Een aardig Tafereeltje
uit den Waternood-tijd
Een misverstand uit de
Dierenwereld.
Spelletje.
of we. geen goeden inval krijgen. Maar la
ten we nu eerst do (stukken van je pop op
rapen."
Zij gingen nu samen aan hel. werk en
hadden weldra Ellens ledematen bij elkaar.
,,'tls jammer," zei Bep, „dat zij in zoo
veel stukken is, Zij kan onmogelijk meer
gemaakt wordeD. Gelukkig maar, dat zij
't niet voelt. Dat weet u immern heel ze
ker, Vader!"
„Ja, heel zeker," antwoordde de dokter,
terwijl) hij met Bep naar binnen gmg.
(Wordt vervolgd).
Jullie zult allemaal natuurlijk veel heb
ben hooren spreken van de vreeselijkc
ramp, die ons land dezen winter heeft
geteisterd, is 't niet? Iloe de dijken op
verscheiden plaatsen doorbraken, waardoor
het water alles overstroomde en hoe langer
hoe hooger steeg, en de huizen binnen
stroomde, al maar hooger. zoodat 't zelfs
de bovenverdieping onder water zette, en do
menschen, die al op den zolder buisden,
verplicht waren op 't dak te klimmen, eer
ze gered konden worden, en dat in die
biltere koude! Vreeselijk hebben zij dan
ook geleden, zóó erg, dat jullie, die, als je
van school thuiskwaamt, heerlijk je kondt
warmen bij de goed brandende kachel,
je dit haast niet zult kunnen voorstellen.
En niet alleen de menschen, ook de dieren
hebben bittere ellende doorstaan en menig
dier, soms een heele stal met koeien, en
heel veel kippen, hebben 't leven daarbij
gelaten, omdat ze niet bijtijds gered kon
den worden.
Zoo was er ook een gezin, dat al hooger
en hooger was gaan huizen, nadat ze eerst
gelukkig nog de koeien uit den stal op
veiliger plaatsen hadden kunnen brengen,
maar eindelijk stond het water zóó hoog,
dat 't tot aan de zolderramen kwam, en
zij zoo gauw mogelijk in de boot moesten
stappen, die hen kwam halen. Er waren in
dat gezin vijf kinderen, en hun vader hielp
mee aan 't dichtstoppen van de dijken,
.zoodat moeder de vrouw het heel druk had
met do zorg voor haar kinderen bij de
redding, en 't dut geen wonder was, dat
zij voor 't oogenblik den hond en de poes
vergat, die op een zolderkamertje aan den
achterkant zaten.
Toen ze al een poosje weg waren met de
boot en zij hun woning niet meer konden
zien. bedacht 't oudste kind. een jongen
van tien jaar opeens, dat ze .die dieren ver
geten hadden, maar er was geen denken
aan om terug te koeren: de soldaten in de
boot hadden toch al moeite genoeg om
tegen den stroom op te roeien, en er moes
ten nog meer menschen gered worden, en
die gingen vóór de dieren.
Jullie kunt begrijpen, hoc vreeselijk de
kinderen dat vonden, ze hielden zooveel
van hun trouwen Bello, en de poes had
twee lieve kleine poesjes, die pas drie
weken oud waren, zulke schattige diertjes;
zouden die nu moeten verdrinken? Ze huil
den bij die gedachte.
Bello kon tenminste nog zwemmen, die
zou zich dus misschien nog kunnen redden,
maar een poes, die zoo bang voor water
is, zeker niet, en al had ze 't gekund, dan
zou ze nooit haar kleintjes hebben verlaten
daarvoor was ze oen tp goede moeder.
Hel' was dus wel zeker, dat ze hun dieren
nooit meer terug zouden zien, tenzij er een
wonder mocht gebeuren.
Inmiddels was 't water zóó gestegen, dat
't nu ook de zolderkamer bereikte aan den
achterkant, en Bello's mand angstwekkend
naderde. Poes zat een eindje verder terug,
in een mandje met hengsel, met haar twee
kindertjes warm tegen zich aangedrukt
Nu begreep de hond, dat 't ernst werd,
en dat hij zich door 't luik, dat open stond,
redden moest. Maar hoe dan met Poes?
Die wilde hij toch niet achterlaten om met
haar kleintjes jammerlijk om te komen. En
wat deed de slimme Bello, die heel goeie
maatjes met de poesenfamilie was, toen?
Dat zal ik jullie nu eens gauw vertellen.
Hij pakte het mandje bij 't hengsel tus-
schen zijn stevige tanden, en wierp zich in
den vloed, steeds zijn kop hoog opgeheven,
opdat 't mandje, met zijn bewoners, goed
droog zou blijven, en nu ging hij" zwem
mende de richting ilit, die de boot genomen
had. Hij schoot wel weinig oP, want 't was
moeilijk werk. maar eindelijk werd hij toch
voor zijn moeite beloond, want ginds ont
dekte hij de boot. die juist menschen uit
een andere woning afhaalde, en dus stillag.
Dat gaf het vermoeide dier nieuwen moed,
en hij worstelde met zijn mandje tegen 't
water, totdat- de kinderen hem herkenden,
en men wachtte, lot hij de boot had be
reikt, waarin 't trouwe dier toen liefderijk
werd opgenomen.
De arme hond was geheel uitgeput en
rilde van de koude, en in 't mandje lagen
de 'poesen alle drie, zonder dat hun een
haar was gekrenkt.
Wat waren de kinderen gelukkig!
Een der mannen had een dek, dat hi]
over het kletsnatte dier heenlegde, zoodat
liet weer wat kon bijkomen.
Jullie begrijpt allen wel. dat 't trouwe
dier de held van den dag werd. en dat meD
hem een plaatsje inruimde in 't huis, waar
I de familie een gastvrij onderdak vond, toen
men zijn geschiedenis hoorde.
Maar de poesjes, die zoo wonderbaai
gered waren, werden ook niet vergelen, en
mochten bij hun trouwen makker blijven,
die hen zoo moedig van een wissen dood
gered had.
ANNA K.
(Fabel).
Een ezel, een geit en een kalf stonden op
een weide bij elkaar. Do ezel balkte, de geil
blaalle en het kali riep maai steeds:
„boehl" terwijl de herdershond, die daar
rondliep, huilde.
Al die geluiden loverden nu niet bepaald
mooie muziek op en het duurde dan ook
niet lang. of een klein, lief lammelje kwam
aangeloopen en riep uit:
„Och maken jullie toch alsjeblieft niet
zoo'u leven. Met is niet om uit te houden!"
De geit antwoordde:
„Daar ben ik a! heel onschuldig aan.
want het beetje blaten, dat ik doe, zul je
nauwelijks kunnen hooren."
De hond zei:
,.Ik ben een doodgoeie kerel en nooit
luidruchtig. Ik zal je heusch geen hoofd
pijn bezorgen."
Het kalf keek het lom heel uuchler aan
en zei:
„Ik heb nog nooit iels anders dan „boehl"
gezegd. Daarvan zul je loch zeker niet ze
nuwachtig worden, is het wel?"
Het arme lam werd al meer cn meer ver
logen met de zaak; hel maakte een buiging
voor den ezel, en zei:
„Waart gij hel dan ook wellicht, die zoo'n
■leven maakl, meneer?"
De ezel keek hot lam uil de hoogte aan
en balkle:
,.I-a, i-a!"
Nu juichen alle dieren en riepen:
„Hij is het geweest en hij zegt het zelf,
want zijn antwoord luidt: „Ja ja!"
Wat is ei met Keesje gebeurd?
De medespelers on -speelsters zitten allen
orai een groote tafel heen en ieder heeft een
vel papier vóór zich liggen. De leider van
het spel vraagt nu:
„Wat is er met Keesje gebeurd?"
Nu schrijft ieder op het papier, dat vóór
hemligt. het antwoord, dat een of ander
lastig geval, gevaar of moeilijkheid noemt
waarin Keesje zich bevonden heeft.
B.v.: Hij ging bij bet baden in zeo te ver
't water in. vpelde geen grond meer onder
zich en was op het punt te verdrinken.
Of- Hij zou naar een danspartijtje gaan.
doch ontdekte, dat al zijn boorden bij de
waschvrouw waren.
Hoe zeldzamer cn avontuurlijker de toe
stand is. hoe beter. Het geschrevene wordt
nu tweemaal plat omgevouwen en de papie
ren worden door den leider opgehaald. Deze
deelt ze weer uit, na ze eerst door elkaai
gelegd (e hébben. Daarna stolt hij zijn
tweede vraag:
„Wat of wien riep Keesje te hulp?"
Iedere deelnemer schrijft nu zijn ant
woord op. Hoe grappiger, hoe beter natuur
lijk! Daarna wordt het papier weer twee
maal omgevouwen De leider haalt de pa
pieren op, legt ze door elkaar en deelt ze
opnieuw uil.
Do leider vraagt nu:
„Hoe werd Keesje gered?"
Daarop schrijft iedere medespelendc zijn
derde antwoord op het papier, dat vóór
hem, ligt.
Hierna wordt ook het overige gedeelte
van het papier plat omgevouwen. Voor den
derdon keer verzamelt de leider de papieren
schudt ze flink door elkaar en deelt ze
daarna weer uit.
Jullie begrijpt, dat je nu de grappigste ge
schiedenissen te hooreu krijgt, want ieder
moot voorlezen, wat op zijn papier staat b.v.
Hij ging bij het baden in zee te ver hei
water in. voelde geen grond meer onder zich
en was op het punt te verdrinken Hij riep
de brandweer to hulp Deze schoof onmid
dellijk de grendels van de deur.
Of: Hij zou naar een danspartijtje gaan,
doch ontdekte, dat al zijn boorden bij de