F
I
NIEUWS UIT BELGIE.
De inug g-en
komen
Krabbels uit Zwitserland.
Het raeieje„O Piet, zijn we niet yrééselijk vuil Ik
Bchaam me om naar huis te gaan."
Het jongetje „Laten we nog maar wat vuiler worden.
Ze .waaschen one nou in alle geval tóch.'
{Humorist).
Beroemd geneesheer (een recept overhandigend)„Als
,£at U niet helpt, moet U hier nog maar eens terugkomen."
Patiënt„Hoeveel keer zult U moeten raden, dokter
(Punch.)
Ie net zooals ze me verteld hebben, Daisy, je ziet
dingen altijd op hun kop in een kiektoestel."
.(Judge.)
Zuinige boer, tot brievenbesteller: „Zeg, kijk is, Tom,
nou je zoo geregeld met onze Maria loopt, zon d'er nou
geen kans zijn dat we de postzegels tegen 'rk^.-ijsr-ujs
kregen (Passing Show.)
Jongetje„Wedden dat bij je zoende als ik er niet
was r
Z'n zusterpietje, hoe durf je. Ga onmiddellijk de
kamer uit" (Passing Show.)
dan ook veel belang in de amourettes van
de verschillende leiders, en de vraag, met
welke vtouw nu deze of gene leider leeft, is
nu van "bijzonder veel politiek belang De
verhouding tusschen de verschillende lei
ders wordt gekenmerkt door onophoudelijke
intriges, „samenzweringen" enz. Niemand is
nu meer zeker van zijn positie en ':lkens
ontstaan er nieuwe combinaties. De bolsjc-
wiki zijn er zich van bewust, dat dit op den
duur noodlottig voor hun macht zou kun
nen worden, maar er is niemand, die een
einde aan dezen toestand zou kunnen ma
ken. Zoo glijden de bolsjewiki naar den
afgrond.
Dr. BORIS RAPTSCHLVSKY,
(Van onzen bijzonderen correspondent).
Hugo Ver nest.
Brussel, 31 Juli 1926.
Zondag a.s. is een dag in Vlaanderen, die
niet onopgemerkt voorbij kan gaan. Te
Ingoyghem, het bekende schilderachtige
dorp in het mooie land tusschen Leie en
Schelde, waar Stijn Streuvels woont, wordt
namelijk het praalgraf ingewijd van den in
het najaar van 1922 overleden grooten Vla-
piing Hugo Verriest.
Telken jare geeft deze tijd in 't Vlaam-
Bche land een gelegenheid tot het vieren
van plechtigheden, die nauw verband hou
den met de nationale beweging. Veertien
dagen geleden was het een hulde aan den
bekenden afgestorven Vlaamschen schilder
Emiel Claus, nu is het de Verriest-hulde;
op 22 Augustus is het de Bedevaart naar de
dooden van den Yzer, te Dixmude, waaraan
tienduizenden Vlamingen deelnemen.
De Verriest-hulde krijgt in deze reeks
echter een voorname beteekenis. Zij verheft
zich boven de zoo dikwijls vinnige, nijdige,
soms hatelijke en onverdraagzame politieke
driften wat hier te lande niet zoo dik
wijls gebeurt en is door haar karakter
zelf als de sluitsteen van een tijdperk in de
geschiedenis van de Vlaamsche geestelijke
.en ook politieke ontwikkeling.
In Nederland kent men Hugo Verriest, de
„pastor van te lande" als de causeur, die
zoo geestdriftig bezielend, gemoedelijk te
vens, kernachtig, meeslepend praten kon.
Op la teren leeftijd is hij, door toedoen van
de Vlaamsche „Van Nu en Slraksers" voor
liet cultuur-vaste Nederland ook geworden
tot een van de volkselementen, die buiten
de gewone gelederen treedt en een sieraad
vormt voor den stam, waartoe hij behoort.
Toen Hugo Verriest zijn einde voelde na
deren, schreef hij, waarschijnlijk „monke
lend zooals men hem heeft gekend, zijn
eigen doodsbericht, waarin het luidde: „Hij
beminde zijn volk en zijn land; en heeft ze
getrouwelijk willen dienen". Deze zin is
.voor den oningewijde reeds een voldoende
.verklaring voor het feit, dat aan den doode
een praalgraf wordt geschonken. Het is de
basis van zijn mooi leven geweest, vol be
wuste, natuurlijke onschuld, sterk in het
verzet tegen dwang en onwaarheid, als in
den strijd voor wat hem goed leek èn recht
vaardig.
Verriest was van een geslacht dat de
trots en de sterkte is van een volk als de
Vlamingen. Zijn vader was koster in het
dorp Deerlijk, bij Kortrijk. Men vertelt van
hem, dat hij niet .alleen een vroom, maar
dat hij ook een schoone groote man was,
met een heerlijke stem. Hij huwde op 30-ja-
rigen leeftijd Carolina van Acker, een
kleine tengere vrouw, maar van een edele
inborst, wier leven gesterkt was door zede
lijke tucht. Vader Verriest deed van zich
spreken door zijn edelmoedig gedrag in de
hongersnood jaren in 1818, toen ook de
typhus woedde. Hij verpleegde, wanneer
niemand het aandurfde, in zijn dorp de
typhuslijders, ondanks zijn vaderschap van
zeven kinderen, tot hij zelf werd aangetast.
Zijn krachtig gestel bracht hem erechter
weer bovenop.
Het' kan niet anders of Hugo Verriest
moest van huis uit de liefde en teederheid
van moeder, de sterkte, de energie, den zin
voor waarheid en schoonheid van vader,
mee hebben gekregen, gevoelens, die nog
werden ontwikkeld door het origineele on
derwijs, dat hij bij den dorpsonderwijzer,
ihee9ler Renier, genoot. Tweemaal per week
kwam door de Meerschen, tusschen de Leie
en Deerlijk, een jongeling fiaar Verriest. Hij
kwam van Harelbeke, bezat een wonderen
aanleg voor muziek en was de leermeester
ondanks zijn zeslien jaren van Hugo.
Deze jongeling heette Poter Benoit
Een broer van Verriest, Karei, werd se
cretaris te Deerlijk; een ander. Adolf, werd
advocaat te Roeselare, waar hij toen tot
yeler ontstichting, in het Nederlandsch
jdeitte; en de derde, Gustaaf, werd een be
kend geneesheer, professor aan de Leuven-
jsche Universiteit.
Hugo zou priester worden en studeerde
aan het klein Seminarie te Roeselare. Daar
gebeurde het voorbestemde: de jonge stu
dent, die, door portiers werk te verrichten
ten tijde van Adolf Verriest's studiejaren
zijn kostgeld had betaald, was professor ge
worden in 1854:: dat was Guido Gezelle, de
grootste dichter van Vlaanderen. Hugo kreeg
van hem les. Hij had zijn meester gevon
den, die in hem de kiem legde van de latere
levenstaak, waarvoor hij zich niet ondank
baar heeft getoond.
De Seminariejaren waren vlug voorbij.
In 186-t werd Verriest leeraar aan het St.
Lodewijkscollege te Brugge en korten tijd
daarop aan het Seminarie te Roeselare,
waar Gezelle hem was vooraf gegaan.
Daar vooral is hij de levenwekker, de be
zielende leider geweest, die, naast de der
heid, het onware in het onderwijs, de ge-
moedsvalschheid bekampte van de geeste
lijke verfransching. Dan begonnen de ro
mantische jaren uit de Vlaamsche beweging
der „Blauwvoeterie", want daar had hij on
der zijn leiding, als professor van poësis, de
felle klas van 1875'76, met den ontijdig
overleden Albrecht Rodenbach en zoovele
anderen, die later een belangrijke plaats
hebben ingenomen, al9 dr. Eug. van Oye,
waarover wij onlangs schreven, naar aan
leiding van zijn overlijden. „Metaal I Metaal 1
Kostelijk metaalI" zei Verriest terecht over
hen.
De dagen snelden voorbij. Verriest werd
kloosterbestuurder te Heule, principaal te
leper, in het College, pastoor te Wacken en
te Ingoyghem. Hij kende feilen strijd, in 't
geheim en in 't openbaar, om zijn Vlaam
sche meening en gedrag, en den geest van
zijn onderwijs, dat hij op hechte gronden
steunen wou; om zijn „De Vlaamsche Vlag-
ge", het Vlaamsch studententijdschrift, dat
hij zelf beslüurde en recht hield. Hij kende
ongenade zoowel als triomfen, wanneer hij
de buitenwereld bekoorde, ook Nederland1,
door zijn mooie woord.... Tot de oorlpg
kwam, met zijn wapenrumoer, en de dagen
en daarna het fatale einde.
Minder gekend is de wijze, waarop de
grijze Verriest de rampspoedige oorlogsda-i
gen heeft doorgebracht. Hoe kon een vriend
uit zijn mond het verhaal opteekende van
de laatste groote beschieting, die hij heeft
meegemaakt:
„De twee legers, Duitschers en Engel-
schen, bombardeerden Ingoyghem van Zon
dag tot Zaterdag. „Ik heb een goeden kei-,
der", getuigt Verriest. In de veertig men-,
schen waren er vergaard. Hem hadden ze
vroeger reeds voorgeslagen naar Leuven te
komen of elders geruste woonst slaping te
aanvaarden, maar hij wilde bij zijn men-
schcn van te lande blijven.
't Kanon'bulderde heel de week lang. Ze
hoorden 't kraken in de lucht, tegen de
kerk, op de woningen. Langs voren schoten
de Engelschen, langs achter de Duitschers.
Dinsdags kreeg de pastorie een flinken
treffer van de Duitschers; een stuk uit den
achtergevel, vlak in de kamer.
Vrijdags* werd er aangebeld Een Duitsch
majoor met vier officieren kwam de woonst
afzien. Hij wou zijn bureel in de schrijfka
mer inrichten en bij Verriest logeeren. Zij
hadden hun paarden voor de woning laten
staan. Opeens: KraakI Een Engelsche bom
slaat tusschen den hoop in: vier peeiden
dood, twee officieren ook; de majoor stond
nevens Verriest In de gang. Ze hadden bei
den geen letsel! Toen is de majoor vertrok
ken. Ze hebben hem te Ingoyghem niet meer
weergezien.
Zoo bleef de beschieting duren. En toch
zegt de paster, verloren de menschen in den
kelder het hoofd niet 'k Hebbe verwonderd
geweest over den moed en den aard van
mijn volk. Met een boerte en een kwinkslag
hielden zij de vrees buiten!
Eindelijk, den Zaterdag, kwam een poosje
kalmte en al meteen, daar komt een soldaat
naar beneden gedaald: „Kameraad! Kame
raad 1" Wij waren benauwd,' maar toen zei
er een: 't Is een Engelschman!" en heel
de bende sprong op van vreugde en ze gre
pen de handen van den bondgenoot met
geestdrift. De jongen was er diep van ge
roerd."
Na den oorlog ging het gaandeweg slech
ter met Verriest. Een laatste maal zagep wij
hem terug, den monkelenden grooten grijs
aard, te Roeselare, toen het standbeeld van
Albrecht Rodenbach werd onthuld, zijn
leerling. Ondanks zij hooge jaren had hij
toch dat niet willen missen.
Op het einde van zijn leven zei Verriest
dikwijls aan wie hem omringde: „Ik heb Pe
ter Benoit tot muziekmeester gehad, Ge
zelle tot leermeester, Rodenbach als leer
ling; ik heb Streuvels tot vriend; ben ik niet
gelukkig geweest?"
Deze door bem zelf gesproken woorden
bepalen de plaats die zijn leven heeft inge
nomen in de_Vlaamsche geschiedenis. Hij
en de laatste overlevenden van zijn leerlin
gen sluiten een bijzondere periode af in
Vlaanderen. Thans is er een nieuwe genera
tie aan het groeien, die ook nieuwe banen
heeft gekozen. Maar Verriest is, m#t de vrien
den, die hij zelf noemt, als de West-Vlaam
sche oerkracht geweest, die dezen weg heelt
voorbereid. De psychische kracht die van
hem is uitgegegaan is van grooten invloed
geweest.
De inwijding van zijn praalgraf te In
goyghem is ons een gelegenheid, die wij niet
konden laten voorbijgaan, om in piëteitvolle
herinnering, te wijzen op zijn figuur, die
immers ook in Nederland veel sympathie en
waardeering heeft weten op te wekken.
RECLAME.
Haal dadelijk 'n pot Akker's
Kloosterbalsem, het middel
dat verrassend snel miifte-
beten geneest, de jeuk doet
ophouden en zwelling voor
komt. Prijs 60 cent per pot.
- 9000
„Men spreekt Holiandsch".
Tusschen al de Fransche opschriften, die
ik onverschillig voorbij slenter, trekken die
woorden op eens je aandacht, wekken plots
je belangstelling. Je vpelt het onwillekeurig
als een compliment, je nationaliteit ge
maakt. Niet gering, hier in Chamonix, kurort
met wereldreputatie, die drie Hollandsche
woorden naast de deur van het bureau voor
het vreemdelingenverkeer. We tellen blijk
baar mede. „Hebt u de laatste editie van
do Guide Pol of de een of andere brochure
met een nieuwe kaart van Chamonix?"
Hé bien? zegt de juffrouw stom verbaasd
en ook de meneer achter den lessenaar kijkt
ons ontzet aan. Mijn Holiandsch is er blijk
baar niet op vooruit gegaan in de jaren dat
ik in het buitenland woon. Ik schijn mijn
moedertaal totaal verleerd te hebben. Voor
deze „Holiandsch sprekende" bureaulisten
is het in elk geval onverstaanbaar. Met mijn
Fransch, waarvan ik zelf geen al te grooten
dunk had, slaat het er beter voor, althans
de conversatie vlot nu uitstekend.
Neen, een gids hadden ze niet meer, ook
geen enkele brochure, sedert een week alles
uitverkocht.
Beleefd en voorkomend zijn ze. maar
zakenlui zijn ze toch niet, die beminnelijke
Franschen.
Stel het geval in Amsterdam, in Den Haag,
in Arnhem of in welke andere Hollandsche
plaats van eenige beteekenis, dat ze je op
een dergelijk bureau met zoo'n antwoord af
scheepten. Gewoonweg ondenkbaar, even
zeer als in een Zwitsersch toeristencentrum.
In plaats van één gidsje krijg je er tien,
verlaat je het bureau met een halve biblio
theek. Maar in Chamonix, waar het vreem-
delingenbezoek in de honderdduizenden
loopt, vinden ze het blijkbaar heel gewoon,
achten het overbodig, al is het ook pro forma,
eenige verontschuldiging te zoeken. Trou
wens 't is niet alleen in Chamonix, dat me
in Chamonix dat me iets dergelijks gepas
seerd is. Een van de vele staaltjes van laks
heid die den toestand te Frankrijk typeeren
en je een zwaar hoofd doen krijgen over het
herstel van den frank. Als dit uitsluitend
van hun eigen activiteit afhangt, dan staat
het er nog niet best voor.
Als excuus, hier in Savooye tenminste,
dat ze erg verwend zijn. Waar je komt. en
dit is reeds sinds een paar jaren het geval,
is het stampvol en wanneer je 's avonds
arriveert zonder logies besproken te hebben
loop je groot gevaar geen onderdak te vinden.
De bergen alleen doen het werk wel, de
vreemdelingen komen er vanzelf. Waarom
je dan nog druk te maken? Zoo schijnen
ze te denken.
Vroeger deelden uitsluitend de Engel
schen en Amerikanen hier de lakens uit.
Thans leggen ook de Hollanders gewicht in
de schaal. De lage frank is niet de eenige
reden voor de sterke toename van het
vreemdelingenbezoek, feitelijk slechts de lok
vink. Goedkoop is de reis door Frankrijk
naar Savooye. Van Parijs naar Chamonix,
tweede klasse, heen en terug voor circa 230
frs. bij den huidigen koers ongeveer 16
gulden is, gezien den enormen afstand en
de pracht van het traject zeker belachelijk
weinig. Maar verder make men zich geen
te groote itlussie. Wie gesteld is op eerste
klasse hotels, comfort, gesoigneerde ver
pleging, komt hier niet voor een koopje te
recht, Gewone toeristen, ter plaatse eenigs-
zins bekend en tevreden met het eenvoudige
kunnen evenwel toe met ongeveer 5 gulden
per dag, excursie inbegrepen. Het gros van
onze hier verblijvende landgenooten behoort
echter niet tot de laatst genoemde categorie.
Wat Chamonix vóór heeft boven vele
andere, eveneens schitterend gelegen plaat
sen, dat is allereerst de hooge ligging, 1000
tot 1200 M., waardoor ook in den vollen
zomer het er niet te heet is. Verder de aan
wezigheid van een paar bergbaantjes, zoo
dat ook voor ouderen en niet gelrainden de
mogelijkheid bestaat zonder inspanning de
anders voor hun onbereikbare hoogten te
halen, terwijl de ligging aan den voet van
het gebergte de toeristen in slaat stelt alle
excursie's te ondernemen, zonder eerst ge
dwongen te zijn tijd en kracht le verspillen
door een lange oninteressante wandeling
kings den vlakken weg. Chamonix is ge
knipt voor menschen, die niet tevreden zijn
met een prachtige natuur alleen, maar bo
vendien ook een beetje mondain leven wen-
schen, van drukte houden. Den heelen dag
dcor is het een gewriemel van menschen en
in de nauwe slraten moet je voortdurend op
je qui-vive zijn voor de tallooze auto's, met
name de geweldige gele baksteenen van de
P. L. M., in series aanrollend of vertrekkend
met scheepsladingen bezoekers. Voorat tegen
den avond als alles weer binnen is, café's
en hotels helder verlicht zijn, de winkels in
vollen glans dan heerscht er een alleraar
digst straatleven.
De gestreepte trui, waardoor in een vorig
stadium de menschen den indruk maakten
van een kudde zebra's, heeft afgedaan, is
vervangen door de pull-over, eigenaardig
geleekend, hoofdzakelijk in bruin en beige,
herinnerend aan een bonten specht. De klas-
sieke sportbroek, de oude knicker-bocker,
heeft ook een concurrent gekregen, vooral
onder de smart-selt. Met een wijde, onder
de knie afhangende pantalon, model harem
broek met gladde vaak niet al te intelligents
koppen, en verre van slanke lichamen.
In de bergen heb ik deze typen nog niet
ontdekt, alleen op straat, voor en in dé
café's. Het grootste deel van het publiek
zijn stamklanten van de tandradbaan naar
de Mer de Clace en van de zwcefbaan, (nog
niet geheel voltooid) der Aigurtle du Midi,
Bij een bezoek aan Chamonix behoort nu
eenmaal de tocht naar de Mer de Glacé,
voor de ondernemenden bovendien de tra.
versée van de glacier en de wandeling oVt'B
den „Mauvais Pas", die minder verschrik
kelijk is dan zijn naam. Ook de tocht met
dé zweefbaan (chemin de ter aerien) is te
recht een vast nummer van liet progranï
geworden. In een-comfortabele kooi glijd je
naar boven tot een 2500 M. Je hebt geelt
rugzak of iets dergelijks mede te steepen,
want als je honger hebt, vind je onderweg
in een paar stations de gedekte tafeitjes voor
lunch en diner zelfs. Geen kans om je voet
te verstuiken, geen gevaar voor bergzaektS
of wat ook. Het eenige gevaar op zoo'n dag
bestaat daarin, dat je, dank zij de honger-
verwekkende berglucht, je maag overlaadt
in die verleidelijke stationsrestaurants. K®
daar je op zoo'n excursie letterlijk mei*
uitvoert, geen den minsten spierarbeid ver
richt, moet je achteraf die diêetzonde
zuren. Lui die klimmen, eten bij die tochten
niet licht te veel. Dank zij den enormen
arbeid, kan de machine dan heel wat branu
stof aan.
Het is wel eigenaardig, dat de meesten
er steeds op uit gaan.naar de Zuidzijde v
de vallei. Dit is te begrijpen van de hoog
toeristen, in slaat tochten te ondernemen
op rots en ijs, op de glaciers zelve, vr
der echter, dat de anderen niet liever
Noordzijde prefereeren Want juist
krijg je de mooiste uitzichten op het e -
schergebied vlak tegenover, slechts doolr
nauwe dal er van gescheiden. Je ziet
meer dan wanneer je aan de owerzija-
je nen3 tegen den voet van den
Lies.Karei zegt, dat hij het aafdigste meisje van de
.wereld Dog niet zou willen tronwen."
Bella„Poe I Net of 'k hem zou nemen."
v ^Humorist).