Het hederlandsch-Belgisch Verdrag Eiken Slaapkamer- Ameublementen OEBR. BRÜNING f 131.50 No 20308. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 Mei Derde Blad Anno 1926. Verdediging door JHR. VA?J K&RNEBEEK Wij ontvingen een groote partij geheel compleet, vanaf H Buitenl. Weekoverzicht. (Ie baan door het verdrag vrij voor een vreedzame onlwijikellng der onderlinge verhogingen. In de thans verschenen Memorie van Ant woord nopens het -wetsontwerp tot goed keuring van liet op 3 April 1925 le 's-Gra- venhagc tusschen Nederland en België ge sloten verdrag tot herziening van het Trac taat van 19 April 1839 wijst de minister er op, dat het bij de onderhandelingen over het Ncderlandsch-Belgisch tractaat niet ging om «en willekeurig do-ut-des-contract, Ier hand enomen door België en Nederland tot re- |eling van wederzijdsche belangen, maar om een concreet in zich zelf bepaald inter nationaal vraagstuk, het probleem van Bel gië, dat in 1839 in een drietal verdragen internal ionaal geregeld was, waarvan de herziening na afloop van den oorlog aan de orde werd gesteld. Dit probleem wordt in het leven geroepen door de geografische lig ging van Nederland ten opzichte van Bel gië, waardoor voor het laatste land eigen aardige moeilijkheden bestaan, zoowel wat betreft zijn «taalkundige configuratie als voor zijn economische ontwikkeling. Nederland weigerde pertinent deze moei lijkheden te helpen ondervangen door toe te stemmen in territoriale grenswijziging of deelneming aan een oplossing der veillg- hAtekweslie, waardoor Nederland militair gebonden zou worden en gevaar liep met j verlies van zijne zelfstandigheid in buiten- j tandsche verwikkelingen te worden mcege- j sleept. Onder deze omstandigheden zou hel' noch in het algemeen, noch mei het oog op de verhouding tot België een verstandige politiek zijn, wanneer Nederland zich niet in principe bereid had betoond tot welwil lend onderzoek van België's economische desiderata. Reeds in het verdrag van 1839 werden voorzieningen getroffen ter tegemoetkoming aan de economische moeilijkheden, die uit België's geografisclïe ligging voortvloeien. Het nieuwe tractaat moet dienen om deze voorzieningen aan de eischen van den tijd aan te passen. De Nederlandsehe regeering ontkent ten stelligste, dat ten aanzien van deze vraag stukken in 192-i een ander standpunt inge nomen had moeten worden, dan direct na den oorlog. Het zou met de consequentie en de be- _HM— trouwbaarheid, die do Nederlandsehe inter- bereiken, eenige lading inneemt of lost-, land niet gehouden zou zijn, de kosten van het meerdere te betalen. Voor Nederland is de thans getroffen regeling van het allergroot©te belang, om dat zq onze politieke positie aan de Schelde bevestigt en versterkt Nederland neemt thans oen actief aan- dee/op zich iu de zorg voor de bevaarbaar heid van het eigen riviergedeelte, terwijl tot disver de kosten van die zorg geheel door België werden gedragen, alsof do Schelde een Belgische rivier was. In deze negatieve opvatting, welke den schijn wekt van onverschilligheid, lag een politiek ge vaar, dat na den oorlog acuut aan den dag is getreden en voor het forum der mogendhedentot uitdrukking kwam. Het zou verkeerd zijn të me enen, dat er voor het bij de onderhandelingen ingenomen stand punt geen reden meer zou zijn en het ware roekeloos de lessen van liet verleden dienaangaande voor de toekomst te verwaar- loozen. De scheidsrechterlijke procedure. De minister vraagt zich af, hoe hier te lande bezwaar kan worden gemaakt tegen de scheidsrechterlijke procedure, die voor geschillen in zake het Schelde-regiem is aanvaard. Gezinspeeld is op de mogelijkheid dat minder bevoegde personen geroepen zouden worden, om in speciale technische kwesties uitspraak te doen. Voor zoover deze mogelijkheid bestaat, mag de vraag worden gesteld, of dit bezwaar zat vervallen, in dien de voorgenomen scheidsrechterlijke in stantie achterwege bleef en of het Perma nente Hof van Internationale Justitie, ha beide partijlen daarvan de obligatoire juris dictie hebben aanvaard, een meer bevoegde rechter zou z$n. Doorgaande schepen. Alleen schepen, die de Westerschelde op varen om zich rechtstreeks naar Antwerpen te begeven, zullen gedurende hun doorvaart voor oponthoud vanwege de Nederlandsehe rechterlijke en administratieve autoriteiten autoriteiten zrjn gevrijwaard. Uitdrukkelijk is gestipuleerd, dat een vaar tuig, hetwelk, alvorens zryn bestemming te nationale politiek kenmerken, niet hebben gestrookt, wanneer wij tot een dergelijke vernedering van houding waren overgegaan op het oogenblik, dat aan het geding zoowel in zijn politieke- als in zijn economische as- daardoor ophoudt in doorvaart te zijn. Het spreekt van zelf, dat een doorgaand schip zich zal hebben te gedragen naar de regelen, die voor het verkeer gelden, en dat fceza ook door Nederlandache autoriteiten zullen pecten le openen, met alle moeilijkheden en j kunnen worden gehandhaafd. De regeering gevaren daaraan verbonden. Niettemin heeft de Nederlandsehe regee- riijg.in de op het verdrag uitgeoefende cri- tiek ann 1 eiding gevonden om zich opnieuw fiiet do Belgische regeering in verbinding te stellen, tot nadere regeling van enkele pun ten. De resultaten van het gepleegde over leg zijn neergelegd in een aan de Memorie toegevoegd additioneel protocol, dat dezelf de bindende kracht heeft als het verdrag zelf. Het Schelde-regiem. Volgens T verdrag van 1839 namen Ne derland en België ieder voor zijn eigen ge bied de zorg op zich voor het behoud van de vaarwateren op de Schelde. Tegelijkertijd werd een college van commissarissen inge steld voor periodiek overleg over zaken van gemeenschappelijk belang. In 1919 werd te Parijs door België het vitaal belang van de Sch de voor dat land op den voorgrond ge steld en betoogd, dat deze rivier, hoofdza kelijk Belgische belangen dienende, niette min grootendeels aan België's invloed ont trokken was, zoodat België voor de bruik baarheid van zijn uitweg naar de zee af hankelijk was van het welnemen van Ne derland. Hoewel België tot nog toe zeker geen aan leiding had, om zich over Nederland's loya liteit in deze te beklagen, moet worden toe gegeven, dat België's verlangen tot meerde re waarborgen voor het onderhond der- Schelde een zekere gegrondheid niet ontzegd kan worden. Dientengevolge kan Nederldnd in toestemmen, dat in plaats van het ge meenschappelijk toezicht der commissaris na een gemengde beheerscommissie wordt ingesteld, aan welke de geregelde zorg voor de bevaarbaarheid der Schelde wordt toe vertrouwd. Temeer waar een dergelijke re geling geheel ligt in de lijn der rechtsont wikkeling ten aanzien van de internationale rivier. Nederland's verplichting. Hel in hel verdrag aanvaarde beginsel dat de Schelde op ieder oogenblik aan de eischen Qer scheepvaart moet voldoen, beteekent JJiet, dal Nederland een in blanco geteeken- de promesse voor de toekomst afgeeft. De mans aan de Kamer overgelegde kaart, wel ke den bestaanden toestand aangeeft, die voor de toekomst gehandhaafd moet worden geeft niet anders dan een maximum-sche ma. Verzanden thans bestaande vaargeulen min kunnen daarvoor andere in gebruik Worden genomen, mits deze aan dezelfde voorwaarden van bevaarbaarheid en veilig heid voldoen. Togenoyer de van verschillende zijden ge- jj^k'.e bezwaren met betrekking tot den «eoerlandschen onderhoudsplicht, merkt de mister op ,dat door de desbetreffende be ulingen komt te vervallen de in 't verdrag in 1839 vastgelegde verplichting voor Ne- oni 'n geval van verzanding der vo p <?°»or verschillende critici gevreesd. hUür *>e'gië geheet nieuwe waterwegen naar zee aan te leggen. w n ket additioneel protocol is m het ge- ■tgue overleg alsnog vastgesteld, dat, aLiieta- het noodzakelijke baggerwerk. ge- •-•o m de middelen van vervoer en telkens •fear J00.1' e?n WW* v*n twintig feedè beginnen met het in werking iran t'- bef verdrag, een hoeveelheid o.OOO.OOO M 3. te boven gaat, Neder kau dan ook niet toegeven, dat met deze regeling Nederlandsehe hoogheidsrechtan zouden worden aangetast. Het betreft hier slechts een uitbreidiug. Van reeds in hot verdrag van 1839 getroffen regelingen. Het loodswezen In het verdrag heeft men getracht, een oinde te maken aan da concurrentie tusschen Belgische en Nederlandsehe loodsen, voor beiao partijen even schadelijk. Met de be paling, dat de loodsgelden naar Antwerpen niet hooger zullen z'rj.n dan die naar Bot terdam, beoogde de Regeering slechts te kennen te geven, de Antwerpse he haven niet langs dezen weg te willen benadeelen. De kanalen. Evenals die betreffende het Schelde-regimo moesten ook de bepalingen van het verdrag van 1839 betreffende de verbinding van Antwerpen met den Rijn aan de gewijzigde tjjdsomstaudigliejen worden aangepast. Door de verleening van toestemming voor den aanleg van het kanaal AntwerpenMoerdjjk vervalt Nederlands verplichting tot moder- niseering van het kanaal van Zuid-Beveland. Alleen het kanaal AntwerpenRuhrort is in zooverre een afwijking van den opzet der scheidingsregeling, dat het recht daarop na den aanleg van de spoorwegverbinding in 1873 is vervallen. Dg regeering vestigt er de aandacht op hoe de trits der Nederlandsehe en Belgische Rijn- en Maashavens aan den mond van de Nederlandsehe delta zich voordoet als een natuurlijke geografische gemeen chap, welke gehjko belangen te verdedigen heelt tegen over de Fransche en Duitsche kanaalplannen, die het Rynverkeer beoogen af te leiden naar eigen havens. Men dient daarom in deze meer oog te hebben voor hetgeen beide landen voresnigt, dan voor wat hen vcideeld houdt. Het is begrijpelijk, dat de grati3 sleep dienst tusschen Dordrecht en Antwerp :-n, door België ingevoerd, bij de Nederlandsehe belanghebbenden ontstemming heeft verwekt. België heeft zich echter thans in het additioneel protocol verbonden, aan dsn be staanden gratis sleepdienst geenerfei uit breiding meer te geven en dezen uiterlijk bij de indienststelling van het kanaal Ant werpenMoerdijk geheel te doen verdwijnen. De nieuwe kanalen zullen ook voor Ne derland ongetwijfeld voordeden geven, waar van dc be teekenis niet mag worden onder schat. Men verlieze bovendien niet uit het het oog, dat, indien tot den aanl&g dezer kanalen mocht worden overgegaan, het nog vele jaren zal duren, alvorens zij in gebruik genomen kunnen worden. Tegen dien tijd zal de ontwikkeling van het Rotterdamscne havencomplex zoover gevorderd zijn, en zijn positie zoodanig bevestigd, dat het niet aan nemelijk schijnt, dat deze door de nieuwe kanalen ernstig in gevaar zouden worden ge bracht em dat Antwerpen daardoor gelegen heid zal krijgen, Rotterdam een deel van zijn bedrijf afhandig te maken. De vrees, dat groofce sommen, welke zijü besteeo om het verkeer te water van Lim burg naar het Noorden, te verbeteren, ala gevolg van de rechutreeksclie kanaalver- binriing met Antwerpen, al- verloren geld zouden moeten worden beschouwd, komt den minister niet gerechtvaardigd voor. Voor die vrees zou alleen grand bestaan, wanneer de Limburgsche kolen èn andere Limbarg- sche producten voor eon belangrijk deel bestemd waren voor uitvoer over s-e. De voorgenomen verbetering van het ka naal van Luik naar Maastricht en van de Zuid-Willemsvaart, zullen ongetwijfeM ais geheel genomen, Nederland niet minder dan België ten goede komen .Door het kanaal van Maastricht naar Neeroeteren wordt Bel gisch Limburg ontsloten voor onze- zeeha vens. Ook voor de steenkoolvoorziomng van ons land zal dit kanaal van waarde blijken. In hel additioneel protocol is nog eens buiten twijfel gesleld. dal. voor het geval ten aanzien van eenig punt of gedeelte van een der bestaande kanalen de door het Tractaat beoogde verbetering ernstige be zwaren zal ontmoeten, een andere oplossing zal moeien worden gezocht. Zeeuw3ch-Vlaandcren. De belangen van Zesuwsch-Vlaanderen en in het bijzonder die van Terneuzen, wor den inderdaad sterk benadeeld door de bij zondere tarieven door België voor spoorweg- zendingen naar Belgische zeehavens toege staan. Een regeling van deze kwestie kwam echter bij de herziening van het Scheidings- tractaat niet in aanmerking. Inmiddels heeft de Nederlandsehe regeering Terneuzen's be langen geenszins veronachtzaamd. Ondanks aanvankelijk verzet, heeft de Nederlandsehe regeering van België gedaan welen te krijgen, dat Terneuzen, wat de spoorwegtarieven betreft, hersteld wordt in den toestand van voor den oorlog en met Antwerpen gelijkgesteld De daarvoor noodige .voorschriften liggen reeds geruimen lijd le Brussel gereed en de afkondiging daarvan is alleen vertraagd door het verzet .hetwelk het Verdrag in Ne derland heeft ontmoet. Weerlegging der critiek. In zake de opheffing van de Belgische neutraliteit zegt de minister dat zij, die ach teraf van Nederlands toestemming hiertoe een grief maken tegen het verding, de ver anderingen voorbij zien, die de wereldoor log in de internationale verhoudingen heeft achtergelaten. Ook dat de Wielingenkwestie onafgedaan bleef, behoeft iot bezorgdheid geen aanleiding te geven. Ook in het verle den heeft deze toestand niet tot ernstige practische moeilijkheden geleid. Wat de verandering in de positie van Ant werpen betreft nopens het verkeer van oor logsvaartuigen, deze is slechts van beperk ten omvang en strekt zich niet uil tot Ne- dcrlandsch gebied. De toestand is deze, dat aan België de voldoening werd gegeven, van een verwijdering uil zijn statuut van de daarin opgenomen souvereiniteitsbeperkin- gen. De Nederlandsehe souve.reinileil bleef evenwel ongerept en het recht van Neder land onaangetast om zelfstandig te beslis sen of en onder welke voorwaarden op zijn watergebied, in casu de Schelde, vreemde oorlogsschepen worden toegelaten. Het ver keer van Belgische oorlogsschepen op de Schelde wordt derhalve beheerscht door de regeling van liet internationaal recht. Ds casus belli-verklaring. Het standpunt, gehuldigd in door de Ne derlandsehe delegatie afgelegde verklaring, dat: „De Nederlandsehe regeering zich te geener tijd onverschillig zou toonen, wan neer het grondgebied van Nederland opzet telijk zou worden geschonden en dat zij, voor zooveel de bepalingen van het Hand vest van den Volkenbond zulks toelieten, zoodanige schending, waar zij ook zal plaats hebben, als een casus belli zal be schouwen" is vanzelfsprekend. Het strookt met de houding, door Nederland gedurende den wereldoorlog ingenomen en met de gangbare rechts- en politieke opvattingen. Deze verklaring is geen verbintenis en is van algemeene strekking. Uitdrukkelijk werd bij het debat builen twijfel gesteld, dat Nederland zich voorbehield zijn defen siestelsel in volle onafhankelijkheid le re gelen. Bovendien staal de verklaring op den grondslag en in het kader van het Volken bondsstelsel, waarvan de verplichtingen door Nederland zijn aanvaard. Collectieve verdragen van Londen. Do onderleekening van het nieuwe N^der- landschBelgische verdrag op 3 April 1925 had niet plaals, dan nadat de Britsche en Fransche regeeringen van den inhoud daar van hadden kennis genomen en zich hij nota bereid hadden verklaard, de op 19 April 1839 te Londen met Nederland en België gesloten collectieve verdragen te la ten vervallen. Te dien einde werd op 22 dezer te Parijs met deze beide mogendheden een verdrag gesloten, dat thans ook ier goedkeuring wordt aangeboden. RECLAME. Deze Kamers zijn zeer mooi en extra voordeelig HOOGSTRAAT 1-2. 1.» IIM >1 mi »l M< I98 ft 6988 (Zitting van gisteren.) Intrekking Crisiswetten. Aan dc orde is het wetsontwerp tot in trekking van verschillende crisiswetten. De lieer v. VOORST TOT VOORST (R -lO had ook gaarne gezien, dat de wet, rege lende den uil voer van boter en kaas was ingetrokken. Iïet is tijd, dat het uitvoeren daarvan eens vrij wordt. De heer EBEL (Y.-D.) spreekt in ge lijken zin. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer KAN, zcg$. dat deze wet oorspron kelijk niet als crisis-wet is opgezet, maar tot crisiswetje is gepromoveerd in Aug. 1911. Feitelijk is deze wet niet anders be doeld dan als een wet, die in buitengewone omstandigheden zou gelden. De vrees, dat men aan deze wet nog eens een toepassing zal geven, is hersenschimmig. Het wetje zal ingetrokken worden, zoodra een ander tol stand gekomen is, dat export van boter en kaas zonder rijksmerk weert. Het wetje doet dus absoluut geen kwaad. Het wetsontwerp wordt goedgekeurd Goedgekeurd worden Wetsontwerp Wijzi ging van artikel 3 van de wet van 29 Juni 1899, Wetsontwerp Wijziging van de Wet tot regeling van de inkomsten en uitgaven van liet Staalsmijnbedrijf voor 1925. De Naarder kweekers. Aan de orde is de conclusie van hel ver slag der Commissie omtrent de Memorie, aangaande hetgeen is verricht in zake de door de Kamer op 21 Mei 1923 aangenomen conclusie omtrent het verzoek van de Han delsvennootschap onder de firma Jac. Smits en Co. en andere planlen- en boom- kweekers, te Naarden, om schadeloosstelling in verband met de voorbereiding van mili taire inundation op hun gronden gedurende den mobilisatietijd. De Minister van Oorlog, de heer LAM- BOOY, zegt. dat de conclusie luidt den Mi nister le verzoeken de schadeloosstelling toe le kennen. Spr. kan die conclusie niet deelen. De commissie heeft niet voor oogen gehouden, dat dc onderzoekscommissie niet een arbitrage-, maar een adviescommissie was. De Minister had het recht van dit advies af te wijken, als hij uit andere in lichtingen een andere meening kreeg. Uitvoerig heeft spr. aangegeven, dat niet vaststaat, dat dc schade het gevolg is van de militaire werken. Hij verwijst daarnaar en btijfl dus van meening, dat hier geen bij zondere omstandigheden waren, die scha deloosstelling rechtvaardigen. Spr. waar schuwt de Kamer, dat, als deze aanvrage is ingewilligd, vele andere aanvragen zul len opduiken. De heer DüYS (S.-D.) haalt uitvoerig de gansche geschiedenis van deze kwestie op. Minister Ailing von Ceusau heeft indertijd toegezegd een commissie van arbitrage le zullen instellen. Maar wat weel men aan Oorlog van arbitrage? Daar vecht men im mers. (Gelach). Als de commissie-Van Elzelinge had ge weten, dat haar rapport weer eens door een ambtenaar zou worden uitgeplozen, hadden die heeren stellig geen lust gehad om het werk te doen. De kweekers mogen dit rap port niet eens zien; wel echter hel rapport dat in hun nadeel was. Zelfs mag de com missie-El zelingc niet liet andere rapport zien. Het lijkt alsof men aan het departement net zoo lang zocht lot men deskundigen heeft gevonden, die ongunstig adviseeren. Wat niet past in de kraam van het depar tement wordt verdonkeremaand, b.v. de cij fers uit het rapport -Wollman, die heele- maal niet klopten met de cijfers van den Rijkswaterstaat. Uitvoerig loont spr. aan. dat de super- arbiter van den Minister, Beulh, onwaar heden «preekt. Het is volgens hem noodza kelijk, dat deze* man uit den dienst verwij derd wordt. Spr. hoopt, dat de Kamer de conclusie der commissie zal aannemen. De heer OUD (V.-R.) wenscht volledige inlichtingen van den Minister tegenover de mededeelingen van den heer Duys. Hij hoopt, dat de Minister niet uit misplaatste ridderlijkheid zijn voorgangers zal sjjaren als het hier om zoo'n belang gaat. Ook hij is van oordeel, dat het departement niet steeds nieuwe adviezen moet vragen, als ze die van deskundigen reeds heeft ontvan gen. De heer DE WILDE (A.-R.) verdedigt als voorzitter der commissie uit de Kamer nog nader de conclusie. De rede van den heer Duys slaat feitelijk buiten de kwestie, even als gedeeltelijk die van den Minister. De Minister verwijst de mensehen naar den rechter, maar dat is te laat. De regeering heeft indertijd arbitrage toegezegd en daar van had ze niet moeien afwijken, want zij had daarmede de mogelijkheid erkend, dat er aanleiding kan zijn voor schadeloos stelling. De regeering heeft zelf de com missie benoemd en de te onderzoeken vra gen gesleld. Dan is het toch alleszins billijk dat de regeering het rapport der commis sie aanvaardt. De Minister heeft toen advies gevraagd aan don heer Beuth, maar deze heer heeft de leiding gehad van de inun- daliewerken en hij is het juist geweest, die altijd ontkende, dat er schade geleden was. Juist naar zijn beweringen is onderzoek in gesteld. De heer VAN DIJK (A.-R.) ontslaat den Minister gaarne van de ridderlijkheid om zijn voorganger te verdedigen, ook als die fouten beging. Spr. komt op tegen eenige aantijgingen van den heer Duys tot hem gericht, o.a. tegen zijn bewering, dat stalen van den waterstand valsch of vervalscht waren. Die verschillen in de opgave van den wa terstand vonden hun oorzaak hierin, dat men in de oorlogsjaren niet over dezelfde gegevens beschikte als vóór dien. De astro nomische en werkelijke waterstanden ver schillen altiid Van de 51 cijfers «b J73 in hel voordeel van de kweekers cn 2/3 in hel nadeel van hen. Onjuist waren ook de mcdcdcclingcn over den heer Beuth, wiens daden spr. niet alia kan goedkeuren, maar die niet den blaam verdient, die dc heer Duys op hem wierp. De heer DE VISSER (C.-II.) wenscht, dat dc Minister uitdrukkelijk zal verklaren hoe het zit met de cijfers, die volgens den heer Duys verdonkeremaand zijn. Een dergclijka beschuldiging mag niet blijven liggen. De MINISTER vraagt zich nog te mogen bedenken over deze aangelegenheid. De conclusie wordt aangehouden. Eenige andere conclusies worden afge* daan. (Tijdens deze conclusies ontslaat groot lawaai op de tribune. Iemand roept: Stop. Ik beschuldig den Minister van valschheid in geschrifte want mijn-adres is afgehamerd. Schurkenstreken. Ze hebben mij gerui* ncerd!) De vergadering wordt verdaagd lol Dinsw dag 1 uur. Conferentie-onmacht Econo mie en arbeid Noodzaaksge* benrlijkheden Overwinning van 't blanke ras. Dc voorbereidende ontwapeningsconfe rentie, door onzen gezant te Parijs, jhiw Loudon, op erkend voortreffelijke wijze ge leid onze diplomaten nemen meer en meer een eerste plaats in op Volkenbonds- tcrreinl is uiteengegaan zonder veel resultaat, gelijk te verwachten was. Geze gevierd heeft het Fransche standpunt, dat de materie in den meest uilgebreiden zin onder de loupe wil nemen en zoo de feite* lijke ontwapening uitstelt tot ja, tot wanneer.Voor cn aleer men toch op die manier alles heeft bezien en nageplozenI Meer dan een fraai gebaar is te Genöve in werkelijkheid dus niet gemaakt. Als schrille tegenstelling met Italië's mee doen aan die de wereld zoel-houdende ver- looning specchde Mussolini te Genève en later nog in een andere ltaliaansche stad op liet weerbaar-maken van Italië door het fascisme. En wanneer men daarnevens nog plaatst het militant maken van de Russi sche jeugd door de sovjets, wel, dan tast men zoo ongeveer de waarheid in het ont wapeningsprobleem en zal men begrijpen, dat van de huidige regeeringen in het alge meen weinig, practisch naar het doel voe rende maatregelen zijn te verwachten. Inmiddels is te Genève al weer een nieuwe conferentie aangevangen, de z.g. arbcidsconferenlie. Wederom door een land genoot geleid. N.I. door mgr. Nolens. Met wil ons voorkomen, dat daar tenminste iets te bereiken zal zijn, al doet men góed de verwachtingen niet te hoog te spannen. De economische omstandigheden als anders zins in dc diverse Janden loopen zoozeer uiteen, dat algemeene regelen zeer bezwaar lijk zijn le treffen. En wit heeft men aan starre bepalingen, die in het zakelijk leven slechts slagnatie brengen? Regelen is best, mits dit gebeurt met dc noodige soepelheid en dat vergeet men nog al eens in deze tij den van dwang in iedere materie 3t oulrance, leidend lot onvermijdbare botsin gen etc. Deze arbeidsconferentie is overigens wel een bijeenkomst van belang, waar economie cn arbeid than3 zoozeer door elkaar heen zijn gevlochten. Stilleggen van den arbeid verslindt economische schallen, 't Is in de jongste algemeene staking in Engeland die thans door vrijwel alle vooraanstaande labour-leiders zelf scherp veroordeeld wordt als niet weer te hanteeren wapen op nieuw gebleken en dit blijkt nog uit de altijd rog voortdurende mijnstaking in Groot- Britlanje, waardoor langzaam aan dc maat schappij eveneens ontwricht wordt. Zijn er a! niet meer dan een half millioen gedwon gen werkloozen bijgekomen ten laste der maatschappij en verhoogt iedere dag dit aantal niet? Afgezien van het verlies, aan het produclie-wezen toegebracht, dat ten slotte pvcnzeer op de gansche maatschappij terugvalt. Tot overmaat van ramp is het mijncon- flict bijkans hopeloos vaslgeloopen en noch door betrokkenen, noch door regeering weer in gang le brengen, naar het schijnt. Wil men tol nieuwe besprekingen komen, dan zullen invloedrijke buitenstaanders met nieuwe ideëen moeten komen, wil hot ons voorkomen. Het feit, dat echter zoowc' in - Labour als bij de liberale en conservatieve partijen allesbehalve eensgezindheid heerscht, doet uit politieke kringen weinig goeds verwachten. Speciaal in de oude liberale partij is het weer mis, daar tussehen Asquith en Lloyd George weinig minder dan een oorlogstoe stand is ontstaan. Waarbij de laatste wel iswaar de beste kansen hpeft, maar die toch r.och zijn eigen prestige, noch dat van de partij schragen. Uit noodzaak wordt even wel soms wel eens wat geschapen en die noodzaak komt in Engeland ?oo langzamer hand. Noodzaak deed in België het kabinet- Jaspar geboren worden, maar al heeft het in de Kamer een votum van vertrouwen ge kregen met zeldzame meerderheid, het slaat niettemin zwak. Na een aanvankelijke stijging i9 de franc alweer op haar retour. Ongetwijfeld mede door het wroeten buiten het parlement om van degenen, die de kans. schoon meenen te zien om de combi natie R.-K.S.-D. uit elkaar te drijven. Het landsbelang boven alles te stellen schijnt in onze verpolitiekte periode tot de onmo gelijkheden le behooren Een blijvende stijging schijnt voor d>n Franschen franc al evenmin weggelegd. Ook daar voortdurende schommeling, wal de regeering Briand-Peret ook doel. Dit wei nige resultaat stevigt de positie van het kabinet uit den aard der zaak niet en van links wordt de oppositie al krachti ger. Of Briand zich zonder hulp van rechts nog wol staande zou kunnen houden?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 9