vele kinderen ijverig geweest, en zonden mij oplossingen van alle prijs raadsels. zoowel van de grooteren als van van de kleineren, maar men mag toch maar met een van de beide groepen meeloten als er extra prijzen zijn en ik de helft daarvan onder de trouwen verloot, dan hebben de trouwen 2 kansen, omdat die een streepje voor hebben. Ik zit nu aan jullie te schrijven in Bilt- hoven waar ik logeer bij mijn broer. Hst is hier heel mooi, allemaal bosschen, waar het lekkere dennelucht is en waar ik al veel eekhoorntjes zag klauteren tegen da boomen. Ik zat al op menig mooi plekje in het bosch, maar nut zit ik in een prieel, ik heb maar niet ai jullie brieven meege sjouwd naar het bosch. De volgende week ben ik weer gewoon thuis in den Haag, dus wie gewend is om mij den brief over de post

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 18