3
CHIEF WHIP
HET MOET UW
SIGARET ZIJN!
De Hot der Leugenen
SCA
Jfe Hoofdpijn
/Tm Kiespijn
Poeders A.M.
No. 20398.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 11 September
Derde Blad Anno 1926,
Buitenl. Weekoverzicht.
RAYMOND DUNCAN.
Om dé eenvoudige reden dat ze
in alle opzichten erkend zijn als
de beste!
Eisch
VIRGINIA CIGARETTES
FEUILLETON.
Een historische gebeurtenis
Het Engelsche mijnconfiict
Onzekerheid.
De groote historische gebeurtenis, waar-
baar zoo verlangend werd uitgezien, heeft
plaats gevonden. Duitschland is lid van
den Volkenbond en heeft een entrée
joyeuse gemaakt.
Zooals te voorzien was, is alles verder
van een leien dakjo gegaan. Begrepen
werd, dat in de gegeven omstandigheden
beau mine mauvais jeu gemaakt wor
den moest, m.a.w. dat ter wille van het
toetreden van Duitschland cenige conces
sies onvermijdelijk waren.
Het zijn de kleine staten, die zich heb
ben moeten opwerken tot deze concessies.
Worden zij door de instelling van dat drie
tal se'mi-permanente Raadszetels eigenlijk
niet opnieuw gedegradeerd? Tusschen do
.groote mogendheden" en hen wordt nu
als het ware nog gewrongen een kleine
categorie van ,,half-grooten". En dat in
een bond, die in zijn-vaandel vpe-ren mocót,
frank en vrij, de leuze van vrijheid, gelijk
heid en broederschap. Met hét groote doel
voor oogen zijn zij inderdaad heengestapt
over wat als eon achteruitstelling be-
echouwd worden moest. Een drietal ver
tegenwoordigers van z.g. klein en" heb
ben en terecht tevoren nog uiting
gegeven aan de gedachten hiervoor neerge
legd, w.o. ook Nederland's delega^tie-lefder
jhr. Loudon, aan het slot de verzekering
gevend, dat zij zich niet zouden verzet
ten, waar de zaak er zoo voorstond, 't Was
meteen een waarschuwing voor de toe
komst, wanneer door het toetreden van
nog een van beide groote .outsiders",
Rusland of de Vereenigde Staten, weer
eens zoo'n onverkwikkelijke machtsstrijd
in den Volkenbond zich »ou mogen af
spelen.
Met algenxeene 6toinmen werden daarop
de noodige besluiten genomen, dio doov
Frankrijk onverbreekbaar aan elkaar wa
ren gekoppeld om to voorkomen, dat zijn
protégé Polen misschien nog zou worden
gedupeerd en buiten" zou kunnen blijven
staan, terwijl Duitschland binnen" was.
En met een reuzen knaleffect is Germa-
nia tenslotte binnengehaald. Als al dat
enthousiasme, al die mooie woorden, al
die heerlijke tirades eens voor 50 pCt. in
vervulling gingen
Niettemin een historische gebeurtenis
is Duitschland's opneming in de rij der
Volkeren. Men kan nu toch zeggen, dat
tusschen overwonnenen en overwinnaars
uit den wereldkrijg officieel de scheids
muur is afgebroken. Als gelijken zetelen
zij rondom de groene tafel. Weggevallen
zijn de slagschaduwen van rang en soort
in theorie, whnt de practijk is daaraan
ongetwijfeld nog niet hocleroaal evenredig,
helaas.
Doch een enorme verbetering is het, ook
al zijn Brazilië en Spanje kwaad wegge-
loopen en houden zij zich afzijdig tot voor
•hen de tijd zal komen om terug te kec-
ren een tijd, die ons niet zoo heel ver
weggeiegen lijkt.
Niet de minste twijfel bestaat er, of
Duitschland zal weldra probeeren de vruch
ten te plukken van zijn .toetreden, zooals
het zich die heeft voorgesteld. Het toetre
den is van Duitsohe zijde immers ook niet
geheel onbaatzuchtig, evenmin als de aan-
drang, van entente-zijde om toe te treden
alleen voortkwam uit ideëele motieven van
naastenzin. Duitschland zal er ernstig naar
gaan streven alles op te ruimen wat nog
doet zien en voelen het overwonnen-zijn,
dus in de eerste plaats de bezetting van
Rijnland en zoo meer. Het heeft nu een
prachttroef in handen tot ondermijning
van het oorlogsverdrag van Versailles en
het zal daarmee weten te 6pelen.
Voor de overwinnaars in den krijg was
een hoofdmotief om in ieder geval de Duit
sohe toetreding te forceeren, het veilig
stellen van Locarno. Wel zijn daar aan
Duitsohland belangrijke concessies gedaan,
waar echter tegenover staat, dat Duitsch
land daar uit eigen vrijen wil beloften
deed^ en verplichtingen aocepteerdc, niet
vi coactus als te Versailles, een feit, dat
het moreel vastlegt.
Het in-werking-treden van Locarno was
vastgekoppeld aan Duitschland's toetreden
en toelaten tot den Volkenbond. Locarnó
is dus nu safe.
Voor don Volkenbond zullen nog kwade
dagen aanbreken, we durven heb zonder
overschatting voorspellen. Zoowel door de
ongelijkheid van rang en stand der leden
als door heb voortzetten van ouderwetsche
politieke manoeuvres van eigenbaat, doch
im groszen Ganzen is een stap vooruit ge
zet, alle bijoogmerken, alle bijbedoelingen
te® spijt. De weg tot altruïsme kan dien
van het egoïsme niet direct totaal verlaten,
daarvoor is dit laatste te zeer gecultiveerd.
Op zich zelf ós het daarom geen vréémd
verschijnsel, dat dc Engelsche - regecrlng
zich veel moeite moet geven, orh de mijn
eigenaren te bewegen om nog eenige op
offering eich te getroosten. Do eigenaren
ruilcen toch de volledige overwinning in
het stakingsconflict c® dan zich in te too
rnen, dat valt niet mee. De regeering
dringt evenwel zacht en niet geheel zonder
succes, meenen we. De regeering begrijpt,
dat een nederlaag der mijnwerkers in vol
len omvang op den duur kortzichtig zou zijn
en daarom doet zij haar uiterste best, te
temperen. Een eigenaardig verschijnsel,
overigens de door de mijnwerkers verguis
de regeering zidb voor hen te zien inspan
nen tot redding van hetgeen de leiding
totaal bedierf
Langzaam maar zeker, loopt het conflict
ten einde.
In Griekenland kan men dab altijd nog
niet zeggen. Daar heeft Kondilis in Athene
reeds een soort goregelden veldslag moe
ten leveren waarbij tientallen dooden zijn
gevallen. En zal het daarbij blijven .We
hebben nog weinig vertrouwen in de stand
vastigheid der .Grieksohe regeering.
Even sceptisch staan we tegenover het
gezag van den Spaaaschen dictator Primo
de Rivera. Ook hij is overwinnaargeble
ven inzake de muiterij der artillerie-offi
cieren, doch zijn gezag heeft daardoor op
nieuw een klap gekregen, zoodat de vraag
is gewettigdhoe lang nog
Ja hij is ecu broer van Isadora Dun
can, de alom bekende danseres.
En hij is een curiositeit* van Parijs Er
is geen Parijzenaar, die Raymond Duncan
niet kent. hem niet wel eens gezieii lieeft,
of niet wel eens over hem heeft iiooren
spreken. De meeste Parijzonaars echter
halen hun schouders op, als ze deri naam
Raymond Duncan hoören: „Een aanstel-
Ier"! zeggen ze. „Een rèclame-makerl Een
„fumiste"!
is hij dat werkelijk?
Dat zou ik u niet kunnen zeggen.
Maar zooveel is zeker, dat hij interessant
is, als zijnde een van de meest opvallende
verschijningen in het bonte Parijsche leven.
Een alom bekend, en zich doen geldend
mensch. Een onuitputtelijke bron van ener
gie heizij men de aanwending van die
energie laakt dan wel prijst. En als zoo
danig is hij dan ook zeker de moeite van
het kennismaken waard.
Ik wil u een en ander van hem vertellen,
dan kunt u zelf oordeel en.
RECLAME.
7?40
Ook met kurk civ
goud mondstuk.
Hij heeft vele en velerlei stokpaardjes,
Raymond Duncan. Maar zijn meest geliefde
is dit: dat hij „den mensch als Mensch"
verkondigt. Er wordt veel te veel nadruk
gelegd op het verschil tusschen mannen en
vrouwen, zoo vindt hij. We zijn allemaal
in de éérste plaats meiïschen, zegt hij, en
geen mannetjes en wijfjes. Laten we dus
alles doen wat we kunnen om dat verschil
tusschen man en vrouw zooveel hiogclijk te
doen wegvallen".
En om daarloe het voorbeeld le geven,
kleedt hij zich zelf, en zijn discipelen, man
nen zoowel als vrouwen, in eenzelfde
Grieksch lang gewaad. Zijn haar draagt hij
lang, met een band over zijn voorhoofd
bijeengehouden en vanachter ineengerold,
zooals. vroeger (vóór de bob- en shingle-
mode) de vrouwen dat pleegden te dragen.
En zijn bloote voeten zijn geschoeid in san
dalen.
In dit gewaad, en met deze coiffure houdt
hij zijn lezingen, in zijn eigen theater, in
de rue du Golisée, waar in de pauze zijn
discipelen in hetzelfde gewaad thee schen
ken. En in dit gewaad wandelt hij met zijn
discipelen langs de groole boulevards. Wee
den voorbijganger, die hem bevreemd aan
kijkt. en tegen een meigezel zegt: „Kijk
eens, dat type. is dat een man of een
vrouw?",... Dien houdt hij slaande en
antwoordt: „Noch man, noch vrouw
maar mensch ben ik. En in zijn Engelsch-
Fransch predikt hij zijn evangelie van den
neutralen Mensch.... tot de voorbijganger
zich verontschuldigt, en zegt nog verder le
moeten.
Philosophisc.be en sociale discussies or
ganiseert hij in zijn theater, waar iedereen
aan deelnemen mag. Over algemeene men-
schen-licfde. "anti-oorlog, anli-huichelarij,
anti-vleeschelen, anti-luxe. Allemaal onder
werpen, die wel degelijk hun eigen actueele
waarde hebben; maaivhij haalt zich den
roep van „fumislc" op den hals door het
buitenissige van zijn verschijning, en door
de drukke reclame, die hij maakt voor zijn
theater, voor zijn lezingen, voor den
„Exangelos" een kranlje, dat hij uit
geeft, voor zijn ideeën.
Een paar jaar geloden heeft hij lezingen
in Holland gehouden, in Den Haag, had
weinig publiek echter wat hij toeschreef
aan het feil, dat er vooruit te weinig re
clame gemaakt was voor zijn komst. De
„zusterziel" dio zijn komst daar voorbereid
en geleid had, was zeer idealistisch en
enthousiast, maar in hel geheel niet prac
tise h van aard. En practisch moét jc zijn
in deze wereld, handelsgeest moét je heb
ben. zoo beweert hij.
Reclame-maken dat is het halve werkl
vindt hij. Elke gelegenheid daarloe grijpt
hij dan ook aan. Zijn zoon Menelaus was
eens weggeloopcn van do Grieksche gewa
den en het vegetarische dieet; was ge
schaakt, zeiden anderen. Toen liet Raymond
op alle muren van Parijs grooie aanplak-
biljetten heelden, waarop door hemzelf met
zijn eigen pers. en in zijn eigen opvallende
lettervormen gedrukt was „Mijn zoon Me
nelaus is weg helpt mij hem terugvin
den Raymond Duncan.
Naar een Ion toonstelling der „Onafhan-
kelijken" had hij een groot schilderij inge
zonden (Raymond Duncan schildert name
lijk ook!). Dal schilderij sleide voor de ge
boorte van een kind en word door een pre
fect van politie veroordeeld als onzedelijk,
en Duncan werd gesommeerd het weg te
talen nemen. Een prachtige reclame-gele
genheid voor Duncan natuurlijk! En waar
hij druk gebruik van maakte. Hij ging in
hpogcr beroep en schr-eef artikel op artikel;
do hèole Parijsche pers ging er zich mee
bemoeien, heel Parijs praatte over dat ver
oordeelde iSchildepij van Duncan; en ten
slotte kreeg Duncan, nog gelijk ook. „Het
sohildcrij wAs niet onzedelijk, zoo was de
einduitspraak, niet onzedelijk, alleen maar
loei ijk". Een blamage voor dien prefect,
.en een triomf (een gcdééllelijke triomf ten
minste) voor Duncan, maar vooral weer:
een pracht-reclame!
En zoo dient hem Alles tot reclame. Waar-*
óm zou een kunstenaar en filosoof niet van
dat middel om bekend te worden, en zijn
ideeën te verspreiden, gebruik mogen ma
ken, en een handelsman wél? zoo vindt hij.
Maar wat.daarvan zij in elk geval; het
publiek, al wéét liet nu door al die reclame
van zijn beslaan af, en van zijn ideeën, het
gelóóft niet in hem, en juist dóór die re*
clame-makerij.
Hij heeft nog een anderen handels-kant.
Raymond Duncan. Hij i9 werkgever. Hij
heeft een atelier óók al weer in dat thea
ter van de rue du Colisóe. Daar worden zij
den doeken beschilderd volgens door hem
ontworpen tcekeningen en decoraties. Er
werken meisjes, vrouwen en jonge mannen
op dat atelier. Ze werken er voor een
schijntje, voor een krAls voor het aller
laagste atelier-loon, dat de minste pruts-
fabriek zou durven uitbetalen. Hol zijn alle
maal arme slakkers, veel buitenlanders er
bij, die geen ander werk konden vinden in
hel groote Parijs, en liever zich dan nog
maar zoo laten exploiteeren, dan dood
hongeren.
En de zijden doefcen, die in dat atelier
beschilderd worden, die worden duur,
héél duur verkocht door Duncan; aan rijke
particulieren, die zijn atelier uit curiositeit
komen bezoeken, cn aan luxe-winkels
genre-Libertywant ze zijn werkelijk
heel mooi, die doeken uit Duncans atelier,
zoowel wat kleur als wat teekening betreft.
En hij. hij alleen is dc ziel van dat atelier,
al vertoeft hij er weinig.
Over dat atelier echter, cn het eigenaar-
digo leven daar, vertel ik u een volgende
keer.
M. DE ROVANNO.
Parijs, Sopt. 1926.
RECLAME.
en allerlei Zenuwpijnen verdrijft men met
en in doosjes van 6stuks45ct Bij de goede
drogisten Op elke poeder staaL AM Let hierop!
468
Naar het Engelsch van
JUSTUS MILE FOSMAN.
Door J. S.
45)
Zoo ben ik hiér dan,'als een soort schip
breukeling, en ik voel me allerminst een
held. Ik ben de man, die haar en haar man
Pp den troon zou bevestigen en die dan een
eind aan zijn leven zou maken. Maaj* haar
man is dood, de troon slaat niet «Heer, en ik
leef. Zoo is alles mislukt.
Spreekt Von Altdorf nog wel eens over
ihet Noodlot? Hel heeft mij vreemde poetsen
gebakken, Teddy! Je moet welen, dat ik
tegenwoordig een zeer rijk man ben. Mijn
oude oom John. die .me haatte als niets
anders in de wereld, is op de jacht gevallen
en len gevolge van den val gestorven. Daar
hij geen testament naliet, heb ik als naaste
bloedverwant zijn geheele vermogen geërfd.
Zijn notaris had in de kranten gelezen, dat
ik in Novodnia dienst genomen had en
schreef daarheen. De brief werd opgezonden
naar Belgrado.
Maar één ding, besle vriend, zou mij er
toe kunnen brengen het zwervende soldaten
leven le laten varen en een rustig burger le
worden met het geld, dat ik geërfd heb. Dal
eene ding echter is ook het eenige; anders
trek ik er weer dadelijk op uit, onverschil
lig waar in de wereld. Ik heb nog een zeke
ren plicht ie vervullen, en als ik mij van die
taak gekweten heb, ga ik weer heen. Mis
schien heb ik dan eens meer geluk. Wat ïk
Jog te doen heb is dit: ik moet naar Parijs
'komen en prinses Eleanor het laatste nieuws
brengen van haar echtgenoot. Dan heb ik
haar verschillende dingen te overhandigen,
zooals een paar ringen en een haarlok pd
dergelijke, die dc Prins mij heeft toever
trouwd, toen zijn dood onvermijdelijk
scheen.
'Zoo zal ik je dan toch' weer terugzien, en
<hu verheugd me bovenmate. Ook zal ik blij
2|jn Von Altdorf en sir Gavin weer te. ont
moeten. Vertel hun, dat ik kom, en al heel
spoedig. Ik denk een paar dagen na-dat je
dezen brief ontvangen zult hebben. Tot
spoedig dus, kerel 1
De hartelijke groeien!
Denis Mallory.
Ik weel niet hoe dikwijls ik, gezeten aan
de oude schrijftatel, dezen brief heb gelezen
j en herlezen. Mijn hart sloeg tweemaal zoo
snel als gewoonlijk; ik had lust om te
zingen en te dansen en builen op straal uit
te roepen, dat Denis niet dood was!
Plotseling dacht ik aan iels; ik liep naar
het achterraam, sprong er uit met volkomen
verachting van zulke dingen als ladders en
-vloog den hof in. Ja, zij zat er nog altijd. Ik
zag haar witte japon door het gebladerte
heen.
De arme vrouw moet gedacht hebben, dal
ik dot geworden was; het leek er ook wel
-wat op, want ik rende op haar af en wuifde
met de blaadjes van den brief hoven mijn
hoofd.
„Hij is niet dood, madame!" riep ik uit.
„Het is niet waar, dat hij dood is! Hoort u
het niet? Hij leeft en hij komt naar Pa
rijs. Hij is zwaar gewond geweest, maar
weer geheel hersteld, ik zeg u, dat hij leeft!
De Prinses verbleekte niet, en gaf ook
geen geluid; het -duurde een oogenblilc voor
het werkelijk tot haar doorgedrongen was;
toen greep zij haast ruw, met sidderende
handen; den brief uit mijn vingers.
Daarop rende ik weer weg naar het huis,
in de hoop, dat ik daar Mac Kensie zou vin
den, of misschien Von Alldorf en miss Man-
nering, want ik moest het goede nieuws ver
tellen, en hun gezichten zien, als ze verna
men, dat de doodgewaande nog immer in
leven was.
HOOFDSTUK XXVL
Hel was twee dagen later. Ik zal op mijn
kamer brieven le schrijven, maar dat wilde
niet vlotten. Ik moest telkens aan Mallory
denken. Waar zou hij nu zijn? Was hij
onderweg? Waarom telegrafeert zoo'n kerel
niet! Zoo zat ik een beetje te mopperen. Het
schrijven verveelde me. Ik legde mijn pen
neer en bedacht, dat ik wel eens in het huis
kon gaan kijken. Misschien dat men idaar
eenig bericht van hem had ontvangen, Ijc
deed het vcnsler open en ging hetlad
dertje af.
Halfweg het buis kwam ik den tuinman
legen, die zoo haastig liep, als ik nog nooit
had gezien. Meneer de kolonel had hem naar
mij'gezonden: monsieur Mallory was aan
gekomen, of ik dadelijk kwam! Ik vloog op
liet huis af.
Juist kwam prinses Eleanor naar buiten.
Ze had een wat opgewonden blos.
„Wilt u zeggen aan Mallory," zeide zij,
dal hij me in den hof kan vinden, als hij
mij zijn boodschap wil doen?"
„Ja zeker!" antwoordde ik, „ik beloof het
u En wees vriendelijk voor hem, Prinses!
Waar zal hij u zien? Ik bedoel waar in den
tuin?"
„Zeg, dat ik bij dc oude sloenen bank zal
zijn," zei ze en ging er alvast heen.
Onder de gothische poort stond ik even
stil. ïk hoorde door de openstaande deuren
hei gerucht van een druk gesprek, en toen
over al die stemmen, dat koor van vragen
en uitroepen een har Lel ijken lach. 't Was
waar! Hij moest het zijn alleen Denis
tactile zoo.
Hij slond midden in de muziekkamer. Sir
Gavin, Von Alldorf en Jessica stonden om
hem heen en een half dozijn bedienden luis
terden nieuwsgierig op eenigen afstand.
De laatste maand had wel haar 6poTen op*
hem achter gelaten. Hij was mager en
bleek en over de linkerwang had hij 'een
bloedrood litleeken van den sabelhouw.
Hij hoorde mij binnenkomen en draaide
zich om.
„Wel, daar is TeddyI" Hij kwam op me
toe, en schudde mij de hand op een wijze,
die me duidelijk maakte, dal hij weer mooi
op weg was zijn geweldige kracht te her
winnen. „Kerel, kerel, wal ben ik blij, dal
ik je weer zie, ouwe, beste jongen I"
„Ze wacht op je in den tuin, Denis," fluis
terde ik; „bij de sleenen bank."
Alle vroolijkheid verdween opeens van
zijn gezicht, en zijn trekken namen dezelfde
uitdrukking van droefheid en moedeloosheid
aan, die ik zoo goed kende van voor mijn
verlrek..
„Zoo," zeide hij, „ja, dan zal ik moeten
gaan, vind Je niet?" „Ik moet de Prinses
een boodschap overbrengen/' zei hij tot de
anderen. „Als jullie mij een oogenblik vilt
verontschuldigen? Ik ben binnen het halfuur
terug." En hij ging de kamer uit mei lang
zame, aarzelende schreden, alsof hij bang
was voor wat er gebeuren zou.
Hij ging de oude poort door en den tuin
in, die daar voor hem lag in zijn heerlijke
zomerpracht. Hij liep hel pad langs, dat
naar de fontein voerde, en zag daarnaast,
waar de oude marmeren bank slond, iels
wits schemeren. Een oogenblik later slond
hij met gebogen hoofd voor haar.
Prinses Eleanor gaf een zachlen kreet,
ioen ze zag hoe bleek en mager hij was en
welk een groot, vorsch litleeken er over zijn
kaak liep, en zij slak hem verlegen een
hand toe, maar Denis zag het niet.
„Wilt u niet zitten?" vroeg zij en maakte
plaats voor hem. „U boni nog niet sterk ge
noeg om lang le staan."
„Och neen, mevrouw," zei hij, „ik b?n
slerk genoeg, dal verzeker ik u. Maar als u
zoo goed bent..:, dan wil ik wel een
oogenblik gaan zitten. Ik heb u iels te geven
en u iels te vertellen over..,, over den
dood van den Prins."
„U hebt aan zijn zijde gestreden, heeft
mon mij verteld," zei Eleanor met neergesla
gen oogen.
„Ja. mevrouw, ik slond naast hem en ik
heb hem beschermd, zoo goed ik kon, tot
hij stierf."
„Hij is eervol gestorven," zei de Prinses
zacht.
„Hij is den dood ingegaan, mevrouw, als
een held en een martelaar, want hij ging
het paleis uit, wetende, dat de dood hem
daar wachtte. Toch gelukte het ons ni?t,
liem terug le houden. Hij ging ongewapend
en stond daar lot de kogel hem neervelde.
Maar vóór hij naar het bordes ging, sprak
hij mij over u, vroeg mij naar u toe te gaan,
als ik het mocht ontkomen, en u le vertel
len, dat hij geslorven is op een wijze, dal u
zich niet over hem behoeft te schamen, en
dat zijn laatste gedachte voor u was. Toen
ik hem vroeg om (e vluchten en om uwent-
wil le leven, schudde hij hel hoofd.
„Ze zou me verachten als een lafaard,
zei hij. „Ze heeft me nooit liefgehad, maar
haar achting wil ik mij verwerven door te
sterven als een ma.nl En hij gaf me Wac-
schillende kleinigheden, die hij altijd bi]
zich droeg, om die aan u over te geven. Ik
heb er een pakje van gemaakt. Hier is het."
Hij slak zijn hand in den binnenzak vin
zijn vest en haalde er een in papier gepakt
doosje uit, dal hij de Prinses iverhandigd1;.
Iels anders, dal in denzelfden zak zat.
sleepte hij er mee uit, zoodat het op den
grond viel. Hel was een verfrommelde slrik
van blauw lint, waarop echter een leelijke
bruine vlek was.
Prinses Eleanor legde het pakje ongeopend
naast zich neer maar haar oogen volgden
het stuk lint, dat Denis Mallory vlug op-,
raapte en weer in zijn zak stak.
„Wal is dal?' 'fluisterde zij.
„Een kleinigheid, mevrouw," zei hij mot
afgewenden blik, „van geen waarde, behalve
voor mij."
„Wilt u*hcl mij laten zien?" vroeg Elca«
nor nederig.
Hij kroeg een kleur en aarzelde, maar de
Trinses hield haar hand op en een oogenblik
tater legde hij er den slrik in.
„Een strikje van lint?" zei ze. „Niels dm
een verfrommeld slrikje? Een nogal waar
deloos ding, sir. al zegt u, dat hel voor u
waarde heefl. U hebt nogal slecht gezorgd
voor uw schal! Er zit een groote vlek op."
„Dal zijn eervolle vlekken, madame," zei
Denis koel, „ik behoef er mij niet voor te
schamen."
De Prinses gaf een verschrikt geluid en
liet het stukje lint uit haar handen vallen.
Ze raapte het weer op en keek hem aan.
„Meen u. dat hetbloedvlekken zijn?
Uw bloed?"
„Hel kan voor u van weinig belang :;ijn,
mevrouw," zei hij. „Het spijt me, dat hel uil
mijn zak viel. Mag ik hel terug hebben?"
Hij nam het bevlekte slukje zijde van
haar aan, stond op en boog.
„En nu, mevrouw," zeide hij. ..heb ik
mijn taak volbracht. Ik zal u niet langer
lastig vallen. Ik vraag u verlof heen te
gaan."
s-
(Slot volg O,