Het hederlandsch-Belgisch Verdrag
Eiken Slaapkamer-
Ameublementen
OEBR. BRÜNING
f 131.50
No 20308.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 Mei
Derde Blad
Anno 1926.
Verdediging door JHR. VA?J K&RNEBEEK
Wij ontvingen een groote partij
geheel compleet, vanaf
H Buitenl. Weekoverzicht.
(Ie baan door het verdrag vrij voor een vreedzame onlwijikellng der onderlinge verhogingen.
In de thans verschenen Memorie van Ant
woord nopens het -wetsontwerp tot goed
keuring van liet op 3 April 1925 le 's-Gra-
venhagc tusschen Nederland en België ge
sloten verdrag tot herziening van het Trac
taat van 19 April 1839 wijst de minister er
op, dat het bij de onderhandelingen over het
Ncderlandsch-Belgisch tractaat niet ging om
«en willekeurig do-ut-des-contract, Ier hand
enomen door België en Nederland tot re-
|eling van wederzijdsche belangen, maar
om een concreet in zich zelf bepaald inter
nationaal vraagstuk, het probleem van Bel
gië, dat in 1839 in een drietal verdragen
internal ionaal geregeld was, waarvan de
herziening na afloop van den oorlog aan de
orde werd gesteld. Dit probleem wordt in
het leven geroepen door de geografische lig
ging van Nederland ten opzichte van Bel
gië, waardoor voor het laatste land eigen
aardige moeilijkheden bestaan, zoowel wat
betreft zijn «taalkundige configuratie als
voor zijn economische ontwikkeling.
Nederland weigerde pertinent deze moei
lijkheden te helpen ondervangen door toe
te stemmen in territoriale grenswijziging of
deelneming aan een oplossing der veillg-
hAtekweslie, waardoor Nederland militair
gebonden zou worden en gevaar liep met j
verlies van zijne zelfstandigheid in buiten- j
tandsche verwikkelingen te worden mcege- j
sleept. Onder deze omstandigheden zou hel'
noch in het algemeen, noch mei het oog op
de verhouding tot België een verstandige
politiek zijn, wanneer Nederland zich niet
in principe bereid had betoond tot welwil
lend onderzoek van België's economische
desiderata.
Reeds in het verdrag van 1839 werden
voorzieningen getroffen ter tegemoetkoming
aan de economische moeilijkheden, die uit
België's geografisclïe ligging voortvloeien.
Het nieuwe tractaat moet dienen om deze
voorzieningen aan de eischen van den tijd
aan te passen.
De Nederlandsehe regeering ontkent ten
stelligste, dat ten aanzien van deze vraag
stukken in 192-i een ander standpunt inge
nomen had moeten worden, dan direct na
den oorlog.
Het zou met de consequentie en de be- _HM—
trouwbaarheid, die do Nederlandsehe inter- bereiken, eenige lading inneemt of lost-,
land niet gehouden zou zijn, de kosten van
het meerdere te betalen.
Voor Nederland is de thans getroffen
regeling van het allergroot©te belang, om
dat zq onze politieke positie aan de Schelde
bevestigt en versterkt
Nederland neemt thans oen actief aan-
dee/op zich iu de zorg voor de bevaarbaar
heid van het eigen riviergedeelte, terwijl
tot disver de kosten van die zorg geheel
door België werden gedragen, alsof do
Schelde een Belgische rivier was. In deze
negatieve opvatting, welke den schijn wekt
van onverschilligheid, lag een politiek ge
vaar, dat na den oorlog acuut aan den
dag is getreden en voor het forum der
mogendhedentot uitdrukking kwam. Het
zou verkeerd zijn të me enen, dat er voor
het bij de onderhandelingen ingenomen stand
punt geen reden meer zou zijn en het
ware roekeloos de lessen van liet verleden
dienaangaande voor de toekomst te verwaar-
loozen.
De scheidsrechterlijke procedure.
De minister vraagt zich af, hoe hier te
lande bezwaar kan worden gemaakt tegen
de scheidsrechterlijke procedure, die voor
geschillen in zake het Schelde-regiem is
aanvaard. Gezinspeeld is op de mogelijkheid
dat minder bevoegde personen geroepen
zouden worden, om in speciale technische
kwesties uitspraak te doen. Voor zoover deze
mogelijkheid bestaat, mag de vraag worden
gesteld, of dit bezwaar zat vervallen, in
dien de voorgenomen scheidsrechterlijke in
stantie achterwege bleef en of het Perma
nente Hof van Internationale Justitie, ha
beide partijlen daarvan de obligatoire juris
dictie hebben aanvaard, een meer bevoegde
rechter zou z$n.
Doorgaande schepen.
Alleen schepen, die de Westerschelde op
varen om zich rechtstreeks naar Antwerpen
te begeven, zullen gedurende hun doorvaart
voor oponthoud vanwege de Nederlandsehe
rechterlijke en administratieve autoriteiten
autoriteiten zrjn gevrijwaard.
Uitdrukkelijk is gestipuleerd, dat een vaar
tuig, hetwelk, alvorens zryn bestemming te
nationale politiek kenmerken, niet hebben
gestrookt, wanneer wij tot een dergelijke
vernedering van houding waren overgegaan
op het oogenblik, dat aan het geding zoowel
in zijn politieke- als in zijn economische as-
daardoor ophoudt in doorvaart te zijn. Het
spreekt van zelf, dat een doorgaand schip
zich zal hebben te gedragen naar de regelen,
die voor het verkeer gelden, en dat fceza
ook door Nederlandache autoriteiten zullen
pecten le openen, met alle moeilijkheden en j kunnen worden gehandhaafd. De regeering
gevaren daaraan verbonden.
Niettemin heeft de Nederlandsehe regee-
riijg.in de op het verdrag uitgeoefende cri-
tiek ann 1 eiding gevonden om zich opnieuw
fiiet do Belgische regeering in verbinding te
stellen, tot nadere regeling van enkele pun
ten. De resultaten van het gepleegde over
leg zijn neergelegd in een aan de Memorie
toegevoegd additioneel protocol, dat dezelf
de bindende kracht heeft als het verdrag
zelf.
Het Schelde-regiem.
Volgens T verdrag van 1839 namen Ne
derland en België ieder voor zijn eigen ge
bied de zorg op zich voor het behoud van de
vaarwateren op de Schelde. Tegelijkertijd
werd een college van commissarissen inge
steld voor periodiek overleg over zaken van
gemeenschappelijk belang. In 1919 werd te
Parijs door België het vitaal belang van de
Sch de voor dat land op den voorgrond ge
steld en betoogd, dat deze rivier, hoofdza
kelijk Belgische belangen dienende, niette
min grootendeels aan België's invloed ont
trokken was, zoodat België voor de bruik
baarheid van zijn uitweg naar de zee af
hankelijk was van het welnemen van Ne
derland.
Hoewel België tot nog toe zeker geen aan
leiding had, om zich over Nederland's loya
liteit in deze te beklagen, moet worden toe
gegeven, dat België's verlangen tot meerde
re waarborgen voor het onderhond der-
Schelde een zekere gegrondheid niet ontzegd
kan worden. Dientengevolge kan Nederldnd
in toestemmen, dat in plaats van het ge
meenschappelijk toezicht der commissaris
na een gemengde beheerscommissie wordt
ingesteld, aan welke de geregelde zorg voor
de bevaarbaarheid der Schelde wordt toe
vertrouwd. Temeer waar een dergelijke re
geling geheel ligt in de lijn der rechtsont
wikkeling ten aanzien van de internationale
rivier.
Nederland's verplichting.
Hel in hel verdrag aanvaarde beginsel dat
de Schelde op ieder oogenblik aan de eischen
Qer scheepvaart moet voldoen, beteekent
JJiet, dal Nederland een in blanco geteeken-
de promesse voor de toekomst afgeeft. De
mans aan de Kamer overgelegde kaart, wel
ke den bestaanden toestand aangeeft, die
voor de toekomst gehandhaafd moet worden
geeft niet anders dan een maximum-sche
ma. Verzanden thans bestaande vaargeulen
min kunnen daarvoor andere in gebruik
Worden genomen, mits deze aan dezelfde
voorwaarden van bevaarbaarheid en veilig
heid voldoen.
Togenoyer de van verschillende zijden ge-
jj^k'.e bezwaren met betrekking tot den
«eoerlandschen onderhoudsplicht, merkt de
mister op ,dat door de desbetreffende be
ulingen komt te vervallen de in 't verdrag
in 1839 vastgelegde verplichting voor Ne-
oni 'n geval van verzanding der
vo p <?°»or verschillende critici gevreesd.
hUür *>e'gië geheet nieuwe waterwegen naar
zee aan te leggen.
w n ket additioneel protocol is m het ge-
■tgue overleg alsnog vastgesteld, dat,
aLiieta- het noodzakelijke baggerwerk. ge-
•-•o m de middelen van vervoer en telkens
•fear J00.1' e?n WW* v*n twintig
feedè beginnen met het in werking
iran t'- bef verdrag, een hoeveelheid
o.OOO.OOO M 3. te boven gaat, Neder
kau dan ook niet toegeven, dat met deze
regeling Nederlandsehe hoogheidsrechtan
zouden worden aangetast. Het betreft hier
slechts een uitbreidiug. Van reeds in hot
verdrag van 1839 getroffen regelingen.
Het loodswezen
In het verdrag heeft men getracht, een
oinde te maken aan da concurrentie tusschen
Belgische en Nederlandsehe loodsen, voor
beiao partijen even schadelijk. Met de be
paling, dat de loodsgelden naar Antwerpen
niet hooger zullen z'rj.n dan die naar Bot
terdam, beoogde de Regeering slechts te
kennen te geven, de Antwerpse he haven
niet langs dezen weg te willen benadeelen.
De kanalen.
Evenals die betreffende het Schelde-regimo
moesten ook de bepalingen van het verdrag
van 1839 betreffende de verbinding van
Antwerpen met den Rijn aan de gewijzigde
tjjdsomstaudigliejen worden aangepast. Door
de verleening van toestemming voor den
aanleg van het kanaal AntwerpenMoerdjjk
vervalt Nederlands verplichting tot moder-
niseering van het kanaal van Zuid-Beveland.
Alleen het kanaal AntwerpenRuhrort is
in zooverre een afwijking van den opzet
der scheidingsregeling, dat het recht daarop
na den aanleg van de spoorwegverbinding
in 1873 is vervallen.
Dg regeering vestigt er de aandacht op
hoe de trits der Nederlandsehe en Belgische
Rijn- en Maashavens aan den mond van de
Nederlandsehe delta zich voordoet als een
natuurlijke geografische gemeen chap, welke
gehjko belangen te verdedigen heelt tegen
over de Fransche en Duitsche kanaalplannen,
die het Rynverkeer beoogen af te leiden
naar eigen havens. Men dient daarom in
deze meer oog te hebben voor hetgeen
beide landen voresnigt, dan voor wat hen
vcideeld houdt.
Het is begrijpelijk, dat de grati3 sleep
dienst tusschen Dordrecht en Antwerp :-n,
door België ingevoerd, bij de Nederlandsehe
belanghebbenden ontstemming heeft verwekt.
België heeft zich echter thans in het
additioneel protocol verbonden, aan dsn be
staanden gratis sleepdienst geenerfei uit
breiding meer te geven en dezen uiterlijk
bij de indienststelling van het kanaal Ant
werpenMoerdijk geheel te doen verdwijnen.
De nieuwe kanalen zullen ook voor Ne
derland ongetwijfeld voordeden geven, waar
van dc be teekenis niet mag worden onder
schat. Men verlieze bovendien niet uit het
het oog, dat, indien tot den aanl&g dezer
kanalen mocht worden overgegaan, het nog
vele jaren zal duren, alvorens zij in gebruik
genomen kunnen worden. Tegen dien tijd
zal de ontwikkeling van het Rotterdamscne
havencomplex zoover gevorderd zijn, en zijn
positie zoodanig bevestigd, dat het niet aan
nemelijk schijnt, dat deze door de nieuwe
kanalen ernstig in gevaar zouden worden ge
bracht em dat Antwerpen daardoor gelegen
heid zal krijgen, Rotterdam een deel van
zijn bedrijf afhandig te maken.
De vrees, dat groofce sommen, welke zijü
besteeo om het verkeer te water van Lim
burg naar het Noorden, te verbeteren, ala
gevolg van de rechutreeksclie kanaalver-
binriing met Antwerpen, al- verloren geld
zouden moeten worden beschouwd, komt den
minister niet gerechtvaardigd voor. Voor
die vrees zou alleen grand bestaan, wanneer
de Limburgsche kolen èn andere Limbarg-
sche producten voor eon belangrijk deel
bestemd waren voor uitvoer over s-e.
De voorgenomen verbetering van het ka
naal van Luik naar Maastricht en van de
Zuid-Willemsvaart, zullen ongetwijfeM ais
geheel genomen, Nederland niet minder dan
België ten goede komen .Door het kanaal
van Maastricht naar Neeroeteren wordt Bel
gisch Limburg ontsloten voor onze- zeeha
vens. Ook voor de steenkoolvoorziomng van
ons land zal dit kanaal van waarde blijken.
In hel additioneel protocol is nog eens
buiten twijfel gesleld. dal. voor het geval
ten aanzien van eenig punt of gedeelte van
een der bestaande kanalen de door het
Tractaat beoogde verbetering ernstige be
zwaren zal ontmoeten, een andere oplossing
zal moeien worden gezocht.
Zeeuw3ch-Vlaandcren.
De belangen van Zesuwsch-Vlaanderen
en in het bijzonder die van Terneuzen, wor
den inderdaad sterk benadeeld door de bij
zondere tarieven door België voor spoorweg-
zendingen naar Belgische zeehavens toege
staan. Een regeling van deze kwestie kwam
echter bij de herziening van het Scheidings-
tractaat niet in aanmerking. Inmiddels heeft
de Nederlandsehe regeering Terneuzen's be
langen geenszins veronachtzaamd.
Ondanks aanvankelijk verzet, heeft de
Nederlandsehe regeering van België gedaan
welen te krijgen, dat Terneuzen, wat de
spoorwegtarieven betreft, hersteld wordt in
den toestand van voor den oorlog en met
Antwerpen gelijkgesteld
De daarvoor noodige .voorschriften liggen
reeds geruimen lijd le Brussel gereed en de
afkondiging daarvan is alleen vertraagd
door het verzet .hetwelk het Verdrag in Ne
derland heeft ontmoet.
Weerlegging der critiek.
In zake de opheffing van de Belgische
neutraliteit zegt de minister dat zij, die ach
teraf van Nederlands toestemming hiertoe
een grief maken tegen het verding, de ver
anderingen voorbij zien, die de wereldoor
log in de internationale verhoudingen heeft
achtergelaten. Ook dat de Wielingenkwestie
onafgedaan bleef, behoeft iot bezorgdheid
geen aanleiding te geven. Ook in het verle
den heeft deze toestand niet tot ernstige
practische moeilijkheden geleid.
Wat de verandering in de positie van Ant
werpen betreft nopens het verkeer van oor
logsvaartuigen, deze is slechts van beperk
ten omvang en strekt zich niet uil tot Ne-
dcrlandsch gebied. De toestand is deze, dat
aan België de voldoening werd gegeven,
van een verwijdering uil zijn statuut van de
daarin opgenomen souvereiniteitsbeperkin-
gen.
De Nederlandsehe souve.reinileil bleef
evenwel ongerept en het recht van Neder
land onaangetast om zelfstandig te beslis
sen of en onder welke voorwaarden op zijn
watergebied, in casu de Schelde, vreemde
oorlogsschepen worden toegelaten. Het ver
keer van Belgische oorlogsschepen op de
Schelde wordt derhalve beheerscht door de
regeling van liet internationaal recht.
Ds casus belli-verklaring.
Het standpunt, gehuldigd in door de Ne
derlandsehe delegatie afgelegde verklaring,
dat:
„De Nederlandsehe regeering zich te
geener tijd onverschillig zou toonen, wan
neer het grondgebied van Nederland opzet
telijk zou worden geschonden en dat zij,
voor zooveel de bepalingen van het Hand
vest van den Volkenbond zulks toelieten,
zoodanige schending, waar zij ook zal
plaats hebben, als een casus belli zal be
schouwen" is vanzelfsprekend. Het strookt
met de houding, door Nederland gedurende
den wereldoorlog ingenomen en met de
gangbare rechts- en politieke opvattingen.
Deze verklaring is geen verbintenis en is
van algemeene strekking. Uitdrukkelijk
werd bij het debat builen twijfel gesteld,
dat Nederland zich voorbehield zijn defen
siestelsel in volle onafhankelijkheid le re
gelen. Bovendien staal de verklaring op den
grondslag en in het kader van het Volken
bondsstelsel, waarvan de verplichtingen
door Nederland zijn aanvaard.
Collectieve verdragen van Londen.
Do onderleekening van het nieuwe N^der-
landschBelgische verdrag op 3 April 1925
had niet plaals, dan nadat de Britsche en
Fransche regeeringen van den inhoud daar
van hadden kennis genomen en zich hij
nota bereid hadden verklaard, de op 19
April 1839 te Londen met Nederland en
België gesloten collectieve verdragen te la
ten vervallen. Te dien einde werd op 22
dezer te Parijs met deze beide mogendheden
een verdrag gesloten, dat thans ook ier
goedkeuring wordt aangeboden.
RECLAME.
Deze Kamers zijn zeer
mooi en extra voordeelig
HOOGSTRAAT 1-2.
1.» IIM >1 mi »l M< I98 ft
6988
(Zitting van gisteren.)
Intrekking Crisiswetten.
Aan dc orde is het wetsontwerp tot in
trekking van verschillende crisiswetten.
De lieer v. VOORST TOT VOORST (R -lO
had ook gaarne gezien, dat de wet, rege
lende den uil voer van boter en kaas was
ingetrokken. Iïet is tijd, dat het uitvoeren
daarvan eens vrij wordt.
De heer EBEL (Y.-D.) spreekt in ge
lijken zin.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
de heer KAN, zcg$. dat deze wet oorspron
kelijk niet als crisis-wet is opgezet, maar
tot crisiswetje is gepromoveerd in Aug.
1911. Feitelijk is deze wet niet anders be
doeld dan als een wet, die in buitengewone
omstandigheden zou gelden. De vrees, dat
men aan deze wet nog eens een toepassing
zal geven, is hersenschimmig. Het wetje
zal ingetrokken worden, zoodra een ander
tol stand gekomen is, dat export van boter
en kaas zonder rijksmerk weert. Het wetje
doet dus absoluut geen kwaad.
Het wetsontwerp wordt goedgekeurd
Goedgekeurd worden Wetsontwerp Wijzi
ging van artikel 3 van de wet van 29 Juni
1899, Wetsontwerp Wijziging van de Wet
tot regeling van de inkomsten en uitgaven
van liet Staalsmijnbedrijf voor 1925.
De Naarder kweekers.
Aan de orde is de conclusie van hel ver
slag der Commissie omtrent de Memorie,
aangaande hetgeen is verricht in zake de
door de Kamer op 21 Mei 1923 aangenomen
conclusie omtrent het verzoek van de Han
delsvennootschap onder de firma Jac.
Smits en Co. en andere planlen- en boom-
kweekers, te Naarden, om schadeloosstelling
in verband met de voorbereiding van mili
taire inundation op hun gronden gedurende
den mobilisatietijd.
De Minister van Oorlog, de heer LAM-
BOOY, zegt. dat de conclusie luidt den Mi
nister le verzoeken de schadeloosstelling
toe le kennen. Spr. kan die conclusie niet
deelen. De commissie heeft niet voor oogen
gehouden, dat dc onderzoekscommissie niet
een arbitrage-, maar een adviescommissie
was. De Minister had het recht van dit
advies af te wijken, als hij uit andere in
lichtingen een andere meening kreeg.
Uitvoerig heeft spr. aangegeven, dat niet
vaststaat, dat dc schade het gevolg is van de
militaire werken. Hij verwijst daarnaar en
btijfl dus van meening, dat hier geen bij
zondere omstandigheden waren, die scha
deloosstelling rechtvaardigen. Spr. waar
schuwt de Kamer, dat, als deze aanvrage
is ingewilligd, vele andere aanvragen zul
len opduiken.
De heer DüYS (S.-D.) haalt uitvoerig de
gansche geschiedenis van deze kwestie op.
Minister Ailing von Ceusau heeft indertijd
toegezegd een commissie van arbitrage le
zullen instellen. Maar wat weel men aan
Oorlog van arbitrage? Daar vecht men im
mers. (Gelach).
Als de commissie-Van Elzelinge had ge
weten, dat haar rapport weer eens door een
ambtenaar zou worden uitgeplozen, hadden
die heeren stellig geen lust gehad om het
werk te doen. De kweekers mogen dit rap
port niet eens zien; wel echter hel rapport
dat in hun nadeel was. Zelfs mag de com
missie-El zelingc niet liet andere rapport
zien.
Het lijkt alsof men aan het departement
net zoo lang zocht lot men deskundigen
heeft gevonden, die ongunstig adviseeren.
Wat niet past in de kraam van het depar
tement wordt verdonkeremaand, b.v. de cij
fers uit het rapport -Wollman, die heele-
maal niet klopten met de cijfers van den
Rijkswaterstaat.
Uitvoerig loont spr. aan. dat de super-
arbiter van den Minister, Beulh, onwaar
heden «preekt. Het is volgens hem noodza
kelijk, dat deze* man uit den dienst verwij
derd wordt.
Spr. hoopt, dat de Kamer de conclusie
der commissie zal aannemen.
De heer OUD (V.-R.) wenscht volledige
inlichtingen van den Minister tegenover de
mededeelingen van den heer Duys. Hij
hoopt, dat de Minister niet uit misplaatste
ridderlijkheid zijn voorgangers zal sjjaren
als het hier om zoo'n belang gaat. Ook hij
is van oordeel, dat het departement niet
steeds nieuwe adviezen moet vragen, als
ze die van deskundigen reeds heeft ontvan
gen.
De heer DE WILDE (A.-R.) verdedigt als
voorzitter der commissie uit de Kamer nog
nader de conclusie. De rede van den heer
Duys slaat feitelijk buiten de kwestie, even
als gedeeltelijk die van den Minister. De
Minister verwijst de mensehen naar den
rechter, maar dat is te laat. De regeering
heeft indertijd arbitrage toegezegd en daar
van had ze niet moeien afwijken, want
zij had daarmede de mogelijkheid erkend,
dat er aanleiding kan zijn voor schadeloos
stelling. De regeering heeft zelf de com
missie benoemd en de te onderzoeken vra
gen gesleld. Dan is het toch alleszins billijk
dat de regeering het rapport der commis
sie aanvaardt. De Minister heeft toen advies
gevraagd aan don heer Beuth, maar deze
heer heeft de leiding gehad van de inun-
daliewerken en hij is het juist geweest, die
altijd ontkende, dat er schade geleden was.
Juist naar zijn beweringen is onderzoek in
gesteld.
De heer VAN DIJK (A.-R.) ontslaat den
Minister gaarne van de ridderlijkheid om
zijn voorganger te verdedigen, ook als die
fouten beging. Spr. komt op tegen eenige
aantijgingen van den heer Duys tot hem
gericht, o.a. tegen zijn bewering, dat stalen
van den waterstand valsch of vervalscht
waren.
Die verschillen in de opgave van den wa
terstand vonden hun oorzaak hierin, dat
men in de oorlogsjaren niet over dezelfde
gegevens beschikte als vóór dien. De astro
nomische en werkelijke waterstanden ver
schillen altiid Van de 51 cijfers «b J73 in
hel voordeel van de kweekers cn 2/3 in hel
nadeel van hen.
Onjuist waren ook de mcdcdcclingcn over
den heer Beuth, wiens daden spr. niet alia
kan goedkeuren, maar die niet den blaam
verdient, die dc heer Duys op hem wierp.
De heer DE VISSER (C.-II.) wenscht, dat
dc Minister uitdrukkelijk zal verklaren hoe
het zit met de cijfers, die volgens den heer
Duys verdonkeremaand zijn. Een dergclijka
beschuldiging mag niet blijven liggen.
De MINISTER vraagt zich nog te mogen
bedenken over deze aangelegenheid.
De conclusie wordt aangehouden.
Eenige andere conclusies worden afge*
daan.
(Tijdens deze conclusies ontslaat groot
lawaai op de tribune. Iemand roept: Stop.
Ik beschuldig den Minister van valschheid
in geschrifte want mijn-adres is afgehamerd.
Schurkenstreken. Ze hebben mij gerui*
ncerd!)
De vergadering wordt verdaagd lol Dinsw
dag 1 uur.
Conferentie-onmacht Econo
mie en arbeid Noodzaaksge*
benrlijkheden Overwinning
van 't blanke ras.
Dc voorbereidende ontwapeningsconfe
rentie, door onzen gezant te Parijs, jhiw
Loudon, op erkend voortreffelijke wijze ge
leid onze diplomaten nemen meer en
meer een eerste plaats in op Volkenbonds-
tcrreinl is uiteengegaan zonder veel
resultaat, gelijk te verwachten was. Geze
gevierd heeft het Fransche standpunt, dat
de materie in den meest uilgebreiden zin
onder de loupe wil nemen en zoo de feite*
lijke ontwapening uitstelt tot ja, tot
wanneer.Voor cn aleer men toch op
die manier alles heeft bezien en nageplozenI
Meer dan een fraai gebaar is te Genöve in
werkelijkheid dus niet gemaakt.
Als schrille tegenstelling met Italië's mee
doen aan die de wereld zoel-houdende ver-
looning specchde Mussolini te Genève en
later nog in een andere ltaliaansche stad
op liet weerbaar-maken van Italië door het
fascisme. En wanneer men daarnevens nog
plaatst het militant maken van de Russi
sche jeugd door de sovjets, wel, dan tast
men zoo ongeveer de waarheid in het ont
wapeningsprobleem en zal men begrijpen,
dat van de huidige regeeringen in het alge
meen weinig, practisch naar het doel voe
rende maatregelen zijn te verwachten.
Inmiddels is te Genève al weer een
nieuwe conferentie aangevangen, de z.g.
arbcidsconferenlie. Wederom door een land
genoot geleid. N.I. door mgr. Nolens. Met
wil ons voorkomen, dat daar tenminste iets
te bereiken zal zijn, al doet men góed de
verwachtingen niet te hoog te spannen. De
economische omstandigheden als anders
zins in dc diverse Janden loopen zoozeer
uiteen, dat algemeene regelen zeer bezwaar
lijk zijn le treffen. En wit heeft men aan
starre bepalingen, die in het zakelijk leven
slechts slagnatie brengen? Regelen is best,
mits dit gebeurt met dc noodige soepelheid
en dat vergeet men nog al eens in deze tij
den van dwang in iedere materie 3t
oulrance, leidend lot onvermijdbare botsin
gen etc.
Deze arbeidsconferentie is overigens wel
een bijeenkomst van belang, waar economie
cn arbeid than3 zoozeer door elkaar heen
zijn gevlochten. Stilleggen van den arbeid
verslindt economische schallen, 't Is in de
jongste algemeene staking in Engeland
die thans door vrijwel alle vooraanstaande
labour-leiders zelf scherp veroordeeld wordt
als niet weer te hanteeren wapen op
nieuw gebleken en dit blijkt nog uit de altijd
rog voortdurende mijnstaking in Groot-
Britlanje, waardoor langzaam aan dc maat
schappij eveneens ontwricht wordt. Zijn er
a! niet meer dan een half millioen gedwon
gen werkloozen bijgekomen ten laste der
maatschappij en verhoogt iedere dag dit
aantal niet? Afgezien van het verlies, aan
het produclie-wezen toegebracht, dat ten
slotte pvcnzeer op de gansche maatschappij
terugvalt.
Tot overmaat van ramp is het mijncon-
flict bijkans hopeloos vaslgeloopen en noch
door betrokkenen, noch door regeering weer
in gang le brengen, naar het schijnt. Wil
men tol nieuwe besprekingen komen, dan
zullen invloedrijke buitenstaanders met
nieuwe ideëen moeten komen, wil hot ons
voorkomen. Het feit, dat echter zoowc' in -
Labour als bij de liberale en conservatieve
partijen allesbehalve eensgezindheid
heerscht, doet uit politieke kringen weinig
goeds verwachten.
Speciaal in de oude liberale partij is het
weer mis, daar tussehen Asquith en Lloyd
George weinig minder dan een oorlogstoe
stand is ontstaan. Waarbij de laatste wel
iswaar de beste kansen hpeft, maar die toch
r.och zijn eigen prestige, noch dat van de
partij schragen. Uit noodzaak wordt even
wel soms wel eens wat geschapen en die
noodzaak komt in Engeland ?oo langzamer
hand.
Noodzaak deed in België het kabinet-
Jaspar geboren worden, maar al heeft het
in de Kamer een votum van vertrouwen ge
kregen met zeldzame meerderheid, het
slaat niettemin zwak. Na een aanvankelijke
stijging i9 de franc alweer op haar retour.
Ongetwijfeld mede door het wroeten buiten
het parlement om van degenen, die de
kans. schoon meenen te zien om de combi
natie R.-K.S.-D. uit elkaar te drijven. Het
landsbelang boven alles te stellen schijnt
in onze verpolitiekte periode tot de onmo
gelijkheden le behooren
Een blijvende stijging schijnt voor d>n
Franschen franc al evenmin weggelegd. Ook
daar voortdurende schommeling, wal de
regeering Briand-Peret ook doel. Dit wei
nige resultaat stevigt de positie van het
kabinet uit den aard der zaak niet
en van links wordt de oppositie al krachti
ger. Of Briand zich zonder hulp van rechts
nog wol staande zou kunnen houden?