Een Oude Sage. Tante Alice ging nu naar de keuken om de Kafferdienslboden tot vlugheid aan te sporen. Dick en zijn vader gmgen naar buiten om Ie zien, of de paarden op stal waren gezet en alles voor den nacht in ge reedheid was gebracht. liet eenige wat hel leven in de koloniën wel eens moeilijk maakt, is dat de kleurlingen voortdurend nagegaan moeten Worden. Het zou niet te verwonderen zijn geweest, als Lilv nu zij plotseling alleen werd gelalen met haar nieuwe familie min of meer verlegen was geweest. Doch het groote meisje, met een dikke vlecht op haar rug en een aardig katoenen japonnetje aan, kende geen verlegenheid. Zij liefkoosde Edith en babbelde met tante Suze. scherlslp met de jongens pr praatte over ernstiger dingen met hun vader en dit alles ging haar zóó gemakkelijk af, alsof zij hen altijd gekend had. ,.Kom Edie.zoo wordt je immers ge noemd? ga nu eens op de rustbank lig gen. dan zal ik de kussens voor je op schudden Binnen twee minuten krijg je een kopje koffie en moeders koffie is de lekkerste uit den gehèel'§n omlrek'.' „Tante Anna zou dat niet met je eens zijn," zei Dick, die nu juist binnenkwam. „Tante Anna woont op de farm hier tegen over. zij en haar man. oom Pieler'. 7ijn Boeren." legde hij aan de anderen uit „Als tante Suze. moeder. Edith, en Lily samen opgerold werden, zouden zij misschien even dik zijn als tante Anna, doch heel zeker ben jk er niet van." Js haar koffie zoo lekker en maakt vpel koffie drink-pn dik?" vroeg Anton. „Zij is werkelijk heerlijk, maar nok zon- dpr koffie zou lante Anna wel dik zijn. Doch daar zijn vader en moedpr en we kunnen dus aan tafel gaan. Edith, jij kcmt natuurlijk naast mij zitten." Dick en Lilv wedijverden er in Edith te verwennen Zij zetten haar tusschen zich in aan tafel en bedienden haar van zoo veel lekkernijen, dat zij onmogelijk alles kon opeten: Op een anderen keer zou dit alles Edilh zeker best gesmaakt hpbben, doch zij voelde, dat rust haar verreweg het meest zon goeddopn, zoodat zij dan ook spoedig naar de kamer gebracht werd. die zij met Lilv deelen zou. het aan Chris en Anton overlatend dpn maaltijd de verschul digde per aan te doen. Den volgenden morgen verlangden dp jongens pr naar een kijkje rondom de farm te nemen, hetgeen Diejc hun den vorigen avond beloofd had. Eduard Wharton ging er al vroeg op uit mpt zijn broer, terwijl de jongens hen zouden volgen, zoodra Dick vrii was. Zie je." legde Dick hun uit. toen zij het huis uitgingen. ..we wonen hier op den rand der „TCarroo". Een groot gedeelte van ons land is droog en steenachtig, maar we hebben dpn besten dam mijlen in den omr trek en een put. die hii hpt warmste weer nog niet droog loopt. We zullen eerst naar den dam gaan." De breede waterstroom met ontelbare voetstappen langs de kanten, de kraals", zooals de omheiningen voor het vee en de schapen genoemd worden en de hutten der kaffer-bedienden, waren omgeven door dro gen grond, waarop slechts dorre struiken groeiden. ..We kweeken hier allerlei vruchten." zei Dick: ..druiven, peren, pprziken. kweeperen en nog vpel meer. We zijn altijd bezig met gieten, gieten en nog eens gieten dat is het geheim van onzen mooien tuinv" Daarna gingen zij naar het huisje van Paul Harvey, den struisvogelkwpeker, die daar geheel alleen woondp Het bleek, dat Paul iemand was. die smaak had Zijn ka mer was van onder tot boven behangen met platen uit tijdschriften, welke hem door zijn vrienden gezonden werden. Alles zag er nebjes en gezellig uit; een paar prachtige struisveeren waren boven een portret aan den muur bevestigd en toen de jongens binnenkwampn. was Paul juist bpzig hpt portrelglas op te wrijven, zooals hij iederen morgen deed „Dat is het portret van Paul's meisje." fluisterde Dick. „Zij heet Lucie Dav en hii 9paarl ijverig om haar over te laten komen." Dick begon nu luider te spreken. „Hallo. Paull Ik breng gasten mee." Op het geluid van Dicks slem keerde Paul zich orti. „Zoo, jongeheel-en," zei hij vriendelijk. „Mijn huis is mijn koninkrijk. Kom binnen alsjeblieft en kijk maat eens rond. 't Is hier niet groot, Wel?" Dat was het zeker niet, maar Chris keek verlangend naar de buks aan den njuur en Anton'zag de planken met boeken naast het raam. Paul volgde de richting van de oogen van Chris. „Kim je schieten?" vroeg hij. Doch de jongen antwoordde ontkennend. „Dat'is niets, we zullen het je wel spoedig leeren." „Ca je naar de struisvogels, Paul?" vroeg Dick nu en toen Paul antwoordde, dat hij er heen ging, stelde Dick zijn neefjes voor de rest van den morgen aan het bezoeken der struisvogels te wijden. (Wordt vervolgd.) Bij Rügen in de Oostzee ligt een lang en smal .eiland. De straat, die het van Rügen scheidt, is niet breed en als men beide oevers een weinig nader beschouwt, kan men heel goed begrijpen, dat zij eens één geheel uitmaakten. En zoo was het ook. Voor langen tijd, zoo zegt de overlevering, was^ Hiddensee aan Rügen verbonden, en woonden er twee vrouwen, de één op Rügen, de ander op Hiddensee. Wel waren ze buren, maar ze bezochten elkaar zelden, want de eene, vrouw Hidde, was een booze vrouw, die altijd ruzie zocht. Eens kwarn er een reiziger. Hij was ver dwaald. hongerig en moe en verlangde naar een gastvrij dak. Toen hij vrouw Hidde's huisje zag. waarvan de witte miïTen hem zoo vriendelijk-tusschen de groene boomen toelachten, zei hij bij zichzelf: „Daar moet het goed zijn!" Hij ging er heen, klopte aan en vroeg om binnenge laten te worden. „Nee," snauwde hem de knorrige vrouw Hidde uit het venster toe, „ik kan u niet op nemer). Mijn huisje is klein en ik heb zelf bijna niets te eten. Loop'slechts een eindje verder'naar mijn buurvrouw, daar ziet hel er beter uit!" En zij sloeg het raam voor zijn neus dicht. Hoofdschuddend wandelde de vreemde ling verder; hij had op de tafel een lekker maal zien staan, een schaal vol bruin ge bakken visch en brood fcn boter er naast. Hij had de heerlijke lucht ervan geroken en r.u moest hij zich met den reuk tevreden stellen en verder wandelen. „Die vrouw Hidde is een groote leuge naarster," dacht hij. terwijl hij naar het huisje van haar buurvrouw liep. Reeds wilde hij aan de deur kloppen, toen hij bemerkte, dat alleê er hier heel armoe dig uitzag. „O wee," dacht hij, „hier zal 't mij even als bij vrouw Hidde gaan; maar ik wil het toch probeeren." Hij klopte aan. Terstond ging de deur open en keek een vriendelijk gezicht naar buiten. „Vrouwtje," zei de vreemdeling, „ik ben een arme reiziger, moe en hongerig en zoek een dak voor den nacht; laat mii binnen alsjeblieft." Daarop maakte de vrouw de deur ver der open en zei: „Kom binnen en neem het weinige, dat ik heb. voor lief, want ik ben heel arm. Wanneer gij echter met mijn soep en wat brood tevreden zijt, zal ik het u zaarne geven. Voor een nachtleger zal ook wel raad gevonden worden." De vrouw bracht den vreemdeling in de- kamer en weldra waren zijn honger en dorst gestild. Wel was de sop niet vet en het brood niet fijn. maar het leek hem toch. alsof hij nog nooit zoo lekker gegeten had, Heerlijk sliep hij 'snachts' op een zacht bed van mos en den volgenden morgen zette de vriendelijke vrouw hem een groq- ten, verseh gebakken spekpannekoek voor. „God zegene u!" zei toen de reiziger. „Gij zijt een goedé vrouwf Uw eerste werk zal gezegend zijn. Dat is mijn dank." En hij ging het kleine huisje uit. De vrouw wenschte hem goede reis en ging ïn haar kamertje. Daar lag in een kast een rol linnen, dat zij zelf geweven had. Zij nam de rol op om haar als ge woonlijk naar de bleek aan zee te brengen. „Het is slecht9 weinig de2en winter," sprak zij treurig in zichzelf, „er zullen maar net een paar hemden uit kunnen laat eens zien." Zij haalde de el en begon te melen. „Een, twee, drie," telde zij en zij mat en Mat, terwijl het linnen maar niet op raakte. Steeds haastiger bewoog zij de el, terwijl zij het getneten linnen vóór zich neerwierp, maar het werd weldra zulk een groote hoop. dat er :n haar kamertje geen plaats meer was. Zij liet het toen liggen, ging met de rol linnen in de keuken en zette daar het melen voort. Maar ook daar had zij weidra een nog grooteren hoog gemeten en het linnen raakte maar niet op. Nu ging zij haar huis uit en mat zonder ophouden, tot dat haar armen lam waren. Eindelijk dacht zij aan den vreemdeling, dien zij gehuisvest had, aan zijn goed geineenden wensch en begreep zij, dat haar eerste werk rijk ge zegend was. Terwijl zij nog druk bezig was met meten, kwam vrouw Hidde voorbij. „Wel buurvrouw," zei deze verwonderd, terwijl zij naar den berg linnen keek. „hoe kom je aan zooveel prachtig linnen? Nee. zoo iets moois heb ik nog Dooit van mijn leven geziéïi!" „Ja." antwoordde de ander, „raad dat eens. Het zal je echter braaf ergeren, als je hel hoort, wrant je hadt het ook kunnen hebben. De vreemdeling, dien jij gisteren hebt afgewezen, heeft het mij geschonken Toen werd vrouw Hidde vuurrood van ergernis en haar hatelijke neus kromde zich zichtbaar. Zij had geen rust meer. „Wacht," zei zij plotseling, „ik zal het ook krijgen! De man kan nog niet ver weg zijn; ik heb hem daareven in het boschie zien gaan." Nu liep vrouw Hidde den vreemden man vlug in het boschje achterna. „Heil Hei!"" riep zij hem toe, zoodra zij hem in de verte bemerkt had. „Wacht een oogenblik, ik moet 11 wat zeggen." vreemdeling stond stil en zag verwonderd de vrouw naderbij komen. „Zoo, vrouw Hidde, wat wilt ge van mij?" vroeg hij. „Ik heb den geheelen nacht niet kunnen slapen, omdat ik u gisteren moe9t wegstu ren," antwoordde 2ïj. „Vanmorgen heb ik een rijke vischvangsl gehad, zoodat ik nu goed wil maken, wat ik gisteren verzuimde. Ga mee naar mijn huis en eet zooveel gij maar wilt." De vreemdeling lachte en ging gewillig met haar mee. Vrouw Hidde dischte hem een ontbijt op, dat de tafel bijna deed door buigen en dacht: „Als hij voor haar schralen kost zoo veel gegeven heeft, wat zal hij mij dan niet voor mijn eten geven?" De reiziger liet zich alles goed smaken en toen hij genoeg gegeten had, nam hij afscheid van vrouw Hilde en zei: „Uw eerste werk zal gezegend zijn." Dit was juist hetgeen de gierige vrouw gaarne wilde hooren en zij overlegde reeds bij zichzelf, wat zij nu wel het eerste zou doen. „Juist, dat is hét beste!" riep zij vol vreugde uit. ...Tuist! Ik zal zoo dom nie! zijn als mijn buurvrouw en mij met linnen ophouden. Ik zal ïn de kamer gaan en geld tollen. Ha! Als dat eens niet ophield en ik den geheelen dag geld tellen kon!" Zij wilde snel haar huisje binnen gaan om geld te tellen, maar juist begonnen de hon gerige varkens een vreeselijk spektakel te maken. „Ik wil hun eerst nog dripken geven." dacht ..zoodat ik in het tellen niet gestoord word." Vlug greep zij den wateremmer, liep naar de varkens, opende den stal en goot water in den trog. Maar wat was dat? Het water liep en liep en liep en hield maar niet op. Zij wilde den emmer wegzetten, maar kon het niet; het water liep er zonder ophouden uit. De (rog was vol: hij liep over, de stal liep over. de varkens schreeuwden in het water zij verdronken Vrouw Hidde zag dit alles tot haar grooten schrik en kon den emmer niet 1 neerzetten. Altijd sneller 9troomde het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 16