Het Nederlandsch-Belgisch Verdrag No. 20351. LE1DSCH DAGBLAD, Maandag IB Juli Tweede Blad Anno 1926. De Belgische Kamer keurt het Verdaag goed. Jleufalgische pijnen tabletten, Prijs 75 ets BINNENLAND. RAG TIME EN JAZZ BAND. r Rede van Vandervelde. De Kamer heeft Zaterdagmiddag het wets ontwerp besproken ter ratificatie van het verdrag tot herziening van het Hollandsch- Relgische traktaat van 1839. Rede van den Minister. Minister Vandervelde verklaarde in zijn rede o.a. dat het additioneele protocol van Mei 1926 geen ander doel had dan een ze kere ongerustheid te verdrijven, die in Ne derland bleek te bestaan. Het verdrag vindt rijn aanvulling in het collectieve traktaat en de minister betoogde, dat 't de afschaffing ietcekent van de waarborgverdragen van 1839. Samen brengen beide documenten een foor beide partijen aannemelijke oplossing van ernstige problemen, n 1. de waarborgen van onze veiligheid, onzen vrijen toegang tot de zee. Na de verdragen van .1839 samengevat te hebben herinnerde de minister aan de on derhandelingen van het congres van Versail les en de eischen door de Belgische onder handelaars gesteld, betreffende de verdedi ging van Limburg, uitgebreider rechten op de Schelde, de mogelijkheid voor België om te Antwerpen toegang te verleenen aan oor logsschepen. Nederland antwoordde door een weigering en niemand heeft er ooit aan kunnen denken -om op dit land een directen of indirecten dwang uit te oefenen, om het optassingen op te leggen, die het onaanne melijk vond. Het moet worden gezegd, dat in econo misch opzicht de Belgische gedelegeerden te Versailles voordeelen wisten te verkrijgen; die niet zonder tegenhangers zijn, doch die in hun geheel, wat de verbindingen te water tusschen beide landen aangaat, tastbare verbeteringen zijn. Het gaat om den toegang van België tot de zee en den Rijn. Doch zooals zij zijn, verklaarde de minister, dat gij in vergelijking met de verdragen van 1839 een zeer waardeerbare vooruitgang vormen en op bevredigende wijze het le - vensprobleem voor Antwerpen: een makke lijke toegang tot de zee en den Rijn, oplos sen. Wat de Wielingen aangaat heeft Vander- Veldc den uitgesproken indruk, dat het be- Ver is, dat men de kwestie weer heeft laten Insluimeren en hij sluit zich volkomen aan bij de vaststelling van Van Karnebeek. De kwestie der Wielingen heeft in het verleden nooit aanleiding gegeven tot ernstige moei lijkheden van praktischen aard, daar de kwestie der souvereiniteit voorbehouden was. Wat de Belgische veiligheid betreft; zeide de minister: Sedert Locarno zal niemand beweren, dat de waarborgen der verdragen van 1839 niet voordeelig vervangen zijn door de wedrzijdsche verplichtingen, die, uit het Rijnpakt voortvloeien. De kritiek beantwoordend van het vóor- loopig verslag der Nederlandsche Tweede Kamer, zeide Vandervelde: Wij beschouwen het Ncderlandsch-Belgische verdrag niet als een „voorschot"; het is voor ons integendeel een vriendschappelijke en bevredigende in lossing der problemen, die zonder dit accoord gesteld zouden blijven. Hij. voegde er bij: Indien op andere oogenblilcken Belgi sche staatslieden hebben kunnen denken aan andere oplossingen, die overdracht van grondgebied meegebracht zouden hebben, dan hebben zij daarbij steeds in de meenin'g verkeerd, dat deze oplossingen vrijwillig door Nederland zouden worden aanvaard tegen compensaties van de zijde van I>ui(schland. De minister herhaalde de ver klaring door den minister van Buitenland- sche Zaken Beyens tijdens den oorlog afge legd, waarin elke maatregel, dio zou strek ken om inbreuk te maken op de onschend baarheid van het Nederlandsche grondge bied, krachtig afgekeurd wordt Van der Velde herhaalde anderzijds, dat het verdrag tusschen Frankrijk en België geen enkele geheime politieke bepaling be vat. Wat het verwijt betreft, dat België aan Herriot zijn brief aan De Fleurian in de pen gegeven zou hebben, betreffende de cven- tueele deelneming van Holland aan de over eenkomsten van Locarno, zeide spr., dat het volstrekt onjuist is om le beweren, dat de Belgische regeering Frankrijk op het denk beeld zou hebben gébracht om de Neder landsche regeering bij de verdragen van Locarno te betrekken. Ofschoon zij den steun, dien de instemming der Nederland sche regeering aan de overeenkomsten van Locarno zou hebben verleend, op zijn volle waarde wist te schatten, uitte de Belgische regeering twijfel aangaande de kans op deze toetreding, wegens de politiek door Neder land sedert den wapenstilstand verkondigd. Na ons antwoord ontvangen te hebben, be sloot de Fransche regeering aan de Neder landsche niet voor te stellen om partij te zijn bij de overeenkomsten van Locarno. Indien de minister hoopt, dat het verdrag door beide partijen goedgekeurd zal worden, is dit niet zoozeer wegens de, ten slotte vrij beperkte voordeelen, die het ons brengt, al9 omdat hij er een waarborg in ziet lot in niger samenwerking tusschen twee landen, die er op aangewezen zijn om elkaar te ver slaan en niet om elkander dwars te zitten. De verstandhouding door Van Karnebeek voorgestaan acht de minister bij uitstek be gerenswaardig, niet slechts uit economische overwegingen, doch ook om politieke rede nen. Er aan herinnerend, dat in de XVIIe eeuw de Hollanders overwinnaars over Spanje gebleven zijn en dat wij overwonnen wer den en onderworpen aan een moreele over- heersching, die onzen zielen een andere ge daante gegeven heeft, zeide Vandervelde: Indien twee eeuwen van dienstbaarheid ons van elkander gescheiden hebben, honderd jaren van onafhankelijkheid orengen ons opnieuw tot elkaar en heden is er tusschen ons slechts mogelijk een politiek van ver trouwen en wederzijdsche achting. Het debat. r Daarna was het eerst het woord aan den heer Raemdonck (katholiek afgevaardigde van St. Nicolaas), die betreurde, dat België geen voldoening heeft gekregen in zake de Schelde en de Wielingen, maar zich ver heugde over "de overeenstemming, welke overigens op politiek en économisch gebied i9 bereikt. Oud-minister Carton de Wiarl ging uit voerig de voorgeschiedenis van het verdrag na. Hij meende, dat België nog steeds het risico loopt van een doorlocW door Neder- landsch-Limburg, een Hkico, dat nog groo- ter is dan vroeger, daar aanvallen uit het Oosten, naar de geschiedenis leert, sleed9 meer naar het Noorden worden vprlegd. Evenmin als zich voor België in 1914 het wonder van 1870 herhaalde, zal zich wel licht eens voor Nederland het wonder van 1914 -herhalen. Wij aanvaarden natuurlijk de verzeke ring van Nederland, dat grensschending steeds een casus belli za«l beleekenen, maar ligt hel niet in de lijn van deze verklaring, dal men er blijk van geeft de risico's van beide landen niet te miskennen? Ook wat het recht van doorvaart voor oorlogsschepen op de Schelde betreft is vol gens spr. België er, vergeleken bij 1913, op achteruitgegaan, terwijl de Wielingen-kwes tie nog steeds ongeregeld is. Wat de economische kwesties betreft, hier moet „fair play" gelden. Spr. zal vóór het verdrag stemmen, om dat het de atmosfeer zal doen opklaren. Een goede buur is beter dan een verre vriend, zegt het Nederlandsch spreekwoord. Daarom zullen wij, zonder veel illusies wat betreft de resultaten, vóór het verdrag -tem men, omdat het de twee volken lot elkaar brengen. (Toejuichingen op vele banken). De Fronter Vos wijst er op, dat de Belgi sche na-oorlogsche politiek een tijdlang de voorwaarden voor goede verslandhouding met Nederland heeft uitgesloten. Wal het verdrag betreft, moet men scherp onderscheiden tusschen den politieken en den economischen inhoud. De economische bepalingen raken het belang van de Vlaajn- sche haven Antwerpen. Volgens ons al dus spr. moeten de plaatselijke belangen van Rotterdam en Antwerpen wijken voor het algemeen belang van West-Europa. Tus schen beide havens is een nuttige arbeids- verdeeling zeer wel mogelijk. De uitbreiding van het aantal waterwegen tusschen de twee landen zal eerder lot toenadering dan tot verwijdering l<yden. Wat de politieke kwestie ttelreft, ïs de zaak minder duidelijk. Zoo zal b.v. Rusland, een der garanten van 1839, geen partij zijn bij de opheffing der neutraliteit. En voorts vragen wij ons af: Is er niet nog een over blijfsel van annexionisme in het verdrag? Spr. zeide ten slotte, dat de Fronters zich van stemming zullen onthouden. De liberale afgevaardigde Franck ver klaarde, dat de liberalen zonder voorbehoud en met volkomen goede trouw voor het ver drag zullen stemmen. Wij steken onzen na buur loyaal de hand toe. Kleine landen zooals Nederland en België moeien wel in goede verstandhouding leven. Na enkele woorden van Van Cauwelaert en een verklaring van Fischer, die zeide, dat de socialisten vóór zullen stemmen, werd het debal gesloten. De stemming. De Kamer heeft ten slotte met 98 stemmen tegen 1 en 9 onthoudingen het Neder landsch-Belgisch verdrag goedgekeurd. De Katholiek dr. Burlet heeft vermoedelijk bij vergissing tegengestemd. De blanco- stem^nen waren van 5 Vlaamsche nationa listen, 1 liberaal en 3 katholieken. RECLAME. worden gestild door 8223 GEVEILDE PERCEELEN. Gehouden Vorkooping in het Notarishuis te Leiden, op Vrijdag 16 Juli 1926, ten over staan van B. J. J. N. Troost, Notaris te Lei den. Haarlemmerstraat 153, kooper W. J. Ber gen Henegouwen qq. voor f15.000; Roden burgerstraat 4, J. van Mastrigt, qq. voor f 6400. Legerorders. De legerorders bevatten de volgende mi- nisterieele beschikking betreffende wacht diensten: Wachten, welke uitsluitend voor oefening worden betrokken, behöóren niet pp Zondag ta worden bezet. Indien echter het in den wachtdienst te oefenen personeel wordt ingedeeld op wach ten, die doorloopend worden bezet en waar door dus ander personeel'wordt vrijgemaakt, kan eerstgenoemd personeel de wacht wel op Zondag betrekken. Verder wordt mededeel ing gedaan van een ministerieele beschikking, volgens welke het gestelde in <fe vijfde alinea van punt 4 van het Bevorderingsvoorschrift ais volgt moet worden gelezen: Bij de compagnieën hospitaalsoldaten ge schiedt de bevordering tot de rangen van korporaal, sergeant en sergeant-majoor- inslructeur voor alle compagnieën gezamen lijk door den inspecteur van den genees kundigen dienst der landmadit. In de legerorder 1921, No. 200, betrellen- do geestelijke verzorging is bij ministerieele beschikking de volgende alinea ingelascht: De er bij betrokken commandanten zullen de bij hun korps (onderdeel) te verrichten diensten zoodanig regelen, dat het bijwonen der godsdienstoefeningen voor de betrokke nen geen werkzaamheden buiten de normale' diensturen ten gevolge heeft Bij ministerieele beschikking worden de op 3 na en op 2 na laatste alinea's van art 22 van het Kazerneeringsbesluit vervangen door het volgende: De bewoners van woningen voor gehuw den mogen, behalve hun vrouwen en kin deren, ook andere personen in hun gezin opnemen, onder voorwaarde, dat bij een verblijf van langer dan twee weken kennis geving betreffende aanvang en beëindiging van die opneming geschiedt aan de autori teit, door wie de woning „ter bewoning" werd aangegeven. Het onderverhuren in eenigerlei vorm van een gedeelte van de woning ie verboden. Reorganisatie van de Artillerie. De onder mipisler J. J. G. v. Dijk uitge voerde reorganisatie van het, leger bracht zeer grroote veranderingen voor de artille rie. De bereden artillerie onderging belang rijke uitbreiding, terwijl daarentegen de on bereden artillerie wed leuggèbacht tot een regiment en een regiment kustartillerie. Reeds aanstonds bij de totstandkoming der reorganisatie werden bezwaren geop perd tegen het samentrekken van verschil lende artilleriesoorlen in een regiment on bereden artillerie. Het schijnt, aldus de Avp. dat inlusschen ook bij de legerleiding de overtuiging veld heeft gewonnen, dat de be staande organisatie van de onbereden ar tillerie niet zal zijn te handhaven. Althans er wordt ernstig overwogen, de onbereden artillerie opnieuw te reorgani- secren. Bij deze reorganisatie zou de onbe reden artillerie worden gesplitst in vesting-, onbereden-, zware, en onbereden lichte ar tillerie, terwijl het regiment kustartillerie en het kon» luchtdoelartillerie ongewijzigd zouden worden gehandhaafd. Het reg.- vesting-artillerie zou zijn samen gesteld uit den staf en 8 schoolcompagnieën terwijl daarnaast, als nieuwe regimenten zouden worden geformeerd het reg. onbe reden zware artillerie met een staf en 4 schoolcompagnieën, en het reg. onbereden lichte artillerie met een staf en 3 school compagnieën. Hot totaal officieren en onderofficieren, zou door deze reorganisatie geen noemens waardige wijziging ondergaan. De Rijksmarinewerven. Dezer dagen is de instelling door den mi nister van Marine ad interim te verwachten van een commissie, welke tot taak zal heb ben het uitbrengen van advies over de vraag of de Rijksmarinewerven in den tegenwoor- digen vorm en omvang moeten worden ge handhaafd. Het conflict aan de tram ZutphenEmmerik geëindigd. Het eerste-Ivamerlid J. C. L. v. d. Lande was, zooals bereids medegedeeld, sedert eenige weken bezig, pogingen aan te wen den om het thans ongeveer een halfjaar loopendë conflict bij de Tramweg-Mij. Zut phenEmmerik op een voor beide partijen bevredigende wijze op te lossen. Zooals bij alle voorgaande bemiddelingspogingen had de Nederlandsche Vereeniging tegen het aanbod van den heer v. 'd. Lande geen be zwaar, op grond waarvan de minister van Waterstaat zijn bemoeiingen ter zake op schortte. Herhaalde conferenties tusschen den be middelaar, den heer Moltmaker van de Ned. Vereen., den heer Loep, directeur der Z. E., en den heer Kuiper, voorzitter der Werkgeversvereniging, brachten ten slotte het volgende voorstel aan werkgevers en werknemers van de zijde van den heer v. d. Lande, die bij zijn arbeid werd bijgestaan door den heer B. G. A. Smeets le Nijmegen als secretaris. lo. Er zal niet worden gesproken van een verliezende of winnende partij. 2o. Partijen zijn derhalve bijeengekomen om het conflict te liquideeren. 3o. Plaatsing van het tengevolge der sta king ontslagen personeel van de Tramweg- Mij. ZutphenEmmerik geschiedt zooveel mogelijk weer bij genoemde tramwegmaat schappij. 4o. Het niet herplaatste përsoneel zal zooveel mogelijk bij andere maatschappijen worden geplaatst, daarbij ermee rekening houdende, dat nieuw bij de Tramweg Mij. Z. E. in dienst genomen personeel, indien plaatsing of terugplaatsing bij andere maat schappijen zal kunnen geschieden, daarheen zal dienen" te worden geplaatst, waardoor de bij de Z. E. vrijgekomen plaatsen be schikbaar komen voor tengevolge van de staking ontslagen personeel der Z. E. 5o. Op den datum van het eindigen van het conflict wordt een steun bijeengebracht van ten hoogste f33.600, berekend als volgt: 60 personeelsleden a f 20 gedurende de 28 weken. In deze som parlicipieert de Zut phenEmmerik voor 40 pCt. en de Neder landsche Vereeniging van Spoor- en Tram wegpersoneel voor 60 procent Voor elk personeelslid, dat vóór 1 Augus tus direct weder in dienst wordt gesteld, wordt de bijeen te brengen bovengenoemde som verminderd mot 28 x f 20 i9 f 560. Het daarna resteerende bedrag wordt over de ZutphenEmmerik en de Nederlandsche Vereeniging in een verhouding van 40 tot 60 pCt, verdeeld. 6o. Bij latere herplaatsing van een per soneelslid wordt het bedrag van f 560 voor iederen herplaatse verminderd met zooveel maal f 20, als er na 1 Augustls weken gedu rende welke uitkeering is genoten, verloopen zijn, teruggestort in de kassen der Zutphen Emmerik en der Nederlandsche Vereeni ging, genoemd, verdeeld in dezelfde verhou ding van 40 en 60 pCt. 7o. Vindt personeel ander werk, dan ver valt de uitkeering van dat oogenblik en komt het vrijkomende bedrag in de bovengenoem de kassen in de genoemde verhoudingen. 8o. Wordt door de bemoeiingen der Neder- Voreehiging personeel aan een betrekking geholpen binnen den termijn van 28 weken na het beëindigen van het conflilt, dan wordt hel daardoor vrijkomende bedrag ge heel gerestitueerd aan de Nederlandsche Vereeniging na evenlueele vermindering met zooveel maal f 20, als uitkeering is genoten. Dit voorstel is Zondagmiddag besproken in een door de Nederlandsche Vereeniging belegde stakersvergadering, onder voorzit* terschap van het dagelijksch Bestuurslid den heer Petersen, nadat van de zijde der directie en werkgeversvereeniging de voor stellen waren aanvaard. Aanwezig waren ook de heerèn Van de Lande, mr. Smeets en di burgemeester van Doetinchem. Door den bondsvoorzitter, den heer Molt- maker, werd het voorstel uitvoerig toege licht. Na de voorgeschiedenis en T verloop van 't conflict te hebben gememoreerd, werd na mens het hoofdbestuur, gezien de verhou» dingen aanbevolen het voorstel te aanvaar den, als zijnde een eervol compromis en het conflict te beëindigen, te meer waar het voorstel in zich sluit een grondslag voor be tere verhoudingen ter behartfging van de be- langen van het personeel. Aan het hoofdbestuur werd uit de verga* dering hulde gebracht voor den tact, waar mede het 't conflict en de onderhandelingen heeft geleid, terwijl dank werd gebracht aan do verschillende hceren, die getracht heb ben bemiddelend op le treden, speciaal aan den heer Van der Lande, wiens arbeid naar het algemeen gevoelen redelijk succes heeft gehad. Bij de beantwoording der sprekers werd door het bestuur het verlouwen uitgesproken in de tenuitvoerlegging van het compromis, waarvoor de persoon van den bemiddellaar en de feitelijke sanctie van den minister van Waterstaat borg is. Daarop werd met op twee na algemeenö stemmen onder luid applaus het compromii door de stakers- aanvaard en besloten de slaking heden op le heffen en de autobus- dienst te beëindigen. „Het Groene Krnis". Aan hel Centraal Bureau der Algemeene Nederlandsche Vereeniging „Het Groene Kruis" vertoeft tijdelijk de heer dr. Hector Rulot, medisch adviseur van de Belgische Regeering, om hier te lande de werking van het Groene (en Witte) Kruis te bestudeeren. Na voorafgaande studiën gemaakt te heb ben aan het Centraal Bureau zelf, bracht de heer Rulot onder geleide van den heer ds. F. C. Fleischer, voorzitter der A. N. V. „Het Groene Kruis", en van den heer Ad ter Cock, voorzitter van de Prov. Utrechtsche Ver. „Het Groene Kruis", tevens lid van het bestuur der A, N. V., een bezoek aan verschillende Zuid-Hollandsche afdeelingen. Het bezoek van den heer Rulot is voorbe reid door den heer dr. Destouches te Genève en geschiedt onder de auspiciën van de Hy giënische Commissie van den Volkenhond. Het is een verblijdend (eeken van belang, stelling, ook in het buitenland, voor de ge heel eenige organisatie van hel Nederland sche Groene (en daarmede verhonden Witte} Kruis. Ridderdag te Rotterdam. De Bond van ridders der Militaire Wil lend-orde beneden den rang van officier, hield te Rotterdam zijn jaarlrjksche verga dering. Door H. W. H. SLOT.) In den gedachtengang dier geroepenen ligt veel waars. Ieder scheppend kunstenaar voelt in meer of minder male den plicht zijn kunst vooruit te brengen. Hij streeft naar eigen klanken, naar het nieuwe, naar originaliteit. Nu is het inderdaad verbazend moeilijk om tegenwoordig origineel te zijn na al die groote voorgangers. Gaat het dan niet langs den weg der evolutie, zoo be hoeft het geen verbazing te wekken, dat deze en gene dien der revolutie inslaat. Men is in die richting allerweg druk in de weer. Heel wat grondpeilers van het gebouw onzer Westersche muziek zijn omvergeworpen, felodiek, koralitéit, rhythmisch systeem zijn het hart aangetast en zoo niet vernie ld dan toch lot onherkenbaar wordens ^minkt. Al ligt, naar mijn meening, in ae anteering der revolutionaire bijl altijd iet «zwaar, dat men zoo gemakkelijk wat uw work gaat jn het omhakken, prin- ipiee '<an mer^ 2^ er iegen woorcjig uu i derlei terrein omverwerpend op- ra(?t goed fatsoen niet meer tegen r r.r.oKM ^anvaar(^ dan *n principe de dir J.V u? vao vooruitgang door revolutie, platen af of het werk der 't. behalve een destructieve m^n hfhoi&«r1C0nstruc^eve zijde heeft Of touwen Die ?fbreken ook ka" °P~ Oiet bevredig vo°r noK k jvd beantwoord. Naar mijn meening brengt ons de moderne muziek nog steeds niet uit de spheer van benauwing, waarin we al jaren lang verkeeren. We wachten nog steeds op den componist die endgültig het verlossende woord zal spreken. Voor 't oogenblik wil ik onbesproken laten de vraag-oi men de kans om le vinden niet noodeloos verkleind door al te veel" en vooral al te hevig zoeken; de vraag verder of vroegere generalies, die meer vonden en minder zochten, ons op dit punt niets heb ben le Ieeren. Midden in deze periode van onrustig zoe ken verschijnt de jazz-band met zijn rag time. Zou deze het proces, waarin de uit spraak nog niet bij benadering kan worden bepaald, in slaat van wijzen kunnen bren gen? Er zijn er die meenen, dat dit de mu ziek is. waar de toekomst voor is weggelegd. We hebben nu de gelegenheid gehad een jazzband in uiterste perfectie te hooren. die van Paul Whiternan. Zóó verfijnd zelfs, dat hij zich voor zijn naam is gaan schamen en „orkest" gelieft genoemd te worden. What's in a name? In hot jazzorkest bleken twee eigenaar digheden sterk op den voorgrond te treden: ze speelden stukken in ongewoon geva rieerd en levendig rhylhme. ze speelden die in een van het gebruikelijke totaal af wijkende klankproductie. Het eerste is een verschijnsel dat den inhoud der muziek helpt bepalen, het laatste is pen kwestie van uiterlijkheid, van vorm. Ik heb mijn best gedaan om in beide opzichten tot waardeering le kunnen komen. Dat is mii in het eerste, dat van het rhythme, tot op zekere hoogte mogen gelukken, in het tweede, dat van de klankkleur, niet. liet rhythmé. Het eenzijdig cultiveeren van dit oerelement van alle muziek, belee- kent een terugkeer naar de natuur. Nieuw is dit nu juist niet, het is veeleer overoud. Doch dit overoude kan als nieuw worden gewaardeerd wanneer men het in verband brengt met symphonisch werk van niet- eerste-rangs componisten, dat niels-zeggend en vervelend is, omdat het spontane, waar toe het rhythmisch bewegen behoort, in den sleur en in de routine geheel i9 onder gegaan. Ik bedoel werk, dat zich uitslui tend kenmerkt door knapheid, door traditie, werk dat lijdt aan overmaat van stijl, aan overbeschaving. Dan gaat frissche stijlloos heid en ongebondenheid boven ziellooze stijl en .geleende beschavingsvormen. Tot zoovei mijn waardeering, die een zeer be trekkelijke is, omdat ik de jazz-muziek plaatste naast niet-eerste-rangs 9ymphonisch werk Ce n'est pas jurer gros. Vergelijk ik ze echter met composities van Berlioz. Schumann, Brahms, Dvorak om nog niet eens de allergrootsten te noemen dan slaat het spontaan rhythmische achter bij dat in de symphonieën dezer meesters. Zeer sterk komt dat uit bij Dvoraks Ameri- kaansche symphonie Aus der neuen Welt, die iemand na 't hooren van jazzmuziek onwillekeurig in de gedachte komt Deze symphonie met haar negermelodieën is on eindig rijker aan petillante rhythmen dan wat ik bij Wlüteman te hooren kreeg. Dat is natuurlijk te verklaren door den stijl waarin Dvorak zijn thema's hun rhythmi sche buitelingen laat maken, door den stijl, die in de jazzmuziek juist ontbreekt. Als het waar is dat de mensch niet slechts i9 natuurproduct doch ook cultuurproduct, dan ligt het tóch voor de hand dat muziek, die zich vah de cultuur, dat is van de bescha ving, van den stijl, geheel wil los maken, nooit iets anders kan beleekenen dan een schrede achteruit. Zoolang kunst bescha ving beteekent zal de elementaire „muziek" die de jazz ons voorzet, een anachronisme zijn. Wil de jazz iels gaan beleekenen. dan zal ze ons muziek moeten brengen, die zich aanpast aan den stand onzer cultuur. Dan zal de jazz zich hebben te herzien in de richting van onze geciviliseerde muziek. Maar dat onze muziek ook maar iets te verwachten zou hebben van den jazz, daar- voot is niet de allerminstè aanwijzing. De klankkleur. In dit opzicht vqoral heeft mij het beroemde jazzorkest bitter teleur gesteld. Ik wil beginnen met te constatee- ren, dat al de „boys", zoo werden de artis- ten op het programma aangeduid, meesters waren op hun instrument of op meerdere, door hen afwisselend bespeeld. Dat er ge- volgelijk solistische trekjes uit technisch oogpunt te bewonderen vielen, i3 niel9 bij zonders. Toch heerscht er op dit. volmaakt ondergeschikte, punt nog misverstand. Velen hebben de trompettisten bewonderd, die zeer aanstellerig sterk gefigureerde passages bliezen. Maar die bedachten niet dat de trompetten gestopt waren. Dan spre ken deze instrumenten zóó gemakkelijk aan, dat men zich over veelheid van noten niet al te z^er moet verbazen Wat die trompettisten deden kunnen de onze ook "wel. De totaalklank van het jazzorkest was veelal leelijk. De strijkers en blazers slaan in wanverhouding, gevolg van het grond principe, dat een forto niet zoozeer gezonde kracht als wel veel lawaai moet brengen. De blazcrsgroep op zich zelf is zonder veel distinctie samengesteld. Waarom moeten hoorn en fluit gebannen worden? Waarom kan niet meer partij worden gelrokken van de individuëele klankkleur der instru menten? Wat sterk opviel was de gestopte trompet klank, die nooit van de lucht was en die op T laatst vies en weerzinwekkend aandeed. Sommigen meenen, dat hierin voor onze orkesten, dus voor onze componisten, klank mogelijkheden in 't verschiet liggen. Ik hoop en verlrouw, dat we voor die „mogelijk heden" gespaard zullen blijven. Vat ik mijn indrukken over den klank van het jazz orkest samen, dan zou ik dien niet allepn „ongewoon" willen noemen, dat hij zeker is, maar ook ongewoon leelijk cn soms be paald pervers. Wie Paul Whitcman „himself and bis orchestra" niet hebben gehoord en gezien ja, ook» gezien, van wege de niet allijd frissche clownerie, die bij 't geval schijnt te behooren hebben slechts een curiosi teit gemist; uit een artistiek oogpunt hebben ze niets verzuimd. The mo3t celebrated jazz i3 spoedig over onze grenzen verdwenen- Dat is, voor zoover ik het bekijken kan, hef eenige lichtpunt in de malle historie. -£h

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5