VAN ALPHEN
Het Ondergrondsche Syndicaat
No. 20338.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 3 Juli
Derde Blad Anno 1926,
D Buitenl. Weekoverzicnt.
„Le Gaveau des Oubiiettes rouges"
GEMBERKOEKJES
VRUCHTENVLA'S
BOTERSPRITS
Mijn indrukken uit Amerika.
FEUILLETON.
Onzekerheid in Duitschland
Hetzelfde in Frankrijki
Engeland en Spanje.
Toen het referendum over het voorstel om
de vroegere bezittingen der voormalige vor
sten eenvoudig te onteigenen zonder schade
loosstelling verworpen werd, was de vanzelf
naar voren komende vraag: wat nu? De
regeering had haar compromis-ontwerp, door
de regeeringspartijen met zooveel moeite
reeds aanvaard. Hoe kon dit in den Rijksdag
een meerderheid vinden en dan nog wel
een 2/3 meerderheid, benoodigd, daar het
'ontwerp tevens een grondwetswijziging be-
vat
Gelijk reeds eerder opgemerkt, waren er
voor de Duilsche regeering twee wegen. Sa
mengaan met de Duitsch-nationalen of sa
mengaan met de socialisten. Feitelijk was
zij er dan nog niet, daar dan van een van
heide genoemde partijen zich eenigen van
stemming moeten onthouden. Eerst heeft de
regeering het geprobeerd met de Duitsch-
nationalen, maar daar viel heelemaal niels
te bereiken, daar aan de meest exorbitante
eischen werd vastgehouden. Toon werd het
over de andere boeg gegooid en aanvanke
lijk liet het zich goed aanzien. Den socia
listen werden een paar concessies gedaan
en men kreeg eenige hoop. Reeds werd er
half en half victorie geroepen.... doch te
vroeg. Want ten slotte besloot de soc.-dem.
Pijksdagfractie met groote meerderheid tegen
te stemmen, hoewel de Pruisische Landdag-
fractie nog tot aannemen adviseerde. Daar
mee was het lot van het regeeringsvoorstel
beslist. Een 2/3 meerderheid was niet te ver-
krijgen, waarschijnlijk zelfs geen gewone
meerderheid. Onder Buitenland zal men
heden de gevallen beslissing wel kunnen
vinden. Er is dus weer niets, kan men zeg
gen! En opnieuw is de vraag-, wat nu
Drie wegen staan nu weer open,, zijn we
geneigd le zeggen. De eerste is: aftreden van
de regeering. Dat zou de verwarring een
voudig ten top voeren. De tweede is: ont
binding van den Rijksdag. Socialisten en
communisten zouden dat gaarne zien, over
tuigd van winst; rechts is er pal tegen,
vreezende voor verlies en de regeeringspar
tijen slaan weifelend. De derde is: over
laten aan de diverse landsregeeringen, het
geen echter uniformiteit ten eenenmale uit
sluit en bovendien de moeilijkheden een
voudig verplaatst. Toch is het niet onmo
gelijk, dat in de gegeven omstandigheden de
laatste uitweg wordt gekozen als leverende
op dit oogenblik de minste overlast. Spoedig
zal men echter wel meer weten.
Van zekere zijde heeft men hoop gehad,
dat van de zijde der vorsten een „koninklijk
gebaar" zou worden gemaakt, 't Zou onge
twijfeld een uilkomst zijn geweest en getui
gend van Duitschen zin, maar dit gebaar
is niet gekomen en zal wel niet komen ook.
Aan een vorstelijk gebaar zou Frankrijk
niet veel hebben, doch een groot gebaar zou
daar wel wenschelijk zijn. De financieele
moeilijkheden stapelen zich toch al weer op.
De franc, dio zich aanvankelijk even her
stelde na het optreden van het 10e kabinet
Briand is al weer op weg naar de 6. Zal
Caillaux de redding brengen? Na de regee-
ringsverklaring in het parlement i3 twijfel
daaraan gerechtvaardigd. Dezo verklaring
toch,hoe vaag ook gehouden, daar Caillaux
nog geen tijd had gevonden, om zijn plan
nen uit te werken, doet niettemin weinig
verwachten aan ingrijpende maatregelen,
terwijl en daar blijven we bij toch
alleen zulke maatregelen baat zullen kun
nen brengen. In plaats "van belastingverhoo-
ging wordt gepraat over belastingverlaging
om liet gevluchte geld in het land terug te
doen keeren Dat het nooit een verlaging
van beleekenis kan zijn, ligt er duidelijk op,
dusZeer flauw is de regeeringsverkla-
ring ontvangen, speciaal links, waarmee de
connecties at minder en minder worden en
waar de ongerustheid steeds grooter wordt.
Dal van diverse zijden bovendien het
het accoord van Washington betreffende de
fundeering der Fransche schuld aan Ame
rika wordt aangevochten, terwijl Amerika
dit accoord ratificeerde na overwinning van
krachtig verzet, gebaseerd op de meening,
dat Frankrijk al te loyaal was behandeld,
dat doet Frankrijk ook geen goed. Reeds
hebben Amerikaansche kringen het geluid
doen hooren, dat over verdere concessies
niet gepraat worden kan.
Bovendien schijnt juist op dit oogenblik
van Duilsche zijde een nieuwe actie te zijn
ingezet, om de bezetting van Rijnland ver
minderd te krijgen. Vermindering van die
bezetting beteekent voor beide partijen ver
lichting en van Duilsche zijde zou men niet
ongeneigd zijn, Frankrijk op een of andere
wijze te steunen in zijn valuta-moeilijk
heden, dat schemert genoeg door, al wordt
dit officieel ook ontkend van Fransche zijde,
waar men natuurlijk wat verlegen is met
het feit, dat de overwonnene den overwin
naar in staat is te hólpen.
En tot overmaat van ramp beginnen zich
in Frankrijk de eerste symptomen te ver-
toonen van arbeidsgeschillen als gevolg van
de franc-daling en dus oploopende prijzen.
Is het wonder, dat dictatuur-wenschen
tot uiting komen: geroep om een sterken
man. waar geen regeering den moed heeft,
krachtdadig het mes te zetten in de wonden
als gevolg van allerlei politieke overwe
gingen?
Frankrijk is er nog lang niet!
Voor Engeland schijnt hetzelfde le gelden
wat het mijnconflict betreft. Schijnt, zeggen
we, want een kentering is niet geheel uit
gesloten. Waarom verzette labour zich met
zooveel kracht tegen het regeeringsvoorstel
inzake de mogelijkheid van den acht-urigen
.werkdag? Versta wel, mogelijkeid, want de
regeering verplicht tot niets. De eenige re
den kan o.i. slechts zijn dat ernstig gevreesd
wordt, dat wanneer de mijnen geopend wor
den onder voorwaaarden van den acht-uri
gen werkdag maar met behoud van het
oude loon, vele z.g. „uitgestotenen" zich zul
len aanmelden en zoo de kracht van den
bond der mijnwerkers in elkaar zal vallen.
De leiders nemen intusschen het oude
halsstarrige standpunt nog altijd in: geen
worklijdtijdveijenging, geen loonsverlaging.
Zij spelen hoog spel. Niet alleen voor zich
zelf. ook voor het land, dat onnoemelijke
schade lijdt!
Wat er precies in Spanje te doen is? Er
bestaat ernstig verzet tegen de dictatuur,
maar hoe het verzet zich manifesteert, hoe
Primo do Rivero zich handhaaft, 't is alles
duister. Ook over de ontdekking van een
aanslag op koning Alfons te Parijs verneemt
men weinig bijzonderheden.
Parijs, 16 Juni 1926.
Don vreemdelingen is fiet nog weinig be
kend, dit echt-Fransche cabaret,behalve
bij de Engeischen en Amerikanen, die in
heele autocars vol zich er heen laten" rijden,
en zelfs speciale avonden voor lien alleen
daar laten organiseeren, avonden met „ge
sloten deuren" voor het overige publiek.
Maar verder komen er zoo goed als geen
vreemdelingen; het publiek beslaat bijna
uitsluitend uit Fransdien, in hoofdzaak stu
denten, die daar met of zonder vriendin
netjes genoeglijk een avond komen door
brengen.
Het is waar, dat het nogal fn een uit
hoekje ligt, dat cabaret, al ligt het betrek
kelijk dicht bij den boulevard Si.-Michel,
en midden in het Quartier latin, de studen
tenwijk van Parijs. De hoofdingang be
vindt zich op een korkpiemljel een ail er-
liefst, heel pittoresk kerkpleintje, dat ergens
in een gewirwar van oude, nauwe straatjes
tusschen oude huizen afgesloten ligt. Het is
het kerkpleintje van Samt-Julien-le-Pauvre,
de alleroudste kerk van Parijs (11e eeuw).
Een poortje geeft toegang tot dat pleintje.
En dadelijk als u dat poortje dóór is, ziet u
vóór zich dat oude, oude, stille, rustige
kerkje, waarvan vooral 's avonds in de
schemering, of in het maanlicht een zeld
zame bekoring uitgaat. U loopt een paar
passen het pleintje op, en dan, rechts van u,
om een hoek het oude, lage huis, waar
met roode, gothische lettors op geschilderd
staat, dat d&ór de ingang van het „laveau
des Oubliettes rouges" is. Ge kijkt nog even
op zij, en bewondert terloops nog een oude
trap, een oude deur, een oud huisalles
zoo wèl pissend op dat oude kerkpleintje...v
Maar dan zijt ge toch verlangend om verder
kennis te maken met de „Caveau des
Oubliettes" Daarvoor zijt ge trouwens
gekomen I
Die naam? Dat een „caveau" een kel
der, een sousterrain is, dat weet iedereen,
die ook maar een heel klein beetje Fransch
kent. Maar „Oubiiettes" wat zijn dat?..*
„Oubliëltes" dal waren een soort ondor-
aardsche donkere kerkers, waarin vroeger,
in de middeleeuwen, gevangenen geworpen
werden, die veroordeeld waren tot levens
lange gevangenis-straf, die op dezo wijze
dan afgesneden werden van alle contact
met de buitenwereld, en zoo de oneindige
vergetelheid („oubli") werden ingezonden.
Sommige van die oubiiettes waren diepe,
diepe kuilen, van boven bedekt met een
valluik en waarvan' de wanden rondom
bezet waren met veie rechtopstaande vlijm
scherpe zeisen. Daarin liet men die ge
vangenen neertuimelen, van wie men zich
zoo Vlug mogelijk wenschte te ontdoen, en
die in een minimum van tijd, al vallend,
door diè"scherpe zwsen aan stukken werden
gesneden. VerdwenenI in de vergetelheid!
Veel middeleeuwsche kasteelen hadden in
hun kelders één of meer van zulke oubliiit-
les, waarin vijanden en ongewenschte gas
ten verdonkeremaand werden.
Er zijn er niet veel meer van overgeble
ven. Slechts hier en daar is nog een oud
kasteel le vinden, waar men óubliëltcs aan
treft.
In Parijs stonden vroeger twee middel-
eqpwsche kasleelen, die dienden als ver-
sterkingspunten van de stad. Het Grand en
het Petit Ch&telet. Het Grand OhAtelet werd
later gebruikt als paleis van justitie, het
Petit Gh&lelet als gevangenis. En in die ge
vangenis waren van die bewuste oubiiettes.
Beide kasteelen werden afgebroken, maar
van hel Petit Ch&lelet zijn nog de ondeT-
aardsche gangen over, èn de oubliötles. En
En in die onderaardsche gangen is nu
een cabaret opgericht!
We gaan dus het oude deurtje binnen,
dal uilnoodigend, al èAnstaafc. Even houden
we ons terug, want we 'zien vóór ons onder
zware steenen gewelven, een donkere,
smalle trap, naar beneden toe, die echter
bij een bocht onderaan verlicht wordt door
een groote roode lantaren.
We gaan op deirlantaren af, en bevinden
ons dan op een soort platformpje, onder
nieuwe gewelven, waar, in den ingang van
oen open deur, die toegang geeft tot een
laag kelder-vertrek, een jongeman in mid
deleeuwsche kleederdracht, ons ontvangt, cn
die verzoekt ons met beleefde woorden en
gebaren om binnen te troden.
De steenen vloer van den kelder ligt e?n
beetje lager dan den drempel van de deur;
we kortien dus met een ecnigszins krach-
tigen slap op die vloer terecht. Op die
vloer? neen! op een valluik! dat
onder onzen slap onmiddellijk met geraa9
naar beneden klapt, en ons een gil doet
slaken van schrik! wMr komen we te
recht?! in -en oubliëtte 11maar
dadelijk zijn we gerustgesteld, het luik kan
slechts een paar decimeters naar beneden
slaan, er onder zk een stevig metselwerk,
dat het daar tegenhoudt en het heele
valluik is slechts bedoeld als amusement
meer voor de toeschouwers dan voor de
binnentrodenden, dat is waar!maar
tooh, ook die, ais ze zich van hun schrik
hersteld hebben, lacfi'en zelf hartelijk mee,
dat ze zich zóó door Ac suggestie li ten te
pakken nemen I
We zoeken een plaatsje op een der lage
banken tegen de muren; een middeleeuwsch
bediende komt ons vragen, wat we wen-
schen le gebruiken, en houdt ons een kaart
voor: wijn, limonade, kersen-op-brandewijn,
likeurtjesEr zijn consumpties bij van
5 francs slechts en daar is uw entree bij
inbegrepen!.... afgezet wordt je hier dus
nog niet; de Engeischen en Amerikanen
hebben nog niet de boel bedorven hier,
zooals in de meeste andere cabarets van
Parijs. Er wordt hier nog rekening gehou
den met FrAnsche beurzen, die Fransche
francs bevatten en geen dollars!.
Een genoeglijk publiek, van bijna alle
maal jonge menschen. die gezellig praten
en lachen met elkaar. Aan het eind van het
zaaltje is een open plekje, waar een groepje
van drie of vier artiesten zit allemaal in
middeleeuwsche kleederdracht.
De jongeman, die ons ontving, gaat op
den deurdrempel staan en kondigt aan:
„Een onzer vrienden zal voor u zingen
een Frausoh volksliedje uit de 12de eeuw:
„La femme du roulier'
Een groote kerel met een baard- staat op,
een ander grijpt zijn gitaar, en met hun
beiden vertolken ze een liedje uit „den goe
den ouden tijd".
Daarna een ander oud liedje: „Ma femme
csl^ morle".
Een man, die het uitjubelt, omdat zijn
vrouw, die hem het leven zoo zuur maakte,
eindelijk gestorven is. Ze gaf hem te weinig
eten, zoo klaagt, hij in het refrein, on ze
6chonk hem altijd voor minstens de helft
water in zijn wijn. Blij, dat hij nu van die
lastpost bevrijd is, gaat hij den doodgraver
bestellen en de geestelijke, voor haar be
grafenis. Maar ziet, de man komt flui
tend thuis, en bij de voordeur wordt hij
ontvangen door zijn vrouw, die slecht*
schijn-dood geweest was, en nu weer hee
lemaal levend is geworden, die van de bu
ren gehoord heeft, hoe blij hoar man was,
toen hij meende dat zij dood was, en die
nu een langen neus tegen hem trekt en op
hair beurt het refrein zingt met een kleine
variatie er in: „En voortaan zal je tóch
weer te weinig te eten krijgen, en tóch
weer zal ik je wijn voor minstens de helfi
met waiter bijvullen!"
Het is een heel bekend oud Fransch liedje
en de heele zaal zingt enthousiast het
refrein mee. Zijn er liefhebbers om het
liedje te koopen 1 de man met de guitaar
heeft een heel pak liedjes bij zich ze
kosten maar één franc, met de muziefc
er bij!
Dan een vrouwelijke artieste in middel
eeuwsche kleeding, niet jong meer, en
eigenlijk is ze heel leelijk, cn haar stem
is ook ndefc eens zoo mooi, maar wat een
voordracht! een kleine Yvette Guilbert!
En inderdaad ze ziugt ook verscheiden
middeleeuwsche liedjes, die Yvette Guil
bert eveneens op haar repertoire heeft en
waarmee die ook in Holland zich beroemd
heeft weten te maken. O.a. dat allerliefste
liedje ,,Y avait trois petits enfants
dat liedje van de drie kleine jongetjes, die
door een boozen slager doodgemaakt wer
den en in een kuip gestopt, en weer levend
gemaakt werden door den heiligen St. Ni-
colaas, die net langs kwamcn aan den
slager om nachtverblijf en eten vroeg.
Daarna treedt de jonge man op, die ons
ontving, en zingt met een beschaafde mooie
stenu alle oude liedjes, die het publiek
maar van hem vraagt te beginnen bij
„La Ohanson du Vin", het lied van „la
jolie vigne", het door cm door Fransche
wijn-liedje, dat Pisuisse indertijd in Ne
derland heeft bekend gemaakt.
En zoo gaat het daar. Tot, tegen een
uur of elf, de jonge man zich bij do deur
tegen den wand posteert, cn het publiek
aankondigt, dat hij hun nu eens iets vertel
len wil van de gewelven, waaronder zij
zich bevinden, van hun geschiedenis in
vroeger en later tijd, van de oubiiettes, die
er zijn, de opgravingen die er gedaan zijn,
en daarna, zoo belooft hij, zullen we cco
rondgang gaan maken, want er is hier nog
meer te zien dan deze zaal alleen.
En hij vertelt van de beide Chatelets,
van de gevangenis daaronder, van de mis
dadigers, de straffen... hij vertelt ook, dat,
in later tijd, de groote Dante, toen die in
Parijs woonde en geen geld had om zijn
kamer in de rue de Fouarre to betalen,
een tijdje een onderdak gezocht heeft on
der deze gewelven. Dat de opgravingen
door de studenten gedaan zijn dat dit
daarom hun cabaret, is, en blijven zal, het
cabaret der „oscoliers", zooals de studen
ten vroeger heetten, in de middeleeuwen...
En dan wordt hem een lantaarn gereikt,
en hij gaat voor, en alle gasten volgen hem
Hij toont hun gangen en gewelven, en op
gegraven geraamten cn doods-koppen, en
een zaal vol archeologische bijzonderheden,
die bij de opgravingen te voorschijn zijn
gekomen, en de „oubiiettes", die zóó
diep zijn, dat men den bodem er niet van
zien kan... En onderdehand praat hij, legt
hij uit... Jammer genoeg is niet alles te
verstaan, wanneer je meer achteraan in
de groep bent terecht gekomen. Maar toch
met een groote voldoening ga je naar je
plaats in het kelderzaaltje terug, bestelt
nog een extra glaasje kersen, en koopt nog
een extra liedje van den gitarist.
En als je tegen 12 uur naar huis gaat
nóóde, maar om je laatste metro niet te
missendan besluit je, er hl je vrienden
heen te sturen zóó interessant heb je
het gevonden l
M. DE ROVANNO.
RECLAME.
BAN KETBAKKERIJ
THEESALON
Allerhande 18 ets. per ons
75G3
Door Dr. NEIL VAN AKEN.
XII.
New-York, 1 Juni.
Onder „down tawn" New-York verstaat
men dat gedeelte der stad New-York, dat
gelegen is tusschen do „battery", waar Pe
ter Minnewit landde om het eiland Man
hattan van de Indianen to koopen, het
laagste puntje der stad, en het stadhuis of
„City Hall", ongeveer een kilometer meer
naar het Noorden. Tusschen deze twee pun,
ten en tusschen de Noordrivier cn do Oost.
rivier anderzijds, ligt het znkengedeelto
der stad, met het financieele centrum der
wereld, bekend als Wallstreet, met de
scheepvaarthuizen, export- en importkan
toren, assurantie-maatschappijen, enz. Dat
kleine plekje is het coiumercieele cn finan
cieele hart van het rijke Amerika. Tusschen
negen en vijf uur van iederen werkdag
vindt men hier een miltioen tobbende, zwoe
gende, tierende, razende, plannende, loo-
pende en zuchtende menschen, die geld ver
liezen en geld verdienen, op verwachte en
onverwachte, eerlijke en oneerlijke wijzen,
die met millioenen dollars spelen als een
Ain3terdam6che straatjongen met knikkers.
Dat millioen oude en jonge munnen en
vrouwen zit boven en onder elkaar in kan
toorgebouwen, die hooger dan de kathe
draal van Antwerpen de lucht insteken en
duizenden onder hun dak herbergen: tien
duizend in een gebouw, acht duizend ln
een ander, enz. Wandelt men door „down
town" New-York na zeven of acht uur des
avonds, dan denkt men aan een diepen
verlaten, onherbergzamer bergpas, met
hier en daar een eenzamen nachtwaker ot
een groepje oude, «verkreupelde kantoor*
schoonmaaksters, die hun dagelijksche taak
gaan vervullen cn alles weer in orde bren
gen daar boven op de veertigste verdieping
voor het werk van morgen. „New-York la
Morte", zou men het, in navolging van
Rodenbach's „Bruges la Morte" kunnen
noemen. Stil als de dood zelve. Straks, als
de zon weer het gordijn van den nacht
openschuift, komt de horde van bakviadi-
jes, van loopj'ongens, van kantoorbedien
den, van typisten, van ambtenaren, van
postboden, van bankiers, van zakenlui, uit
de holte der aarde gekropen, of uit de
bovengrondsche tramwagens gevallen, om
het werk van een nieuwen dag te begin
nen, om weer te zuchten en te schreeuwen
en te tieren, alsof er geen andere dag op
volgen zou. „New-York la Vivamte."
Van waar én hóe komen toch die millioen
menschen in een paar uurtjes tijd op dat
kleine plekje, zonder 6toornis te maken,
zonder elkaar over 't lijf te loopen, lachen
de, fluitende, loopende, kuierende, totdat,
als de klok op Trinity Ohurch, aan den
voet van Wall Street, tien uur slaat,
Broadway er niet drukker uitziet dan do
Kalvcrstraat te Amsterdam of de Boom
pjes te Rotterdam
Geen enkele stad ter wereld heeft zelfs
den schijn' van een verkeersprobloem ver
geleken met New-York. Die massa van een
millioen arriveert in minder dan twee uren
tijde per tram, per spoor, per automobiel,
per boot, ja, zelfs met de vliegmachine
uit het. bovengedeelte van de stad, of ,,up
town" N.-York, uit de provincie van West
chester, uit de voorsteden van Long Eiland
Staten Eiland uit Brooklyn, uit den Staat
Door Mrs. C. N. WILLIAMSON.
Nederlandsche verlating van Ada van Arkel.
40)
Hot was begrijpelijk, dat hij eenigszins
geschrokken was en misschien wat veront
waardigd, maar een seconde had zulk een
blik van woede en haat zijn oogen verduis
terd, dat Carringlon vreesde, dat hij in 2ijn
plotselinge razernij Bruce zou trachten te*
dooden. Even vlug als zij was opgekomen,
even vlug verdween de vreemde uitdruk
king echter ook weer en Carrington was
hall en half geneigd te denken, dat een
spel van schaduw en liclit was geweest.
Er heerschte een oogenblik eenige ver
warring, kapitein Derby hield den hond
vast en beknorde hem, Franklin veegde de
bemorste vloeistof van zijn witte vest, en
zijn overhemd, die rijkelijk bespal waren en
de nachtportier (die binnen de deur stond
om verdere orders af te wachten) snelde
naar binnen om de el ukken glas op te ra
pen.
Terwijl hij bukte, met zijn rug naar
Franklin toe, keek hij veelbeteekend naar
Carrington en hield een klein driehoekig
papiertje omhoog, dat zoo gekreukeld was of
het in de palm van een hand verborgen
was geweest. Carrington nam het aan en
herkende onmiddellijk de hand van Sheila
Douglas, die hij reeds meermalen had gezien
sedert zij hem als secretaresse behulpzaam
wa=.
Hij begreep, dat zij den nachtportier gé- J
vraagd had het briefje ongemerkt aan hem
te geven, als hij niet alleen in de kamer
was, en dat de man heel liandig van de rus
teloosheid van Bruce gebruik had gemaakt
om zoo laat nog aan te kloppen.
Haastig, terwijl alle aandacht van Derby
en Franklin nog geheel elders was, opende
hij het papier en las met groote verbazing
cn ontsteltenis de weinige woorden, die
Shoila er op gekrabbeld had.
Hoofdstuk XVf.
Lady Maisdens dag.
Het was een vreemde en vreetelijke dag
voor lady Marsden geweest, een van de
erg3te in haar leven, dat toch de laatste
jaren lang niet altijd zonneschijn was ge
weest.
In de eerste plaats wat. de morgen begon
nen met een ontzeltenden schok Zij had
gehoopt, dat zij Carrington tot oeir huwe
lijksaanzoek had kunnen brengen en dat zij
alles zou hebben geregeld tusschen Viola en
Franklin vóór de storm zou losbarsten, die
at zoo lang gedreigd had. Al3 zij gedurfd
had, zou zij ronduit met Carrington over
haar financieele moeilijkheden hebben ge
sproken, maar instinctmatig voelde zij, dat,
als zij ook maar één toespeling zou maken
op hulp van hem, zij die ongetwijfeld zou
krijgen; maar tevens voor altijd de kans
zou verspelen om ooit zijn vrouw te wor
den.
Hij was in een Keel andere wereld ais
de hare grootgebracht, en de vrouw, die hij
tot de zijne zou vragen, moest als Caesars
vrouw zijn of althans zoo schijnen. Hoewel
hij haar bewonderde en misschien wel door
haar bekoord was (zij hoopte dit ten minste)
was hij niet genoog verliefd Op haar 031
haar haar dwaasheden en bijna misdadige
verkwisting te vergeven, die hij zeker zou
ontdekken, zoodra zij hem om hulp in
deze crisis vroeg.
Haar eenige hoop was geweest, dat zij al
met Carrington verloofd zou zijn vóór haar
moeilijkheden tot dit uiterste kwamen.
Wanneer zij haar schuldeischers kon mee
deden, dat zij binnen kort de vrouw zou
worden van den bekenden mitliormair van
Middetsborough, zouden zij zeker, zells met
genoegen, nog wat langar op hun geld wach
ten. En als Carrington onaangename ont
dekkingen deed vóór zijn huwelijk zou hij
veel te eerlijk, veel te ouderwetsch zijn,
volgens zijn opvattigen van moraal, om zijn
woord le breken. Tot lady Marsdens bittere
teleurstelling en droefheid had Carrington
echter geen woord van liefde gesproken en
hij luisterde of keek ook niet meer naar
haar op de oude belangstellende manier, die
baar hoop gegeven had. Zij schrecl die
verandering hoofdzakelijk foe aan Sheila,
die zij zelve een aartskoppelaarster
beschouwde als een berekenende bedrieg
ster, en niels zou haar meer pleizier heb
ben gedaan, dan te hooren, dat de jonge
stenografe gedood of voor haar leven mis
vormd was geworden bij het auto-ongeluk.
Nu het noodlot haar niet van haar vijandin
ontlast had, had zij haar best gedaan het
noodlot een handje le helpen' en was ver
rukt. dat door haar toedoen Sheila Douglas
haar betrekking in het Glentorly-Hotel had
verloren. L
Voor het oogenblik was het meisje er nog,
een gehate nachtmerrie, en het was een
vreeselijke vernedering voor lady Marsden
geweest, dat zij en Viola door Sheila waren
gewaarschuwd.
Het was een waarschuwing, waarvoor zij
dankbaar moest zijn, en toch kwam het
lady Marsden voor of zij haar liever heele
maal niet zou hebben gehad, dan door dit
meisje.
Het was een groote opluchting, dal de
omstandigheden Viola er toe hadden ge
dwongen eindelijk toe te geven, maar (och
was lady Marsden er maar half mee inge
nomen, dal Sheila Douglas het briefje van
haar dochter aan Franklin zou overbrengen.
01 Sheila al dan niet gehandeld had in de
zaak Derby zooals zij baar had beschuldigd
was van geringe beleekenis voor lady Mars
den; zij was in ieder geval op zijn hand
en kon het briefje wel eens niet afgeven.
Nu de zaken op het oogenblik zoo wan
hopig stonden, had lady Marsden stilzwij
gend Sbeila liet briefje laten aannemen,
liever dan dal er nog langer oponthoud zou
zijn, want zelfs als Carrington haar in den
steek liet, zou alles toch nog terecht komen,
als de andere millionnair maar eenmaal was
ingepalmd. Zij had haar best gedaan voor
hem bij Viola en zij verwachtte er haar
belooning voor te krijgen.
Toen cr geen verontrustend nieuws van
Beneden kwam, nam lady Marsden het voor
vanzelsprekend aan, dat Franklin hel briclje
ontvangen had, en zijn belofte om haar le
redden in lijd van nood, gehouden had.
De beide dames ontbeten in baar kamer
inplaats van naar beneden te gaan zooals
gewoonlijk; maar toen er een uur in vrede
verloopen was, was lady Marsden dank
baar overtuigd, dat de kust schoon was en
wilde zij, dat Viola naar Beneden zou gaan
Qm met Franklin te praten.
Maar Viola weigerde hardnekkig haar
kamer fe verlaten.
„Hij moet mijn Brief al lang gekregen
hebben," zei ze, „Hij kan er or antwoor
den. Hel is excuus genoeg, dat ik hoofdpijn
heb. Ik heb gedaan, wat u me vroeg, ik
heb in het offer toegestemd, en ik zal mijn
•heele verdere leven diep ongelukkig zijn;
maar ik weet, dal u dat niets kan schelen,
moeder. Ik heb voor vanmorgen genoeg
gedaan. Ik ben van plan te blijven, waar ik
ben, en mijnheer Franklin te ontwijken."
„Hij zal het heel vreemd vinden en hij
heelt het recht om er boos om tezijn," zei
lady Marsden.
„Hij weet, dat ik niet van hem houd,"
antwoordde het meisje.
„Goed, maar je hebt toch beloofd met
hem te trouwen. Je hebt nu geen recht meer
hem te vermijden."
„O, moeder, ik moet nog één dag voor
mezelf hebben," riep Viola met haar oogen
vol tranen. „Ik heb hem mijn woord gege>
ven, maar in de luim, waarin ik nu ben,
geloof ik, dat ik hem in zijn gezicht zou
slaan als hij probeerde me te kussen."
Lady Musden schrok. Er was een blik
in Viola's oogen, die haar zei, dat bet
meisje niet in een stemming was om haar
te dwingen. Zij durfde niet verder aanhou
den, want Franklin was stellig geen gedul
dig man, en als Viola zichzelve zou ver
gelen en grof legen hem zijn, zou hij spijt
krijgen van zijn koop. Het zou maar het
beste zijn, dacht zij, naar beneden te gaan
cn met hem te spreken, een aardige bood
schap van Viola verzinnen met veront
schuldigingen over hoofdpijn en legen ieder
een, die zij ontmoette, over het engagement
te praten als een uitgemaakte zaak.
Zij ontmoette Franklin in de hallhij
zag er bleek en bezorgd uit. maar bij Meurde
zichtbaar op, toen hij hoorde, dal lady Viola
definitie-: besloten had hem aan te nemen,
(Wordt vervolgd), j