De Markies v. Bardelys
HEBT EU ÉÉN VAK SUE REEPEN NOG NIET GEPROEFD
o. 20284.
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 29 April
Tweede Blad Anno I926v
EERSTE KAMER. j
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
RECLAME.
4448
(Vervolg van gisteren.)
Begroeting van O., K. en W.
fca heropening der vergadering verkrijg!
j minister van onderwijs, de heer WAS-
21NK het woord. Hij wil zich niet uitlaten
over de mogelijke resultaten van het onder
dek der Staatscommissie tot herziening der
Onderwijswet, maar iu ieder geval is een
herziening dier wet dringend noodig. Even
wel dient het beginsel van gelijkstelling le
worden gehandhaafd en mogen de vitale
belangen van het onderwijs niel worden
geschaad. Wat art. 72 betreft, spr. is niet
togen partieelc wijziging der wet en hij zal
overwegen het herstel der vroegere redactie
van art. 27.
Aan den heer Verkoulercn verzekert spr.,
'dat hij gaarne steun aan kunstenaars wil
bevorderen, maar op het oogenblik durtt
hij niets toe te zeggen. Hctzcltde antwoord
dient spr. aen den heer Ilaazevoet te
geven. Men moet bij verbetering der sub
sidies slechts zeer geleidelijk le werk gaan.
Wat de salarieering van liet nijverheids
onderwijs betreft, op liet oogenblik is
daarin geen wijziging le brengen. Ook wat
tie Leerplichtwet betrett, geleidelijke ver
scherping daarvan is slechts mogelijk.
Het hoofdstuk wordt z. h. .st. aangenomen,
Over hoofdstuk VI (Marine) worden geen
besprekingen gevoerd. Hel wordt op ver
zoek van soo dom. zijde in stemming ge
bracht en .-ongenomen met 17 legen 9
stemmen.
Begroeting van Oorlog.
Aan de orde is hoofdstuk VIII (Oorlog).
Mevrouw POTHUIS—SMIT (S. D. A. P.)
houdt een pleidooi ten gunste van de
mobilisatie-slachtoffers. Met vreugde beeft
zij gezien, dat de minister van oorlog z.ich
bereid heelt verklaard mei spoed maat
regelen le hunnen behoeve le willen nemen.
Maar zou het niel mogelijk zijn de zaak
vóór het zomerreces in orde le brengen?
De lieer IIAAZEVOET (R.-IO boopl
dat dc begrooling niet verworpen zal wor
den, want dan zou de nrinisler zijn goede
plannen voor de mobilisatie-slachtoffers
niet kunnen verwezenlijken. Spr. wijst cv
nog eens op, dat de betrokkene veelal
slachtolfers zijn van hun werkzaamheden
in en door den dienst.
De heer WESTERDIJK (V.-D.) zet uit
een, hoe moeilijk het is te beslissen of een
ziekte ot ongeval niet enkel in maar ook
door den dienst is veroorzaakt.
Dc minister van Oorlog, de heer LAM
POOT, belootl spoed te zullen betrachten,
maar wil er toch op wijzen, dat tot nog
toe bij hel dcparlcment steeds ernstig do'
aanvragen lol sleun voor slachtoffers zijn
onderzocht.
Na goedkeuring van de wetsontwerpen,
samenhangende met de begrooling. wordt
'deze laatste in stemming gebracht en
aangenomen mei 19 tegen 9 stemmen.
Aan de orfïc is
Hoctdstnk IX (Waterstaat).
De heer LINDEYER (S. D. A. P.) be
spreekt een paar punten uit de nota van
antwoord In de eerste plaats meent hij,
dat li ij in de Generale Commissie voor
sleun aan de betrokkenen bij drooglegging
der Zuiderzee, te weinig deskundigen "op"
visscherijgehied zijn opgenomen.
In de (woede plaats de stoomvaartdienst
op de Weslerschelde; volgens spr. is het
noodig. dal de regecring toezicht houdt op
'de regeling van den dienst van het perso
neel: de diensttijd daarvoor is veel le lang.
De heer MICHIELS' VAN KESSENICIT
(R.-Kbespreekt de kosten van wegpn-
onderhoüd en meent, dat de aulodienslen,
die oorzaak zijn van de stijging dier kos
ten, daarvoor belasting moeien betalen.
Spr herinnert aan de desbctrelfende rap
porten van het wegencongres en van 'de
Commissie-Pal ij n Reeds hebben enkele
provinciën een bclasling voor auto's voor'
hel gebruik van provinciale wegen inge
voerd, maar dat is niet afdoende: een
Rijkswet moet er komen.
Re minister is. evenals zijn voorganger,
■r. Bongaerls. voorstander van een derge
lijke wel,-gelukkig, maar spr aclU het
goed op spoed aan te dringen. Waar wacht
tcch de indiening van een wetsontwerp
van dien aard op? In November 1924 was
men het er reeds over eens en de belas
ting zal geen moeilijkheden opleveren.
De heer DE GIJSELA AR (C.-II.) onder
steunt het betoog van den vorigen spreker
en wijst op de regeling, die in Engeland
ten dezen beslaat, waar men een wegen
fonds heeft gemaakt cn geregeld. Maar
intusschen kan men wel vast beginnen met
verbelering van de wegen. Spr. noemt ver
schillende wegen, die voor aulogebruikers
levensgevaarlijk zijn.
Spr. brengt hulde aan de waterschaps
besturen voor de zorg aan de waterkce-
ringen enz. besteed en waarschuwt voor
hel denkbeeld, dat het Rijk dat beter zou
kunnen doen. liet is Ihans veel beier dan
b.v. een eeuw geleden, maar dan komen
ook de klachten over onvoldoende maat
regelen aan spr. onbehoorlijk voor. Het is
in liet buitenland gansch anders, veel
slechter dan bij ons. De minister brenge
toch geen wijziging in het systeem van
bescherming tegen het water, gelijk wij
hier kennen.
De minister van Waterstaat, de heer VAN
DER VEGTE, is bereid in de door den heer
Lindeyer bedoelde commissie nog leden op
le nemen er is nog plaats in maar
zoo yelerlci belangen moeten worden er in
yerlegenWoordigd„ dat een uitbreiding met
meer leden voor dc visscherij niet mogelijk
is Spr. wil dus liefst geen verandering ir>
de Samenstelling van de commissie brengen
maar zal de zaak nog eens nauwkeffSg on
derzoeken.
Wat de werktijden bij den stoomvaart
dienst op de Wcsler-Schelde betreft, men
maakt wel degelijk onderscheid lussclien
dienst- cn werktijden. Dc eerste zijn hij het
veer vrij lang, maar de werktijden zijn niet
bovenmatig; en z.i'is de toestand niet ge
heel verkeerd. Toch wil spr. de zaak in
nadere overweging nemen en eventueel met
Gedepulcerden de zaaJc nader bespreken.
Aan den heer Michiels van Kessenich
verzekert spr., dal wij naar zijn 'overtuiging
de wcggoldbeiasling fen spoedigste moeten
hebben, hoe eerder hoe liever. Spr. hoopt
nog dit jaar de zaak met deze Kamer te
behandelen. Maar een bepaalden termijn
noemt spr. niet en verdere bijzonderheden
omtrent zijn voornemen moet men hem
niet a-ragen.
Voor wcgverhelcring ats de heer De Gij-
selaar wil, is thans geen geld, maar daar
om kan spr. ook geen dag wachten op het
weggeld.
Wat dc bescherming legen hel waler be-
Iretl, heelt spr. met instemming naar den
heer Gijselaar geluisterd. Wij moeien geen
wijziging brongen in ons systeem.
De begrooling van Waterstaat wordt
z. h. s goedgekeurd.
Bij de
Begrooting van de Posterijen,
Telegrafie en Telefonie
doel dc heer HEERKENS TH1JSSEX
(r.k.) beklag hooren over de inkrimping
bij den postdienst, waardoor vele belangen
worden geschaad. Zuinigheid is zeer goed,
maar men verlieze de cischen van liet ver
keer niet uit het oog, vooral niet in den
huidigen lijd. Wal de Zondagshesiclling
betrell, dc ophefting daarvan is begrijpe
lijk, maar waarom word! op de onmogelijk
ste uren gelegenheid gegeven op Zondag
stukken en brieven at te halen, le Haarlem
b.v. enkel tusschen half negen en half lien.
Waarom niet tusschen 12 en 1 uur?
De heer DE GIJSELAAR (c.h.) klaagl
over de slechte regeling van het strafport,
speciaal voor brieven uit Engeland.
De MINISTER VAN WATERSTAAT
verzekert den heer Thijssen, dat de post-
ilireclie bij het inwinnen van adviezen zeer
correct is le werk gegaan, en dat de alge-
meene indruk is geweest, dat dc opheffing
der Zondagsbestclling bost ging. Het uur
•van halfnegen int hal Uien voor het uthalen
van stukken acht spr. volstrekt niet zoo
dwaas. En de directie te Haarlem is van
dezelfde mcening.
Den heer De Gijselaar antwoordt spr.,
dat hij het door dezen genoemde geval zal
onderzoeken.
De begrooling P. T. T. wordt goedge
keurd.
Na goedkeuring van een paar ontcige-
ningsonlwerpen wordt goedgekeurd de be
grooling Zuidfrzeefonds.
Bij de begrooling van het Slaatsvisschers-
havenbedrijf stelt de heer DE GIJSELAAR
(c.-h.) de vraag, of aan de tekorten van dit
bedrijf geen einde kan komen door er een
ander karakter aan le geven.
De MINISTER VAN WATERSTAAT ant
woordt, dat men bij het bezien van het te
kort rekening moet houden met het onder
houd der havenwerken. Wanneer men dit
huiten rekening liet, zou het eigenlijk be
drijf eèn ton winst geven.
Na repl.ek van den heer DE GIJSELAAR
en dupliek van den MINISTER, wordt de
begrooling goedgekeurd.
Aan.-de orde is de
Begrooling van Arbeid, Handel en Nijverheid
De heer A4IELING (A.-R.) bespreekt
de toepassing van'de Arbeidswet en vraagt
spoedige invoering er voor van kantoor-,
winkel- en verplcgingspersoneel. De nood
zakelijkheid hiervan zet hij uiteen.
De Minister van Arbeid. Handel en Nij
verheid, de heer SLOTEMAKER, is het
volkomen eens met den spreker, en hel is
natuurlijk, dat hij slreeft naar volledige
uilvoering der Arbeidswet. Maar een be
windsman moet rekening houden met ver
schillende factoren, o. a. met de economi
sche gevolgen daarvan, met de bijzondere
moeilijkheid, hei subtiele van een goede
regeling.
Dat vertraagt de verwezenlijking van
sprekers wcnschen in die richting. Win
kels, .kantoren, noch verpleging zal spr.
uit hel oog verliezen, maar hij wijsl iii het
bijzonder op de moeilijkheid van dc rege
ling voor vorplcgiugsinrichlingen, omdat
de verpleging door diaconessen en zusters
huilen'de wet valt en de verplègingsinrich-
(ingen vim neutralen aard op groole kos
ten worden gejaagd. Spr. stelt nu daar
om een ernstig onderzoek in, maar iot nog
(oe heeft hij niet vfcol lijd er voor gehad.
De begrooling wordt z. h. st. goedge
keurd, evenals de begrooling van Koloniën.
De vergadering wordt hierop tot lieden elf
uur verdaagd.
(Vervolg van gisteren).
Begrooting voor Suriname.
Aan de orde is de begrooting voor Suri*
name 1026.
De heer VAN RAPPARD (V.-B.) be-
treurt, de opheff.mg van een zelfstandig
lan.dbouwdepartement, en meent dat voor
onderwijs niet genoeg gedaan wordt. Ook
doet de Regeering .niet alles om kapitaal
naar iWest-Indië te trekken. Een betere
bclastingpolitiek, o.a. afschaffing van som
mige belastingen, is noodig om meer geld
te trekken voor ontginning van den pro
ductieven bodem...
Dc bestrijding -de* tropische ziekten
dient ook krachtiger bevorderd te worden,
met name van de malaria en den mijn-
worm. Verder moet de overheid het Immi
gratie-fonds meer steunen en de sinaasap
pelcultuur bevorderon. Dc handel in sinaas
appelen vraagt dringend bevordering door
de Regecring. Hierover dient overleg te
worden gepleegd opdat de export naar Ne
derland geregeld geschiedt. Het is dan noo
dig dat van Iandswego een toezicht wordt
ingesteld op de deugdelijkheid der gede
porteerde sinaasappelen.
Ten slotte verdedigt spr. hulpverleening
aan de kleine landbouwers.
De heer BOON (V.-B.) bespreekt de sa
menstelling van de rechterlijke macht in
verband met de daarin aangebrachte wij
zigingen bij Kon. Besluit van 7 April 1925.
Hij acht die wijziging niet gewenscht;
bracht voorschriften die do onafhankelijk-"
heid der leden van het Hof van Justitie
aantast. President cn leden van dit Hof
richtten zich tot de Kamer om het besluit
ongedaan te maken. De Gouverneur kan
nu de leden van het Hof waarneming van
allerlei betrekkingen in de rechterlijke
macht opdragen zelfs die welke vroeger
door een klerk ter griffie werden verricht.
Spr. vraagt den Minister dringend het be
sluit van April 1925 weer in te trekken en
om dien aandrang te steunen dient spr.
een motie in waarin intrekking der wijzi
ging wordt gevraagd.
Dc heer IJZERMAN (S.-D.) wil het gaar
ne den Minister ten goede houden dat hij
nog niet op alle punten een definitief oor
dcel heeft. Spr, hoopt dat de Minister
spoedig de richting voor zijn W.-Inclisch
beleid zal hebben vastgesteld en dat deze
anders zal zijn dan tot nu toe in West-Indië
werd gevolgd. Die politiek was uitsluitend
passief, al had minister dc Graaft wel eens
groote plannen. Aan het plan-Pictersen is
nooit een begin van uitvoering gegeven.
De hoop dat particulieren kapitaal zouden
steken in deze kolonie, is al jarenlang ijdel
gebleken maar dc Regecring blijft er zich
aan vastklampen. De richting was alleen
actief bij dc bezuinigingen en daarbij heeft
ze schade aangericht voor gezondheid en
onderwijs. Spr. wijst er o.a. op, dat wij
van den aanleg van.de waterleiding niets
meer hooren, dat de gezondheidstoestand
der kolonie achteruitgaat en dat steun van
kapitaal niet is le wachten. De bestrijding
der muskieten is een dringende cisch voor
de kolonie.
Dc wijze waarop bezuinigd is, keurt hij
af. Het ware gewenscht een algemeen on
derzoek in te stellen, zooals hier te lande
door de commissie-Rink is gedaan. Speciaal
critiseort spr. de willekeurige bezuiniging
aan het eind der begTooting tot een bedrag
van H20 duizend gulden. Spr. hoopt dat dc
Minister de kwestie vait Suriname's west
grens zal willen bestudeeren.
Spr. steunt de motie-Boon in zake de
rechterlijke macht.
Dc. heer DROOGLEEVER FORTUYN
(V.-B.) bespreekt de grensscheiding vnn
de kolonie Suriname. Hij betreurt het dat
de Minister geen gegevens wil overleggen,
want er is wel degelijk een grenskwestie
al ontkent de Minister het bestaan daar
van. Vroegere regeeringen dachten er an
ders over, hetgeen spr. nader aantoont.
De heer VAN VÜUREN (R.-K.) betoogt
dat in 20 jaar tijds niét veel verbeterd is
in deze kolonie. De steun van hot moeder
land is gaandeweg verslapt en alleen zelf
standigheid in het beheer van de kolonie
zal redding brongen. Spr. verdedigt het
schrappen van den bezuinigingspost aan
het eind der begrooting. Het is èen zon
derlinge post omdat niemand weet waarop
dat geld bezuinigd moet. worden.
Spr. zegt verder niets tc gevoelen voor
de motie-Boon. Hij wil met het oog op (le
bezuiniging de bevoegdheid laten tot com-
b'meeren van functies.
Op onderwijsgebied is geen vooruitgang
Men verblijdt, ons daar met een musch doo-
dev dan spr. ooit zag. (Gelach). Van -ge
lijkstelling van openbaar cn bijzonder on
derwijs is nog geen sprake, hetgeen spr.
mot tal van voorbeelden aantoont. De oi
deiwijs-verordening heeft den toestand veeï
slechter gemaakt voor het bijzonder onder
wijs. Dc Minister moge die verordening
nog eens goed nader overwegen.
De heer VAN GIJN (V.-B.) bespreekt'
ook den zonderlingen bezuinigingspost aan
het einde der begrooting. Het is noodig
dat de Kolonie geheel op zich zelf komt te
staan met haar financiën, opdat het ver
antwoordelijkheidsgevoel worde ontwikkeld.,
In dezen post. ziet hij een middel om tod
bezuiniging to dwingen, een moreelen'
dypang dus en meer niet, want de bcgroo-
tingsposten zijn wettelijk vastgesteld. Een"
heel dwaas systeem vindt hij het niet al
is het niet fraai.
De heer VAN BOETZELAER VAN DUB
BELDAM (C.-H.) bespreekt dc zending
en het zendingsonderwijs.
Hij spreekt daarbij in gelijken geest als
de heer Van Vutiren. Dc motie-Boon acht
hij overbodig; het. gevaar dat de heer
Boon vreest, acht spr. niet zoo groot, maar
hij meent dat wel oen regeling is tc treffen
dio alle partijen bevredigt.
Den bezuinigingspost aan het slot der
begrooting acht spr. zonderling omdat moet
worden aangenomen dat alle posten tot het
uiterste zijn beperkt. Die post bctcekent'
dus eigenlijk niet veel.
De heer SCHEURER (A.-R.) zegt dat
alles is geraamd cn dat dus dc extra be
zuinigingspost zeor zonderling is. Waarom
is dan niet op icderen post iets geschrapt 1
Dat vindt hij geen goed systeem cn daar-»
om is hij tegen dien post.
De Min. van Koloniën, de heer KO
NINGSBERGER antwoordt. Dc herziening
van hel Regeeringsreglemcnt zal hij be
spoedigen. Daarmede houdt verband de
kwestie van de opheffing van Hot depar
tement van Landbouw, die wpinig verande
ring bracht in den practischen toestand
en alleen een persoonsverwisseling ten ge
volge had. Participatie in ondernemingen1
is heel goed als men het gold cr voor heeft,»
maar dat is nu juist niet het geval. Jn den"
Iaatstcn tijd is er opleving van belangstel-»
ling voor do Kolonie cn spr. juicht dit toe".-
Aan volksgezondheid cn ziekt cnbestrij-
ding zal spr. zijn volle aandacht wijden.»
Voor de waterleiding zoowel als voor het
onderwijs zal hij zooveel doen aK moge
lijk is.
De grenskwestie zal spr. bcshulceren. Dc
stukken die er op betrekking hebben, zal
spr. te zijner tijd overleggen als hij ze be
studeerd heeft.
De motie-Boon besprekend, zet hij uit
een dat opdracht van functies altijd hoeft'
plaats gehad en zelfs gewoonte weïd. Om
te bezuinigen heeft men deze aangelegen
heid geregeld en definitief gemaakt. Het#
Naar het Engelsch van
RAFAöL SABATINI.
45)
Hij kreeg een vuurroode kleur cn trapte
onrustig mei zijn voet. Misschien heb ik
het toch niet goed met hem aangelegd. Ik
had hem bang moeten maken; dat alleen
zou de gewcnschl'e uitwerking geha<£ heb
ben; door hem tegelijkertijd de beleedigin-
gen naar het hoofd te werpen, dio ik niet
kon weerhouden, had ik hem weerspannig
gemaakt en zijn begeerte gewekt mij le
dwaisboomen.
„Wat verlangt ge van mij?" vroeg hij op
ec-n toon van aanmatiging, die dc mijne
haast in do schaduw «lelde.
„Ik verlang, dat ge uw manschappen
wegzendt cn terugkeert naar Toulouse,
zonder mijnheer dc Lavédan, dat ge aan
den grootzegelbewaarder mededeelt, dat uw
^vermoedens ongegrond waren cn dat ge een
bewijs hebt gekregen, dat de vicomle niet
tn relatie heeft gestaan met monsieur, den
broeder des konings."
Hij keek mij met verbazing aan - bijna
lachend.
.-,Ecn waarschijnlijk verhaaltje óm aan
^mme beeren le Toulouse te vertéllen."
»yl zeker, een heel waarschijnlijk v-er-
aa.. Wanneer ze er over nadenken hoe-
ei voordeel u ontgaat door den vieomte
iet gevangen tc nemen terwijl ge-er niets
v,?n ?Tml' zu'lcn- ze u gemakkelijk geloo-
„Manr welk bewijs bedoelt u?"
„U hebt geen beschuldigende bewijzen
gevonden, geen documenten, die togen don
vicomle getuigen?"
„Neen mijnheer, het is waar, dal ik
Ilij zweeg en beet zijn lip, mijn glim
lachend gezicht deed hem zijn. indiscretie
inzien.
„Goed dan, dus u moei een bewijs be
denken of maken orn te bewijzen, dat hij
in gecnen declc met den opstand le maken~
bad."
„Mijnheer de Bardelys," zei hij zeer on
beschaamd, „wij vermorsen tijd met' nutte-
looze woorden. Indien u denkt, dat ik mijn
leven in gevaar wil brengen om u of den
vicomtc een dienst le bewijzen, dan vergist
ge u deerlijk."
„Dat heb ik ook nooit gedacht. Maar wel
dat' koninklijk bevelschrift om hel mijne le
vernietigen. Doe wal gc wilt, wanneer ge te
Toulouse komt", cn hij glimlachle somhor.
„Maar de vicomle gaal met mjj mee."
„Go hebt geen bewijs legen hem," riep
ik uit. Ik kon haast niet gelooven, dat hij
mij durfde tarten en dat mijn plan mislukt
was.
„Ik heb het bewijs van mijn gesproken
woord. Ik ben bereid een eed l'e doen op
het geen ik weet dat, terwijl ik eenigc
weken geleden hier was, ik ontdekte, dat
hij in verslandhouding stond met de re
bellen."
„En wal' denkt gc, ellendige dwaas, denkt
go. dat uw verklaring zat opwegen legen de
mijne?-" riep ik uil. „Wees niet bang, mijn
heer de St. Eustaebe, ik ga naar Toulouse
en beschuldig u van ren leugen door aan
Ie toon on. dat aan uk woord geen sterve
ling geloof kan s!oan en door aan den ko-
nincr mededeeling l'e doen van uw verleden.
Indien ge denkt, dat, nadat ik gesproken
heb, koning Lodewijk, dien zij den Recht
vaardige noemen, het vonnis van den vi
comle. op uw aanwijzing zal doen voort
gaan, of als ge denkt, dat ge in staat zult
zijn uw eigen hals le redden uit de lus, die
ik er om heen heb doen werpen, dan zijt
go ccn veel grooter dwaas dan ik ver
moedde."
Hij keek mij over zijn schouder aan met
oen vuurrood gezicht en een voorhoofd zoo
donker als een donderwolk.
„Dat alles mag gebeuren wanneer ge te
Toulouse koml, monsieur de Bardelys", zei
hij somber, „maar van hier naar Toulouse
ligt een afstand van ongeveer twintig
mijlen".
Met die woorden draaide hij zicli om en
liet mij alleen, teleurgesteld en kwaad, om
na te denken over de belcekenis van die
laatste woorden.
Ilij gaf zijn manschappen bevél op le stij
gen.
Ik had een woord willen spreken tot den
vicomle vóór zijn vèrlrek, maar .ik was ie
diep, bedroefd en vernederd door mijn ne
derlaag. Zoozeer, dat ik niet eens bedacht,
hetgeen toch heel natuurlijk geweest zou
zijn, wat Lavédan wol'van rnij gedacht zou
hebben. Ik had diep berouw over mijn
overijling; waarom was ik naar Lavédan ge
gaan zonder eerst mei den koning gespro
ken le hebben, zooals Caslelroux mij had
aangeraden. Ik had stellig gehoopt. St.
Eustache op luisterrijke wijze te kunnen
ocertroeyen# Ik had gedacht een held te
schijnen in mademoiselle's 'pogen en" zoo
hoop ter ik dal dankbaarheid voor hel redden
van haar vader en bewondering voor de
manier waarop ik dit had gedaan, haar
gunstig zonden stemmen om mij oen ont
moeting toe le slaan, waarin ik mij zou
kunnen rehabililecrcn. Indien mij dat werd
toegestaan, dan zou alles mij gelukken, daar
twijfelde ik niet aan. v
Nu was mijn droom verijdeld en mijn
trots had zulk een vernederenden knak ge
kregen. als de moralisten zeggen, dal onzen
trols meermalen overkomt. Er bleef mij niel
veel anders over dan weg te gaan met han
genden staart, als een hond die stokslagen
gekregen heeft mijn oogverblindend
schitterend gevolg was een spotternij, die
luide mijn echte onmacht verkondigde.
Toen ik het rijtuig naderde, zweefde de
vicombesse plotseling de stoeptrap af en
kwam naar mij toe mei een vriendelijke
glimlach.
„Mijnheer de Bardelys", zei ze, „we zijn
u dankbaar voor uw tusschenkomst in de
zaak van dien rebel, mijn echtgenoot".
Het heeft weinig geholpen, en ik kan
slechts hopen dat mijn bemiddeling bij den
koning meer vrucht zal dragon", ant
woordde ik.
Ofschoon ik fluisterend gesproken had,
had St. Eustache, die naast mij stond, mij
verstaan, zooals ik duidelijk aan zijn ge
zicht kon zien.
„Blijf hier, mijnheer", antwoordde zij mcf
vuur, „en volg ons, .wanneer u uitgerust is".
„U volgen?" vroeg ik. „Gaai u dan met
mijnheer de Lavédan mee?"
„Neen, Anna", klonk de beleefde slem
van den vieomte vanuit het rijluig. ..Dal zou
onnoodige vermoeienis zijn. Blij: liever
thuis totdat ik terugkom".
Ik twijfel er niet aan, of de arme vicomle
maakte zich meer ongerust hoe zij hem zou
vermoeien dan hoe de reis haar zou ver
moeien. Maar de vicomlesse was niel te
overtuigen. SI. Eustache had smadelijk ge
lachen toen de man sprak van terugkomen*
.Mevrouw had dien spollaoh opgemerkt, en
nu "keerde zij zich (ot hem inet do hefüg»
woede van een vischvrouw.
„Hij zal niet lerugkeercn, denkt ge, jou
Judas!" beet zij hem toe en haar mager,
bruin gezicht werd heel leelijk om aan !e
zien. „Dal zal hij wel! dat" zweer ik je, dat
zal hij wel. En neem je in acht wanneer h»j
terugkomt, mijnheer de diender, want op
mijn woord van eer» ge zult een voorsmaak'
hebben van de het voor uw optreden in dezer
zaak".
De chevalier de St. Eustache glimlach e
zeer gedwongen.
„Een vrouwetong doet geen kwaad",
zei hij.
„De arm van een vrouw misschien ook"
niel?" vroeg de krijgshaftige mairome. „Jou
naar muskus riekende fat, ik zal
„Anna, vrouwlief", smeekte de vicomle,
„ik verzoek jc kalm te zijn.
„Bedenk liever dat hel niet past aan ^8
waardigheid van j<f positie om dien kwa
jongen toe te spreken. Wij trachten niet jti
aanraking le komen met vergiftige kruipend
dieren, maar - wij slaan niet stil om hun Ie'
verwijten dat zij vergiftig zijn. God heeft ze
zoo geschapen".
St. Eustache bloosde tot in de wortels van'
zijn haar, toen keerde hij zich haastig lot
den koetsier en beval hem weg le rijden*
Hij wilde hei portier sluiten, maar madame
belette hel hem. Dat was de laatste kans van?
S(. Eustache om zich te wreken.
„U mag niet", zei ij.
„ïk mag niel?" Zij kreeg ccn kleur,
„waarom niet, mijnbeer de spion?
„Ik heb u geen rekenschap te geven aal-,
woordde hij norsoh. „U mag niel -
(Wordt vervolgd). J