LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 1 Juli Tweede Blad Anno 1926,
No. 203S6.
GEMEENTEZAKEN,
FEUILLETON.
Het Ondergrondsche Syndicaat
Benoemingen en ontslag.
Door B. en W. wordt voorgcst&id op hun
verzoek de heeren (lr. J. G. M. Timmermans
en J. A. Schreuder weder voor een jaar te
bestendigen in hun betrekking van Stadsge
neesheer.
Voorts geven B. en W. in overweging om
de volgende aanbeveling voor de benoeming
van drie leden van het College van Zetters
voor 's Rijks directe belastingen, bestaande
uit twee maal zooveel personen als cr leden
te benoemen zijn, aan den Commissaris der
Koningin in te zenden.
Op den laalsten December van dit jaar
moeten volgens rooster aftreden de heerea
H. J. Planjer. M. Koert en J. P. J. v. Ewijk.
Met deze personen als no. 1 wenschen B. en
W. resp. nog op de aanbeveling te plaatsen:
de heeren Bemardus Buurman, Philippus
Rosdorff en Johannes van Bemmel.
Verder stellen B. en W. voor op diens ver
zoek met ingang van 10 November a.s. aan
J. Verwer eervol ontslag te verleencn als
leeraar in het Hoogduitsch aan de H.B.S.
met vijfjarigen cursus en tevens om ook aan
mej. Johanna Wissenburgh. onderwijzeres
aan de openbare school aan den Zuidsingel
A, die door lichaamsgebreken ongeschikt
voor haar werk is verklaard, eervol ontslag
toe te kennen.
Aanvaarding der voorwaarden van Ged.
Staten in zake electriciteitsaanleg
te Voorschoten.
Ingevolge art. 6 der voorwaarden waar
onder Gel. Staten aan deze gemeente ver-
•gunning hebben verleend voor den aanleg en
de exploitatie van een hoogspanningslijn,
uitgaande van het bestaande hoogspan-
ningsstation op het terrein der N.V. Zilver-
fabriek „Voorschoten" (v.h. finna J. M. van
Kempen) in den straatweg van Rijswijk naar
Leiden te Voorschoten tot het te bouwen
hoogspanningsstation in de kom der ge
meente Voorschoten (terrein openbare
school) en verder van dit hoogspannings
station langs voornoemden straalweg cn den
Papenweg tot aan den watertoren der ge
meente Voorschoten, een en ander ten be
hoeve van de elcctriciteitsvoorziening an
die gemeente, wordt de vergunning geacht
niet gegeven te zijn. indien niet binnen drie
maanden na de dagteekening van het besluit
van Gedeputeerde Staten door den Raad
ecne verklaring is ingezonden, houdende dat
de Raad der gemeente Leiden dc vergunning
onder de daarbij gestelde voorwaarden aan
vaardt.
Aangezien h. i. tegen die aanvaarding
geen bezwaar bestaat, geven B. cn W. den
Raad in overweging tot het inzenden van
jclie verklaring te besluiten.
Aanstelling van twee nieuwe brugwachters.
Zooals in een rapport van den Directeur
van den Markt- cn Havendienst uitvoerig
wordt uiteengezet en mot cijfers toegelicht,
zijn de werkzaamheden van de brugwach-
ters van den post aan de Haven dermate toe
genomen, dat met het thans beschikbare
personeel niet méér kan worden volstaan.
Van uit genoemden post toch moeten niet
minder dan 9 bruggen bediend worden, ie
weten: de Groote cn de Kleine Ilavenbrug,
Scheluwbrug, Verversbrug, Pauwbrug, Houl-
marklsbrug, Gepektebrug, Iverkbrug en Mid
del stegrachtbrüg. Tengevolge van de toerte-
ming van het scheepvaartverkeer nu is het
aantal malen, dal deze bruggen, met name
de eerste vijf daarvan, geopend moeten wor
den, zoo groot geworden, dat uitbreiding van
het aantal brugwachters dringend noodza
kelijk is.
Ilier komt nog bij, dat de in aanbouw
zijnde nieuwe Verversbrug lager dan de
oude brug komt Ie liggen en dus meer be
diening zal vereischen. Zonder vermeerde
ring van het aantal brugwachters za! de
nieuwe Verversbrug dan ook niet vanuit den
post aan de Haven bediend kunnen worden,
tenzij ten koste van de openbare orde en
veiligheid en van de belangen van hel ver
keer te land en te water.
Hel ligt daarom in het voornemen van B.
en W. zoo spoedig mogelijk lot de aanstelling
van nog twee brugwachters, aanvankelijk in
tijiWijken dienst, over te gaan. Daarna zal
de dienstregeling dan zoo ingericht kunnen
worden, dat ook de bediening van de Huig-
brug door het personeel van den post aan
de Haven kan geschieden. Tot nog toe zorg
de het personeel van de Stedelijke Lichtfa
brieken hiervoor, doch wegens de groote be
zwaren, daaraan èn voor de Fabrieken én
voor de schippers verbonden, alsook met het
oog op de richtige heffing en inning van
hel bruggeld voor het passeeren van deze
brug, kan deze voorloopigc toestand niet
langer bestendigd worden.
De kosten van salaricëring van de hier
bedoelde brugwachters zullen voor het jaar
192G. met inbegrip van kleedgeld, ongeveer
f 1700 betoopen.
Subsidis aan School- en Werktuinen.
Hefc best'iur van de Leidsche Vereeniging
voor School- en Werktuinen heeft zich tot
B. en W. gewend met het verzoek te be
vorderen. d^t a<*n die vereeniguig een sub
sidie uit 13 gemeentekan wordt verstrekt.
B. en W. vinden eerst dan termen aan
wezig voor het toekennen van oen gemeen
telijke subsidie wanneer dc verecniging
van particuliere zijde voldoende wordt ge
steurd en in de eerste plaats ook op dien
steun zal kunnen rekenen.
Immers de gemeentelijke subsidie moet,
al betreft het in casu een alleszins nuttig
doel, met het oog op den toestand van de
gemeentefinancièn, noodzakelijk bepertrt
blijven. Oot een betrekkelijk kleine bijdrage
en zal in geen geval als een soort sluitpost
ter dekking van het verlies mogeu dienen.
B. en W. hebben daarom aan het bestuur
medegedeeld, dat zij bereid zijn te bevor
deren, dat voor het jaar 1920 een gemeen
telijke subsidie wordt toegekend, gelijk
a/an de helft van het bedrag, dat door par
ticulieren als contributie of ala giften,
doch met uitzonde ring van contributies
voor het hebben van een tuintje, door de
vereeniging wordt ontvangen, tot een maxi
mum van f 400.
Het bestuur deelde B. en W. mede een
gemeentelijke subsidie onder die voorwaar
den gaarne te aanvaarden.
Subsidie aan de Leidsche Zwemclub.
Bij de opheffing van dc Leidsche Red
dingsbrigade ie haar taak overgenomen
door de Leidsche Zwemclub.
De kasmiddelen van de Leidsche Zwem
club zijin, volgens mededeeling van het be
stuur, niet van dien aard, dat daaruit kun
nen worden best-reden de uitgaven voor
completeering en uitbreiding van het rod-
dingsmateriaal, alsmede de jaarlijksche
kosten van onderhoud van dat materiaal.
In verband hiermede verzocht het be
stuur van de Leidsche Zwemclub, om finan-
cieelen steun van gemeentewege.
Ter dekking van de kosten van het com-
pieteeren cn uitbreiden van hefc materiaal,
hebbon B. en W. het bestuur in overweging
gegeven een beroep te doen op het particu
lier initiatief, terwijl zij zioh met het oog
op het nuttig effect, dat een reddingsbri
gade in een zoo waterrijke stad als dc
onze kan opleveren, bereid verklaarden bij
den Raad een voorstel aanhangig te ma
ken, om in de jaarlijks terugkeorende uit
gaven voor onderhoud een bijdrage te ver-
Iconen van f 100.
Hoewel de vereeniging gaarne een hoo-
gere subsidie had ontvangen, is het bestuur
toch van meening, dat hefc," dank zij deze
bijdrage, in staat zal zijn de materialen
van de reddingsbrigade in goeden staat te
houden en de propaganda voor het red
dingswezen krachtig te voeren.
Een secretaris voor de Commissie van
Advies voor Sociale Zaken.
Tijdens de behandeling van de gemeente
begroting voor 1926 werd in de raadszit
ting van 10 Dec. 1926 bij 506, „Kosten van
dc Commissie van Advies voor Sociale Za
ken" door de heeren Kooistra en Sijtsma,
ieder afzonderlijk, een amendement inge
diend, ten einde de op dit volgnummer uit
getrokken wedde van den secretaris dier
commissie ad f900 te schrappen.
Ondanks de bestrijding door B. en W.
werd het araendement van dpn heer Kooi
stra en daarmede dat van den heer Sijtsma
aangenomen met 17 tegen li stemmen, ten
gevolge waarvan aan de commissie sedert 1
Januari j.I. geen afzonderlijke secretaris
meer was toegevoegd en de Directeur van
den dienst voor sociale zaken als waarne
mend secretaris optrad.
De commissie acht deze combinatie niet
wenschelijk en zelfs in strijd met art. 16 der
verordening, betreffende dezen dienst en
verzoekt daarom den raad te bevorderen,
dat op de begrooling dc noodigegelden wor
den uitgetrokken voor de vergoeding van
zoodanigen functionaris, welke volgens liet
oordeel van B. cn W. zal kunnen worden
bepaald op f 300 cn geven den Raad in over
weging dit bedrag op de begrooting te
brengen. Van 1 Juli tot 3 December 1926
kan dus mcb f 150 worden volstaan.
Subsidie aan de Chr. H. B. S.
Bij op 26 October 1925 om praeadvies in
handen van B. en W. ges,leld adres deelt
het beslüur van de vereeniging voor Chris
telijk Middelbaar Onderwijs te Leiden mede,
dat do exploiiatie der Christ. H. B. S over
1923 een tekort heeft opgeleverd van
f2231,98 of per leerling f 26,26 en verzoekt
het- in dit ongedekt gedeelte der uitgaven
over dat jaar, naar evenredigheid van hel
aantal leerlingen uit deze gemeente, n.l. 56,
een bijdrage uit de gemeentekas van
f 1281,37 te mogen oplvangen.
Ter motiveering van zijn verzoek merkt
het bestuur op, dat indien de 56 leerlingen
uit deze gemeente de gemeentelijke II. B S.
bezochten, die leerlingen aan de 'gemeente
dan een belangrijk hoogcr bedrag zouden
kosten, dat than9 aan subsidie van de ge
meente wordt gevraagd.
Is de bewering, dat de aanwezigheid van
deze bijzondere H. B. S. de gemeente van
uitgaven ontlast, juist, dan is er, naar het
oordeel van de meerderheid van B. en W.
uit billijkheidsoogpunt wel aanleiding het
bestuur eenige tegemoetkoming in het na-
deelig slot te verleenen Nu kan men echler
zonder meer niet zeggen, dat toeneming van
het aantal leerlingen op de gemeentelijke H.
B. S. voor de gemeente steeds tot verhoo
ging van kosten leidt; immers zoo lang die
toeneming geen splilslng van klassen tenge
volge heeft, beteekent iedere leerling meer
eerder voor- dan nadeel. Ook slaat het niet
vast, dat, indien de Christelijke H. B S.
niet was opgericht, al de 56 leerlingen uit
Leiden, die in 1923 deze school bezochten,
het onderwijs op de gemeentelijke II. B. S.
zouden hebben gevolgd
Dit neemt echter niet weg, dat, indien de
Christelijke H. B. S. er niet was geweest,
het aantal leerlingen van «le gemeentelijke
H. B. S. vermoedelijk toch wel zooveel groo-
ter zou zijn geweest, dat inrichting van ten
minste één parallelafdeeling meer niet had
kunnen worden vermeden. Waar dus mag
worden aangenomen, dat de Chr. II. B S.
de gemeente in 1923 de kosten van althans
één extra parallelafdeeling aan haar II B. S.
heeft bespaard, is er, naar de meening van
de meerderheid van B. en W. voldoende
aanleiding om het bestuur over dat jaar een
bijdrage uit de gemeentekas te verleenen.
De minderheid van het college heeft zich in
principe tegen het verleenen van een bij
drage verklaard.
Als College geven B. en W. den Raad ten
slotte in overweging aan het genoemd be
stuur over 1925 een subsidie te verleenen,
gelijk aan 60 pCt. van bet bedrag, waar
mede hel tekort opdc exploitatierekening hei
batig saldo van de vereenigingsrekening
overtreft en wel berekend naar de verhou
ding van het aantal Leidsche leerlingen tot
het totaal aantal leerlingen der school. Uit
drukkelijk wenschen zij echter vaat te leg
gen, dat daarmede niet geprejudiceerd wordt
op het verleenen van een gemeentelijke bij
drage in evenlueele tekorten van de school
over volgende jaren.
Een nieuwe school in „De Kooi".
In de raadsvergadering van 17 Mei 1.1.
deelde de wethouder van Onderwijs reeds
terloops mede, dat het College van B. en W.
plannen overwoog tot vermeerdering van
schoolruimte in „de Kooi". Ternauwernood
toch kon in den laalsten tijd worden voldaan
aan het steeds grootcr wordend aantal ver
zoeken om toelating van leerlingen tot de
gemeentelijke scholen voor lager onderwijs
in het N. O. deel der gemeente. Was het
reeds moeilijk te voldoen aan de aanvragen
om toelating van kinderen uit de omgeving
van de Zuidsingelscholen, waar dikwijls ver
wijzing naar de scholen aan de Haverstraat
of Vrouwenkerksleeg zeer wel mogelijk is,
nog moer bezwaar leverde de plaatsing van
leerlingen uit „de Kooi", aangezien daar
verwijzing naar andere scholen in don regel
op zeer vele boawaren stuit.
Ton sloltö Week het niet meer mogelijk
ten aanzien van de scholen aan de Modusa-
straat strikt de hand le houden aan het door
den Raad vastgesteld maximum-aantal leer
lingen van 42 per klasse en dit niettegen
staande het feit, dat altc leerlingen, die
maar eenigszins naar een andere gemeente
lijke school konden worden verwezen, niet
tot dc scholen iu'de Medusastraat werden
toegelaten. Het is dan ook te voorzien, dat,
indien niet tijdig maatregelen worden geno
men tot vermeerdering van schoolruimte in
„de Kooi" binnen afzienbaren tijd het ge
brek aan plaatsruimte zoo nijpend zal wor
den, dat cje gemeente niet meer kan voldoen
aan do haar bij art. 19, le lid. der Lager-
onaerwijswel 1920 opgelegde verplichting,
om voldoend onderwijs te geven in een ge
noegzaam aantal scholen.
Nu is het waar. dat geenszins kan worden
gezegd, dat hier tor stede in het algemeen
gebrek aan plaatsruimte is op de gemeente
lijke scholen. Integendeel is er op verschil
lende scholen nog zeer voldoende plaats
ruimte beschikbaar; zelfs achten B. en W.
het niet geheel en al uitgesloten, dat le
ecniger tijd bot opheffing, hetzij van enkele
klassen, hetzij van een gcheele school, moet
woeden overgegaan. Toch houdt evenlueele
opheffing van enkele klassen of van een
gcheele school h. i. alleen in zoover ver
band met de stichting van een nieuwe
school zou kunnen worden overgeplaatst
Het spreekt wel vanzelf, dat deze zaak lij
dig onder de oogen zal worden gezien.
Dit alles neemt echter niet weg, dat
schoolbouw in „de Kooi", ondanks het feil,
dat er in het algemeen op de gemeentelijke
scholen voldoende plaatsruimte is, h. i. toch
urgent moet worden geacht.
Het meest geschikt voor schoolbouw in
die omgeving schijnt B. cn W. wel hel aan
de gemeente loebehoorend terrein aan de
Drifislraat en aan de Noordzijde van het
verlengde der Aljchstraai.
B. en W. w(Misc-hen voorloopig een school
met slechts zeven leslokalen le stichten,
waarvan do kosten, met inbegrip van het
meubilair enz., worden geraamd op f90.000
maar bij het ontwerp is toch rekening ge
houden mot de mogelijkheid, dat de nieuwe
enkelvoudige school tot een dubbele kan
worden uitgebouwd
Blijkens zijn missives gaal dc Inspecteur
van het Lager Onderwijs in deze inspectie
volkomen accoord met den voorgenomen
'bouw, waartegen ook bij de Commissie van
Fabricage geen bedenking bestaat.
Evenmin bestaat bij de Plaatselijke
Schoolcommissie bezwaar legen den voor
genomen schoolbouw. Niettemin geeft hei
advies dier Commissie B. en W. aanleiding
tot ccnige opmerkingen. Zoo bevreemd het
hun, dat de Commissie het noodig heeft ge
oordeeld, ongeveer twee jaren na dato, in
dit advie® beschouwingen te wijden aan het
besluit van den Raad, orn het schoolgebouw
aan de Vrouwenkerkkoorstceg te verbouwen
tot een nieuwe dubbele school. De Commis
sie dan betoogt, niettegenstaande alles wat
daaromtrent in het praeadvies van i Juli
192als bij dc behandeling daarvan in den
Raad van 21 Juli d.a.v. is gezegd, dat een
nieuwe dubbele school in die omgeving
niet noodig is, dat de verbouwing van dal
schoolgebouw derhalve achterwege had
kunnen blijven en dat alsdan een zeer aan
zienlijk bedrag zou zijn bespaard. Dc Raad
houde het B. en W. ten goede, dal zij niet
opnieuw hel tegenovergestelde wenschen
aan le toonen wat in 192-1 hieromtrent
is gezegd, handhaven zij nog steeds ten
volle. Slechts merken zij nog op; dal de
mcening der Commissie, als zou de groote
aangifte voor oen van de Vrouwenkerkkoor-
sleegscholen op 1N Maart j.I. (toen m de
eerste klasse 56 leerlingen moesten worden
geplaatst) zijn geschied ten koste van de
scholen op het Schuttersveld, aan de Paul
Krugerslraat en aan de Duivenbodeslraat,
onjuist is. Omgekeerd kan wel worden ge
zegd, dat nog steeds op andere scholen
kinderen gaan. die op de Vrouwenkerkkoor-
steegscholen, ware daar plaats geweest, be
hoorden te zijn ingeschreven.
De opmerkingen van dc Commissie, met
betrekking tot cvcntueele opheffing van
ccn school, kunnen B. en W., na hetgeen
zij daaromtrent reeds vermeldden, thans
gevoegelijk buiten beschouwing laten.
Verder verzoekt de Comioissio B. cn W«
in overweging te willon nomen, of doorgaan
niet het stelsel der dubbole soholcn wel
aanbovoling verdient „waar organiaatoriflcAi
mot het stelsel der groote soholon i3 ge
broken" cn dit naar haar gevoelen ook ia
den bouw van nieuwo scholen dient uit to
komen.
Inderdaad is met bet stelsel vaa grooto
soholon gebroken. Of echter do grooto
schoolgebouwen (voor 2 scholen) in hefc
stelsel van halfjaarlijkse he toelating van
leerlingen steeds zotnder bezwaar kunnen
worden gemist, meenen B en W. voorals
nog te moeten betwijfelen. IIoo dit ook
zij, deze kwestie kan, waar thans aan do
orde is do bouw van een enkelvoudige
school, blijven rusten. Mocht evenwel ia
„de Kooi" later nog een schoolgebouw
moeten worden opgerioht, dan meenen B.
cn.W. dat cr geen enkel bezwaar bestaat,
om op het voor den ondorworpclijkcn
schoolbouw te bestemmen terrein een
tweede schoolgebouw te stichten. Immers
bedraagt de grootste afstand, van welk
punt uit „de Kooi" ook, tot dat terrein
nog geen tien minuten gaans
Tenslotte deelt dc Commissie in ant
woord op ecu door B. en W. tot haar fj*-
richte vraag nog mede, dat zij zich kan
vorcenigen met den bouw van één reserve-
lokaal por school.
Een omvormingscursns van opperlieden
tot metselaars.
Begin dezer week hebben wij reeds on
der „Stadsnieuws" uitvoerige inededeehn-
gen gedaan van het voornemen van de
Commissie voor Sociale Zaken om B. en
W. tc advisceron om over to gaan tot het
houden van een omvovmingscursus van op
perlieden cn grondwerkers tot metselaars,
B. en \V. hebben zich daarbij aansluitend
hot voorstel daartoe thans gedaan en geven
den Raad in overweging goed tc keuren
dat uit de voor steun verleen ing aan uit
getrokken werkloozcn beschikbare gelden
f 3500 wordt besteed aan bedoelden om-
vo nri i u gs c v u rsus.
Aanvullingen der verordeningen houdend*
regeling der jaarwedden van leeraren.
Do door den Raad op 30 Nov. 1925 vast-*
gestelde ter goedkeuring ingezonden veror
deningen regelende de jaarwedden der
leeraren aan het Gymnasium, de H. B. S.
met- vijfjarigen cursus en de H. B. S. voot
Meisjes heeft den betrokken Minister aan
leiding gegeven tot de opmerking, dat aan
art. 11, luidende: „Aan leeraren die op den
voet dezer regeling een salaris genieten van
minder dan f 2500.kan een porsoonlijko
toelage toegekend worden", waro toe tc voe
gen: „onder goedkeuring van den Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen"
Nadat deze verandering zal zijn aange-t
bracht, kan, volgens mededeeling van den
Minister, de verordening geacht worden to
zijn goedgekeurd.
Inlusschen zijn bij eenige Kon. Besluiten
wederom verschillende wijzigingon in het
Bezoldigingsbesluit voor Burgerlijke Rijks
ambtenaren 1925, aangebracht, als gevolg
waarvan de jaarwedden der leeraren aan de
Rijles Hoogere Burgerscholen opnieuw ver-»
andcring hebben ondergaan.
Bedoelde wijzigingen, deels van rodaclio-
neelen, deels van financieelen aard, zijn
over liet algemeen voor de betrokken leera
ren gunstig cn kunnen, naar het gevoelen
van B on W. zonder bezwaar voor de lee-.
raren aan het Gymnasium, de beide Hoo
gere Burgerscholen en de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen, wier sa-
larisrcgelingen gelijktijdig door den Raad
zijn vastgesteld, overgenomen worden.
Dit is ook het gevoelen van do verschilt
lende adviseurs, al beslaat dan ook bij do
Commissie van Toezicht op het middelbar
onderwijs, blijkens haar advie3. wel eenige
bedenking tegen de bepaling, dat voor do
berekening van het salaris ook de lesuren
aan niel-gesubsidieerde scholen zouden
moeten worden medegeleld. Inlusschen is
deze bepaling bij Koninklijk Besluit van li
Mei 1926 No. 38. welk besluit alhier werd
ontvangen na de dagteekening van het ad
vies der Commissie, reeds weder gewijzigd
en wel indien zin dal daaraan is toegevoegd
„met uilzondering van niet-gesubsidieerde
bijzondere scholen".
Na de verschillende daarvoor noodig ge-
Door Mrs. C. N. WILLIAMSON.
Nederlandsche vertaling van Ada van Arkel.
38)
Zij zeggen nu, dat het de Grijzo
Dame moet zijn geweest van den ron
den toren, die gewaarschuwd heelt, zoo
als zij vroeger cok altijd deed; alleen vroe
ger was het, wanneer er een lid van de
familie in gevaar was, dan verscheen zij
altijd."
„De Grijze Dame?"
„O, de Grijze Dame is de bekende geest
in de Glentorly-familie, juffrouw; de familie
die hier woonde, vóór het kasteel verander-
derde in een hotel. Ik heb nooit geloofd in
die oude historie of in een van de griezelige
verhalen, tot vannacht. Nu kan ik niet ont
kennen. dat het gegil van een vrouwenstem,
terwijl er nergens een vrouw te zien was,
me een heel eind bekeerd heeP. Ik heb het
zelf gehoord, al weet ik niet, waar het van
daan kwam. of het moest zijn uit de gang,
die naar de toren leidt.
Mijnheer Carrington was er het eerst en
redde zijn vriend, die anders in zijn slaap
zou verbrand zijn ,want hel was in de
kamer van kapitein Derby, dat de brand
begonnen is."
„Waardoor is de brand ontstaan?" vroeg
bet meisje zacht
„Het kan zijn gekomen door een siga-
xetten-eindje of zoo iets; niemand weet het,
maar kapitein Derby geeft toe. dat hij in
zijn kamer gerookt heeft. Het is al heel
weemd, j'uffrouw, dat u nu pas van de ont
roering in huis gehoord lieb, want iedereen
was op en zij zijn nu pas weer naar bed
gegaan Kan ik iels voor u doen?"
„Wat is er met de menschen gebeurd,
die hun kamers, waar de brand was, uil
moesten?" vroeg het meisje.
„O, juffrouw, het waren alleen maar
mijnheer Carrington en kapitein Derby; een
van de andere vier kamers was een privé
zitkamer en de andere drie waren al een
paar nachten niet in gebruik. Er zou morgen
een familie intomen."
„Waar zijn kapitein Derby en mijnheer
Carrington dan nu?"
„Mijnheer Franklin, een ander million-
nair, net als mijnheer Carrington, heeft zijn
zitkamer aan hen afgestaan. Hel was de
eenige kamer/ die vrij was, en hoewel de
directeur hun de zijne had willen geven,
was mijnheer FrankLin zoo vriendelijk, dat
zij zijn aanbod aannamen en de kamer nu
de rest van den nacht deelen. Ik weel niet.
wat zij daarna zullen doen, want de kamers
m de uitgebrande gang, zijn erg door het
water beschadigd en het zal dagen duren
vóór ze weer in orde zijn. In welk deel van
het huis logeert u, juffrouw, als ik het vra
gen raag?"
„In den westelijken vleugel," antwoord
de Sheila machinaal. Al haar hoop was
verdwenen door hetgeen zij daar juist ge
hoord had. Zij had het plan gemaakt Mark
Carrington te vinden, hem in haar ver
trouwen le nemen en zijn raad en hulp in
te roepen. Maar hij was nu in de eenige
kamer van het hotel, waar het onmogelijk
scheen voor haar om bij hem te komen, en
toch het plan, da! zij in het hoofd had, uit
te voeren.
Bovendien leek hel haar verdacht dal
mr. Carrington en kapitein Derby in de
f
kamer van Franklin waren. Zij geloofde
niet, dat hij dit aanbod zou hebben gedaan,
tenzij hel was om een reden, waar zij voor
huiverde om aan te denken.
Haar hersens werkten koortsachtig vlug.
Zij vroeg zich af, wat zij kon doen, en be
greep, dat, als zij iets deed, dit al heel gauw
moest geschieden.
Zij nam de beurs, waarin zij al haar
aardsche schatten bewaarde een zcgt
bescheiden som uit haar zak.
„Dit is voor dè moeite, die ik u bezorgd
heb," zei ze, den man een halvcn kroon
gevende, en een goudstuk omhoog hou
dende „dit zal ik u geven als u een
boodschap voor me aan mijnheer Carring
ton wilt overbrengen, zonder dat iemand
merkt van wie zij komt. Ik zou even een
paar woorden willen schrijven."
„Ik zal een van de lichten opdraaien,
juffrouw," zei de nachtportier. „U weet. dal
er papier en enveloppen op alle tafeltjes
hier liggen.'
Sheila ging aan een klein tafeltje in den
hoek zitten en schreef haastig: „Ik moei u
een oogenblik spreken over een kwestie
van leven en dood. Zeg niets legen den
brenger van dit briefje, maar kom dadelijk
Eet of drink niets, dat u gegeven wordt in
de kamer, waar u nu is, en laat kapitein
Derby dat ook niet doen. Dit is van veel
belang. Neem elk excuus te baat om te
weigeren."
In een oogenblik was het briefje af en
in plaats van het in een enveloppe te doen.
vouwde Sheila het halve velletje is een
klein driehoekje.
„Ga naar de deur van de kamer van
mijnheer FTanklins zitkamer," zei ze, „en
geef dit briefje niet af als mijnheer Car
rington en kapitein Derby niet aHe°n zijn
of als u niot zeker weet, dal u het onge
merkt kunt doen. Als u het niet kunt klaar
spelen, zeg dan alleen ma'ar, dat er iets in
mr. Carringlons kamer niet in orde is en
niet kan wachten. Als u hem dan buiten
de kamer hebt, geef hem dan het briefje en
vraag of hij hol direct wil lezen. Als hij
dat geduan heeft, zal hij misschien weer
even naar binnen gaan om wat tegen api-
tein Derby le zeggen, maar ik zal in ieder
geval bier in de hall wachten. Als u met
mijnheer Carrington terug komt, zal ik u
het geld geven
„Dank u wel, juffrouw," zei de man. „Ik
wou, dat ik altijd even gemakkelijk zooveel
kon verdienen. U kunt op me rekenen. Zal
ik het licht opgedraaid laten?"
„Neen, dank u," zei Sheila snel, „ik wil
liever in het donker zitten."
Zij had vlug nagedacht eii uilgcmaakl bij
zichzelve, dat, wanneer haar plan mislukte,
het beter voor haaf zou zijn, als zij niet hier
gezien werd door andere oogen dan die van
mijnheer Carrington.
Boven was Franklin in zijn eigen zit
kamer blijven hangen en praatte met de
beide mannen» aan wie hij ze had afgestaan.
Hij excuseerde zich voor zijn blijven, door
te zeggen, dat iedereen in huis veel te op.
gewonden was om le slapen. Zij spraken
over verschillende ernstige branden, en
eindelijk zei Franklin: „Als we nu nog een
afscheidsdronk hebben gebruikt, zal ik af
scheid nemen en naar bed gaan. Ik had
nooit gedacht, dat ze deze kamer zoo zou
den kunnen inrichten. Dat bed en die groote
divan zien er werkelijk heel aanlokkelijk
uit. ik hoop, mr. Carrington, dal de pijn van
uw brandwonden u niet wakker zal hou
den." -
Carrington glimlachte. „Als het dal doet,
zal ik nog niet veel slaap verliezen; het ia
bijna drie uur."
„Ik heb u inderdaad veel te lang wakker
gehouden," riep Franklin uit. „Het is tijd
voor een whiskey-soda en dan goeden
nacht."
„Doe geen moeite, dank u, voor mij niet.''
zei Carrington.
„Voor mij ook niet," zei Derby.
„Kom, ik zal me heusch belcedigd voelen
als u mijn whiskey niet eens proeven wilt,"
drong Franklin aan: „Men zegt, dat zij heel
goed is. Wilt u niet met me drinkeA en me
geluk wenschen met mijn verloving?"
„Uw verloving?" herhaalde Derby vcr«
baasd.
„Mijn verloving met lady Viola Rayne,'1
ging Franklin voort. „Het wordt morgen pui
bliek. U zijt de beide eersten, die het wccl.'*
Ilij loog, Viola's brief had hij niet onlvaht
gen cn toen zij dit van Sheila gehoord had,
had zij gebruik gemaakt van een hevig*
hoofdpijn en het kwade moment uitgesteld
door den geheelen dag in haar kamer le
blijven. Lady Marsden had echter aan
Franklin gezegd, dat de toestemming van
het meisje nog slechts een kwestie van een
paar uur was, en op grond van deze verze
kering had Franklin de som van tweehon
derd pond aan een zekeren man betaald
die in den loop van den morgen wa3 ge
komen, gewapend mei een blauw papier
voor lady Marsden cn als een bMoonmg
voor wat hij gedaan had, voelde Lij zichl
gerechtigd om al het genot te halen wai
hij halen kon uit een voorbarige aankon'
diging van zijn engagement met lady Violau
(Wordt vervolgd),