De Markies v. Bardeijs No. 2025f, LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 19 Maart Derde Biad. Anno 1926. BINNENLAND. HOLLANDSCH- ZWITSERSCHE QRANGE-CHOCOLADE Vraagt Llw winkelier. FEUILLETON. Eeiste Kamer. Hefc Centraal Stembureau heeft gisteren 'in de vacature, ontstaan door het ontslag nemen van prof. Slotemaker de Bruine als lid der Eerste Kamer, tot lid dier Kamer benoemd verklaard prof. jhr. rar. B.'C. dc Savornin Lobman hoogleeraar in 't Staats- rcthfc aan dc ltijksunivörsiteit te Utrecht. De weg van Rijswijk naar De Vink. Bij de Tweede Kamer is ingekomen een ontcigeningswetsontwerp in verband met verbetering van den weg van Rijswijk (Hoornbrug) naar dc Vink^ (aansluiting aan den Rijksweg) nabij Leiden in de ge meen Ion Voorburg. Veur en Voorschoten. Ontleend is aan de memorie van toelich ting inzake dit wetsontwerp: Bij besluit van de Stalen van Zuid-Hol land is door die provincie in beheer en on derhoud genomen de weg RijswijkDe Vink. De provincie besloot verdof lot verbete ring van genoomden weg, onder voor waarde o.m., dat dc betrokken gemeenten den weg met de daartoe behoorende kunst werken on bermen lusteloos aan de provin cie in eigendom zou worden overgedragen. De bedoelde verbetering zal hierin beslaan, dat dc verharding en dc in den weg gele gen bruggen een breedlo zullen verkrijgen van ten minste 5 meter. Bovendien zullen voor het verkeer hinderlijke bochten wor den -afgesnedenbeplantingen, die een vol doend uitzicht belemmeren, worden opge ruimd, opritten naar bruggen, onder flau wer helling worden gebracht en dc afwate ring van den weg worden verzorgd door afgraving en, zooveel noodig, verharding van de bermen. Ten behoeve van de uit voering van bovenbedoelde verbetering is verzocht de tot-sland-koming le bevorderen van een wet 1ot verklaring van het alge meen nut dor werken. Aangezien het bier een belangrijken ver keersweg betreft, waarvan de goede staat inderdaad van algemeen belang is le ach ten, is er aanleiding aan liet verzoek tc yoldoen. Nederl.-Zwitsersch Luchtvaart-Verdrag. Bij do Tweede Kamer is ingekomen oen ontwerp van wet tot goedkeuring van het op 18 Mei 1925 tusschen Nederland en Zvr'seriand te Bern gesloten voorloopig lucht vaart verdrag. De memorie van toelichting op dit ont werp herinnert cr o.m. aan, dal indertijd op verzoek van de Ncderlandschc régee- ïing niet de Zwilsersche regeering onder handelingen geopend werden inzake het treffen van een voorloopig luchtvaartver drag tusschen de beide landen, welke on derhandelingen er toe leidden, dol op 18 Mei j.l ccn zoodanig verdrag werd getee- kend. "Evenals hel verdrag met Noorwegen «temt ook dit verdrag, wat den inhoud be itelt. in hoofdzaak overeen niet de. tus- f sehen ons land en Drool Britanniö cn Ier land getroffen schikking; do rangschik king van dc slof komt overeen met die van eerstgenoemd verdrag. Intusschen ver schilt het onderwcrpelijke verdrag in zoo verre van de beide meergenoemde verdra gen, dal onder dit verdrag enkel de parti culiere luchtvaartuigen vallen. Op verzoek 1 van de Zwilsersche regeering werd een slotproloeol toegevoegd, dat bepaalt, dat tten aanzien van dit verdrag het Vorsten dom Liechtenstein als een inlegreerend deel van het Zwitserschc grondgebied zal worden beschoüwd, vo6r zoover het lot het Zwilsersche douanegebied zal behooren. Een initiatief-voorstel in bewerking. Naar het ..Centrum" verneemt is bij groe pen der rechterzijde in bewerking een ipi- tiatief-voorstcl tot wijziging van art. 123 I. R. R. (Verbod van zending in Ned.-Indiü zonder toestemming van de burgerlijko Overheid). Redelooze obstructie. Naar de heer Braat aan het „Vad." mede deelde, is het zijn bedoeling, in dezen zin obstructie tc voeren, dat hij voornemens is in avondvergaderingen van de Tweede Ka mer stemmingen uit le lokken, wanneer er minder dan 51 leder, aanwezig mochten zijn. Hij is nog steeds van mceninp. dat de amendecring van zijn wetsvoorstel betref fende den Zomertijd (waarna hij dit heeft ingetrokken) hem volkomen het recht geeft obstructie te voeren en stelt dit op één lijn niet het optreden der Bioomsch-KaUioliekcn na de verwerping van het gezantschap bij den Paus op 11 November van het vorige jaar! Op de vraag, hoe lang bij deze even ïiul- telooze als redc-looze obstructie dacht vol le houden, wist dc heer Braat geen ant woord le geven. Verlaging der posttarieven. liet Comité tot verlaging der Pcsltarievcn heeft, gelijk bericht, een adres gezonden aan den directeur-generaal der posterijen cn telegrafie inzake de porli-vcrlaging. Naar aanleiding van do verzending van dit adres had een ondérhoud plaats niet den plaatsvervanger van den directeur-generaal, waarbij met nadruk er op gewezen werd. dat handel en nijverheid in de stellige ver wachting verkeereh, dat dc in uitzicht ge stelde verlaging van briefkaart- en daarna van briefporto in het nieuwe jaar een feit zou zijn geworden. Verder werd bij vernieuwing aangedron gen op verlaging van dc drukwerk-tarieven cn op de schijnbaar slclsellcoze beoordeeling van wat periodiek cn wat drukwerk is. Naast enkele punten van meer plaatse lijk belang werd ook gesproken over liet eventueel uitvallen cener bestelling. Namens het hoofdbestuur der posterijen werd, wat het punt drukwerktarieven be- Irfcft. er op gewezen, dat clc twee cents per 50 gram hier to lande geheven, ten opzichte van andere landen laag is te noemen. Een vergelijking werd gemaakt o.a. niet Zweden en Noorwegen, Groot-Brilannié cn de Vereenigdo Staten, waar liet tarief iels hooger is. Wat de verlaging der tarieven voor brief kaarten en brieven aangaat, kunnen geen toezeggingen worden gedaan, aangezien, althans dit was de indruk, dien de com missie kreeg, dit verband houdt met hel sluitend budget der algemcene middelen. Wat het uitvallen eener bestelling be treft, was hot hoofdbestuur der posterijen tol de conclusie gekomen, dat dit geheel locaal nioel worden bezien. In een sedert gehouden vergadering van het volledig comité weid besloten zich di rect na afloop der ministerieele crisis niet een adres lot den minister van Arbeid, Ilandel en Nijverheid le wenden cn even eens tot den minister van Financiën cn beide adressen mondeling toe tc lichten om cr op tc wijzen, dat naar de mcenlng van het comité, vertegenwoordigende door zijn samenstelling den handel cn de industrie hier te lande, het niet aangaat, dat \yaar het budget der posterijen sluit, niet port- verlaging wordt gewacht in verband met de sluiting van het algemeone budget. Alge meen is dc vraag naar verlaging van pro ductie-kosten en het is beslist noodzakelijk, dat ook van de zijde der regeering hieraan wordt medegewerkt, door den dienst der posterijen zoo economisch mogelijk in le richten cn tegelijkertijd zorg te dragen, dat de inkomsten der posterijen uilsluitend ten bate van het postverkeer worden aange wend. Verder werd besloten bij vernieuwing bij hel hoofdbestuur der posterijen aan le drin gen op spoedige invoering van een lager tarief voor briefkaarten en brieven, op ver laging van het drukwerktarief en verder op benoeming eener commissie van deskundi gen. welke heizij als commissie van beroep, hetzij als commissie van advies zou kun nen optreden bij de beoordeeling van stuk ken, of deze onder periodieken of onder drukwerk gerekend moeten worden. Steun aan Ond-Redders. De Minister van Waterstaat heeft aan den Voorzitter der Tweede Kamer inlichtingen gezonden op liet adres van het bestuur der Vereeniping Moed. Volharding. Zelfopoffe ring te Helder, houdende verzoek om onder steuning van de bemanning der reddings boot aldaar. De minister deelt in dezen brief mede.dat een commissie is ingesteld Ier onderzoek en regeling van de van Rijkswege toegekende en nog toe le kennen uitkeeringen aan be hoeftige oud-redders van schipbreukelingen cn hun nagelaten betrekkingen. De aanvra gen om ondersteuning worden in banden cher commissie gesteld, die de vcrcischlc in lichtingen inwint en elk verzoek om onder sleuning op zichzelf behandelt. Vervolgens wordt advies uitgebracht, waarna^de mi nister beslist omtrent het al of niet inwilli gen van liet verzoek. Da onbewaakte overwegen. Ir. antwoord op de wagen van den hoer Haazevoefc betreffende do onbewaakte over wegen, Jicelt Minister Van der Vegte een stoat je overgelegd, waarin, gesplitst mar do drie soorten van onbewaakts overwegen, zijn vermeld hei. aantal idooden en gekwetsten in do jaren 1923, 1924 en 1925. Er werden gedood in 1923 op hoofdspoor wegen 2, op locaal spoorwegen (nimmer afgesloten geweest) 2; in 1924 resp. gedood 9 ea geen; iD 1925 resp. gedood 7 en 4. Gekwetst in 1923 op hoofdspoor wegen 3, op locaal spoorwegen (nimmer afgesloten geweest) 9; 1924 resp. 13, op locaal spoor wegen (bewaking opgeheven) 5 en 7; 1925 resp. 8, 5 on 5. Aangezien de onbewaakte overwegen op duidelijke wijze- door waarschuwingsborden en vóórwaarschuwingetoékenen zijn of wor den -aangegeven en er nauwlettend voor gewaakt wordt, dat het uitzicht op de nade rende treinen voldoende is, mag de zorg voor eigen veiligheid in overeenstemming niet hetgeen dienaangaande in andere landen geschiedt, aan de gebruikers van den weg worden overgelaten. Uit het onbewaakt laten van spoorwegen mag' derhalve geen gebrek aan eerbied voor het leven van den mensch worden afgeleid. Het antwoord van de directie van de Nederlaudsche spoorwegen op het verzoek schrift van het R.-K. Werkliedenverbond is in zijn algemeone strekking blijkbaar niet juist begrepen. Niet volkomen betrouwbare automatische waarschuwingsborden zouden hefc gevaar bij onafgesloten overwegen ver- grooten. Plaatsing van zulke toestellen kan dus vooralsnog niet worden bevorderd; door nader onderzoek en beproevng zal moeten blijken of en in hoeverre voor eenig systeem do mogelijkheid van toepassing bestaAt. Indienstneming door de spoorwegen van arbeiders op arbeidsovereenkomst. Op de vragen van den lieer Drop in ver band met de indienstneming door de Ncdcr- landsehe spoorwegen van con belangrijk aantal arbeiders op een arbeidsovereen komst. als bedoeld bij art. 1037a Burgerlijk Wetboek, heeft de heer van der Vegte, mi nister van Waterstaat het volgende ge antwoord: I. Dat personen op arbeidsovereenkomst, als bedoeld bij artikel 1637a B. W., in dienst genomen plegen te worden i3 juist. Hun aantal is evenwel in verhouding tot het personeel met een aanstelling onder R.D.V.- verband zeer gering. II. Een arbeidsovereenkomst, volgens een vastgesteld model, waarin dc duur op ten hoogste 1G uren beprthJd is, wordt aange gaan, wanneer in min of meer plotseling opkomende behoef to van het bedrijf of in arbcidsbehoefte», waarop de porsöneel- kaders om andere redenen niet berekend kunnen zijn, voorzien moet worden. Aan gezien vooraf omtrent den duur van de be- noodigde hulpdiensten geen zekerheid be slaat en de behoefte veelal even onverwacht verdwijnt, als zij is opgekomen, is het in het bedrijfsbelang noodig dergelijke hulp krachten van dag tot dag in dienst te nemen. Staat vast. dat een tewerkstelling maanden achtereen zal duren, dan plegen in zoodanige gevallen betrokkenen onder R. D. V.-verband aangesteld te worden. III. Uit het antwoord op de tweede vraag volgt, dat de aard van het spoorwegbedrijf medebrengt in vorenbedoelde gevallen per sonen op de hiervoren aangeduide wijze op arbeidsovereenkomst in dienst te nemen en dat hel dus geenszins de bedoeling is om zoodanige personen aan eenig deel van de arbeidswetgeving Ie ontrekken. Er kan dan ook over deze wijze van handelen moeilijk afkeuring worden uitgesproken. De kiosken op de spoorwegstations. Op de vragen van den heer Moltmaker belrcffende het verbod van den verkoop van sommige Fransche tijdschriften in de kios ken op de spoorwegstations, heeft de heer RECLAME. 241t ^JwjgdnL, fËCONOMlÊl van dor Vogle, Minister van Waterstaat liet volgende geantwoord. Do tusschen de spoorwegdirectie en de ondernemers van den spoorwegbockhandel gesloten overeenkomsten verbieden uitdruk kelijk verkoop en uitstalling van boekwer ken, nieuwsbladen als anderszins, slrij- dende met de openbare orde en goede zedeil, en geven in geva! van twijfel dc beslissing aan de directie. Verder is aan deze het recht voorbehouden, om aan de onderne mers den verkoop van sommige bepaald aangewezen boekwerken, tijdschriften, nieuwsbladen, reisgidsen, platen ot voor werpen op te leggen ot te verbieden. Do directie is dus niet buiten haar be voegdheid getreden, toen zij, op uilnoodi- ging van den vorigen Minister van Water- slaat, den verkoop van de bedoelde tijd schriften verboort. Er bestaat geen genoegzame aanleiding om inlrckking van het verbod te bevorderen. Nederlanders in Oostenrijk. Door den lieer Braat zijn aan den Minis ter van Buitenlandschc Zaken dc volgende vragen gesteld: Is do Minister bereid om mee le doelen of cr getracht is om voor Nederlanders, die verblijf houden in Oostenrijk, het thans daarvoor noodige pasvisum at te schatten? Zoo niet. waarom niet? De her eta; silicotic en het nitbreidingsbedrag aan de onderwijzers over 192b. Op dc vragen van den lieer Suring. be treffende den invloed van de horclassilica- tio der gemeenten op hel bedrag van de n:t- keering aan openbare en bijzondere onder wijzers over 1925, ingevolge art. Ill van het Koninklijk besluit van 0 December 1925, Staatsblad no. 467 heeti minister Waszink o.m. hel volgende geantwoord: I. Uit de circulaire van den ambtsvoor ganger van don ondergeteekende aan dc gemeente- en schoolbesturen volgt inder daad, dat voor do berekening van de uit- keenng aan openbare en bijzondere onder wijzers. ingevolge artikel 111 van het Ko- jininklijk besluit van 9 December 1925 (Staatsblad no. -f67), builen aanmerking blijft het bedrag der verhooging als gevolg van het rangschikken eener gemeente in een hoogere klasse door de wijzigingen, bij dit Koninklijk besluit aangebracht in de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Bur gerlijke Rijksambtenaren 1925. II. Deze meening berust op het bepaalde or.dcr d van artikel III van liet Koninklijk besluit van 9 December 1925 (Staatsblad no. 467) krachlens hetwelk bij dc toepas sing van arlikel III de wijziging van arti kel 27 van het Bezoldigingsbesluit Burger lijke Rijksambtenaren 1925 builen aanmer king moet blijven. Het tweede lid van dit arlikel 27 heefl naar de meeniug van den ondcrgeleekende geen matcricele wijziging i ondergaan. Salarissen leeraren H. B. S.en. Op do vragen van den heer Suring bei treffende toepassing ook ten aanzien van do leeraren aan de It. II. B. S. en van art, 27 van 'l Kon. Best. van 9 Deo. 1925, krach tens welk artikel aan de Rijksambtenaren 'over 1920 en volgende jaren geen minder salaris wordt toegekend dan hun op 1 Jan, 102G volgens bet Bezoldigingsbesluit 1925 zal toekomen, zooals dat met betrekking to> ben op 31 Dec. 1925 luidt, antwoordde de Minister van Ond., K. en W.. dat hij niet van meening is, dat de billijkheid zou cisclien een bijzondere bepaling in het leven te roepen om te beletten .dat eenig leeraar eener 11. II. B. S. van 1 Jan. 1920 at aan wedde en toelagen een lager bedrag zal ont vangen dan over 1925. Zijn loenmalige ambtsvoorganger lieett er in zijn antwoord op de vragen van den heer Suring, ingezonden 15 Juli 1925, de aandacht op gevestigd, dat de toen aange kondigde bepaling alleen voor het jaar 1925 zou gelden, omdat zij uitsluitend slrekte om U-IeursleUing van verwachtingen, moe gelijk gewekt door toezegging van den toen- matigen voorzitter van den Raad van Mi- nislers in de vergadering van de Tweede Kamer dd. 5 Nov. 1924, te voorkomen. Hij zolle torn tevens uileen, dat door die be paling de leeraren feitelijk boven andere ambtenaren werden bevoorrecht en gat uit drukkelijk (e kennen, dat het in de bedoe ling lag met 1 Jan. 1926 het bijzondere voordeel, hetwelk dc leeraren uit dien hooi de genoten, te doen vervallen. C vei welk vergunning voor Banketbakkerijen De Minister van Arbeid, Handel en Nijt verheid heeft, gelet op het bepaalde tiij de artikelen 28, vijfde lid, en 97, vierde lid, der Arbeidswet 1919: A. aan hoofden of bestuurders van ban ket-bakkerijen in allo gemeenttn des Rijks vergund, dat in do weken van 29 Maart tot en met 3 April en van 17 tol cn met 22 Mei 1926 in hunne ondernemingen door arbeiders van 16 jaar of ouder, in afwijking van hec bepaalde in de artikelen 23 en 24 der Arbeidswet 1919, arbsid wordt verricht volgens onderstaande werktijdregeling: Resp.: datum; maximum aantal werkuren voor mannen; maximum aantal werkuren voor vrouwen en jeugdige personen van 16 en 17 jaar: Maandag 29 Maart 1926: 8'/- uur per dag; S uur per dag. Diusdag 30 Maart 1926: 8','j uur per dag; 8 uur per dag. \Yoonsdag31 Maart 192G: 8'/o uur per dag; 8 uur per dag. Donderdag 1 April 1926: 10 uur per dag; 10 uur per dag. Vrijdag 2 April 1926: 10 uur per dag; 10 uur per dag. Zaterdag 3 April 1926: 11 uur per dag; 10 uur per dag. Naar het Engelsch van RAFAüL SABATINI. 12) Welke betere band zou er te bedenken zijn om mij weder aan de Kroon te verbinden want kroon- en kardinaalsmuls zijn ge lijkluidend in dit Frankrijk, waar alles on derste boven gegooid wordt dan mijn dochter uit té huwelijken aan een van 'skonings gunstelingen? Maqj* als die waarschuwing niet bij'.ijds was gekomen, dan weel God alleen boe- veel kwaad hieruit had kunnen voortko men. Mijnheer de Chatellerault had mijn dochter nog maar tweemaal gezien. Den dag dal ik die bewuste tijding ontving, zond ik haar naar Auck naar familie van haar moeder. Ghatellerault bleef een week. Toen begon hij ongeduldig te worden en vroeg wanneer mijn dochter terug kwam. Zoo dra u vertrekt, mijnheer", antwoordde ik en ïoen hij er op aandrong, dat ik hem de re den zou zeggen, deed ik dat met zooveel openhartigheid, dat hij binnen de vier-en- Jwintig uur op do terugreis was naar Parijs". De graaf zweeg en liep de kamer op en ®per, terwijl ik over zijn woorden nadacht, die mij niet iets zeer merkwaardigs beken! maakte. Een oogcnLlik daarna ging hij Voort: JCE jiu het hem met Cha ellerault niet ge- ■dM is, kiest de koning cn gevaarlijker persoon om zijn plannen ten uitvoer le brengen. Hij zendt den markies Marcel de Bardelys naar Lavédan met dezelfde op dracht. Zonder twijfel schrijft hij het échec van Ghatellerault aan onhandigheid toe en hij heeft besloten ditmaal een man te zen den die bekend is om zijn hoffelijke manie ren en zijn aardig optreden, zoadat hij stel lig mijn dochter in zijn netten zal vangen. Het is een groot compliment voor ons, dat hij den knapslcn en meest begaafden gent leman van zijn hof zoo zegt men len- mijisle naar ons toezendt en toch het is een vleierij waar ik niet gevoelig voor ben. Bardelys gaal hier oven goed onverrichter zake vandaan als Chalolferaull. Als hij zijn gezicht maar vertoont dan vertrekt mijn dochter weer naar Auck. Heb ik niet groot gelijk, monsieur de Lespéron?" „Ja zeker", antwoordde ik langzaam als iemand die na'denkt. .,als u tenminste over tuigd is dat uw opinie omtrent Bardelys juist is ..Ik ben meer dan overtuigd. Welke an dere reden zou hij kunnen hebben om te Lavédan le komen?" Dat was een vraag die ik niet trachtte fe beantwoorden. Gelukkig verwachtte hij ook geen antwoord. Hij gaf mij de vrijheid over een andere verklaring na te denken van een zaak waarmee ik zoor vervuld was. Chatellerault had geen open kaart met mij gespeeld. Menigmaal sedert mijn vertrek uit Pariis had het mij verbaasd dat hij zoo spoedig zijn geheel© fortuin had gewaagd op een zaak die toch e zenlijk alleen afhing van de gril van een vrouw. Dat ik onmis kenbare voorrechten bezat boven hom. zoo wel waf mijn persoon betreft, nis mijn af komst, en mijn .rijkdom kon Chatellerault. niet over lief hoofd'h 'ben gezien» En toch scheen de mogelijkheid dat deze voorrech ten voldoende konden wezen om de gene genheid van het jonge meisje te winnen niet zwaar hebben gewogen toen hij de on wijze weddenschap aanging. Dat het.hem niet was gelukt, was geen reden tc veronderstellen dat het mij ook zou mislukken. Zulk een argument ging niet op en reeds menigmaal zooals ik zei, had het mij verbaasd in de laatste dagen hoe spoedig Chatellerault de weddenschap had aangenomen. Nu begreep ik hel. Hij rekende er op dat de vicomte de Lavédan precies redeneeren zou zooals hij in werke lijkheid deed en hij vertrouwde dat ik evenmin in de gelegenheid gesteld zou wor den deze schoonc cn koele Roxalanne te ontmoeten. Het was een leelijkc strik dien hij mij spande, een schurk alleen waardig. Het noodlot of het geluk, hoe zal men het noemen, had echter de hand gestoken in het spel en de kaarten werden opnieuw ge schud en gegeven sedert ik Parijs had ver laten. De bepalingen van de weddenschap veroorloofden mij iederen maatregel te ne men die ik noodig achtte maar de Voor zienigheid scheen een keus voor.mij te heb ben gedaan en mij op een pad geleid dat kon helpen mij den vaderlijken tegenstand te laten overwinnen. Als René de Lespéron. dc rebel, werd mij een schuilplaats verleend te Lavédan en was ik welkom geheelen door den graaf, die reeds zeer met mij scheen ingenomen te zijn. met René namelijk, voordat hij mij gezien had door al heigeen mijnheer de Marsac of wie dan ook hem van mij ver teld had. Ik moest daaT dus blijven als René :de Lespéron en zoo goed mogelijk van mijn verblijf aldaar gebruik maken. Maar ik smeekte den hemel dat diezelfde mon sieur de Marsac geen bezoek kwam bren gen op LeVédan terwijl ik er was» HOOFDSTUK VI. v Ik word beter. De week die volgde op mijn komst in La védan is moeilijk tc beschrijven. Het was een tijd zoo vol gebeurtenissen gebeur tenissen die mijn karakter schenen te her vormen en een heel ander mensch van mij le maken dan dien Marcel de Bardelys, dien ze in Parijs „den Luisterrijke" noem den. Toch waren de gebeurtenissen bij elkaar genomen van zoo heel veel beteekc- nis, ieder afzonderlijk zoo onbeduidend, dal ik cr waarlijk niet veel van kan opschrij ven. Rodenard en zijn metgezellen bleven twee dagen in het kasteel; die dagen waren voor mij een voortdurende kwelling en ik wist niet hoe lang die dwaze vent blijven zou. Gelukkig werd die onrust geheel door den heer de Lavédan, die op dat oogenblik niet gesteld was op het gezelschap van het gevolg van iemand die algemeen bekend stond tot de partij van den koning le behoo ren. IIij raadpleegde mij eindelijk hoe hij ze zou kunnen wegzenden en ik die niets liever wenschte dan van hen bevrijd le zijn raadde hem aan Rodenard ongerust te maken over het lot van Bardelys; mis schien was hem iels overkomen. In plaats van rustig hier te blijven moest hij liever onderzoek doen naar het lot van zijn meestér. De graaf ging dadelijk op dezen raad in en met zulk uitnemend resultaat dat Gany- medes dienzelfden dag ja'binnen hel uur vertrok om onderzoek naar mij te doen; zijn plichtsgevoel was ontwaakt cn hij maakte zich inderdaad zeer ongerust want met al zijn tekortkomingen, de vent hield bepaald heel veel van mij. Dit gebeurde den derden dag van mijn verblijf op Lavédan. Dien morgen stond ik op: mijn voet was veel beter. Door bloed verlies voelde ik mij wel wat zwak, maar Anatole. hoe kwaad hij er uitzag, was ccn vriendelijke en beleefde knecht, veronder stelde dat ik over enkele dagen, op zijn meest over een week geheel hersteld zou wezen. Ik sprak niet van vertrekken. Maar de vicomte, de vriendelijkste en grootmoedig ste man dien ik ooit had ontmoet, zei da delijk voordat ik v.m vertrekken kon spre ken, dat ik stellig op het kasteel moest blij ven totdat ik volkomen hersteld was en daarna zoo lang als ik lust had. „Hier op Lavédan i3 u veilig, mijn vriend", verzekerde hij mij. „want zooals ik u reeds zei. men koestert geen verden king jegens ons. U moest blijven totdat de koning de vervolging van ons heeft opge geven". En toen ik bezwaar maakte en zei dat ik misschien gebruik maakte van zijn goed heid, weerde hij al mijn bezwaren of: hij werd er bijna boos om. „Geloof mij, mijnheer, het is een* genoe gen, ja een eer voor mij, iemand van dienst te zijn die onze zaak mei zooveel ijver heeft verdedigd en er zooveel voor heeft op geofferd". Ik schaamde mij dood bij die woorden cn was mij bewust hoe onwaardig mijn gedrag was om dien man zoozeer te misleiden, (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 9