Het Nederlandsch-Belgisch Verdrag
No. 20351.
LE1DSCH DAGBLAD, Maandag IB Juli
Tweede Blad
Anno 1926.
De Belgische Kamer keurt het Verdaag goed.
Jleufalgische pijnen
tabletten,
Prijs 75 ets
BINNENLAND.
RAG TIME EN JAZZ BAND.
r
Rede van Vandervelde.
De Kamer heeft Zaterdagmiddag het wets
ontwerp besproken ter ratificatie van het
verdrag tot herziening van het Hollandsch-
Relgische traktaat van 1839.
Rede van den Minister.
Minister Vandervelde verklaarde in zijn
rede o.a. dat het additioneele protocol van
Mei 1926 geen ander doel had dan een ze
kere ongerustheid te verdrijven, die in Ne
derland bleek te bestaan. Het verdrag vindt
rijn aanvulling in het collectieve traktaat en
de minister betoogde, dat 't de afschaffing
ietcekent van de waarborgverdragen van
1839. Samen brengen beide documenten een
foor beide partijen aannemelijke oplossing
van ernstige problemen, n 1. de waarborgen
van onze veiligheid, onzen vrijen toegang tot
de zee.
Na de verdragen van .1839 samengevat te
hebben herinnerde de minister aan de on
derhandelingen van het congres van Versail
les en de eischen door de Belgische onder
handelaars gesteld, betreffende de verdedi
ging van Limburg, uitgebreider rechten op
de Schelde, de mogelijkheid voor België om
te Antwerpen toegang te verleenen aan oor
logsschepen. Nederland antwoordde door
een weigering en niemand heeft er ooit aan
kunnen denken -om op dit land een directen
of indirecten dwang uit te oefenen, om het
optassingen op te leggen, die het onaanne
melijk vond.
Het moet worden gezegd, dat in econo
misch opzicht de Belgische gedelegeerden te
Versailles voordeelen wisten te verkrijgen;
die niet zonder tegenhangers zijn, doch die
in hun geheel, wat de verbindingen te water
tusschen beide landen aangaat, tastbare
verbeteringen zijn. Het gaat om den toegang
van België tot de zee en den Rijn. Doch
zooals zij zijn, verklaarde de minister, dat
gij in vergelijking met de verdragen van
1839 een zeer waardeerbare vooruitgang
vormen en op bevredigende wijze het le -
vensprobleem voor Antwerpen: een makke
lijke toegang tot de zee en den Rijn, oplos
sen.
Wat de Wielingen aangaat heeft Vander-
Veldc den uitgesproken indruk, dat het be-
Ver is, dat men de kwestie weer heeft laten
Insluimeren en hij sluit zich volkomen aan
bij de vaststelling van Van Karnebeek. De
kwestie der Wielingen heeft in het verleden
nooit aanleiding gegeven tot ernstige moei
lijkheden van praktischen aard, daar de
kwestie der souvereiniteit voorbehouden
was.
Wat de Belgische veiligheid betreft; zeide
de minister: Sedert Locarno zal niemand
beweren, dat de waarborgen der verdragen
van 1839 niet voordeelig vervangen zijn
door de wedrzijdsche verplichtingen, die, uit
het Rijnpakt voortvloeien.
De kritiek beantwoordend van het vóor-
loopig verslag der Nederlandsche Tweede
Kamer, zeide Vandervelde: Wij beschouwen
het Ncderlandsch-Belgische verdrag niet als
een „voorschot"; het is voor ons integendeel
een vriendschappelijke en bevredigende in
lossing der problemen, die zonder dit
accoord gesteld zouden blijven. Hij. voegde er
bij: Indien op andere oogenblilcken Belgi
sche staatslieden hebben kunnen denken
aan andere oplossingen, die overdracht van
grondgebied meegebracht zouden hebben,
dan hebben zij daarbij steeds in de meenin'g
verkeerd, dat deze oplossingen vrijwillig
door Nederland zouden worden aanvaard
tegen compensaties van de zijde van
I>ui(schland. De minister herhaalde de ver
klaring door den minister van Buitenland-
sche Zaken Beyens tijdens den oorlog afge
legd, waarin elke maatregel, dio zou strek
ken om inbreuk te maken op de onschend
baarheid van het Nederlandsche grondge
bied, krachtig afgekeurd wordt
Van der Velde herhaalde anderzijds, dat
het verdrag tusschen Frankrijk en België
geen enkele geheime politieke bepaling be
vat.
Wat het verwijt betreft, dat België aan
Herriot zijn brief aan De Fleurian in de pen
gegeven zou hebben, betreffende de cven-
tueele deelneming van Holland aan de over
eenkomsten van Locarno, zeide spr., dat het
volstrekt onjuist is om le beweren, dat de
Belgische regeering Frankrijk op het denk
beeld zou hebben gébracht om de Neder
landsche regeering bij de verdragen van
Locarno te betrekken. Ofschoon zij den
steun, dien de instemming der Nederland
sche regeering aan de overeenkomsten van
Locarno zou hebben verleend, op zijn volle
waarde wist te schatten, uitte de Belgische
regeering twijfel aangaande de kans op deze
toetreding, wegens de politiek door Neder
land sedert den wapenstilstand verkondigd.
Na ons antwoord ontvangen te hebben, be
sloot de Fransche regeering aan de Neder
landsche niet voor te stellen om partij te
zijn bij de overeenkomsten van Locarno.
Indien de minister hoopt, dat het verdrag
door beide partijen goedgekeurd zal worden,
is dit niet zoozeer wegens de, ten slotte vrij
beperkte voordeelen, die het ons brengt, al9
omdat hij er een waarborg in ziet lot in
niger samenwerking tusschen twee landen,
die er op aangewezen zijn om elkaar te ver
slaan en niet om elkander dwars te zitten.
De verstandhouding door Van Karnebeek
voorgestaan acht de minister bij uitstek be
gerenswaardig, niet slechts uit economische
overwegingen, doch ook om politieke rede
nen.
Er aan herinnerend, dat in de XVIIe eeuw
de Hollanders overwinnaars over Spanje
gebleven zijn en dat wij overwonnen wer
den en onderworpen aan een moreele over-
heersching, die onzen zielen een andere ge
daante gegeven heeft, zeide Vandervelde:
Indien twee eeuwen van dienstbaarheid ons
van elkander gescheiden hebben, honderd
jaren van onafhankelijkheid orengen ons
opnieuw tot elkaar en heden is er tusschen
ons slechts mogelijk een politiek van ver
trouwen en wederzijdsche achting.
Het debat.
r
Daarna was het eerst het woord aan den
heer Raemdonck (katholiek afgevaardigde
van St. Nicolaas), die betreurde, dat België
geen voldoening heeft gekregen in zake de
Schelde en de Wielingen, maar zich ver
heugde over "de overeenstemming, welke
overigens op politiek en économisch gebied
i9 bereikt.
Oud-minister Carton de Wiarl ging uit
voerig de voorgeschiedenis van het verdrag
na. Hij meende, dat België nog steeds het
risico loopt van een doorlocW door Neder-
landsch-Limburg, een Hkico, dat nog groo-
ter is dan vroeger, daar aanvallen uit het
Oosten, naar de geschiedenis leert, sleed9
meer naar het Noorden worden vprlegd.
Evenmin als zich voor België in 1914 het
wonder van 1870 herhaalde, zal zich wel
licht eens voor Nederland het wonder van
1914 -herhalen.
Wij aanvaarden natuurlijk de verzeke
ring van Nederland, dat grensschending
steeds een casus belli za«l beleekenen, maar
ligt hel niet in de lijn van deze verklaring,
dal men er blijk van geeft de risico's van
beide landen niet te miskennen?
Ook wat het recht van doorvaart voor
oorlogsschepen op de Schelde betreft is vol
gens spr. België er, vergeleken bij 1913, op
achteruitgegaan, terwijl de Wielingen-kwes
tie nog steeds ongeregeld is.
Wat de economische kwesties betreft,
hier moet „fair play" gelden.
Spr. zal vóór het verdrag stemmen, om
dat het de atmosfeer zal doen opklaren.
Een goede buur is beter dan een verre
vriend, zegt het Nederlandsch spreekwoord.
Daarom zullen wij, zonder veel illusies wat
betreft de resultaten, vóór het verdrag -tem
men, omdat het de twee volken lot elkaar
brengen. (Toejuichingen op vele banken).
De Fronter Vos wijst er op, dat de Belgi
sche na-oorlogsche politiek een tijdlang de
voorwaarden voor goede verslandhouding
met Nederland heeft uitgesloten.
Wal het verdrag betreft, moet men scherp
onderscheiden tusschen den politieken en
den economischen inhoud. De economische
bepalingen raken het belang van de Vlaajn-
sche haven Antwerpen. Volgens ons al
dus spr. moeten de plaatselijke belangen
van Rotterdam en Antwerpen wijken voor
het algemeen belang van West-Europa. Tus
schen beide havens is een nuttige arbeids-
verdeeling zeer wel mogelijk. De uitbreiding
van het aantal waterwegen tusschen de
twee landen zal eerder lot toenadering dan
tot verwijdering l<yden.
Wat de politieke kwestie ttelreft, ïs de
zaak minder duidelijk. Zoo zal b.v. Rusland,
een der garanten van 1839, geen partij zijn
bij de opheffing der neutraliteit. En voorts
vragen wij ons af: Is er niet nog een over
blijfsel van annexionisme in het verdrag?
Spr. zeide ten slotte, dat de Fronters zich
van stemming zullen onthouden.
De liberale afgevaardigde Franck ver
klaarde, dat de liberalen zonder voorbehoud
en met volkomen goede trouw voor het ver
drag zullen stemmen. Wij steken onzen na
buur loyaal de hand toe. Kleine landen
zooals Nederland en België moeien wel in
goede verstandhouding leven.
Na enkele woorden van Van Cauwelaert
en een verklaring van Fischer, die zeide,
dat de socialisten vóór zullen stemmen,
werd het debal gesloten.
De stemming.
De Kamer heeft ten slotte met 98 stemmen
tegen 1 en 9 onthoudingen het Neder
landsch-Belgisch verdrag goedgekeurd.
De Katholiek dr. Burlet heeft vermoedelijk
bij vergissing tegengestemd. De blanco-
stem^nen waren van 5 Vlaamsche nationa
listen, 1 liberaal en 3 katholieken.
RECLAME.
worden gestild door
8223
GEVEILDE PERCEELEN.
Gehouden Vorkooping in het Notarishuis
te Leiden, op Vrijdag 16 Juli 1926, ten over
staan van B. J. J. N. Troost, Notaris te Lei
den.
Haarlemmerstraat 153, kooper W. J. Ber
gen Henegouwen qq. voor f15.000; Roden
burgerstraat 4, J. van Mastrigt, qq. voor
f 6400.
Legerorders.
De legerorders bevatten de volgende mi-
nisterieele beschikking betreffende wacht
diensten:
Wachten, welke uitsluitend voor oefening
worden betrokken, behöóren niet pp Zondag
ta worden bezet.
Indien echter het in den wachtdienst te
oefenen personeel wordt ingedeeld op wach
ten, die doorloopend worden bezet en waar
door dus ander personeel'wordt vrijgemaakt,
kan eerstgenoemd personeel de wacht wel
op Zondag betrekken.
Verder wordt mededeel ing gedaan van
een ministerieele beschikking, volgens welke
het gestelde in <fe vijfde alinea van punt 4
van het Bevorderingsvoorschrift ais volgt
moet worden gelezen:
Bij de compagnieën hospitaalsoldaten ge
schiedt de bevordering tot de rangen van
korporaal, sergeant en sergeant-majoor-
inslructeur voor alle compagnieën gezamen
lijk door den inspecteur van den genees
kundigen dienst der landmadit.
In de legerorder 1921, No. 200, betrellen-
do geestelijke verzorging is bij ministerieele
beschikking de volgende alinea ingelascht:
De er bij betrokken commandanten zullen
de bij hun korps (onderdeel) te verrichten
diensten zoodanig regelen, dat het bijwonen
der godsdienstoefeningen voor de betrokke
nen geen werkzaamheden buiten de normale'
diensturen ten gevolge heeft
Bij ministerieele beschikking worden de
op 3 na en op 2 na laatste alinea's van art
22 van het Kazerneeringsbesluit vervangen
door het volgende:
De bewoners van woningen voor gehuw
den mogen, behalve hun vrouwen en kin
deren, ook andere personen in hun gezin
opnemen, onder voorwaarde, dat bij een
verblijf van langer dan twee weken kennis
geving betreffende aanvang en beëindiging
van die opneming geschiedt aan de autori
teit, door wie de woning „ter bewoning"
werd aangegeven.
Het onderverhuren in eenigerlei vorm van
een gedeelte van de woning ie verboden.
Reorganisatie van de Artillerie.
De onder mipisler J. J. G. v. Dijk uitge
voerde reorganisatie van het, leger bracht
zeer grroote veranderingen voor de artille
rie. De bereden artillerie onderging belang
rijke uitbreiding, terwijl daarentegen de on
bereden artillerie wed leuggèbacht tot een
regiment en een regiment kustartillerie.
Reeds aanstonds bij de totstandkoming
der reorganisatie werden bezwaren geop
perd tegen het samentrekken van verschil
lende artilleriesoorlen in een regiment on
bereden artillerie. Het schijnt, aldus de Avp.
dat inlusschen ook bij de legerleiding de
overtuiging veld heeft gewonnen, dat de be
staande organisatie van de onbereden ar
tillerie niet zal zijn te handhaven.
Althans er wordt ernstig overwogen, de
onbereden artillerie opnieuw te reorgani-
secren. Bij deze reorganisatie zou de onbe
reden artillerie worden gesplitst in vesting-,
onbereden-, zware, en onbereden lichte ar
tillerie, terwijl het regiment kustartillerie en
het kon» luchtdoelartillerie ongewijzigd
zouden worden gehandhaafd.
Het reg.- vesting-artillerie zou zijn samen
gesteld uit den staf en 8 schoolcompagnieën
terwijl daarnaast, als nieuwe regimenten
zouden worden geformeerd het reg. onbe
reden zware artillerie met een staf en 4
schoolcompagnieën, en het reg. onbereden
lichte artillerie met een staf en 3 school
compagnieën.
Hot totaal officieren en onderofficieren,
zou door deze reorganisatie geen noemens
waardige wijziging ondergaan.
De Rijksmarinewerven.
Dezer dagen is de instelling door den mi
nister van Marine ad interim te verwachten
van een commissie, welke tot taak zal heb
ben het uitbrengen van advies over de vraag
of de Rijksmarinewerven in den tegenwoor-
digen vorm en omvang moeten worden ge
handhaafd.
Het conflict aan de tram ZutphenEmmerik
geëindigd.
Het eerste-Ivamerlid J. C. L. v. d. Lande
was, zooals bereids medegedeeld, sedert
eenige weken bezig, pogingen aan te wen
den om het thans ongeveer een halfjaar
loopendë conflict bij de Tramweg-Mij. Zut
phenEmmerik op een voor beide partijen
bevredigende wijze op te lossen. Zooals bij
alle voorgaande bemiddelingspogingen had
de Nederlandsche Vereeniging tegen het
aanbod van den heer v. 'd. Lande geen be
zwaar, op grond waarvan de minister van
Waterstaat zijn bemoeiingen ter zake op
schortte.
Herhaalde conferenties tusschen den be
middelaar, den heer Moltmaker van de
Ned. Vereen., den heer Loep, directeur der
Z. E., en den heer Kuiper, voorzitter der
Werkgeversvereniging, brachten ten slotte
het volgende voorstel aan werkgevers en
werknemers van de zijde van den heer v. d.
Lande, die bij zijn arbeid werd bijgestaan
door den heer B. G. A. Smeets le Nijmegen
als secretaris.
lo. Er zal niet worden gesproken van een
verliezende of winnende partij.
2o. Partijen zijn derhalve bijeengekomen
om het conflict te liquideeren.
3o. Plaatsing van het tengevolge der sta
king ontslagen personeel van de Tramweg-
Mij. ZutphenEmmerik geschiedt zooveel
mogelijk weer bij genoemde tramwegmaat
schappij.
4o. Het niet herplaatste përsoneel zal
zooveel mogelijk bij andere maatschappijen
worden geplaatst, daarbij ermee rekening
houdende, dat nieuw bij de Tramweg Mij.
Z. E. in dienst genomen personeel, indien
plaatsing of terugplaatsing bij andere maat
schappijen zal kunnen geschieden, daarheen
zal dienen" te worden geplaatst, waardoor
de bij de Z. E. vrijgekomen plaatsen be
schikbaar komen voor tengevolge van de
staking ontslagen personeel der Z. E.
5o. Op den datum van het eindigen van
het conflict wordt een steun bijeengebracht
van ten hoogste f33.600, berekend als volgt:
60 personeelsleden a f 20 gedurende de 28
weken. In deze som parlicipieert de Zut
phenEmmerik voor 40 pCt. en de Neder
landsche Vereeniging van Spoor- en Tram
wegpersoneel voor 60 procent
Voor elk personeelslid, dat vóór 1 Augus
tus direct weder in dienst wordt gesteld,
wordt de bijeen te brengen bovengenoemde
som verminderd mot 28 x f 20 i9 f 560. Het
daarna resteerende bedrag wordt over de
ZutphenEmmerik en de Nederlandsche
Vereeniging in een verhouding van 40 tot
60 pCt, verdeeld.
6o. Bij latere herplaatsing van een per
soneelslid wordt het bedrag van f 560 voor
iederen herplaatse verminderd met zooveel
maal f 20, als er na 1 Augustls weken gedu
rende welke uitkeering is genoten, verloopen
zijn, teruggestort in de kassen der Zutphen
Emmerik en der Nederlandsche Vereeni
ging, genoemd, verdeeld in dezelfde verhou
ding van 40 en 60 pCt.
7o. Vindt personeel ander werk, dan ver
valt de uitkeering van dat oogenblik en komt
het vrijkomende bedrag in de bovengenoem
de kassen in de genoemde verhoudingen.
8o. Wordt door de bemoeiingen der Neder-
Voreehiging personeel aan een betrekking
geholpen binnen den termijn van 28 weken
na het beëindigen van het conflilt, dan
wordt hel daardoor vrijkomende bedrag ge
heel gerestitueerd aan de Nederlandsche
Vereeniging na evenlueele vermindering met
zooveel maal f 20, als uitkeering is genoten.
Dit voorstel is Zondagmiddag besproken
in een door de Nederlandsche Vereeniging
belegde stakersvergadering, onder voorzit*
terschap van het dagelijksch Bestuurslid
den heer Petersen, nadat van de zijde der
directie en werkgeversvereeniging de voor
stellen waren aanvaard. Aanwezig waren
ook de heerèn Van de Lande, mr. Smeets en
di burgemeester van Doetinchem.
Door den bondsvoorzitter, den heer Molt-
maker, werd het voorstel uitvoerig toege
licht.
Na de voorgeschiedenis en T verloop van 't
conflict te hebben gememoreerd, werd na
mens het hoofdbestuur, gezien de verhou»
dingen aanbevolen het voorstel te aanvaar
den, als zijnde een eervol compromis en het
conflict te beëindigen, te meer waar het
voorstel in zich sluit een grondslag voor be
tere verhoudingen ter behartfging van de be-
langen van het personeel.
Aan het hoofdbestuur werd uit de verga*
dering hulde gebracht voor den tact, waar
mede het 't conflict en de onderhandelingen
heeft geleid, terwijl dank werd gebracht aan
do verschillende hceren, die getracht heb
ben bemiddelend op le treden, speciaal aan
den heer Van der Lande, wiens arbeid naar
het algemeen gevoelen redelijk succes heeft
gehad.
Bij de beantwoording der sprekers werd
door het bestuur het verlouwen uitgesproken
in de tenuitvoerlegging van het compromis,
waarvoor de persoon van den bemiddellaar
en de feitelijke sanctie van den minister van
Waterstaat borg is.
Daarop werd met op twee na algemeenö
stemmen onder luid applaus het compromii
door de stakers- aanvaard en besloten de
slaking heden op le heffen en de autobus-
dienst te beëindigen.
„Het Groene Krnis".
Aan hel Centraal Bureau der Algemeene
Nederlandsche Vereeniging „Het Groene
Kruis" vertoeft tijdelijk de heer dr. Hector
Rulot, medisch adviseur van de Belgische
Regeering, om hier te lande de werking van
het Groene (en Witte) Kruis te bestudeeren.
Na voorafgaande studiën gemaakt te heb
ben aan het Centraal Bureau zelf, bracht de
heer Rulot onder geleide van den heer ds.
F. C. Fleischer, voorzitter der A. N. V. „Het
Groene Kruis", en van den heer Ad ter
Cock, voorzitter van de Prov. Utrechtsche
Ver. „Het Groene Kruis", tevens lid van
het bestuur der A, N. V., een bezoek aan
verschillende Zuid-Hollandsche afdeelingen.
Het bezoek van den heer Rulot is voorbe
reid door den heer dr. Destouches te Genève
en geschiedt onder de auspiciën van de Hy
giënische Commissie van den Volkenhond.
Het is een verblijdend (eeken van belang,
stelling, ook in het buitenland, voor de ge
heel eenige organisatie van hel Nederland
sche Groene (en daarmede verhonden Witte}
Kruis.
Ridderdag te Rotterdam.
De Bond van ridders der Militaire Wil
lend-orde beneden den rang van officier,
hield te Rotterdam zijn jaarlrjksche verga
dering.
Door H. W. H.
SLOT.)
In den gedachtengang dier geroepenen ligt
veel waars. Ieder scheppend kunstenaar
voelt in meer of minder male den plicht
zijn kunst vooruit te brengen. Hij streeft
naar eigen klanken, naar het nieuwe, naar
originaliteit. Nu is het inderdaad verbazend
moeilijk om tegenwoordig origineel te zijn
na al die groote voorgangers. Gaat het dan
niet langs den weg der evolutie, zoo be
hoeft het geen verbazing te wekken, dat
deze en gene dien der revolutie inslaat. Men
is in die richting allerweg druk in de weer.
Heel wat grondpeilers van het gebouw onzer
Westersche muziek zijn omvergeworpen,
felodiek, koralitéit, rhythmisch systeem zijn
het hart aangetast en zoo niet vernie
ld dan toch lot onherkenbaar wordens
^minkt. Al ligt, naar mijn meening, in
ae anteering der revolutionaire bijl altijd
iet «zwaar, dat men zoo gemakkelijk wat
uw work gaat jn het omhakken, prin-
ipiee '<an mer^ 2^ er iegen woorcjig uu
i derlei terrein omverwerpend op-
ra(?t goed fatsoen niet meer tegen
r r.r.oKM ^anvaar(^ dan *n principe de
dir J.V u? vao vooruitgang door revolutie,
platen af of het werk der
't. behalve een destructieve
m^n hfhoi&«r1C0nstruc^eve zijde heeft Of
touwen Die ?fbreken ook ka" °P~
Oiet bevredig vo°r noK
k jvd beantwoord. Naar mijn
meening brengt ons de moderne muziek nog
steeds niet uit de spheer van benauwing,
waarin we al jaren lang verkeeren. We
wachten nog steeds op den componist die
endgültig het verlossende woord zal spreken.
Voor 't oogenblik wil ik onbesproken laten
de vraag-oi men de kans om le vinden niet
noodeloos verkleind door al te veel" en
vooral al te hevig zoeken; de vraag verder
of vroegere generalies, die meer vonden en
minder zochten, ons op dit punt niets heb
ben le Ieeren.
Midden in deze periode van onrustig zoe
ken verschijnt de jazz-band met zijn rag
time. Zou deze het proces, waarin de uit
spraak nog niet bij benadering kan worden
bepaald, in slaat van wijzen kunnen bren
gen? Er zijn er die meenen, dat dit de mu
ziek is. waar de toekomst voor is weggelegd.
We hebben nu de gelegenheid gehad een
jazzband in uiterste perfectie te hooren. die
van Paul Whiternan. Zóó verfijnd zelfs, dat
hij zich voor zijn naam is gaan schamen
en „orkest" gelieft genoemd te worden.
What's in a name?
In hot jazzorkest bleken twee eigenaar
digheden sterk op den voorgrond te treden:
ze speelden stukken in ongewoon geva
rieerd en levendig rhylhme. ze speelden
die in een van het gebruikelijke totaal af
wijkende klankproductie. Het eerste is een
verschijnsel dat den inhoud der muziek
helpt bepalen, het laatste is pen kwestie
van uiterlijkheid, van vorm. Ik heb mijn
best gedaan om in beide opzichten tot
waardeering le kunnen komen. Dat is mii
in het eerste, dat van het rhythme, tot op
zekere hoogte mogen gelukken, in het
tweede, dat van de klankkleur, niet.
liet rhythmé. Het eenzijdig cultiveeren
van dit oerelement van alle muziek, belee-
kent een terugkeer naar de natuur. Nieuw
is dit nu juist niet, het is veeleer overoud.
Doch dit overoude kan als nieuw worden
gewaardeerd wanneer men het in verband
brengt met symphonisch werk van niet-
eerste-rangs componisten, dat niels-zeggend
en vervelend is, omdat het spontane, waar
toe het rhythmisch bewegen behoort, in den
sleur en in de routine geheel i9 onder
gegaan. Ik bedoel werk, dat zich uitslui
tend kenmerkt door knapheid, door traditie,
werk dat lijdt aan overmaat van stijl, aan
overbeschaving. Dan gaat frissche stijlloos
heid en ongebondenheid boven ziellooze
stijl en .geleende beschavingsvormen. Tot
zoovei mijn waardeering, die een zeer be
trekkelijke is, omdat ik de jazz-muziek
plaatste naast niet-eerste-rangs 9ymphonisch
werk Ce n'est pas jurer gros. Vergelijk ik
ze echter met composities van Berlioz.
Schumann, Brahms, Dvorak om nog
niet eens de allergrootsten te noemen
dan slaat het spontaan rhythmische achter
bij dat in de symphonieën dezer meesters.
Zeer sterk komt dat uit bij Dvoraks Ameri-
kaansche symphonie Aus der neuen Welt,
die iemand na 't hooren van jazzmuziek
onwillekeurig in de gedachte komt Deze
symphonie met haar negermelodieën is on
eindig rijker aan petillante rhythmen dan
wat ik bij Wlüteman te hooren kreeg. Dat
is natuurlijk te verklaren door den stijl
waarin Dvorak zijn thema's hun rhythmi
sche buitelingen laat maken, door den stijl,
die in de jazzmuziek juist ontbreekt. Als
het waar is dat de mensch niet slechts i9
natuurproduct doch ook cultuurproduct, dan
ligt het tóch voor de hand dat muziek, die
zich vah de cultuur, dat is van de bescha
ving, van den stijl, geheel wil los maken,
nooit iets anders kan beleekenen dan een
schrede achteruit. Zoolang kunst bescha
ving beteekent zal de elementaire „muziek"
die de jazz ons voorzet, een anachronisme
zijn. Wil de jazz iels gaan beleekenen. dan
zal ze ons muziek moeten brengen, die zich
aanpast aan den stand onzer cultuur. Dan
zal de jazz zich hebben te herzien in de
richting van onze geciviliseerde muziek.
Maar dat onze muziek ook maar iets te
verwachten zou hebben van den jazz, daar-
voot is niet de allerminstè aanwijzing.
De klankkleur. In dit opzicht vqoral heeft
mij het beroemde jazzorkest bitter teleur
gesteld. Ik wil beginnen met te constatee-
ren, dat al de „boys", zoo werden de artis-
ten op het programma aangeduid, meesters
waren op hun instrument of op meerdere,
door hen afwisselend bespeeld. Dat er ge-
volgelijk solistische trekjes uit technisch
oogpunt te bewonderen vielen, i3 niel9 bij
zonders. Toch heerscht er op dit. volmaakt
ondergeschikte, punt nog misverstand. Velen
hebben de trompettisten bewonderd, die
zeer aanstellerig sterk gefigureerde
passages bliezen. Maar die bedachten niet
dat de trompetten gestopt waren. Dan spre
ken deze instrumenten zóó gemakkelijk
aan, dat men zich over veelheid van noten
niet al te z^er moet verbazen Wat die
trompettisten deden kunnen de onze ook
"wel. De totaalklank van het jazzorkest was
veelal leelijk. De strijkers en blazers slaan
in wanverhouding, gevolg van het grond
principe, dat een forto niet zoozeer gezonde
kracht als wel veel lawaai moet brengen.
De blazcrsgroep op zich zelf is zonder veel
distinctie samengesteld. Waarom moeten
hoorn en fluit gebannen worden? Waarom
kan niet meer partij worden gelrokken van
de individuëele klankkleur der instru
menten?
Wat sterk opviel was de gestopte trompet
klank, die nooit van de lucht was en die op
T laatst vies en weerzinwekkend aandeed.
Sommigen meenen, dat hierin voor onze
orkesten, dus voor onze componisten, klank
mogelijkheden in 't verschiet liggen. Ik hoop
en verlrouw, dat we voor die „mogelijk
heden" gespaard zullen blijven. Vat ik mijn
indrukken over den klank van het jazz
orkest samen, dan zou ik dien niet allepn
„ongewoon" willen noemen, dat hij zeker
is, maar ook ongewoon leelijk cn soms be
paald pervers.
Wie Paul Whitcman „himself and bis
orchestra" niet hebben gehoord en gezien
ja, ook» gezien, van wege de niet allijd
frissche clownerie, die bij 't geval schijnt
te behooren hebben slechts een curiosi
teit gemist; uit een artistiek oogpunt hebben
ze niets verzuimd. The mo3t celebrated jazz
i3 spoedig over onze grenzen verdwenen-
Dat is, voor zoover ik het bekijken kan, hef
eenige lichtpunt in de malle historie.
-£h