Feestjurk. Keizer Rudolf's Neus. 's Avonds en Poot Van alles wat. peratuur een heel eind onder het vriespunt is, zou je misschien denken, dat het ei onmiddellijk bevroor en dat het kleine vo- geitje, dat er in zit, nooit het daglicht aan schouwen zou. De penguin-moeder past echter wel op, dat dit niet gebeurt. Heel handig zorgt zij er voor, dat het ei niet met het ijs in aan raking komt door er haar pootjes onder te houden en het tegen een huidplooi onder haar borslveertjes aan te drukken. Op die maaier houdt zij het ei warm, tot de kleine penguin in staat is de schaal door te bre ken en zich naar buiten te worstelen, in de koude buitenwereld. In dit tijdperk van hun leven zijn de jonge penguins geheel blind, maar het 'duurt niet lang, of zij kunnen zien en het is verwonderlijk, hoe spoedig zij voor zich- tzelven kunnen zorgen. Buiten is het voor hen veel en veel kouder dan op onze meest witte Kerstmis en koudste winterdagen. Maar de jonge vogels geven daar niet om? zij en hun ouders weten niet beter, of het hoort zoo. Moedertje,' ben je aan 't naaien, Naai je een jurkje voor mij t Ben jurkje voor je verjaardag, Ga je 't borduren met zij 1 Borduur je roosjes, en blaadjes, En veel maxïeliefjes klein 1 Moedertje, op 'je verjaardag Zal ik echt feestelijk zijnf Zoo vaak ik de bloempjes zien zaï,: Zal uk dan denken aan jou, Dan breng t "je "héél vaak 'ri zoentje, Omdat 'k zooveel .van je hou! &v SUTOEIUS. Keizer Rudolf I van Habsburg, die als .vijand ook gestaan heeft tegenover Graaf Willem II van Holland, was algemeen be tend om zijn vroomheid, zijn dapperheid, zijn geleerdheid en zijn bijzonder groe ten adelaarsneus. Toen hij in 1265 nog een- jroudig Graaf van Habsburg was, moest hij reeds tegen vele vijanden oorlog voeren. Eén dezer vijanden was de graaf van Re gensburg, die in idle stilte een leger verza melde om daarmee graaf Rudolf te overval len. Hij was reeds in de nabijheid van Vrij burg, waar Rudolf vertoefde, toen hij midden in het woud met zijn voornaamste edellieden iden maaltijd gebruikte. Naar de gewoonte van die dagen werd daarbij de wijn duchtig aangesproken. Onder het rondgaan van den beker riep He Graaf van Regensburg op luiden toon uit: „Bij mijn trouwe, Edele Ridders, morgen zullen we genoeg mannen verzameld hebben om den Grootneus van Habsburg te ver slaan." Toevallig bevond zich niet ver van deze plaats een onnoozele landman die dezen uitroep aanhoorde. „Dat moet me toch zoo even een neus zijn. waar zooveel volk voor noodig is om hem te verslaan," vond de man en na zich even bedacht te hebben, zei hij: „Nu, dien neus jvil ik wel eens zien." Het was meer geluk daji wijsheid, dat hij naaï Vrijburg ging en daar zelfs binnen het slot toegelaten werd. Daar liep hij Graaf Rudolf tegen het lijf. De onnoozele bekeek den graaf een tijd lang en zei toen: „Ja. dat is een neus van belang; hij telt wel voor vier. Maar om hem te; verslaan is toch geen geheel leger noodig, want dat kan ik alleen wel." Graaf Rudolf, die eerst om den onnooze- len boer gelachen had, werd nu opmerkzaam en wist hem te doen vertellen, waarom hij naar Vrijburg gekomen was om zijn neus te zien, Hierdoor werd de Graaf omtrent de plannen van zijn vijand ingelicht, verzamel de zijn getrouwen en legde zich in een hin derlaag. De Graaf van Regensburg, die niet ver moedde, dat de „Grootneus" alles wist, trok bedaard verder, doch werd eensklaps over vallen, waardoor hij op de vlucht sloeg. C, E, DE LILDE HOGERWAARD. IGrootmoe'detr Gangklok tikt kalm en bedaard: Rietje-kind, ik wijs juist zeven. .Weet je wel, dat het dan bedtijd voor j'ist Rietje zegt vleiendWacht even 1 Toe, lieve Gangklok, het is nog zoo vroeg, 'k Wou nog zoo dolgraag wat spelen; Eigenlijk moest ik heel boos op je zijn Jij kunt me soms zoo vervelen. Ik ben aan 't spelen en heb nog zoo'n pret,; Jij denkt alleen maar aan tikken, Weet je wel, dat je op deze manier Leelijk den tijd kunt verklikken Zeg eens, wat heb je er eigenlijk aan. Om toch zoo heel hard te loopen 1 Of heeft jouw Moedertje nooit nog gezegd: 'k Zal wat geduld voor je koopen t Een geheugen-spelletje. De spelers verdeelen zich voor dit spel letje in twee partijen. De ééne partij gaat nu de kamer uit, terwijl de andere twaalf voorwerpen van zeer uiteenloopenden aard kiest, alseen boek, een potlood, een mes, een speld, een schoteltje enz. enz. en die op de tafel legt. Daarna wordt er een kleed over de tafel gelegd, dat alle voor werpen aan het oog onttrekt. Nu maakt men een lijst van de personen, die buiten de kamer zijn. Is men hiermede gereed, dan laat men hen binnenkomen en gaan zij om de tafel 'staan. Het kleed wordt nu door twee der per sonen, die in de kamer gebleven zijn, weg-i genomen en degenen, die juist binnen kwamen, mogen doch niet lan ger dan tien seconden naar de voorwerpen op de tafel kijken. Daarna wordt het kleed er weer vlug overheen gelegd. Degenen, die eerst buiten de ka mer waren, verlaten baar nu opnieuw en worden één voor één binnengeroepen. De binnengeroepene noemt nu op, wat hij zich herinnert, dat op de tafel Ug< Voor elk voorwerp, dat hij goed opnoemt,; worden 5 punten aohter zijn naam gezet. Vergist hij zich eohter door een verkeerd voorwerp op te noemen, dan worden er 5 punten van het door hem behaalde aan tal afgetrokken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 14