„Buhmannsch". EISCHT GOEDE KWALITEIT No. 2040C. LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 14 September Tweede Blad Anno 1926. GEMEENTEZAKEN. FEUILLETÖH. dus eisch binnenland. •8, en W. willen de Steenstraat niet rmdoopen tot Jan Steenstraat. 3/oor eenigen tijd stelde de Raad om prae- ^dvies in handen van B. en W. het door inevTouw van ItalUevan Embden, inge diende voorstel, om de Steenstraat te ver- floopen in „Jan Steenstraai", Blijkens de bij het voorstel gegeven toe lichting is de bedoeling daarvan. Jan Steen, bok door een straat naar hem te noemen, bij ge bevolking in levende herinnering te hou- Sen. B. en W. wilde geenszins achterstaan in Svaardeering van den grooten schilder, doch jneenen dat verandering van den naam „Steenstraai" in „Jan Steenstraat" eigenlijk geen zin heeft. Er bestaat immers geen enkel verband tusschen de Sleenslraat en Jan Steen, terwijl hel ook ongewenscht is, Seen historiscben naam als die van de Steen- straat, ook al is hij niet aan een bepaald .persoon verbonden, te laten verdwijnen. Het komt hun daarom beter voor, later nader te overwegen, welke straat zich voor benoeming naar Jan Steen het beste leent. Daarmede dient dan gewacht te worden, tot- jdat de aanhangige herziening van het uit breidingsplan dezer gemeente haar beslag \eeft gekregen; wellicht is er dan aanlei ding, om tegelijk met een nieuwe Jan Steen- atraat enkele andere naar schilders genoem- "ïe straten, thans in de stad verspreid lig- "end, in een nieuwe schildersbuurl bijeen te brengen. Mocht dit bezwaar ontmoeten, dan ^ou, bijv., verandering van den naam „Kooi- £ark" in „Jan Steenpark" overwogen kun nen worden. De naam Steenstraat "dient h. i. echter be- fiouden te blijven. Zij geven mitsdien in Overweging, het voorstel van mevrouw van Itallievan Embden niet aan te nemen. Nieuwe straatnamen. Door B. en W.wordt voorgesteld een twee ts in aanleg zijnde straten, len Zuidwesten yan den Rijnsburgerwej in aansluiting met (Se in deze wijk voorkomende stralen te noé- inen „"Vinkenslraal" en „Meezcnstraat." Ook aan een zijstraat van het verlengde Her Marnixslraal moet een andere naam worden gegevèn. Zij w volgens B. en W. genoemd kunnen worden naar Louise de Ccligny. De Commissie van Fabricage gaf den saam Anna van Saksenstraal" in overwe ging. Vermits Louise de Coligay echter in janze geschiedenis een meer op den voor grond tredende figuur is dan Anna van Sak oen, geven B. en W. aan den naam van eerstgenoemde de voorkeur. 't verlengde van de Marnixstraat kan git inrd eveneens „Marnixstraat" heeten. Von: s dient de straal tusschen den Ifooge- Rijndijk en het Utrechtsche Jaagpad van een naam te worden voorzien. Ter herinne ring aan de fraaie buitenplaats „Bijn- plrcnm" welke voorheen daar ter plaatse •was egen. zouden B. en W. deze "straat -Ri.ir, roomslraat" genoemd witten zien. 1 n slotte ware het onlangs voltooide 'plantsoen vó&r het vroegere Militaire Hos- I pi taal aan den Morschweg te noemen „Morschpark". Bijdragen voer de ziekenverpleging In de raadsvergadering, van li Juni j.I. werden een vijftal amendementen ingediend op hel voorstel van B. en W. inzake da Vaststelling van een tarief van bijdragen, te Voldoen wegens ziekenverpleging vanwege de gemeente, resp. door den heer Van Stra len, de heeren Heemskerk, Spendet en Ber gers en den heer Deumer. In het bijzonder met het oog op den zeer ingrijpenden aard van de amendementen Van Stralen en Heemskerk c.s., achten B. en W. het ge- wenscht omtrent alle ingediende amende menten vooraf schriftelijk van advies fe iienen. De heer Van Stralen wensclit in zijn eerste amendement de inkomensgrenzen van alle rubrieken met f200 te verhoogen, met ^uitzondering van die genoemd in artikel 7 B, voor welke rubriek hij een verhooging, voor zooveel de benedengrens betreft, met f 100 .voldoende acht. De heeren Heemskerk c. s. wenschen zoo ver niet te gaan; hun amendement beoogt slechts een verhooging met f 200 van de in komensgrenzen, genoemd in de rubrieken C, D. en E. B. en W. mogen niet adviseeren tot aan-, neming van deze amendementen, omdat de daaruit voor de gemeente'voortvloeiende meerdere kosten niet onbelangrijk zullen zijn. De heer Van Stralen wenscht in de eerste plaats de inkomensgrenzen van alleen wonende personen metf 200 te verhoogen en het heffen van een bijdrage dus eerst te doen aanvangen bij een inkomen van f 700 Het komt B. en W. voor. dat deze alleen wonende personen gevoeglijk bij een inko men van f 500, f 600, f 0.25 per dag in hun verpleegkoslen kunnen bijdragen. Men vergete toch niet. dat bij opname in een Ziekenhuis voor hen alle uitgaven op houden, met uitzondering alleen van een gering bedrag aan kamerhuur. Immers, kost geld wordt niet geheven, wijl de betrokken persoon geen lcost geniet. Het heffen van een bijdrage ad f 1.75 hij een weekgeld van f 10f 12 en van f 3.60 bij een weekgeld van f 12f 11 achten B. en W. niet onbillijk. In beide gevallen be houdt de patiënt de beschikking over een bedrag van f 8f 10 per week. In dit verband wijzen zij op de Amster- damsche verordening, waarbij reeds f 0.25 geheven wordt bij een inkomen van f 200 f 300. terwijl alleen-loopende personen met een inkomen van f 500 a f 600 (het aan- vangsinkomen volgens het voorstel) f 1 per dag moeien bijdragen. Intussrhen bedenke men wel. dat deze z.g. „opschuiving" beteekent algeheele vrijstel ling voor hen, die, die een inkomen hebben van minder dan f700 en vermindering van de bijdrage voor hen, die een hooger Inko men hebben. En nu doet zich het feit voor. dat het ge tal van hen, die een gering inkomen hebben, veel grooter is, dan van hen, die beier ge situeerd zijn. Hoewel B en W. den Raad niet met veel cijfers zullen lastig vallen, die bovendien ook moeilijk mei juistheid zijn te geven, willen zij toch één voorbeeld noemen. Het getal ongehuwde aangeslagenen in de gemeentelijke inkomstenbelasting naar een inkomen van f 700 tol f 800 bedraagt 950. Dit getal daalt geleidelijk tot 360 bij een inkomen van f 1100f1200. Uit een en ander volgt, dat de uitschake ling van deze beide inkomensgrenzen een grooler financieel nadeel aan de gemeente zal berokkenen, dan men oppervlakkig zou denken. Wat nu de rubrieken B, C, D en E be treft, hier doet zich, hoewel in mindere mate, hetzelfde verschijnsel voor. In rubriek B wordt uitgeschakeld de inkomensgrens f 1100 lot f 1200, in rubriek C f 1200 lot f1400, in rubriek D f 1400 tot f1600 in rubriek E f 1600 lot f 1800 De personen, behoorende tot deze inko mensgrenzen, genieten dus geheel vrije zie- konhuisverpleging op kosten van de ge beente, terwijl zij, die tot de volgende in komensgrenzen behooren, een mindere bij drage behoeven te betalen. Men schatte toch vooral het nadeel, uit deze vermindering van bijdrage voortvloeien de, niet gering Alle bijdragen, door B en voorgesteld, verminderen bij aanneming van het amendement-Van Stralen met f 0 25 per verpleefcdag, d w z. met f 1.75 per week. Deze vermindering, berekend naar gezin nen van 2 tot 7 en meer personen, omvat tende de rubrieken B. C. D en E., vertegen woordigt een niet onaanzienlijk'bedrag Dit bedrag verminder! eenigermate bij aanneming van het amendement-Heems kerk c.s., omdat dit slechts betrekking heeft op de rubrieken C, D en E. De voorstellers hebben blijkbaar nog een anderen, zeer belangrijken factor over het hoofd gezien. Vele personen en gezinnen, bij uitschake ling van de eerste inkomensgrenzen der ver schillende rubrieken, in de geheel kostelooze verpleging. Maar door de opschuiving van de verschil lende inkomensgrenzen en de daarmede ge paard gaande verhooging van de boven Uit het Duitech. naar CH. NIESE. (Nadruk verboden). Toen „Buhmannsch" wéér eens uit de gevangenis ontslagen was, kostte het der» burgemeester van het dorp heel veel hoofd brekens, waar haar onder te brengen. JLn het armhuis was eigenlijk geen plaats en *de vader" had ook alles gedaan, om te voorkomen, dat- een dergelijke gast zou worden opgenomen. „Meneer de burgemeester, weet wet, dat doze Buhmannsch mij den geest in het gesticht bederft!" verzekerde hij met be vende stem en den burgemeester viel het an, hoe voor ettelijke jaren Buhmannsch de soepterrine over het hoofd van „vader" tad uitgestort, omdat zij beweerde, dat het geen soep, maar waschwafcer was. Toen had er bepaald iets van een op- fetand plaats gehad, zoodat hij het beter Oordeelde, haar niet opnieuw daarheen fcc 'doen brengen. „Zij kan in de hift aan de zee onder gebracht worden", vond de burgervader, on de vader van het armhuis ademde op. >>Ja, ja, dat is juist wat voor haarl" Hij bedekte zijn mond met zijn breede .band, om een lach te onderdrukken, en ;'ook gniffelde de ander even. Natuurlijk ,J'as hij er de man niet naar, om aan spo ken te gelooven, die er heetten te huizen f® de buurt van die eenzame hut, even- ,biin als „vader", die zijn vrouw terdege les had geleien over haar weigering om bij maanlicht die richting uit te gaan, om te kijken naar de koe, die een ongemak had gekregen. „Neen, mannen gelooven niet aan spook geschiedenissen en dorgelijken onzin"; deze twee zeiden verder ook niets meer over de woning. Toen Buhmannsch kort daarop weder in het dorp terugkeerde, werd haar door den veldwachter de sleutel van de hut overhandigd en werd haar aan gezegd, dat zij daar zou wonen. „Ol reit!" zei Buhmannsch, nam haar bundeltje kleeren op en slenterde naar het krotje, dat achter het dorp lag, tegen een duinrand. Het was een allerellendigste barak, doch met vol uitzicht op de Elbe, waarop vele schepen zac-h bewogen in de richting van Hamburg. „Toen ik jong was, heette het, dat er hier één spook huisde, en nu zijn het er inmiddels vier geworden. O, wat zijn de menscheen toch mal!" Men ziet hieruit, dat Buhmannsch niet dadelijk geloof hechtte aan het bestaan dier vier spoken, die bij maneschijn op het dak der hut zouden zitten en luid gillen. Het heetten de zielen van vier zeelui te zijn, die bun kapitein vermoord hadden, waarna zij zei ven in een storm omgekomen war on. Aldus vertelden de dorpelingen en de vreemdelingen gelooven de verhalen, doch Buhmannsch scheen er een andere meening op na te houden, hoewel zij juist wegens tooverij en kwakzalverij steeds weer opnieuw met het gerecht in aanraking kwam, na herhaaldelijk beloften van be terschap. Intufischen was zij oud géworden; zij paste goed in de eenzame omgeving met haar hooge gestalte en haar verweerd ge- zioht en de vader van het armhuis kroop duchtig inéén, toen zij hem op zekeren grenzen van elk der rubrieken, komt een aantal personen, dat volgens voorstel van B. en W. voor eigen rekening zou worden verpleegd, voor rekening van de gemeente, zij het dan ook met betaling van ecne bij drage. Het zal daarom wel geen nader beloog behoeven, zeggen B. en W., dat de toevloed van patiënten naar het Academisch Zieken huis veel grooter zal worden, dan thans het geval is. En als gevolg daarvan zal de op name in vele gevallen wegens plaatsgebrek moeten worden geweigerd, zoodat veel meer dan than9 gebruik zal moeten worden ge maakt van de parliculiere ziekeninrichtin- gen. En als men bedenkt, dat de verpleegprijs in het Academisch Ziekenhuis f 1.91 per dag bedraagt en die in de particuliere zieken-in- richtingen f 2.50 tot f 3.50 en dat deze prijs nog verhoogd wordt met de niet onaanzien lijke operatiekosten, dan is duidelijk, dat aanneming van de ingediende amendemen ten, wegens da daaraan verbonden hooge kosten, de financiën der gemeente zeer zou bezwaren. Voor zoover B. en W. dit met eenige juist heid hebben kunnen nagaan, zou het amen dement-van Stralen een extra-uitgave be- teekenen van ruim f 8500 's jaars. Het amen dement-Heemskerk c.s. zal uit den aard der zaak een zóó hooge som niet vorderen, doch zal niettemin ook nog een belangrijke uit gave medebrengen. Terwijl de eerste inkomensgrens van ru briek B. eindigt met f 1200, zou rubriek G. aanvangen bij f 1400. Kunnen wij dus niet adviseeren tot aan neming van de amendementen-van Stralen en Heemskerk c.s. op artikel 7, evenmin kunnen B. en W. dat ten opzichte van het araendement-van Stralen op artikel 8. Bij dat artikel stelde hpt College voor het inkomen van het gezin te berekenen naar het inkomen van het hoofd, vermeerderd met het gezamenlijk bedrag der inkomsten van de verdere meerder- en minderjarige le den, terwijl indien zes of meer meerder- of minderjarige kinderen tol het gezin behoo ren, slechts 2/3 van het gezamenlijk bedrag hunner inkomsten zou worden berekend. De heer van Stralen wil daarentegen het inkomen van het hoofd van het gezin, ook bij de kleinere gezinnen, vermeerderen met slechts 2/3 van de inkomsten van de ver dere gezinsleden. Werd dit gedeelte van 's heeren van Stra- len's amendement aangenomen, dan zou dat ongetwijfeld een groole daling van het totaal der te heffen bijdragen tengevolge hebben. Juist het inkomen der gezinsleden is van groole beteekenis bij de berekening van het gezinsinkomen. Het inkomen van den man alleen kan het gezin tot een „armlastige" stempelen, doch het gezamenlijk inkomen van alle gezinsleden kan het tot een „in goeden doen" brengen. En nu moge het waar zijn, dat de kinde ren in gewone omstandigheden niet hun goheele loon thuis brengen, het komt B. en W. voor, dat in lijden van ziekte en tegen spoed ieder moet helpen, ieder der gezinsled- den in de eerste plaats wal men noemt, moet bijspringen en dat dan het ware ge voel van saamhoorigheid lot uiting moet komen. Ook tegen aanneming van dit amende ment-van Stralen moeten zij zich dus ver zetten. Het i9 hen trouwens niet recht duidelijk, waarom de voorstellers wijziging van de artikelen 7 en 8 wenschen, nu de deugde lijkheid, van de in die artikelen opgenomen tarieven reeds gedurende een 20-tal maan den is gebleken. Immers die tarieven zijn reeds sedert De cember 1924 bij wijze van proef toegepast en in dat tijdvak is slechts een gering aan tal reclames ingekomen, waarvan nog de helft moest woidcn afgewezen. Is men inderdaad van meening, dat de tarieven te hoog zijn en eveneens de bere kening van de inkomens, dan wijzen B. en W. op do verzekering tegen ziekenhuisver- pleging bij een tweetal hier ter stede be slaande vereenigingen. Voor een luttel be drag van 10 cents per week wordt men in 566 RECLAME. JÜMCHT^ fECOWÓMlÊl OE zwaaRSTE staal gesteld zelf de verpleegkosten te be talen. Na ook tenslotte het amendement Deu mer, dat volgens hen geen verbetering aan brengt, te .hebben ontraden geven zij ten slotte in overweging overeenkomstig het amendement-Van Stralen art. 13 te lezen: Van alle beslissing door den directeur van den Geneeskundigen dienst genomen staat beroep open bij B. en W. Sluiting en opening Staten-GeneraaL De beide Kamers der Staten-Generaal zijn in vereenigde vergadering bijeengeroe pen in het gebouw der Tweede Kamer op Zaterdag 18 September des n.m. te kwart voor drieën (sluiting van het zittingjaar). In een Zaterdag gehouden vergadering der beide soc.-dem. Kamerfracties is. naar „Het Volk" meldt, besloten, dal de Kamer fracties 21 September a s. de opening der Staten-Generaal zullen bijwonen. Voordracht Hooge-Raad. De lijst van aanbeveling van zes candi- dalen, door den Hoogen Raad der Neder landen aan de Tweede Kamer gezonden, ten einde daarop te kunnen acht slaan bij hel maken der nominatie voor de vacature van een raadsheerplaats, ontstaan door het eervol ontslag, verleend aan den raadsheer H. Hesse, bestaat uil: 1. dr. M. Polak, raadsheer in liet ge rechtshof te 's-Gravenhagc; 2. dr. J. Wolterbeek Muller, te 's-Gra- venhage, raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof te 's-Gravenhagc; 3. dr. J. W. van Dijck, hoogleeraar in de faculteit der rechtsgeleerdheid aan de universiteit te Amsterdam, 4. dr. J. M. Jolles, raadsheer in hel ge rechtshof te Amsterdam; 5. dr. IT. A. E. Modderman te Amster dam; 6. dr. R.. W. J. C. de Menihon Bake, raadsheer in het gerechtshof te Arnhem. Naar men ons mededeelt, hebben dr. P. Polvliet en dr. G. van Slooten, raad3heeren in het gerechtshof te 's-Gravenhage, de laatste tevens lid van het Iloog Militair Ge rechtshof, den wensch te kennen gegeven, niet in aanmerking te willen komen. Commissie betreffende het Haringvisssherijbedrijf. De Minister van Binnenlandsclie Zaken en Landbouw, Mr. J. B. Kan, heeft gister middag in zijn Departement met de volgen de rede geïnstalleerd de door hem ingestel de commissie, aan welke is opgedragen een onderzoek in le stellen omtrent de vraag, aan welke oorzaken de ongunstige toestand van het haringvisscherijbedrijf moet worden toegeschreven en of, en zoo ja in hoeverre, maatregelen van overheidswege dienen te worden getroffen, welke zouden kunnn lei den lot verbetering van den ongunsligen toe stand van dat bedrijf, en voort-s omtrent de uilkomsten van dat onderzoek verslag uit te brengen.» Rede van den Minister. „De volksbelangen die het Departement van Binnenlandsclie Zaken en Landbouw heeft te behartigen, loopen ik behoef het tenauwernood le zeggen ver uiteen. Men kan van het Hoofd van 't Departement be zwaarlijk vergen, dat hij op ieder gebied deskundig zou zijn. In het bijzonder gevoel ik de waarheid hiervan, waar het de belan gen der visscherij betreft. Wie niet dage lijks met dit bedrijf in aanraking komt, kan bezwaarlijk de noodige ondervinding op doen om met volledige kennis van zaken te spreken. Nochtans zou men verkeerd doen, hier het „onbekend maakt onbemind" toe te passen. Toen een Uwer medeleden in de Tweede Kamer der Slalen-Gencraal in het bijzonder de haringvisscherij ter sprake bracht, vond ik reeds een welkome gelegen heid van mijn bijzondere belangstelling voor dezen oud-vadcrlandschen tak van volkswelvaart te getuigen. Met groot leed wezen moest ik echter constateeren, dal he laas ook hier de toestand minder gunstig moest worden genoemd dan wij allen vurig wenschen. Spontaan de verbeteringen aan te brengen, waartoe de Staat bij machte is, scheen mij, toen ik zaak nader bestu deerde, niet wel mogelijk. De vraagstuk ken, die zich hier ^roepeeren, zijn talrijk en netelig. Dringend wordt de behoefte ge voeld aan voorlichting van bij uitstek des kundigen. liet verheugt mij dan ook ten zeerste, dat gij aan de roepstem gevolg hebt willen ge ven om Uwe beproefde krachten aan de oplossing van de hier gestelde problemen le wijden. Een reden van bijzondere ingenomenheid is gelegen in de omstandigheid, dat iemand van Uwe veelzijdige kennis en ervaring, van Uwe buitengewone reputatie, Mijnheer de President, het voorzitterschap wel heeft wil len aanvaarden. Met vol vertrouwen reik ik U den voor zittershamer over cn verklaar dc commissie geïnstalleerd." Antwoord van dr. Lovink. De Voorzitter der Commissie, Dr. II. J. Lovink, lid van de Tweede Kamer der Sta ten-Generaal, beantwoordde 's Ministers rede als volgt: „Zooals ik de eer had Uwe Excellentie reeds elders mode te dcelen, schijnt mij de instelling van eene commissie, waarin de belangen der zeevi9scherij in het algemeen en die van de haringvisscherij in het bij zonder, onder de oogen zullen zijn te zien, een zeer gelukkig denkbeeld. Wel is waar beschikt de Regecring over organen, die haar telkens, als dit noodig of gewenscht is, van advies kunnen dienen, maar het wil ook mij niettemin voorkomen, dat juist de ongunstige omstandigheden, waarin sommige takken van de zeevissche- rij verkeeren, een onderzoek noodig maken, dat bezwaarlijk door die organen, zonder de noodige aanvulling, zou kunnen geschie den. Dat Uwe Excellentie daarom het denk beeld heeft opgevat eene commissie in het leven le roepen, welke na een grondig onderzoek terzake voorstellen zal kunnen doen, heeft voor zooverre ik daarover kan oordeelen. in de kringen <3er belanghebben den groole voldoening gegeven. avond op het strand eens aansprak. De vader had wat tabak bij Kramer gchaaJd en nog iets, wat niemand behoefde te zien en dat zich kostelijk op het verlaten strand in den schemer liet smaken. „Nu, Stuhr, smaakt het drupske t" vroeg opeens Buhmannsch' stem naast hem, waarop hij ijlings een fleschje in zijn pandjeszak liet verdwijnen. „Niet brutaal worden, Buhmannsch l" sprak hij dreigend, wat de vrouw aa» het lachen bracht. „Maar ik ben immers altijd brutaal, Stuhr, andere had ik tooh wel in je pa leis een plaatsje gekregen maar jij ver geeft me die geschiedenis met die soep terrine niet! Ik heb mijn straf er voor ge had, dat moet ik zeggen." „Kijk eens", begon Stuhr, „kijk eens, Buhmannsch, als jij wat plooibaarder was geweest-, had ik je graag weer opgenomen, vooral ook, omdat- je mij voor mijn lik doorn zoo goeden raad hebt gegeven en ook mijn vrouw roor Kaar kwaal. Kun je mij nog eens wat zalf geven* voor dat kraaie-oog 1" „Het spijt me zeer", antwoordde zij hoofdschuddend, „tnaar ik heb geen per missie om raadgevingen te verstrekken, het heet knoeierij, en ik word er om ver oordeeld. Ik zou je raden, laat dat gepim- pel en je eksteroog zal minder steken." Stuhr wilde een brutaal weder-antwoord geven, toen een oude man langs hem heen ging, voor wieD hij den hoed lichtte met een luidgoên-avond. „Nou, zeg me nu eens", vroeg Buh mannsch, „wie ie dat nu, dien jij zoo be leefd groet? Dien ken ik heelemaal niet!" „Wil ik wel gelooven, heb je ook nooit gezien; het is meneer Hitscher, een oude man, die sinds geruimen tijd deze plaats verlaten heefL Maar het schijnt, dat hij hier terug wil komen; hij heeft veel cen ten, mijn vrouw zal voor hem wasschcn en bjj heeft de eerste étage gehuurd bij Soltltu en alles heeft hij van mahonre- hout. Niets voor jou, Buhmannsch I" Stuhr was wat opgewonden geworden, wat veelal gebeurde, als hij over geld sprak of over rijke mcnschcn. Hij sloeg geen acht op zijn metgezel, die bijzonder rustig naast hem stond. „Is dat Jan Hitscher?" vroeg zij hem Do armenhuisvadcr gaf haar een por. „Buhmannsch!" riep hij uit, „zoo'n me neer noemt m^n niet bij zijn voornaam I Ik geloof wel, dat hij Jan heet; hij was meer clan veertig jaren in Holland, en bezit akelig veel geld; niks voor jou!" „Ol reit!" En met-een liep zij haastig van hem weg, wat Stuhr ontstemde. Want hij had zoo gaarne nog willen vragen naar de geesten; wei geloofde hij er heelemaal niet aan, maar toch mocht hij graag eens wat er over hooren. Inmiddels was de zomer in het land ge komen niemand bekommerde zich veel meer om Buhmannsch. Er* wae veel vroolijkheid op de Elbe, en cr kwamen velé vreem delingen, veel kinderen Daar het Elbe-dorp De oude vrouw verdiende haar brood met het spinnen van wol en eenig vlechtwerk, dat zij langs de deuren kwijtraakte. Bija* geen mensch had opgemerkt, dat er meest al een kleine jongen naast haar ging. Hij was teer gebouwd en had een oudachtig gezichtje; meer wist men niet van hem. Toen de avonden langer werden, de vreem den wegtrokken en een grijze wolkenhemel zich veelal boven het dorp vertoonde, had men opnieuw den tijd om over allerlei din gen na te denken en zijn kwalen meer te voelen. De tijd brak aan, dat oude vrou wen naar Buhmannsch hecnslopen, om haar over haar kwalen te raadplegen. Want zij stond immers bekend voor haar geneeskracht en nu zij daar ginds in do hut woonde, waar de geesten 's nachts om het dak doolden, had zij eerst vollo recht op haar vertrouwen. Stond zij zelve niet in bondgenootschap mei die ongure machten En ware zij anders niet door hen reeds te gronde gericht Doch Buhmannsch verschafte weinig raad; zij had genoeg van de gevangenis, cn nu vooral, nu zij haar kleinkind bij zich had, dat zij niet alleen wilde laten flaar terughoudendheid prikkelde te meer dege nen. die eenmaal in haar bijzondere kracht geloofden. Ook Claus Stuhr sloop op zekeren avond naar haar toe en vond haar bij haar gloeiend potkacheltje,' waarop wat aardap pelen stonden le prullen, terwijl de kleine Paul aaD haar voelen speelde, Clau* deed ietwat deftig en beschermend tegelijk, en haalde meteen een papiertje uil zijn broek zak te voorschijn, dal hij voor Buhmannsch necrlei „Ik geloof wel niet aan die soort van dingen," sprak hij na wat gekuch „maar d»« vrouwen zijn nu eenmaal bijgeloovig aan gelegd en ik voel wat medelijden met dc oude vrouw thuis. Ten eerste heeft men haar de groenle uil den kelder gestolen en ten tweede heeft zij nog geen cent gezien van dien Jan Hitscher. hoewel zij al een- half jaar voor hem gewQS&hen heeft Het is toch wat te zeggen zoo n man komt warempel in zijn oude plaats terug en hij gaat failliet Het schijnt, dat zijn zx>on hem duchtig geplukt heeft, hij moet zijn étage er aan geven en de burgemeester beweert, dat ik hem nog wel eens in het armhuis zal krijgen. Maar nu kom ik hier bij jou om te vragen hoe mijn ouwe het aan moet leggen om haar geld los le krijgen." Claus Stuhr zweeg en keek Buhmannsch

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5