3 CHIEF WHIP HET MOET UW SIGARET ZIJN! De Hot der Leugenen SCA Jfe Hoofdpijn /Tm Kiespijn Poeders A.M. No. 20398. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 11 September Derde Blad Anno 1926, Buitenl. Weekoverzicht. RAYMOND DUNCAN. Om dé eenvoudige reden dat ze in alle opzichten erkend zijn als de beste! Eisch VIRGINIA CIGARETTES FEUILLETON. Een historische gebeurtenis Het Engelsche mijnconfiict Onzekerheid. De groote historische gebeurtenis, waar- baar zoo verlangend werd uitgezien, heeft plaats gevonden. Duitschland is lid van den Volkenbond en heeft een entrée joyeuse gemaakt. Zooals te voorzien was, is alles verder van een leien dakjo gegaan. Begrepen werd, dat in de gegeven omstandigheden beau mine mauvais jeu gemaakt wor den moest, m.a.w. dat ter wille van het toetreden van Duitschland cenige conces sies onvermijdelijk waren. Het zijn de kleine staten, die zich heb ben moeten opwerken tot deze concessies. Worden zij door de instelling van dat drie tal se'mi-permanente Raadszetels eigenlijk niet opnieuw gedegradeerd? Tusschen do .groote mogendheden" en hen wordt nu als het ware nog gewrongen een kleine categorie van ,,half-grooten". En dat in een bond, die in zijn-vaandel vpe-ren mocót, frank en vrij, de leuze van vrijheid, gelijk heid en broederschap. Met hét groote doel voor oogen zijn zij inderdaad heengestapt over wat als eon achteruitstelling be- echouwd worden moest. Een drietal ver tegenwoordigers van z.g. klein en" heb ben en terecht tevoren nog uiting gegeven aan de gedachten hiervoor neerge legd, w.o. ook Nederland's delega^tie-lefder jhr. Loudon, aan het slot de verzekering gevend, dat zij zich niet zouden verzet ten, waar de zaak er zoo voorstond, 't Was meteen een waarschuwing voor de toe komst, wanneer door het toetreden van nog een van beide groote .outsiders", Rusland of de Vereenigde Staten, weer eens zoo'n onverkwikkelijke machtsstrijd in den Volkenbond zich »ou mogen af spelen. Met algenxeene 6toinmen werden daarop de noodige besluiten genomen, dio doov Frankrijk onverbreekbaar aan elkaar wa ren gekoppeld om to voorkomen, dat zijn protégé Polen misschien nog zou worden gedupeerd en buiten" zou kunnen blijven staan, terwijl Duitschland binnen" was. En met een reuzen knaleffect is Germa- nia tenslotte binnengehaald. Als al dat enthousiasme, al die mooie woorden, al die heerlijke tirades eens voor 50 pCt. in vervulling gingen Niettemin een historische gebeurtenis is Duitschland's opneming in de rij der Volkeren. Men kan nu toch zeggen, dat tusschen overwonnenen en overwinnaars uit den wereldkrijg officieel de scheids muur is afgebroken. Als gelijken zetelen zij rondom de groene tafel. Weggevallen zijn de slagschaduwen van rang en soort in theorie, whnt de practijk is daaraan ongetwijfeld nog niet hocleroaal evenredig, helaas. Doch een enorme verbetering is het, ook al zijn Brazilië en Spanje kwaad wegge- loopen en houden zij zich afzijdig tot voor •hen de tijd zal komen om terug te kec- ren een tijd, die ons niet zoo heel ver weggeiegen lijkt. Niet de minste twijfel bestaat er, of Duitschland zal weldra probeeren de vruch ten te plukken van zijn .toetreden, zooals het zich die heeft voorgesteld. Het toetre den is van Duitsohe zijde immers ook niet geheel onbaatzuchtig, evenmin als de aan- drang, van entente-zijde om toe te treden alleen voortkwam uit ideëele motieven van naastenzin. Duitschland zal er ernstig naar gaan streven alles op te ruimen wat nog doet zien en voelen het overwonnen-zijn, dus in de eerste plaats de bezetting van Rijnland en zoo meer. Het heeft nu een prachttroef in handen tot ondermijning van het oorlogsverdrag van Versailles en het zal daarmee weten te 6pelen. Voor de overwinnaars in den krijg was een hoofdmotief om in ieder geval de Duit sohe toetreding te forceeren, het veilig stellen van Locarno. Wel zijn daar aan Duitsohland belangrijke concessies gedaan, waar echter tegenover staat, dat Duitsch land daar uit eigen vrijen wil beloften deed^ en verplichtingen aocepteerdc, niet vi coactus als te Versailles, een feit, dat het moreel vastlegt. Het in-werking-treden van Locarno was vastgekoppeld aan Duitschland's toetreden en toelaten tot den Volkenbond. Locarnó is dus nu safe. Voor don Volkenbond zullen nog kwade dagen aanbreken, we durven heb zonder overschatting voorspellen. Zoowel door de ongelijkheid van rang en stand der leden als door heb voortzetten van ouderwetsche politieke manoeuvres van eigenbaat, doch im groszen Ganzen is een stap vooruit ge zet, alle bijoogmerken, alle bijbedoelingen te® spijt. De weg tot altruïsme kan dien van het egoïsme niet direct totaal verlaten, daarvoor is dit laatste te zeer gecultiveerd. Op zich zelf ós het daarom geen vréémd verschijnsel, dat dc Engelsche - regecrlng zich veel moeite moet geven, orh de mijn eigenaren te bewegen om nog eenige op offering eich te getroosten. Do eigenaren ruilcen toch de volledige overwinning in het stakingsconflict c® dan zich in te too rnen, dat valt niet mee. De regeering dringt evenwel zacht en niet geheel zonder succes, meenen we. De regeering begrijpt, dat een nederlaag der mijnwerkers in vol len omvang op den duur kortzichtig zou zijn en daarom doet zij haar uiterste best, te temperen. Een eigenaardig verschijnsel, overigens de door de mijnwerkers verguis de regeering zidb voor hen te zien inspan nen tot redding van hetgeen de leiding totaal bedierf Langzaam maar zeker, loopt het conflict ten einde. In Griekenland kan men dab altijd nog niet zeggen. Daar heeft Kondilis in Athene reeds een soort goregelden veldslag moe ten leveren waarbij tientallen dooden zijn gevallen. En zal het daarbij blijven .We hebben nog weinig vertrouwen in de stand vastigheid der .Grieksohe regeering. Even sceptisch staan we tegenover het gezag van den Spaaaschen dictator Primo de Rivera. Ook hij is overwinnaargeble ven inzake de muiterij der artillerie-offi cieren, doch zijn gezag heeft daardoor op nieuw een klap gekregen, zoodat de vraag is gewettigdhoe lang nog Ja hij is ecu broer van Isadora Dun can, de alom bekende danseres. En hij is een curiositeit* van Parijs Er is geen Parijzenaar, die Raymond Duncan niet kent. hem niet wel eens gezieii lieeft, of niet wel eens over hem heeft iiooren spreken. De meeste Parijzonaars echter halen hun schouders op, als ze deri naam Raymond Duncan hoören: „Een aanstel- Ier"! zeggen ze. „Een rèclame-makerl Een „fumiste"! is hij dat werkelijk? Dat zou ik u niet kunnen zeggen. Maar zooveel is zeker, dat hij interessant is, als zijnde een van de meest opvallende verschijningen in het bonte Parijsche leven. Een alom bekend, en zich doen geldend mensch. Een onuitputtelijke bron van ener gie heizij men de aanwending van die energie laakt dan wel prijst. En als zoo danig is hij dan ook zeker de moeite van het kennismaken waard. Ik wil u een en ander van hem vertellen, dan kunt u zelf oordeel en. RECLAME. 7?40 Ook met kurk civ goud mondstuk. Hij heeft vele en velerlei stokpaardjes, Raymond Duncan. Maar zijn meest geliefde is dit: dat hij „den mensch als Mensch" verkondigt. Er wordt veel te veel nadruk gelegd op het verschil tusschen mannen en vrouwen, zoo vindt hij. We zijn allemaal in de éérste plaats meiïschen, zegt hij, en geen mannetjes en wijfjes. Laten we dus alles doen wat we kunnen om dat verschil tusschen man en vrouw zooveel hiogclijk te doen wegvallen". En om daarloe het voorbeeld le geven, kleedt hij zich zelf, en zijn discipelen, man nen zoowel als vrouwen, in eenzelfde Grieksch lang gewaad. Zijn haar draagt hij lang, met een band over zijn voorhoofd bijeengehouden en vanachter ineengerold, zooals. vroeger (vóór de bob- en shingle- mode) de vrouwen dat pleegden te dragen. En zijn bloote voeten zijn geschoeid in san dalen. In dit gewaad, en met deze coiffure houdt hij zijn lezingen, in zijn eigen theater, in de rue du Golisée, waar in de pauze zijn discipelen in hetzelfde gewaad thee schen ken. En in dit gewaad wandelt hij met zijn discipelen langs de groole boulevards. Wee den voorbijganger, die hem bevreemd aan kijkt. en tegen een meigezel zegt: „Kijk eens, dat type. is dat een man of een vrouw?",... Dien houdt hij slaande en antwoordt: „Noch man, noch vrouw maar mensch ben ik. En in zijn Engelsch- Fransch predikt hij zijn evangelie van den neutralen Mensch.... tot de voorbijganger zich verontschuldigt, en zegt nog verder le moeten. Philosophisc.be en sociale discussies or ganiseert hij in zijn theater, waar iedereen aan deelnemen mag. Over algemeene men- schen-licfde. "anti-oorlog, anli-huichelarij, anti-vleeschelen, anti-luxe. Allemaal onder werpen, die wel degelijk hun eigen actueele waarde hebben; maaivhij haalt zich den roep van „fumislc" op den hals door het buitenissige van zijn verschijning, en door de drukke reclame, die hij maakt voor zijn theater, voor zijn lezingen, voor den „Exangelos" een kranlje, dat hij uit geeft, voor zijn ideeën. Een paar jaar geloden heeft hij lezingen in Holland gehouden, in Den Haag, had weinig publiek echter wat hij toeschreef aan het feil, dat er vooruit te weinig re clame gemaakt was voor zijn komst. De „zusterziel" dio zijn komst daar voorbereid en geleid had, was zeer idealistisch en enthousiast, maar in hel geheel niet prac tise h van aard. En practisch moét jc zijn in deze wereld, handelsgeest moét je heb ben. zoo beweert hij. Reclame-maken dat is het halve werkl vindt hij. Elke gelegenheid daarloe grijpt hij dan ook aan. Zijn zoon Menelaus was eens weggeloopcn van do Grieksche gewa den en het vegetarische dieet; was ge schaakt, zeiden anderen. Toen liet Raymond op alle muren van Parijs grooie aanplak- biljetten heelden, waarop door hemzelf met zijn eigen pers. en in zijn eigen opvallende lettervormen gedrukt was „Mijn zoon Me nelaus is weg helpt mij hem terugvin den Raymond Duncan. Naar een Ion toonstelling der „Onafhan- kelijken" had hij een groot schilderij inge zonden (Raymond Duncan schildert name lijk ook!). Dal schilderij sleide voor de ge boorte van een kind en word door een pre fect van politie veroordeeld als onzedelijk, en Duncan werd gesommeerd het weg te talen nemen. Een prachtige reclame-gele genheid voor Duncan natuurlijk! En waar hij druk gebruik van maakte. Hij ging in hpogcr beroep en schr-eef artikel op artikel; do hèole Parijsche pers ging er zich mee bemoeien, heel Parijs praatte over dat ver oordeelde iSchildepij van Duncan; en ten slotte kreeg Duncan, nog gelijk ook. „Het sohildcrij wAs niet onzedelijk, zoo was de einduitspraak, niet onzedelijk, alleen maar loei ijk". Een blamage voor dien prefect, .en een triomf (een gcdééllelijke triomf ten minste) voor Duncan, maar vooral weer: een pracht-reclame! En zoo dient hem Alles tot reclame. Waar-* óm zou een kunstenaar en filosoof niet van dat middel om bekend te worden, en zijn ideeën te verspreiden, gebruik mogen ma ken, en een handelsman wél? zoo vindt hij. Maar wat.daarvan zij in elk geval; het publiek, al wéét liet nu door al die reclame van zijn beslaan af, en van zijn ideeën, het gelóóft niet in hem, en juist dóór die re* clame-makerij. Hij heeft nog een anderen handels-kant. Raymond Duncan. Hij i9 werkgever. Hij heeft een atelier óók al weer in dat thea ter van de rue du Colisóe. Daar worden zij den doeken beschilderd volgens door hem ontworpen tcekeningen en decoraties. Er werken meisjes, vrouwen en jonge mannen op dat atelier. Ze werken er voor een schijntje, voor een krAls voor het aller laagste atelier-loon, dat de minste pruts- fabriek zou durven uitbetalen. Hol zijn alle maal arme slakkers, veel buitenlanders er bij, die geen ander werk konden vinden in hel groote Parijs, en liever zich dan nog maar zoo laten exploiteeren, dan dood hongeren. En de zijden doefcen, die in dat atelier beschilderd worden, die worden duur, héél duur verkocht door Duncan; aan rijke particulieren, die zijn atelier uit curiositeit komen bezoeken, cn aan luxe-winkels genre-Libertywant ze zijn werkelijk heel mooi, die doeken uit Duncans atelier, zoowel wat kleur als wat teekening betreft. En hij. hij alleen is dc ziel van dat atelier, al vertoeft hij er weinig. Over dat atelier echter, cn het eigenaar- digo leven daar, vertel ik u een volgende keer. M. DE ROVANNO. Parijs, Sopt. 1926. RECLAME. en allerlei Zenuwpijnen verdrijft men met en in doosjes van 6stuks45ct Bij de goede drogisten Op elke poeder staaL AM Let hierop! 468 Naar het Engelsch van JUSTUS MILE FOSMAN. Door J. S. 45) Zoo ben ik hiér dan,'als een soort schip breukeling, en ik voel me allerminst een held. Ik ben de man, die haar en haar man Pp den troon zou bevestigen en die dan een eind aan zijn leven zou maken. Maaj* haar man is dood, de troon slaat niet «Heer, en ik leef. Zoo is alles mislukt. Spreekt Von Altdorf nog wel eens over ihet Noodlot? Hel heeft mij vreemde poetsen gebakken, Teddy! Je moet welen, dat ik tegenwoordig een zeer rijk man ben. Mijn oude oom John. die .me haatte als niets anders in de wereld, is op de jacht gevallen en len gevolge van den val gestorven. Daar hij geen testament naliet, heb ik als naaste bloedverwant zijn geheele vermogen geërfd. Zijn notaris had in de kranten gelezen, dat ik in Novodnia dienst genomen had en schreef daarheen. De brief werd opgezonden naar Belgrado. Maar één ding, besle vriend, zou mij er toe kunnen brengen het zwervende soldaten leven le laten varen en een rustig burger le worden met het geld, dat ik geërfd heb. Dal eene ding echter is ook het eenige; anders trek ik er weer dadelijk op uit, onverschil lig waar in de wereld. Ik heb nog een zeke ren plicht ie vervullen, en als ik mij van die taak gekweten heb, ga ik weer heen. Mis schien heb ik dan eens meer geluk. Wat ïk Jog te doen heb is dit: ik moet naar Parijs 'komen en prinses Eleanor het laatste nieuws brengen van haar echtgenoot. Dan heb ik haar verschillende dingen te overhandigen, zooals een paar ringen en een haarlok pd dergelijke, die dc Prins mij heeft toever trouwd, toen zijn dood onvermijdelijk scheen. 'Zoo zal ik je dan toch' weer terugzien, en <hu verheugd me bovenmate. Ook zal ik blij 2|jn Von Altdorf en sir Gavin weer te. ont moeten. Vertel hun, dat ik kom, en al heel spoedig. Ik denk een paar dagen na-dat je dezen brief ontvangen zult hebben. Tot spoedig dus, kerel 1 De hartelijke groeien! Denis Mallory. Ik weel niet hoe dikwijls ik, gezeten aan de oude schrijftatel, dezen brief heb gelezen j en herlezen. Mijn hart sloeg tweemaal zoo snel als gewoonlijk; ik had lust om te zingen en te dansen en builen op straal uit te roepen, dat Denis niet dood was! Plotseling dacht ik aan iels; ik liep naar het achterraam, sprong er uit met volkomen verachting van zulke dingen als ladders en -vloog den hof in. Ja, zij zat er nog altijd. Ik zag haar witte japon door het gebladerte heen. De arme vrouw moet gedacht hebben, dal ik dot geworden was; het leek er ook wel -wat op, want ik rende op haar af en wuifde met de blaadjes van den brief hoven mijn hoofd. „Hij is niet dood, madame!" riep ik uit. „Het is niet waar, dat hij dood is! Hoort u het niet? Hij leeft en hij komt naar Pa rijs. Hij is zwaar gewond geweest, maar weer geheel hersteld, ik zeg u, dat hij leeft! De Prinses verbleekte niet, en gaf ook geen geluid; het -duurde een oogenblilc voor het werkelijk tot haar doorgedrongen was; toen greep zij haast ruw, met sidderende handen; den brief uit mijn vingers. Daarop rende ik weer weg naar het huis, in de hoop, dat ik daar Mac Kensie zou vin den, of misschien Von Alldorf en miss Man- nering, want ik moest het goede nieuws ver tellen, en hun gezichten zien, als ze verna men, dat de doodgewaande nog immer in leven was. HOOFDSTUK XXVL Hel was twee dagen later. Ik zal op mijn kamer brieven le schrijven, maar dat wilde niet vlotten. Ik moest telkens aan Mallory denken. Waar zou hij nu zijn? Was hij onderweg? Waarom telegrafeert zoo'n kerel niet! Zoo zat ik een beetje te mopperen. Het schrijven verveelde me. Ik legde mijn pen neer en bedacht, dat ik wel eens in het huis kon gaan kijken. Misschien dat men idaar eenig bericht van hem had ontvangen, Ijc deed het vcnsler open en ging hetlad dertje af. Halfweg het buis kwam ik den tuinman legen, die zoo haastig liep, als ik nog nooit had gezien. Meneer de kolonel had hem naar mij'gezonden: monsieur Mallory was aan gekomen, of ik dadelijk kwam! Ik vloog op liet huis af. Juist kwam prinses Eleanor naar buiten. Ze had een wat opgewonden blos. „Wilt u zeggen aan Mallory," zeide zij, dal hij me in den hof kan vinden, als hij mij zijn boodschap wil doen?" „Ja zeker!" antwoordde ik, „ik beloof het u En wees vriendelijk voor hem, Prinses! Waar zal hij u zien? Ik bedoel waar in den tuin?" „Zeg, dat ik bij dc oude sloenen bank zal zijn," zei ze en ging er alvast heen. Onder de gothische poort stond ik even stil. ïk hoorde door de openstaande deuren hei gerucht van een druk gesprek, en toen over al die stemmen, dat koor van vragen en uitroepen een har Lel ijken lach. 't Was waar! Hij moest het zijn alleen Denis tactile zoo. Hij slond midden in de muziekkamer. Sir Gavin, Von Alldorf en Jessica stonden om hem heen en een half dozijn bedienden luis terden nieuwsgierig op eenigen afstand. De laatste maand had wel haar 6poTen op* hem achter gelaten. Hij was mager en bleek en over de linkerwang had hij 'een bloedrood litleeken van den sabelhouw. Hij hoorde mij binnenkomen en draaide zich om. „Wel, daar is TeddyI" Hij kwam op me toe, en schudde mij de hand op een wijze, die me duidelijk maakte, dal hij weer mooi op weg was zijn geweldige kracht te her winnen. „Kerel, kerel, wal ben ik blij, dal ik je weer zie, ouwe, beste jongen I" „Ze wacht op je in den tuin, Denis," fluis terde ik; „bij de sleenen bank." Alle vroolijkheid verdween opeens van zijn gezicht, en zijn trekken namen dezelfde uitdrukking van droefheid en moedeloosheid aan, die ik zoo goed kende van voor mijn verlrek.. „Zoo," zeide hij, „ja, dan zal ik moeten gaan, vind Je niet?" „Ik moet de Prinses een boodschap overbrengen/' zei hij tot de anderen. „Als jullie mij een oogenblik vilt verontschuldigen? Ik ben binnen het halfuur terug." En hij ging de kamer uit mei lang zame, aarzelende schreden, alsof hij bang was voor wat er gebeuren zou. Hij ging de oude poort door en den tuin in, die daar voor hem lag in zijn heerlijke zomerpracht. Hij liep hel pad langs, dat naar de fontein voerde, en zag daarnaast, waar de oude marmeren bank slond, iels wits schemeren. Een oogenblik later slond hij met gebogen hoofd voor haar. Prinses Eleanor gaf een zachlen kreet, ioen ze zag hoe bleek en mager hij was en welk een groot, vorsch litleeken er over zijn kaak liep, en zij slak hem verlegen een hand toe, maar Denis zag het niet. „Wilt u niet zitten?" vroeg zij en maakte plaats voor hem. „U boni nog niet sterk ge noeg om lang le staan." „Och neen, mevrouw," zei hij, „ik b?n slerk genoeg, dal verzeker ik u. Maar als u zoo goed bent..:, dan wil ik wel een oogenblik gaan zitten. Ik heb u iels te geven en u iels te vertellen over..,, over den dood van den Prins." „U hebt aan zijn zijde gestreden, heeft mon mij verteld," zei Eleanor met neergesla gen oogen. „Ja. mevrouw, ik slond naast hem en ik heb hem beschermd, zoo goed ik kon, tot hij stierf." „Hij is eervol gestorven," zei de Prinses zacht. „Hij is den dood ingegaan, mevrouw, als een held en een martelaar, want hij ging het paleis uit, wetende, dat de dood hem daar wachtte. Toch gelukte het ons ni?t, liem terug le houden. Hij ging ongewapend en stond daar lot de kogel hem neervelde. Maar vóór hij naar het bordes ging, sprak hij mij over u, vroeg mij naar u toe te gaan, als ik het mocht ontkomen, en u le vertel len, dat hij geslorven is op een wijze, dal u zich niet over hem behoeft te schamen, en dat zijn laatste gedachte voor u was. Toen ik hem vroeg om (e vluchten en om uwent- wil le leven, schudde hij hel hoofd. „Ze zou me verachten als een lafaard, zei hij. „Ze heeft me nooit liefgehad, maar haar achting wil ik mij verwerven door te sterven als een ma.nl En hij gaf me Wac- schillende kleinigheden, die hij altijd bi] zich droeg, om die aan u over te geven. Ik heb er een pakje van gemaakt. Hier is het." Hij slak zijn hand in den binnenzak vin zijn vest en haalde er een in papier gepakt doosje uit, dal hij de Prinses iverhandigd1;. Iels anders, dal in denzelfden zak zat. sleepte hij er mee uit, zoodat het op den grond viel. Hel was een verfrommelde slrik van blauw lint, waarop echter een leelijke bruine vlek was. Prinses Eleanor legde het pakje ongeopend naast zich neer maar haar oogen volgden het stuk lint, dat Denis Mallory vlug op-, raapte en weer in zijn zak stak. „Wal is dal?' 'fluisterde zij. „Een kleinigheid, mevrouw," zei hij mot afgewenden blik, „van geen waarde, behalve voor mij." „Wilt u*hcl mij laten zien?" vroeg Elca« nor nederig. Hij kroeg een kleur en aarzelde, maar de Trinses hield haar hand op en een oogenblik tater legde hij er den slrik in. „Een strikje van lint?" zei ze. „Niels dm een verfrommeld slrikje? Een nogal waar deloos ding, sir. al zegt u, dat hel voor u waarde heefl. U hebt nogal slecht gezorgd voor uw schal! Er zit een groote vlek op." „Dal zijn eervolle vlekken, madame," zei Denis koel, „ik behoef er mij niet voor te schamen." De Prinses gaf een verschrikt geluid en liet het stukje lint uit haar handen vallen. Ze raapte het weer op en keek hem aan. „Meen u. dat hetbloedvlekken zijn? Uw bloed?" „Hel kan voor u van weinig belang :;ijn, mevrouw," zei hij. „Het spijt me, dat hel uil mijn zak viel. Mag ik hel terug hebben?" Hij nam het bevlekte slukje zijde van haar aan, stond op en boog. „En nu, mevrouw," zeide hij. ..heb ik mijn taak volbracht. Ik zal u niet langer lastig vallen. Ik vraag u verlof heen te gaan." s- (Slot volg O,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5