9e Markies v. Bardelys
Op peis - op de fids - inde autof
No. 20248.
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 16 Maart
Tweede Blad.
Anno 1926.
BINNENLAND.
DIT PAKJE PEgPEN
HAG IN GEEN GEZIN ONTBBEKfH
Vraagt het Uw winkelier..
A.J.P's
OMA-PUDDING
Smaakt a/s
FEUILLETON.
StaatsbegroGting voor 1926.
Bij iioIh van wijziging is het eindcijfer
der begroutmg voor Binnenlandsche Zaken
gebracht op f 20.509.799.
I De voorgestelde wijzigingen zijn in hoofd
zaak het gevolg van de wijziging per 1 Ja
nuari 1936 van het Bezoldigingsbesluit Bur
gerlijke- Rijksambtenaren 1925.
Bij Nota van wijziging wordt voorgesteld
nok bij dit hoofdstuk de gelegenheid te ope
nen, vorderingen over afgesloten dienstja
ren te voldoen, zonder.dat daarvoor bij
zondere voorzieningen worden vereischt.
Bij nota van wijziging worden eenige arti
kelen gewijzigd in hoofdzaak als gevolg
van de wijziging in het Bezoldigingsbesluit.
0e eerste daad van het nieuwe ministerie.
Naar wij vernemen, heeft de Ministerraad
besloten, dat ip den vervolge de departe
menten op een Zaterdag, vallende na een
offi6Lecl erkenden Christel ij ken feestdag ge
sloten rijn.
Dit kan dus alleen zijn l'aaschzaterdag en
ki enkelo gevallen als de derde Kerstdag
op Zaterdag valt. („Rcs.bode.")
Be onbewaakte overwegen.
Door den heer Boon zijn aan den Minister
yan Waterstaat de volgende vragen gesteld:
1: Heeft de Minister kennis genomen van
het droevige ongeluk op den onbewaakten
overweg in den straatweg Akkrum-llcercn-
veen, dat wederom aan twee mcnschcn het
leven heeft gekost 1
li. is het den Minister bekend, dat des
tijds verschillende corporaties tegen dc op
heffing der bewaking hebben geprotesteerd,
omdat dc straatweg hier bijna evenwijdig
met dou spoorweg loopt en een automobi
list, komende van de richting Akkrum, alle
aandacht noodig heeft om dc scherpe bocht
tc nemen, waarna hij plotseling voor den
époorwegoverweg wordt geplaatst, terwijl
fret uitzicht totaal belemmerd wordt door
de baanwachlerswoning
3. Is de Minister niet van oordeel, dat
Ook de machinisten door de onvermijdelijke
ongelukken, waaraan zij geen schuld dra
gen, hun voor een veilig spoorwegverkeer
zoo noodig zelfvertrouwen zullen verliezen 1
4. Is dc Minister bereid, in het algemeen
een onderzoek in to stellen Daar den ge
vaarlijken toestand bij kruisiDgcn op ver
schillende hoofdverkeerswegen, waar het
uitzicht door de woningen van vroegere
spoorweg wachter wordt belemmerd, en is
do Minister in heb bijzonder bereid, den
gevaarlijken toestand bij bovenbedoelden
overweg Akkrum—Heerenveen zoo spoedig
mogelijk te verbeteren
adere wijziging Indische comptabiliteitswet
Ortleend is aan de memorie van antwoord
op het voorloopig verslag der Tweede Kamer
l langaande bovengenoemd ontwerp:
In het voorloopig verslag wordt op
staatsrechtelijke gTonden bezwaar gemaakt
tegen de versterking van den invloed der
legeering op do samenstelling van de Al-
gemeeiva Rekenkamer in Ned.-Indië, welke
van de voorgestelde wijziging in de regeling
•tlier samenstelling het gevolg^zou ^jjn. Hier
over is door minister De Graalf van ge
dachten gewisseld met den Landvoogd. Hierbij
werd tevens de vraag aan de orde gesteld,
of, wanneer heb stelsel van vaststelling van
het aantal leden der Rekenkamer bij de
RECLAME.
796
wet mocht worden gehandhaafd, dat aantal
op G zou behooren te blijven bepaald dan wel
tot 5 zou kunnen worden teruggebracht
De slotsom van dit overleg was, dat aan de
wettelgke fixatie van het aantal leden be
hoort te worden vastgehouden.
Tijdens dat overleg werd de proef met
een onvoltallig collego voortgezet; het werd
raadzaam geacht om, alvorens to beslissen
over het nader bij de wet to bepalen aantal
l6den, na te gaan of de aanvankelijk be
oogde vermindering van het aantal wellicht
zou zijn te bereiken door samenwerking van
do in den loop van 192-1 in Indië ingestelde
Generale Thesaurie met de Rekenkamer. Het
resultaat van het daaromtrent ingesteld
I onnerzock was, dat niet te verwachten was
dat die samenwerking zou leiden tot een
i vermindering van het aantal leden der Ka
mer, in verband waarmee er geen reden
meer bestond voor eenige wijziging in de
bepalingen der Indische Comptabiliteitswet
nopens de samenstelling der Kamer.
In verband hiermede is deze memorie ver
gezeld van een gewijzigd ontwerp van wet.
Inmiddels is voorzien in de vacature der
Algemeene Rekenkamer, waarmede de in
diening van het ontwerp verband hield,
zoodat genoemd collego weer voltallig is.
O vez werkvergunningen.
Op de vragen van den heer Drop betref
fende dc door den directeur-generaal van
den arbeid opnieuw verleende vergunning
aan do N. V. Grasso's Machinefabrieken te
'sHertogenbosch tot het doen verrichten
van overwerk gedurende vijf uren per week,
antwoordde de Minister van Arbeid, II. en
N. o.m.
Het is den minister bekend, dat het be
trekken districtshoofd aanvankelijk van
meening was, dat voorloopig met een werk
tijd van 51 uur per woek in de bewuste on
derneming zou kunnen worden volstaan.
Na onderzoek is deze daarop echter terug
gekomen en heeft den directeur-generaal
voorgesteld, hem alsnog te machtigen tot
het vcrleenen van een vergunning, welke
een w|fktijdverlenging van vier uur boven
het normale wettelijke weekmaxiinum zou
toelaten, voor den duur van drie maanden.
Een machtiging van deze strekking heeft dc
directeur-generaal is niet bevoegd over-
werkvergunningen te verleenen.
De minister deelt niet dc opvatting, dat
vergunningen tot overwerk slechts mogen
worden verleend na gepleegd overleg met
de betrokken werknemersorganisaties, aan
gezien zoodanige opvatting geen steun vindt
in de wet. In artikel 97 der Arbeidswet
1919 is bepaald, in welke gevallen de vak-
verecnigingen moeten worden gehoord.
Het verleenen van de hier bedoelde ver
gunning behoort niet tot zulke gevallen.
Evenmin deelt de ondergetcekende dc op
vatting, dat overwerkvergunningen slechts
mogen worden gegeven in die gevallen,
waarin bedrijfsdrukbe aanwezig is, aan
welke niet door tewerkstelling van meer
arbeiders het hoofd geboden kan worden,
daar ook zoodanige opvatting geen steun
vindt in de bewoordingen of in de bedoe
ling der wet.
Uitvoering van het verdrag met België.
Ingediend is bij de Tweede Kamer een
wetsontwerp houdende voorzieningen ter
uitvoering van het Verdrag met België be
treffende do territoriale rechterlijke be
voegdheid enz.
De strekking van het wetsontwerp is de
in Nederland te volgen procedure te rege
len. Een ontwerp tot goedkeuring van het
Verdrag is reeds aanhangig gemaakt op
7 October 1925.
Het is thans niet de bedoeling op de be
slissing daarover vooruit te loopen, doch
wel is het van belang, dat, wanneer het
verdrag is goedgekeurd, cn bekrachtigd, met
de uitvoeringswet geruimen lijd niet meer
is gemoeid.
De tabakswet.
Gelyk bekend is, heelt in Februari 1925
minister H. Coljjn een commissie geïnstal
leerd, welke een onderzoek moest instellen
naar de mogelijkheid van een systeem be
lastingsheffing op ruwe tabak zonder dat
de opbrengst daarvan lager zou zjjn dan
die van de huidige band&rolle-belasfcing.
Volgens het Hsgz. heeft deze commissie
uit laar midden een sub-commissie benoemd
om aan de Staatscommissie omtrent boven
staande kwestie te rapporteeren. Deze sub
commissie, waarin de drie grospen sigaren
fabrikanten, sigarettenfabrikanten en kervers
z^n vertegenwoordigd, hebben ongeveer vier
maanden geleden een uitvoerig rapport uit
gebracht, waarin zij concludeert tot de
v/enscbelijkheid en mogelijkheid van afschaf
fing van het. Imndetollestelsel cn een sysieem
belasting-hefling ontwikkelt gaande in de
richting van heffipg bij de bron.
Haar rapport berust thans b\j den voor
zitter der Staatscommissie, het Tweede
Kamerlid mr. Van Schaik, dio het nu on
geveer vier maanden onder zijn berusting
heelt, zonder in dien tijd .de Staatscommis
sie ook^maar esniuaaf bijeen te roepen.
Minister Waszink.
Minister Waszink heeft j.I. Zaterdag te
Heerlen afscheid genomen als burgemeester.
In do raadszaal werd hij toegesproken door
heb oudste raadslid, den heer Zelders, door
den gemeente-secretaris, den heer Grootjans
en den voorzitter der R.-K. ambtenaren, mr.
Merckfelbach, waarna de minist:r een druk
bezochte receptie hield.
Tuberculosebestrijding.
Op vragen van het lid van de Tweede Kamer,
den heer Moltmaker, betreffende het toe
kennen van subsidie over 1926 aan de Ver-
eeniging ter bestrijding der tuberculose oodar
liet Ntaerlandsche Spoor- en Tramwegper
soneel:
Is heb den Minister bekend, dat aan de
Vereeniging ter bestrijding der tuberculose
onder het Nederlandsche Spoor- en Tram
wegpersoneel het jaarlijkseh Regeerings-
subsidis van f5000 is ingetrokken?
Weet de Minister, dat deze vereeniging
over 1924 en 1925 groote, onvermijdelijke
uitgaven heeft gedaan, ten einde nog mot
beter resultaat de bestrijding der tubercu
lose te kunnen voeren, maar waardoor do
vereeniging in groote financieele moeilijk-
beden is komen te verkeeren?
Is het den Minister bekend, dat do ver
eeniging voor 1926 geen maatregelen kan
treffen qpi het fmancieelo evenwicht te
herstellen?
Is dc Minister dan niet bereid le be
werkstelligen, dat alsnog over 1926 het
subsidie van f5000 zal worden toegekend?
heeft de Minister van Arbeid, Handel en
Nijverheid geantwoord:
De eerste vraag wordt bevestigend beant
woord, behoudens de eersto aanvulling. Het
subsidie, dat de vereeniging genoot, bedroeg
over 1924 f 10.000. Tegen het einde van
1924 is aan do vereeniging medegedeeld,
dat het subsidie over 1925 met f5000 zou
worden verminderd cn daarna niet meer
zou worden toegekend.
Met de motieven voor die beslissing, die
samenhingen met de noodzakelijke bezuini
ging, is zij in kennis gesteld.
Het antwoord op do tweede en (1e derde
vraag luidt ontkennend. Dë oiiclergetcokende
meent, dat de vereeniging, die tijdig gewaar
schuwd was, de tering naar de nering had
moeten zetten.
Een toezegging als in de vierde vraag
bedoeld, kan niet worden gegeven. De be
perktheid van de beschikbare middelen dwingt
tot de uiterste zuinighöid, zonder welke uit
breiding van bet consultatie-bureau-werk in
streken, waar dringende behoefte daaraan
beslaat, niet mogelijk ïs.
De zaak-Geeikeiken.
Was de Generale Synode der Gcref. Ker
ken Vrijdagnacht voor onbepaalden tijd ge
sloten, nu dr. J. J. Geelkerken zich aan
het schorsingsbesluit der Synode niet wil
onderwerpen, evenmin als zijn kerkeraad,
is dc Generale Synode tegen a.8. Woensdag
om 2 uur te Assen weer bijeengeroepen.
In de Geref. Kerk van Amsterdam-West
heeft zich een comité gevormd, bestaande
uit de heeren P. L. Geritee, W. van der
Heyde, D. in 't Hout, E. Steenbergen, da.
J. H. Verhave en dr. W. L. Wolff, welke
heeren zich in hun consciëntie bezwaard
gevoelen over de uitspraak der Synode in
de zaak- dr. Geelkerken, inzonderheid ten
aanzien van do uitbreiding gegeven aan
art. 4 en 5 der Geloofsbelijdenis. Deze hee
ren willen in Amsterdam-West medestan
ders verzamelen ten einde te overwegen,
RECLAME.
2232
2232
wat cr in het belang van dr. Geelkerken
te doen staat.
De boodschap die Zondag op last der
Synode in alle Geref. Kerken van den kan
sel moest worden voorgelezen, is, behalve
in Amsterdam-Zuid, ook in Zandvoort,
Dordrecht, Bloemendaal en Amsterdam-
West achterwege gebleven.
De Generale Synode heeft een commissie
benoemd, bestaande uit prof. dr. F. W.
Grosheide, prof. dr. H. H. Kuyper, ds. J.
L. Schouten, br. G. II. A. Grosheide en
mr. J. A. de Wilde, welke ze heeft opge
dragen om bij mogelijke verwikkelingen
ten gevolge van de schorsing van dr. Geel
kerken van advies to dienen.
Jongeren Vredesactie.
Op 13 en 11 Maart werd door de .Tongeren
Vredesaclie een Dislrictsconferenlic gehou
den le Noord wijk, georganiseerd door de
voornaamste plaatselijke groepen in N. en
Z.-Holland.
Ds. Eldcring uit Rotterdam leidde de dis
cussies in over: ,,De taak der jongeren bij
mogelijke mobilisatie". Spreker gaf den
jongeren in overweging bij het dienstnemen
een verklaring af te leggen, dat men niet
bereid is bij mogelijke mobilisatie aan hot
eigenlijk oorlogswerk deel te nemen én be
pleitte in verband daarmede de wenschc-
iijkheid de jongeren van uit dit oogpunt van
te voren te organiseeren.
Nadat ds. Ilugenholtz uit Ammerstol de
door hem samengestelde anli-oorlogsfilm
had vertoond en het woord had gevoerd
werd een meer technisch onderdeel van het
vredesvraagstuk toegelicht door mr. Elink
Schuurman, die in een overzicht van de
Aanpassing van het Staatsrecht aan den
Volkenbond wees op de groote principieele
wijzigingen, welke vooral ten aanzien van
het buitenlandscli beleid en de defensie zul
len moeten worden aangebracht in ons
Staatsrecht, als dit gelijken tred wil houden
met het nieuwe, in volkenrechtelijke rich
ting evolueerende begrip souvereinitcit.
Ten slotte werd een motie aangenomen
waarin de wensch wordt uitgesproken, dat
liet Centraal Comité slappen doet om-
1. Gezien de dreigende moeilijkheden lus-
sclien Nederland en België, ten gevolge van
do onderhandelingen over het Ned.-Bel
gisch Tractaat. toenadering te zoeken tot de
Belgische jongeren.
2. Een commissie van juridische studen
ten cn juristen in te stellen, dio de Volken
bondsproblemen bestudeert en wenschen
der jongeren in zake Volkenbondsaclics
kenbaar maakt.
Rede van dr. van Slogteren.
Gisteren heeft dr. E. van Slogteren, dirccn
leur van het laboratorium voor bloembollen-»
onderzoek le Lisse, het ambt van buitenge-»
•woon liooglccraar aan de Landbouw-Hoo-»
geschool aanvaard, bij welke gelegenheid hij
een rede uitsprak over: Vrije en toegepaste
wetenschap aan dc Landbouw-Iloogeschoof.
Waarin liij o.a. zcidc:
Voor een producticven arbeid ten bate van
onzen land- cn tuinbouw zal het noodzake-.
lijk zijn, dal de onderzoekers aan do L. II. S,
in slaat worden gesteld tc werken onder om
standigheden, welke geheel overeen kom ca
met die der normaal cultuur. Te ver gedre
ven bezuiniging, welke dil onmogelijk maakt
moet' worden beschouwd als ccn hoogst on
verstandige politiek, die de welvaart van
onze land- cn en tuinbouw ten zeerste zal
remmen. Tegelijk zal het hierdoor mogelijk
zijn, de studenten der L.II. S de problemen,
waarvoor ze in hun later leven zullen ko
men tc slaan, le leeren kennen in den com
plexen vorm, waarin deze zich later aan hen
zullen voordoen. Spr. zette verder nog uiteen
lol hoe onjuiste resultaten een onderzoek
buiten voldoende contact met de cultuur In
gesteld, kan leiden, zooals b.v. blijkt uil da
maatregelen in Amerika genomen tegen cci»
groot deel van onze bloembollen en planten.
Deze worden uitgesloten op z.g. wetenschap-*
pelijkc gronden, die echter uit een welen-
schappelijk oogpunt gezien, óf stellig onjuist,
6f in elk geval onvoldoende gemotiveerd zijn
Nederlandsche handelshoogeschocl.
Aan de Nederlandse lie Handclsliooge^
school zijn benoemd: lot buitengewoon hoogi
leeraar in de bedrijfsleer, inzonderheid in do
organisatie der ondernemingen, dr. ir. J»
Goudriaan Jr. tc Rotterdam; tot buitenge-*
woon hoogleeraar in de koloniale ecomno<
mie de heer G. Gronggrijp, voorheen lector
van die hoogcschool; lot lector in do reke
ningwetenschap de heer R. A. Dijker le
's-Gravenhage.
RECLAME.
k uoo/rto
ffioaitn
i) J POLArt
Gnon/rto^
2203
„Wat dat betreft," zei zo half ernstig,
half lachend, „het leclijksle hoofd zou daat
nog te knap voor zijn."
Tk lachte zachtjes-, het amuseerde mij;,
en toen plotseling, zonder eenige waar-*
schuwing, voelde ik een flauwte opkomen,
ik moest tegen den muur aan leunen om
niet le vallen en ik snakte naar adem. Zij
uitte een kïeet van schrik.
„Mijnheer, ik bid u, ga zitten. Ik zal va
der roepen, wij zullen een bed voor u ir»
gereedheid brengen. U mag die kleuren niet
aanhouden.'"
„Engel van goedheid," mompelde ik
dankbaar en terwijl ik nog half versuft wa9
ik in die kamer met een van mijn hoofsclio
kunstjes aan. want ik vatte haar hand en
bracht die aan mijn lippen. Maar voordat
ik de voorgenomen kus op haar vingers, ge
drukt had en, o wonder! ze werdén niet
teruggetrokken ontmoetten mijn oogen
de hare. Ik draalde zooals iemand draleii
kan, die op het punt is heiligschennis te be
gaan. Een oogenblik bloven wij elkaar aan-,
zien: toen sloeg ik de oogen beschaam?
neer en Het haar hand los.
Het was de onsehuid, weike uil de oog:*?
van dat kind straalde, die mij op dal oogen
blik ontzag had ingeboezemd: dat gevoel
deed mij 9iddcren, hoe vernederend zou bel
wezen haar naam te hooren met de mijne.
Die gedachte verleende mij kracht lk
wierp mijn vermoeidheid van mij aLof hel
een kleedingsluk was, en met inspanning
liep ik plotseling naar het venster. Zonder
een woord te spreken, wilde ik haasli
gordijn wegtrekken, toen haar Jianl
mijn kletsnall?n arm mij tegenhield.
Naar het Engelsch van
RAFAöL SABATINI.
9)
Hoe weinig ik er over had nagedacht,
dat ik naar Langucdoc was gegaan om een
vrouw het hof ie maken, een vrouw Roxa-
lanne de Lavédan genaamd, heb ik reeds
aangetoond. Maar hier in dil zelfde Langue-
doc aanschouwde ik ccn vrouw, die ik zou
kunnen beminnen, want in geen tien jaar
neen in mijn heele leven had oen
gelaat zooveel indruk op mij gemaakt cn
zoo luid lol mij gesproken.
Ik had de oogen op dit kind gevestigd
cn ik dacht aan dc vrouwen, die ik tot nu
toe gekend had do brutale met diamanten
bezaaide schoonheden aan een hof. hel eer
ste naar men zeide in geheel Europa. En
toen begreep ik eensklaps, dat dit geen
freule de Lavédan was, neen inderdaad in
het geheel geen freule, want in den adel
stand van Frankrijk vond men geen enkel
uiterlijk, dat hiermee le vergolijken was.
Oprechtheid en reinheid behoefde men niet
te zoeken op hel gelaat van onze vrouwen
uit den hoogslen stand; wel somtijds op dat
van haar ondergeschikten. Ja, nu begreep
hot. Dit kind was de dochter van een
opzichter van het kasteel.
En plotseling, terwijl zij daar stond in
'et maanlicht, weerklonk een met zachte
slem gezongen lied in de si tie lucht. Een
*rovencaalsch oud volkslied, een lieve me
lodie, die ik wel kende; als iels noodig was
geweest om dc bekoring te vermeerderen die
mij overmeesterde, dan was het dc zachte
melodieuse stem van hel jonge meisje. Nog
zingende draaide zij zich om en keerde in
de kamer terug, zij liet de ramen wijd open
staan, zoodat ik haar stem, Hauw als op
een afstand, nog hoorde nadat ik haar niet
meer zien kon.
Op dat oogenblik kwam de gedachte bij
mij óp mij zelf over te leveren aan de barm
hartigheid van dit mooie schepseltje.
Iemand zoo liefelijk en zoo rein van uiter
lijk zou medelijden hebben met een onge
lukkige. Misschien maakte mijn wond en al
wat ik dien avond ondervonden had mij dof
cn benevelde mijn verstand.
Met do weinige kracht, die mij nog over
bleef werkte ik mij op naar het balcon. Het
was vrij gemakkelijk zelfs voor iemand in
mijn toestand. De muur was dicht begroeid
met klimop, daarenboven diende een ven
ster beneden mij lot steun, want toen ik op
de lijst stond kon ik met mijn vingers het
kozijn van het balcon boven mij reeds aan
raken. Zoo trok ik mij zelf op en kon weldra
mijn arm om de gemetselde leuning slaan.
Ik zat reeds op de leuning voordat zij mijn
tegenwoordigheid bemerkte.
Plotseling stierf het lied weg op haar lip
pen, haar oogen, blauw als vergeet-mij-
nietjes, stonden nu wijd open van angst toen
zij mij zag. Ze zou zeker dadelijk gillen van
schrik en al de huisgenooten zouden loc-
slroomen. daaróm vertoonde ik mij dadelijk
op den drempel van haar kamer en zei
sm eekend:
„Mademoiselle, in 's hemels naam, wees
stil. Ik heb geen kwade bedoelingen. Ik ben
een vluchteling. Ik word vcrvolcrd."
Ik had niet nagedacht over hetgeen ik
zeggen zou, ik had dc woorden bijna werk
tuigelijk uitgesproken misschien bij in
geving, want ik had zeker niets beters kun
nen verzinnen om de sympathie van de
jonge dame op te wekken. En ze waren
volkomen waar.
Met groote oogen zag ze mij aan; ik
merkte nu op, dat zij niet zoo lang was als
ik van beneden af gedacht had. Zij wa9
integendeel klein, maar zoo uitstekend ge
proportioneerd, dat zij een vrij groolen in
druk maakte. Zij had een kandelaar in de
hand, bij het' licht van die kaars bekeek
zij zich zelf in de spiegel toen ik haar voor
het eerst zag. Haar loshangend haar hing
als een mantel om haar schouders, ik zag
toen, dat zij in morgengewaad was en dat
dat deze kamer, waarin ik was doorgedron
gen, haar slaapvertrek was.
„Wie is» u?" vroeg zij hijgend, alsof in
een omstandigheid als deze, mijn identiteit
een belangrijke kwestie was.
Ik had bijna geantwoord, evenals ik den
soldalen to Mirepoix had gedaan, dat ik
Lespéron heette. Ik bedacht mij echter, dat
dit" hier niét noodig was en was dus op het
punt haar mijn naam te noemen. Maar zij
merkte mijn aarzeling, en hoewel zij die
aan iets anders toeschreef, zei ze om mij
gerust te stellen:
„Re begrijp u, mijnheer. U behoeft u
niet ongerust te maken. Ge zijt onder vrien
den."
Nu merkte zij op hoe nat rrnjn kleederen
waren, hoe doodsbleek ik er uitzag en ook
de bloedvlekken om mijn wambuis aan
schouder en mouwen. Uit dit alles maakte
zij op. dat ik een opstandeling was, die
achtervolgd werd. Zij Itok mii de kamer
in, deed hel raam dicht fn sloot de zware
gordijnen, een bewijs van vertrouwen, dal
inij, den bedrieger, een gevoel van wroe
ging gaf.
„Ik vraag u vergiffenis, mademoiselle,
dat ik u heb verschrikt door de ongepaste
wijze waarop ik bij u ben binnengekomen,"
zei ik en ik geloof, dat ik mij nooit in mijn
leven zoo weinig op mijn gemak heb ge
voeld. „Maar ik was uitgeput van vermoeid
heid en de wanhoop nabij. Ik ben gewond,
ik heb snel gereden cn ben de rivier over
gezwommen."
Dit. laatste had ik niet behoeven te ver
tellen, want het water, dat uit mijn klecren
droop, vormde een plas aan mijn voelen.
„Ik zag u toen ik benedenstond en dacht
zulk een lieve dame zal zeker medelijden
hebben met een ongelukkige." Zij zag. dat
ik de oogen op haar gevestigd had, en als
een daad van onwillekeurigen maagdelijkf-n
schroom, bracht zij de hand aan haar hals
om haar gewaad vast le maken cn haar
mooien hals te bedekken, alsof het kleedje,
dat zij overdag droeg, haar hals niet min
der vrij liet.
Maar toch deed ze mijn positie des te
le beter beseffen. Wal' deed ik daar? liet
was heiligschennis; ge ziet hieruit, dat
Bardelys plotseling zeer kie9ch geworden
was.
„Mijnheer," zei zc, „u is uitgeput."
„Dat komt, omdat ik zoo hard gereden
heb," zei ik lachend, „waarschijnlijk had
den ze -mij anders naar Toulouse gebracht,
waar ik mijn hoofd misschien kwijt was,
voordat mijn vrienden mij gevonden hadden
en mij hadden opgeeischt. U ziet, hoop ik,
dat het een veel le knap hoofd is om er zoo
gemakkelijk afstand van te d^en
(Wordt
•dgd).