De Markies v. Bardelys HEBT EU ÉÉN VAK SUE REEPEN NOG NIET GEPROEFD o. 20284. LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 29 April Tweede Blad Anno I926v EERSTE KAMER. j TWEEDE KAMER. FEUILLETON. RECLAME. 4448 (Vervolg van gisteren.) Begroeting van O., K. en W. fca heropening der vergadering verkrijg! j minister van onderwijs, de heer WAS- 21NK het woord. Hij wil zich niet uitlaten over de mogelijke resultaten van het onder dek der Staatscommissie tot herziening der Onderwijswet, maar iu ieder geval is een herziening dier wet dringend noodig. Even wel dient het beginsel van gelijkstelling le worden gehandhaafd en mogen de vitale belangen van het onderwijs niel worden geschaad. Wat art. 72 betreft, spr. is niet togen partieelc wijziging der wet en hij zal overwegen het herstel der vroegere redactie van art. 27. Aan den heer Verkoulercn verzekert spr., 'dat hij gaarne steun aan kunstenaars wil bevorderen, maar op het oogenblik durtt hij niets toe te zeggen. Hctzcltde antwoord dient spr. aen den heer Ilaazevoet te geven. Men moet bij verbetering der sub sidies slechts zeer geleidelijk le werk gaan. Wat de salarieering van liet nijverheids onderwijs betreft, op liet oogenblik is daarin geen wijziging le brengen. Ook wat tie Leerplichtwet betrett, geleidelijke ver scherping daarvan is slechts mogelijk. Het hoofdstuk wordt z. h. .st. aangenomen, Over hoofdstuk VI (Marine) worden geen besprekingen gevoerd. Hel wordt op ver zoek van soo dom. zijde in stemming ge bracht en .-ongenomen met 17 legen 9 stemmen. Begroeting van Oorlog. Aan de orde is hoofdstuk VIII (Oorlog). Mevrouw POTHUIS—SMIT (S. D. A. P.) houdt een pleidooi ten gunste van de mobilisatie-slachtoffers. Met vreugde beeft zij gezien, dat de minister van oorlog z.ich bereid heelt verklaard mei spoed maat regelen le hunnen behoeve le willen nemen. Maar zou het niel mogelijk zijn de zaak vóór het zomerreces in orde le brengen? De lieer IIAAZEVOET (R.-IO boopl dat dc begrooling niet verworpen zal wor den, want dan zou de nrinisler zijn goede plannen voor de mobilisatie-slachtoffers niet kunnen verwezenlijken. Spr. wijst cv nog eens op, dat de betrokkene veelal slachtolfers zijn van hun werkzaamheden in en door den dienst. De heer WESTERDIJK (V.-D.) zet uit een, hoe moeilijk het is te beslissen of een ziekte ot ongeval niet enkel in maar ook door den dienst is veroorzaakt. Dc minister van Oorlog, de heer LAM POOT, belootl spoed te zullen betrachten, maar wil er toch op wijzen, dat tot nog toe bij hel dcparlcment steeds ernstig do' aanvragen lol sleun voor slachtoffers zijn onderzocht. Na goedkeuring van de wetsontwerpen, samenhangende met de begrooling. wordt 'deze laatste in stemming gebracht en aangenomen mei 19 tegen 9 stemmen. Aan de orfïc is Hoctdstnk IX (Waterstaat). De heer LINDEYER (S. D. A. P.) be spreekt een paar punten uit de nota van antwoord In de eerste plaats meent hij, dat li ij in de Generale Commissie voor sleun aan de betrokkenen bij drooglegging der Zuiderzee, te weinig deskundigen "op" visscherijgehied zijn opgenomen. In de (woede plaats de stoomvaartdienst op de Weslerschelde; volgens spr. is het noodig. dal de regecring toezicht houdt op 'de regeling van den dienst van het perso neel: de diensttijd daarvoor is veel le lang. De heer MICHIELS' VAN KESSENICIT (R.-Kbespreekt de kosten van wegpn- onderhoüd en meent, dat de aulodienslen, die oorzaak zijn van de stijging dier kos ten, daarvoor belasting moeien betalen. Spr herinnert aan de desbctrelfende rap porten van het wegencongres en van 'de Commissie-Pal ij n Reeds hebben enkele provinciën een bclasling voor auto's voor' hel gebruik van provinciale wegen inge voerd, maar dat is niet afdoende: een Rijkswet moet er komen. Re minister is. evenals zijn voorganger, ■r. Bongaerls. voorstander van een derge lijke wel,-gelukkig, maar spr aclU het goed op spoed aan te dringen. Waar wacht tcch de indiening van een wetsontwerp van dien aard op? In November 1924 was men het er reeds over eens en de belas ting zal geen moeilijkheden opleveren. De heer DE GIJSELA AR (C.-II.) onder steunt het betoog van den vorigen spreker en wijst op de regeling, die in Engeland ten dezen beslaat, waar men een wegen fonds heeft gemaakt cn geregeld. Maar intusschen kan men wel vast beginnen met verbelering van de wegen. Spr. noemt ver schillende wegen, die voor aulogebruikers levensgevaarlijk zijn. Spr. brengt hulde aan de waterschaps besturen voor de zorg aan de waterkce- ringen enz. besteed en waarschuwt voor hel denkbeeld, dat het Rijk dat beter zou kunnen doen. liet is Ihans veel beier dan b.v. een eeuw geleden, maar dan komen ook de klachten over onvoldoende maat regelen aan spr. onbehoorlijk voor. Het is in liet buitenland gansch anders, veel slechter dan bij ons. De minister brenge toch geen wijziging in het systeem van bescherming tegen het water, gelijk wij hier kennen. De minister van Waterstaat, de heer VAN DER VEGTE, is bereid in de door den heer Lindeyer bedoelde commissie nog leden op le nemen er is nog plaats in maar zoo yelerlci belangen moeten worden er in yerlegenWoordigd„ dat een uitbreiding met meer leden voor dc visscherij niet mogelijk is Spr. wil dus liefst geen verandering ir> de Samenstelling van de commissie brengen maar zal de zaak nog eens nauwkeffSg on derzoeken. Wat de werktijden bij den stoomvaart dienst op de Wcsler-Schelde betreft, men maakt wel degelijk onderscheid lussclien dienst- cn werktijden. Dc eerste zijn hij het veer vrij lang, maar de werktijden zijn niet bovenmatig; en z.i'is de toestand niet ge heel verkeerd. Toch wil spr. de zaak in nadere overweging nemen en eventueel met Gedepulcerden de zaaJc nader bespreken. Aan den heer Michiels van Kessenich verzekert spr., dal wij naar zijn 'overtuiging de wcggoldbeiasling fen spoedigste moeten hebben, hoe eerder hoe liever. Spr. hoopt nog dit jaar de zaak met deze Kamer te behandelen. Maar een bepaalden termijn noemt spr. niet en verdere bijzonderheden omtrent zijn voornemen moet men hem niet a-ragen. Voor wcgverhelcring ats de heer De Gij- selaar wil, is thans geen geld, maar daar om kan spr. ook geen dag wachten op het weggeld. Wat dc bescherming legen hel waler be- Iretl, heelt spr. met instemming naar den heer Gijselaar geluisterd. Wij moeien geen wijziging brongen in ons systeem. De begrooling van Waterstaat wordt z. h. s goedgekeurd. Bij de Begrooting van de Posterijen, Telegrafie en Telefonie doel dc heer HEERKENS TH1JSSEX (r.k.) beklag hooren over de inkrimping bij den postdienst, waardoor vele belangen worden geschaad. Zuinigheid is zeer goed, maar men verlieze de cischen van liet ver keer niet uit het oog, vooral niet in den huidigen lijd. Wal de Zondagshesiclling betrell, dc ophefting daarvan is begrijpe lijk, maar waarom word! op de onmogelijk ste uren gelegenheid gegeven op Zondag stukken en brieven at te halen, le Haarlem b.v. enkel tusschen half negen en half lien. Waarom niet tusschen 12 en 1 uur? De heer DE GIJSELAAR (c.h.) klaagl over de slechte regeling van het strafport, speciaal voor brieven uit Engeland. De MINISTER VAN WATERSTAAT verzekert den heer Thijssen, dat de post- ilireclie bij het inwinnen van adviezen zeer correct is le werk gegaan, en dat de alge- meene indruk is geweest, dat dc opheffing der Zondagsbestclling bost ging. Het uur •van halfnegen int hal Uien voor het uthalen van stukken acht spr. volstrekt niet zoo dwaas. En de directie te Haarlem is van dezelfde mcening. Den heer De Gijselaar antwoordt spr., dat hij het door dezen genoemde geval zal onderzoeken. De begrooling P. T. T. wordt goedge keurd. Na goedkeuring van een paar ontcige- ningsonlwerpen wordt goedgekeurd de be grooling Zuidfrzeefonds. Bij de begrooling van het Slaatsvisschers- havenbedrijf stelt de heer DE GIJSELAAR (c.-h.) de vraag, of aan de tekorten van dit bedrijf geen einde kan komen door er een ander karakter aan le geven. De MINISTER VAN WATERSTAAT ant woordt, dat men bij het bezien van het te kort rekening moet houden met het onder houd der havenwerken. Wanneer men dit huiten rekening liet, zou het eigenlijk be drijf eèn ton winst geven. Na repl.ek van den heer DE GIJSELAAR en dupliek van den MINISTER, wordt de begrooling goedgekeurd. Aan.-de orde is de Begrooling van Arbeid, Handel en Nijverheid De heer A4IELING (A.-R.) bespreekt de toepassing van'de Arbeidswet en vraagt spoedige invoering er voor van kantoor-, winkel- en verplcgingspersoneel. De nood zakelijkheid hiervan zet hij uiteen. De Minister van Arbeid. Handel en Nij verheid, de heer SLOTEMAKER, is het volkomen eens met den spreker, en hel is natuurlijk, dat hij slreeft naar volledige uilvoering der Arbeidswet. Maar een be windsman moet rekening houden met ver schillende factoren, o. a. met de economi sche gevolgen daarvan, met de bijzondere moeilijkheid, hei subtiele van een goede regeling. Dat vertraagt de verwezenlijking van sprekers wcnschen in die richting. Win kels, .kantoren, noch verpleging zal spr. uit hel oog verliezen, maar hij wijsl iii het bijzonder op de moeilijkheid van dc rege ling voor vorplcgiugsinrichlingen, omdat de verpleging door diaconessen en zusters huilen'de wet valt en de verplègingsinrich- (ingen vim neutralen aard op groole kos ten worden gejaagd. Spr. stelt nu daar om een ernstig onderzoek in, maar iot nog (oe heeft hij niet vfcol lijd er voor gehad. De begrooling wordt z. h. st. goedge keurd, evenals de begrooling van Koloniën. De vergadering wordt hierop tot lieden elf uur verdaagd. (Vervolg van gisteren). Begrooting voor Suriname. Aan de orde is de begrooting voor Suri* name 1026. De heer VAN RAPPARD (V.-B.) be- treurt, de opheff.mg van een zelfstandig lan.dbouwdepartement, en meent dat voor onderwijs niet genoeg gedaan wordt. Ook doet de Regeering .niet alles om kapitaal naar iWest-Indië te trekken. Een betere bclastingpolitiek, o.a. afschaffing van som mige belastingen, is noodig om meer geld te trekken voor ontginning van den pro ductieven bodem... Dc bestrijding -de* tropische ziekten dient ook krachtiger bevorderd te worden, met name van de malaria en den mijn- worm. Verder moet de overheid het Immi gratie-fonds meer steunen en de sinaasap pelcultuur bevorderon. Dc handel in sinaas appelen vraagt dringend bevordering door de Regecring. Hierover dient overleg te worden gepleegd opdat de export naar Ne derland geregeld geschiedt. Het is dan noo dig dat van Iandswego een toezicht wordt ingesteld op de deugdelijkheid der gede porteerde sinaasappelen. Ten slotte verdedigt spr. hulpverleening aan de kleine landbouwers. De heer BOON (V.-B.) bespreekt de sa menstelling van de rechterlijke macht in verband met de daarin aangebrachte wij zigingen bij Kon. Besluit van 7 April 1925. Hij acht die wijziging niet gewenscht; bracht voorschriften die do onafhankelijk-" heid der leden van het Hof van Justitie aantast. President cn leden van dit Hof richtten zich tot de Kamer om het besluit ongedaan te maken. De Gouverneur kan nu de leden van het Hof waarneming van allerlei betrekkingen in de rechterlijke macht opdragen zelfs die welke vroeger door een klerk ter griffie werden verricht. Spr. vraagt den Minister dringend het be sluit van April 1925 weer in te trekken en om dien aandrang te steunen dient spr. een motie in waarin intrekking der wijzi ging wordt gevraagd. Dc heer IJZERMAN (S.-D.) wil het gaar ne den Minister ten goede houden dat hij nog niet op alle punten een definitief oor dcel heeft. Spr, hoopt dat de Minister spoedig de richting voor zijn W.-Inclisch beleid zal hebben vastgesteld en dat deze anders zal zijn dan tot nu toe in West-Indië werd gevolgd. Die politiek was uitsluitend passief, al had minister dc Graaft wel eens groote plannen. Aan het plan-Pictersen is nooit een begin van uitvoering gegeven. De hoop dat particulieren kapitaal zouden steken in deze kolonie, is al jarenlang ijdel gebleken maar dc Regecring blijft er zich aan vastklampen. De richting was alleen actief bij dc bezuinigingen en daarbij heeft ze schade aangericht voor gezondheid en onderwijs. Spr. wijst er o.a. op, dat wij van den aanleg van.de waterleiding niets meer hooren, dat de gezondheidstoestand der kolonie achteruitgaat en dat steun van kapitaal niet is le wachten. De bestrijding der muskieten is een dringende cisch voor de kolonie. Dc wijze waarop bezuinigd is, keurt hij af. Het ware gewenscht een algemeen on derzoek in te stellen, zooals hier te lande door de commissie-Rink is gedaan. Speciaal critiseort spr. de willekeurige bezuiniging aan het eind der begTooting tot een bedrag van H20 duizend gulden. Spr. hoopt dat dc Minister de kwestie vait Suriname's west grens zal willen bestudeeren. Spr. steunt de motie-Boon in zake de rechterlijke macht. Dc. heer DROOGLEEVER FORTUYN (V.-B.) bespreekt de grensscheiding vnn de kolonie Suriname. Hij betreurt het dat de Minister geen gegevens wil overleggen, want er is wel degelijk een grenskwestie al ontkent de Minister het bestaan daar van. Vroegere regeeringen dachten er an ders over, hetgeen spr. nader aantoont. De heer VAN VÜUREN (R.-K.) betoogt dat in 20 jaar tijds niét veel verbeterd is in deze kolonie. De steun van hot moeder land is gaandeweg verslapt en alleen zelf standigheid in het beheer van de kolonie zal redding brongen. Spr. verdedigt het schrappen van den bezuinigingspost aan het eind der begrooting. Het is èen zon derlinge post omdat niemand weet waarop dat geld bezuinigd moet. worden. Spr. zegt verder niets tc gevoelen voor de motie-Boon. Hij wil met het oog op (le bezuiniging de bevoegdheid laten tot com- b'meeren van functies. Op onderwijsgebied is geen vooruitgang Men verblijdt, ons daar met een musch doo- dev dan spr. ooit zag. (Gelach). Van -ge lijkstelling van openbaar cn bijzonder on derwijs is nog geen sprake, hetgeen spr. mot tal van voorbeelden aantoont. De oi deiwijs-verordening heeft den toestand veeï slechter gemaakt voor het bijzonder onder wijs. Dc Minister moge die verordening nog eens goed nader overwegen. De heer VAN GIJN (V.-B.) bespreekt' ook den zonderlingen bezuinigingspost aan het einde der begrooting. Het is noodig dat de Kolonie geheel op zich zelf komt te staan met haar financiën, opdat het ver antwoordelijkheidsgevoel worde ontwikkeld., In dezen post. ziet hij een middel om tod bezuiniging to dwingen, een moreelen' dypang dus en meer niet, want de bcgroo- tingsposten zijn wettelijk vastgesteld. Een" heel dwaas systeem vindt hij het niet al is het niet fraai. De heer VAN BOETZELAER VAN DUB BELDAM (C.-H.) bespreekt dc zending en het zendingsonderwijs. Hij spreekt daarbij in gelijken geest als de heer Van Vutiren. Dc motie-Boon acht hij overbodig; het. gevaar dat de heer Boon vreest, acht spr. niet zoo groot, maar hij meent dat wel oen regeling is tc treffen dio alle partijen bevredigt. Den bezuinigingspost aan het slot der begrooting acht spr. zonderling omdat moet worden aangenomen dat alle posten tot het uiterste zijn beperkt. Die post bctcekent' dus eigenlijk niet veel. De heer SCHEURER (A.-R.) zegt dat alles is geraamd cn dat dus dc extra be zuinigingspost zeor zonderling is. Waarom is dan niet op icderen post iets geschrapt 1 Dat vindt hij geen goed systeem cn daar-» om is hij tegen dien post. De Min. van Koloniën, de heer KO NINGSBERGER antwoordt. Dc herziening van hel Regeeringsreglemcnt zal hij be spoedigen. Daarmede houdt verband de kwestie van de opheffing van Hot depar tement van Landbouw, die wpinig verande ring bracht in den practischen toestand en alleen een persoonsverwisseling ten ge volge had. Participatie in ondernemingen1 is heel goed als men het gold cr voor heeft,» maar dat is nu juist niet het geval. Jn den" Iaatstcn tijd is er opleving van belangstel-» ling voor do Kolonie cn spr. juicht dit toe".- Aan volksgezondheid cn ziekt cnbestrij- ding zal spr. zijn volle aandacht wijden.» Voor de waterleiding zoowel als voor het onderwijs zal hij zooveel doen aK moge lijk is. De grenskwestie zal spr. bcshulceren. Dc stukken die er op betrekking hebben, zal spr. te zijner tijd overleggen als hij ze be studeerd heeft. De motie-Boon besprekend, zet hij uit een dat opdracht van functies altijd hoeft' plaats gehad en zelfs gewoonte weïd. Om te bezuinigen heeft men deze aangelegen heid geregeld en definitief gemaakt. Het# Naar het Engelsch van RAFAöL SABATINI. 45) Hij kreeg een vuurroode kleur cn trapte onrustig mei zijn voet. Misschien heb ik het toch niet goed met hem aangelegd. Ik had hem bang moeten maken; dat alleen zou de gewcnschl'e uitwerking geha<£ heb ben; door hem tegelijkertijd de beleedigin- gen naar het hoofd te werpen, dio ik niet kon weerhouden, had ik hem weerspannig gemaakt en zijn begeerte gewekt mij le dwaisboomen. „Wat verlangt ge van mij?" vroeg hij op ec-n toon van aanmatiging, die dc mijne haast in do schaduw «lelde. „Ik verlang, dat ge uw manschappen wegzendt cn terugkeert naar Toulouse, zonder mijnheer dc Lavédan, dat ge aan den grootzegelbewaarder mededeelt, dat uw ^vermoedens ongegrond waren cn dat ge een bewijs hebt gekregen, dat de vicomle niet tn relatie heeft gestaan met monsieur, den broeder des konings." Hij keek mij met verbazing aan - bijna lachend. .-,Ecn waarschijnlijk verhaaltje óm aan ^mme beeren le Toulouse te vertéllen." »yl zeker, een heel waarschijnlijk v-er- aa.. Wanneer ze er over nadenken hoe- ei voordeel u ontgaat door den vieomte iet gevangen tc nemen terwijl ge-er niets v,?n ?Tml' zu'lcn- ze u gemakkelijk geloo- „Manr welk bewijs bedoelt u?" „U hebt geen beschuldigende bewijzen gevonden, geen documenten, die togen don vicomle getuigen?" „Neen mijnheer, het is waar, dal ik Ilij zweeg en beet zijn lip, mijn glim lachend gezicht deed hem zijn. indiscretie inzien. „Goed dan, dus u moei een bewijs be denken of maken orn te bewijzen, dat hij in gecnen declc met den opstand le maken~ bad." „Mijnheer de Bardelys," zei hij zeer on beschaamd, „wij vermorsen tijd met' nutte- looze woorden. Indien u denkt, dat ik mijn leven in gevaar wil brengen om u of den vicomtc een dienst le bewijzen, dan vergist ge u deerlijk." „Dat heb ik ook nooit gedacht. Maar wel dat' koninklijk bevelschrift om hel mijne le vernietigen. Doe wal gc wilt, wanneer ge te Toulouse komt", cn hij glimlachle somhor. „Maar de vicomle gaal met mjj mee." „Go hebt geen bewijs legen hem," riep ik uit. Ik kon haast niet gelooven, dat hij mij durfde tarten en dat mijn plan mislukt was. „Ik heb het bewijs van mijn gesproken woord. Ik ben bereid een eed l'e doen op het geen ik weet dat, terwijl ik eenigc weken geleden hier was, ik ontdekte, dat hij in verslandhouding stond met de re bellen." „En wal' denkt gc, ellendige dwaas, denkt go. dat uw verklaring zat opwegen legen de mijne?-" riep ik uil. „Wees niet bang, mijn heer de St. Eustaebe, ik ga naar Toulouse en beschuldig u van ren leugen door aan Ie toon on. dat aan uk woord geen sterve ling geloof kan s!oan en door aan den ko- nincr mededeeling l'e doen van uw verleden. Indien ge denkt, dat, nadat ik gesproken heb, koning Lodewijk, dien zij den Recht vaardige noemen, het vonnis van den vi comle. op uw aanwijzing zal doen voort gaan, of als ge denkt, dat ge in staat zult zijn uw eigen hals le redden uit de lus, die ik er om heen heb doen werpen, dan zijt go ccn veel grooter dwaas dan ik ver moedde." Hij keek mij over zijn schouder aan met oen vuurrood gezicht en een voorhoofd zoo donker als een donderwolk. „Dat alles mag gebeuren wanneer ge te Toulouse koml, monsieur de Bardelys", zei hij somber, „maar van hier naar Toulouse ligt een afstand van ongeveer twintig mijlen". Met die woorden draaide hij zicli om en liet mij alleen, teleurgesteld en kwaad, om na te denken over de belcekenis van die laatste woorden. Ilij gaf zijn manschappen bevél op le stij gen. Ik had een woord willen spreken tot den vicomle vóór zijn vèrlrek, maar .ik was ie diep, bedroefd en vernederd door mijn ne derlaag. Zoozeer, dat ik niet eens bedacht, hetgeen toch heel natuurlijk geweest zou zijn, wat Lavédan wol'van rnij gedacht zou hebben. Ik had diep berouw over mijn overijling; waarom was ik naar Lavédan ge gaan zonder eerst mei den koning gespro ken le hebben, zooals Caslelroux mij had aangeraden. Ik had stellig gehoopt. St. Eustache op luisterrijke wijze te kunnen ocertroeyen# Ik had gedacht een held te schijnen in mademoiselle's 'pogen en" zoo hoop ter ik dal dankbaarheid voor hel redden van haar vader en bewondering voor de manier waarop ik dit had gedaan, haar gunstig zonden stemmen om mij oen ont moeting toe le slaan, waarin ik mij zou kunnen rehabililecrcn. Indien mij dat werd toegestaan, dan zou alles mij gelukken, daar twijfelde ik niet aan. v Nu was mijn droom verijdeld en mijn trots had zulk een vernederenden knak ge kregen. als de moralisten zeggen, dal onzen trols meermalen overkomt. Er bleef mij niel veel anders over dan weg te gaan met han genden staart, als een hond die stokslagen gekregen heeft mijn oogverblindend schitterend gevolg was een spotternij, die luide mijn echte onmacht verkondigde. Toen ik het rijtuig naderde, zweefde de vicombesse plotseling de stoeptrap af en kwam naar mij toe mei een vriendelijke glimlach. „Mijnheer de Bardelys", zei ze, „we zijn u dankbaar voor uw tusschenkomst in de zaak van dien rebel, mijn echtgenoot". Het heeft weinig geholpen, en ik kan slechts hopen dat mijn bemiddeling bij den koning meer vrucht zal dragon", ant woordde ik. Ofschoon ik fluisterend gesproken had, had St. Eustache, die naast mij stond, mij verstaan, zooals ik duidelijk aan zijn ge zicht kon zien. „Blijf hier, mijnheer", antwoordde zij mcf vuur, „en volg ons, .wanneer u uitgerust is". „U volgen?" vroeg ik. „Gaai u dan met mijnheer de Lavédan mee?" „Neen, Anna", klonk de beleefde slem van den vieomte vanuit het rijluig. ..Dal zou onnoodige vermoeienis zijn. Blij: liever thuis totdat ik terugkom". Ik twijfel er niet aan, of de arme vicomle maakte zich meer ongerust hoe zij hem zou vermoeien dan hoe de reis haar zou ver moeien. Maar de vicomlesse was niel te overtuigen. SI. Eustache had smadelijk ge lachen toen de man sprak van terugkomen* .Mevrouw had dien spollaoh opgemerkt, en nu "keerde zij zich (ot hem inet do hefüg» woede van een vischvrouw. „Hij zal niet lerugkeercn, denkt ge, jou Judas!" beet zij hem toe en haar mager, bruin gezicht werd heel leelijk om aan !e zien. „Dal zal hij wel! dat" zweer ik je, dat zal hij wel. En neem je in acht wanneer h»j terugkomt, mijnheer de diender, want op mijn woord van eer» ge zult een voorsmaak' hebben van de het voor uw optreden in dezer zaak". De chevalier de St. Eustache glimlach e zeer gedwongen. „Een vrouwetong doet geen kwaad", zei hij. „De arm van een vrouw misschien ook" niel?" vroeg de krijgshaftige mairome. „Jou naar muskus riekende fat, ik zal „Anna, vrouwlief", smeekte de vicomle, „ik verzoek jc kalm te zijn. „Bedenk liever dat hel niet past aan ^8 waardigheid van j<f positie om dien kwa jongen toe te spreken. Wij trachten niet jti aanraking le komen met vergiftige kruipend dieren, maar - wij slaan niet stil om hun Ie' verwijten dat zij vergiftig zijn. God heeft ze zoo geschapen". St. Eustache bloosde tot in de wortels van' zijn haar, toen keerde hij zich haastig lot den koetsier en beval hem weg le rijden* Hij wilde hei portier sluiten, maar madame belette hel hem. Dat was de laatste kans van? S(. Eustache om zich te wreken. „U mag niet", zei ij. „ïk mag niel?" Zij kreeg ccn kleur, „waarom niet, mijnbeer de spion? „Ik heb u geen rekenschap te geven aal-, woordde hij norsoh. „U mag niel - (Wordt vervolgd). J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5