9e Markies v. Bardelys Op peis - op de fids - inde autof No. 20248. LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 16 Maart Tweede Blad. Anno 1926. BINNENLAND. DIT PAKJE PEgPEN HAG IN GEEN GEZIN ONTBBEKfH Vraagt het Uw winkelier.. A.J.P's OMA-PUDDING Smaakt a/s FEUILLETON. StaatsbegroGting voor 1926. Bij iioIh van wijziging is het eindcijfer der begroutmg voor Binnenlandsche Zaken gebracht op f 20.509.799. I De voorgestelde wijzigingen zijn in hoofd zaak het gevolg van de wijziging per 1 Ja nuari 1936 van het Bezoldigingsbesluit Bur gerlijke- Rijksambtenaren 1925. Bij Nota van wijziging wordt voorgesteld nok bij dit hoofdstuk de gelegenheid te ope nen, vorderingen over afgesloten dienstja ren te voldoen, zonder.dat daarvoor bij zondere voorzieningen worden vereischt. Bij nota van wijziging worden eenige arti kelen gewijzigd in hoofdzaak als gevolg van de wijziging in het Bezoldigingsbesluit. 0e eerste daad van het nieuwe ministerie. Naar wij vernemen, heeft de Ministerraad besloten, dat ip den vervolge de departe menten op een Zaterdag, vallende na een offi6Lecl erkenden Christel ij ken feestdag ge sloten rijn. Dit kan dus alleen zijn l'aaschzaterdag en ki enkelo gevallen als de derde Kerstdag op Zaterdag valt. („Rcs.bode.") Be onbewaakte overwegen. Door den heer Boon zijn aan den Minister yan Waterstaat de volgende vragen gesteld: 1: Heeft de Minister kennis genomen van het droevige ongeluk op den onbewaakten overweg in den straatweg Akkrum-llcercn- veen, dat wederom aan twee mcnschcn het leven heeft gekost 1 li. is het den Minister bekend, dat des tijds verschillende corporaties tegen dc op heffing der bewaking hebben geprotesteerd, omdat dc straatweg hier bijna evenwijdig met dou spoorweg loopt en een automobi list, komende van de richting Akkrum, alle aandacht noodig heeft om dc scherpe bocht tc nemen, waarna hij plotseling voor den époorwegoverweg wordt geplaatst, terwijl fret uitzicht totaal belemmerd wordt door de baanwachlerswoning 3. Is de Minister niet van oordeel, dat Ook de machinisten door de onvermijdelijke ongelukken, waaraan zij geen schuld dra gen, hun voor een veilig spoorwegverkeer zoo noodig zelfvertrouwen zullen verliezen 1 4. Is dc Minister bereid, in het algemeen een onderzoek in to stellen Daar den ge vaarlijken toestand bij kruisiDgcn op ver schillende hoofdverkeerswegen, waar het uitzicht door de woningen van vroegere spoorweg wachter wordt belemmerd, en is do Minister in heb bijzonder bereid, den gevaarlijken toestand bij bovenbedoelden overweg Akkrum—Heerenveen zoo spoedig mogelijk te verbeteren adere wijziging Indische comptabiliteitswet Ortleend is aan de memorie van antwoord op het voorloopig verslag der Tweede Kamer l langaande bovengenoemd ontwerp: In het voorloopig verslag wordt op staatsrechtelijke gTonden bezwaar gemaakt tegen de versterking van den invloed der legeering op do samenstelling van de Al- gemeeiva Rekenkamer in Ned.-Indië, welke van de voorgestelde wijziging in de regeling •tlier samenstelling het gevolg^zou ^jjn. Hier over is door minister De Graalf van ge dachten gewisseld met den Landvoogd. Hierbij werd tevens de vraag aan de orde gesteld, of, wanneer heb stelsel van vaststelling van het aantal leden der Rekenkamer bij de RECLAME. 796 wet mocht worden gehandhaafd, dat aantal op G zou behooren te blijven bepaald dan wel tot 5 zou kunnen worden teruggebracht De slotsom van dit overleg was, dat aan de wettelgke fixatie van het aantal leden be hoort te worden vastgehouden. Tijdens dat overleg werd de proef met een onvoltallig collego voortgezet; het werd raadzaam geacht om, alvorens to beslissen over het nader bij de wet to bepalen aantal l6den, na te gaan of de aanvankelijk be oogde vermindering van het aantal wellicht zou zijn te bereiken door samenwerking van do in den loop van 192-1 in Indië ingestelde Generale Thesaurie met de Rekenkamer. Het resultaat van het daaromtrent ingesteld I onnerzock was, dat niet te verwachten was dat die samenwerking zou leiden tot een i vermindering van het aantal leden der Ka mer, in verband waarmee er geen reden meer bestond voor eenige wijziging in de bepalingen der Indische Comptabiliteitswet nopens de samenstelling der Kamer. In verband hiermede is deze memorie ver gezeld van een gewijzigd ontwerp van wet. Inmiddels is voorzien in de vacature der Algemeene Rekenkamer, waarmede de in diening van het ontwerp verband hield, zoodat genoemd collego weer voltallig is. O vez werkvergunningen. Op de vragen van den heer Drop betref fende dc door den directeur-generaal van den arbeid opnieuw verleende vergunning aan do N. V. Grasso's Machinefabrieken te 'sHertogenbosch tot het doen verrichten van overwerk gedurende vijf uren per week, antwoordde de Minister van Arbeid, II. en N. o.m. Het is den minister bekend, dat het be trekken districtshoofd aanvankelijk van meening was, dat voorloopig met een werk tijd van 51 uur per woek in de bewuste on derneming zou kunnen worden volstaan. Na onderzoek is deze daarop echter terug gekomen en heeft den directeur-generaal voorgesteld, hem alsnog te machtigen tot het vcrleenen van een vergunning, welke een w|fktijdverlenging van vier uur boven het normale wettelijke weekmaxiinum zou toelaten, voor den duur van drie maanden. Een machtiging van deze strekking heeft dc directeur-generaal is niet bevoegd over- werkvergunningen te verleenen. De minister deelt niet dc opvatting, dat vergunningen tot overwerk slechts mogen worden verleend na gepleegd overleg met de betrokken werknemersorganisaties, aan gezien zoodanige opvatting geen steun vindt in de wet. In artikel 97 der Arbeidswet 1919 is bepaald, in welke gevallen de vak- verecnigingen moeten worden gehoord. Het verleenen van de hier bedoelde ver gunning behoort niet tot zulke gevallen. Evenmin deelt de ondergetcekende dc op vatting, dat overwerkvergunningen slechts mogen worden gegeven in die gevallen, waarin bedrijfsdrukbe aanwezig is, aan welke niet door tewerkstelling van meer arbeiders het hoofd geboden kan worden, daar ook zoodanige opvatting geen steun vindt in de bewoordingen of in de bedoe ling der wet. Uitvoering van het verdrag met België. Ingediend is bij de Tweede Kamer een wetsontwerp houdende voorzieningen ter uitvoering van het Verdrag met België be treffende do territoriale rechterlijke be voegdheid enz. De strekking van het wetsontwerp is de in Nederland te volgen procedure te rege len. Een ontwerp tot goedkeuring van het Verdrag is reeds aanhangig gemaakt op 7 October 1925. Het is thans niet de bedoeling op de be slissing daarover vooruit te loopen, doch wel is het van belang, dat, wanneer het verdrag is goedgekeurd, cn bekrachtigd, met de uitvoeringswet geruimen lijd niet meer is gemoeid. De tabakswet. Gelyk bekend is, heelt in Februari 1925 minister H. Coljjn een commissie geïnstal leerd, welke een onderzoek moest instellen naar de mogelijkheid van een systeem be lastingsheffing op ruwe tabak zonder dat de opbrengst daarvan lager zou zjjn dan die van de huidige band&rolle-belasfcing. Volgens het Hsgz. heeft deze commissie uit laar midden een sub-commissie benoemd om aan de Staatscommissie omtrent boven staande kwestie te rapporteeren. Deze sub commissie, waarin de drie grospen sigaren fabrikanten, sigarettenfabrikanten en kervers z^n vertegenwoordigd, hebben ongeveer vier maanden geleden een uitvoerig rapport uit gebracht, waarin zij concludeert tot de v/enscbelijkheid en mogelijkheid van afschaf fing van het. Imndetollestelsel cn een sysieem belasting-hefling ontwikkelt gaande in de richting van heffipg bij de bron. Haar rapport berust thans b\j den voor zitter der Staatscommissie, het Tweede Kamerlid mr. Van Schaik, dio het nu on geveer vier maanden onder zijn berusting heelt, zonder in dien tijd .de Staatscommis sie ook^maar esniuaaf bijeen te roepen. Minister Waszink. Minister Waszink heeft j.I. Zaterdag te Heerlen afscheid genomen als burgemeester. In do raadszaal werd hij toegesproken door heb oudste raadslid, den heer Zelders, door den gemeente-secretaris, den heer Grootjans en den voorzitter der R.-K. ambtenaren, mr. Merckfelbach, waarna de minist:r een druk bezochte receptie hield. Tuberculosebestrijding. Op vragen van het lid van de Tweede Kamer, den heer Moltmaker, betreffende het toe kennen van subsidie over 1926 aan de Ver- eeniging ter bestrijding der tuberculose oodar liet Ntaerlandsche Spoor- en Tramwegper soneel: Is heb den Minister bekend, dat aan de Vereeniging ter bestrijding der tuberculose onder het Nederlandsche Spoor- en Tram wegpersoneel het jaarlijkseh Regeerings- subsidis van f5000 is ingetrokken? Weet de Minister, dat deze vereeniging over 1924 en 1925 groote, onvermijdelijke uitgaven heeft gedaan, ten einde nog mot beter resultaat de bestrijding der tubercu lose te kunnen voeren, maar waardoor do vereeniging in groote financieele moeilijk- beden is komen te verkeeren? Is het den Minister bekend, dat do ver eeniging voor 1926 geen maatregelen kan treffen qpi het fmancieelo evenwicht te herstellen? Is dc Minister dan niet bereid le be werkstelligen, dat alsnog over 1926 het subsidie van f5000 zal worden toegekend? heeft de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid geantwoord: De eerste vraag wordt bevestigend beant woord, behoudens de eersto aanvulling. Het subsidie, dat de vereeniging genoot, bedroeg over 1924 f 10.000. Tegen het einde van 1924 is aan do vereeniging medegedeeld, dat het subsidie over 1925 met f5000 zou worden verminderd cn daarna niet meer zou worden toegekend. Met de motieven voor die beslissing, die samenhingen met de noodzakelijke bezuini ging, is zij in kennis gesteld. Het antwoord op do tweede en (1e derde vraag luidt ontkennend. Dë oiiclergetcokende meent, dat de vereeniging, die tijdig gewaar schuwd was, de tering naar de nering had moeten zetten. Een toezegging als in de vierde vraag bedoeld, kan niet worden gegeven. De be perktheid van de beschikbare middelen dwingt tot de uiterste zuinighöid, zonder welke uit breiding van bet consultatie-bureau-werk in streken, waar dringende behoefte daaraan beslaat, niet mogelijk ïs. De zaak-Geeikeiken. Was de Generale Synode der Gcref. Ker ken Vrijdagnacht voor onbepaalden tijd ge sloten, nu dr. J. J. Geelkerken zich aan het schorsingsbesluit der Synode niet wil onderwerpen, evenmin als zijn kerkeraad, is dc Generale Synode tegen a.8. Woensdag om 2 uur te Assen weer bijeengeroepen. In de Geref. Kerk van Amsterdam-West heeft zich een comité gevormd, bestaande uit de heeren P. L. Geritee, W. van der Heyde, D. in 't Hout, E. Steenbergen, da. J. H. Verhave en dr. W. L. Wolff, welke heeren zich in hun consciëntie bezwaard gevoelen over de uitspraak der Synode in de zaak- dr. Geelkerken, inzonderheid ten aanzien van do uitbreiding gegeven aan art. 4 en 5 der Geloofsbelijdenis. Deze hee ren willen in Amsterdam-West medestan ders verzamelen ten einde te overwegen, RECLAME. 2232 2232 wat cr in het belang van dr. Geelkerken te doen staat. De boodschap die Zondag op last der Synode in alle Geref. Kerken van den kan sel moest worden voorgelezen, is, behalve in Amsterdam-Zuid, ook in Zandvoort, Dordrecht, Bloemendaal en Amsterdam- West achterwege gebleven. De Generale Synode heeft een commissie benoemd, bestaande uit prof. dr. F. W. Grosheide, prof. dr. H. H. Kuyper, ds. J. L. Schouten, br. G. II. A. Grosheide en mr. J. A. de Wilde, welke ze heeft opge dragen om bij mogelijke verwikkelingen ten gevolge van de schorsing van dr. Geel kerken van advies to dienen. Jongeren Vredesactie. Op 13 en 11 Maart werd door de .Tongeren Vredesaclie een Dislrictsconferenlic gehou den le Noord wijk, georganiseerd door de voornaamste plaatselijke groepen in N. en Z.-Holland. Ds. Eldcring uit Rotterdam leidde de dis cussies in over: ,,De taak der jongeren bij mogelijke mobilisatie". Spreker gaf den jongeren in overweging bij het dienstnemen een verklaring af te leggen, dat men niet bereid is bij mogelijke mobilisatie aan hot eigenlijk oorlogswerk deel te nemen én be pleitte in verband daarmede de wenschc- iijkheid de jongeren van uit dit oogpunt van te voren te organiseeren. Nadat ds. Ilugenholtz uit Ammerstol de door hem samengestelde anli-oorlogsfilm had vertoond en het woord had gevoerd werd een meer technisch onderdeel van het vredesvraagstuk toegelicht door mr. Elink Schuurman, die in een overzicht van de Aanpassing van het Staatsrecht aan den Volkenbond wees op de groote principieele wijzigingen, welke vooral ten aanzien van het buitenlandscli beleid en de defensie zul len moeten worden aangebracht in ons Staatsrecht, als dit gelijken tred wil houden met het nieuwe, in volkenrechtelijke rich ting evolueerende begrip souvereinitcit. Ten slotte werd een motie aangenomen waarin de wensch wordt uitgesproken, dat liet Centraal Comité slappen doet om- 1. Gezien de dreigende moeilijkheden lus- sclien Nederland en België, ten gevolge van do onderhandelingen over het Ned.-Bel gisch Tractaat. toenadering te zoeken tot de Belgische jongeren. 2. Een commissie van juridische studen ten cn juristen in te stellen, dio de Volken bondsproblemen bestudeert en wenschen der jongeren in zake Volkenbondsaclics kenbaar maakt. Rede van dr. van Slogteren. Gisteren heeft dr. E. van Slogteren, dirccn leur van het laboratorium voor bloembollen-» onderzoek le Lisse, het ambt van buitenge-» •woon liooglccraar aan de Landbouw-Hoo-» geschool aanvaard, bij welke gelegenheid hij een rede uitsprak over: Vrije en toegepaste wetenschap aan dc Landbouw-Iloogeschoof. Waarin liij o.a. zcidc: Voor een producticven arbeid ten bate van onzen land- cn tuinbouw zal het noodzake-. lijk zijn, dal de onderzoekers aan do L. II. S, in slaat worden gesteld tc werken onder om standigheden, welke geheel overeen kom ca met die der normaal cultuur. Te ver gedre ven bezuiniging, welke dil onmogelijk maakt moet' worden beschouwd als ccn hoogst on verstandige politiek, die de welvaart van onze land- cn en tuinbouw ten zeerste zal remmen. Tegelijk zal het hierdoor mogelijk zijn, de studenten der L.II. S de problemen, waarvoor ze in hun later leven zullen ko men tc slaan, le leeren kennen in den com plexen vorm, waarin deze zich later aan hen zullen voordoen. Spr. zette verder nog uiteen lol hoe onjuiste resultaten een onderzoek buiten voldoende contact met de cultuur In gesteld, kan leiden, zooals b.v. blijkt uil da maatregelen in Amerika genomen tegen cci» groot deel van onze bloembollen en planten. Deze worden uitgesloten op z.g. wetenschap-* pelijkc gronden, die echter uit een welen- schappelijk oogpunt gezien, óf stellig onjuist, 6f in elk geval onvoldoende gemotiveerd zijn Nederlandsche handelshoogeschocl. Aan de Nederlandse lie Handclsliooge^ school zijn benoemd: lot buitengewoon hoogi leeraar in de bedrijfsleer, inzonderheid in do organisatie der ondernemingen, dr. ir. J» Goudriaan Jr. tc Rotterdam; tot buitenge-* woon hoogleeraar in de koloniale ecomno< mie de heer G. Gronggrijp, voorheen lector van die hoogcschool; lot lector in do reke ningwetenschap de heer R. A. Dijker le 's-Gravenhage. RECLAME. k uoo/rto ffioaitn i) J POLArt Gnon/rto^ 2203 „Wat dat betreft," zei zo half ernstig, half lachend, „het leclijksle hoofd zou daat nog te knap voor zijn." Tk lachte zachtjes-, het amuseerde mij;, en toen plotseling, zonder eenige waar-* schuwing, voelde ik een flauwte opkomen, ik moest tegen den muur aan leunen om niet le vallen en ik snakte naar adem. Zij uitte een kïeet van schrik. „Mijnheer, ik bid u, ga zitten. Ik zal va der roepen, wij zullen een bed voor u ir» gereedheid brengen. U mag die kleuren niet aanhouden.'" „Engel van goedheid," mompelde ik dankbaar en terwijl ik nog half versuft wa9 ik in die kamer met een van mijn hoofsclio kunstjes aan. want ik vatte haar hand en bracht die aan mijn lippen. Maar voordat ik de voorgenomen kus op haar vingers, ge drukt had en, o wonder! ze werdén niet teruggetrokken ontmoetten mijn oogen de hare. Ik draalde zooals iemand draleii kan, die op het punt is heiligschennis te be gaan. Een oogenblik bloven wij elkaar aan-, zien: toen sloeg ik de oogen beschaam? neer en Het haar hand los. Het was de onsehuid, weike uil de oog:*? van dat kind straalde, die mij op dal oogen blik ontzag had ingeboezemd: dat gevoel deed mij 9iddcren, hoe vernederend zou bel wezen haar naam te hooren met de mijne. Die gedachte verleende mij kracht lk wierp mijn vermoeidheid van mij aLof hel een kleedingsluk was, en met inspanning liep ik plotseling naar het venster. Zonder een woord te spreken, wilde ik haasli gordijn wegtrekken, toen haar Jianl mijn kletsnall?n arm mij tegenhield. Naar het Engelsch van RAFAöL SABATINI. 9) Hoe weinig ik er over had nagedacht, dat ik naar Langucdoc was gegaan om een vrouw het hof ie maken, een vrouw Roxa- lanne de Lavédan genaamd, heb ik reeds aangetoond. Maar hier in dil zelfde Langue- doc aanschouwde ik ccn vrouw, die ik zou kunnen beminnen, want in geen tien jaar neen in mijn heele leven had oen gelaat zooveel indruk op mij gemaakt cn zoo luid lol mij gesproken. Ik had de oogen op dit kind gevestigd cn ik dacht aan dc vrouwen, die ik tot nu toe gekend had do brutale met diamanten bezaaide schoonheden aan een hof. hel eer ste naar men zeide in geheel Europa. En toen begreep ik eensklaps, dat dit geen freule de Lavédan was, neen inderdaad in het geheel geen freule, want in den adel stand van Frankrijk vond men geen enkel uiterlijk, dat hiermee le vergolijken was. Oprechtheid en reinheid behoefde men niet te zoeken op hel gelaat van onze vrouwen uit den hoogslen stand; wel somtijds op dat van haar ondergeschikten. Ja, nu begreep hot. Dit kind was de dochter van een opzichter van het kasteel. En plotseling, terwijl zij daar stond in 'et maanlicht, weerklonk een met zachte slem gezongen lied in de si tie lucht. Een *rovencaalsch oud volkslied, een lieve me lodie, die ik wel kende; als iels noodig was geweest om dc bekoring te vermeerderen die mij overmeesterde, dan was het dc zachte melodieuse stem van hel jonge meisje. Nog zingende draaide zij zich om en keerde in de kamer terug, zij liet de ramen wijd open staan, zoodat ik haar stem, Hauw als op een afstand, nog hoorde nadat ik haar niet meer zien kon. Op dat oogenblik kwam de gedachte bij mij óp mij zelf over te leveren aan de barm hartigheid van dit mooie schepseltje. Iemand zoo liefelijk en zoo rein van uiter lijk zou medelijden hebben met een onge lukkige. Misschien maakte mijn wond en al wat ik dien avond ondervonden had mij dof cn benevelde mijn verstand. Met do weinige kracht, die mij nog over bleef werkte ik mij op naar het balcon. Het was vrij gemakkelijk zelfs voor iemand in mijn toestand. De muur was dicht begroeid met klimop, daarenboven diende een ven ster beneden mij lot steun, want toen ik op de lijst stond kon ik met mijn vingers het kozijn van het balcon boven mij reeds aan raken. Zoo trok ik mij zelf op en kon weldra mijn arm om de gemetselde leuning slaan. Ik zat reeds op de leuning voordat zij mijn tegenwoordigheid bemerkte. Plotseling stierf het lied weg op haar lip pen, haar oogen, blauw als vergeet-mij- nietjes, stonden nu wijd open van angst toen zij mij zag. Ze zou zeker dadelijk gillen van schrik en al de huisgenooten zouden loc- slroomen. daaróm vertoonde ik mij dadelijk op den drempel van haar kamer en zei sm eekend: „Mademoiselle, in 's hemels naam, wees stil. Ik heb geen kwade bedoelingen. Ik ben een vluchteling. Ik word vcrvolcrd." Ik had niet nagedacht over hetgeen ik zeggen zou, ik had dc woorden bijna werk tuigelijk uitgesproken misschien bij in geving, want ik had zeker niets beters kun nen verzinnen om de sympathie van de jonge dame op te wekken. En ze waren volkomen waar. Met groote oogen zag ze mij aan; ik merkte nu op, dat zij niet zoo lang was als ik van beneden af gedacht had. Zij wa9 integendeel klein, maar zoo uitstekend ge proportioneerd, dat zij een vrij groolen in druk maakte. Zij had een kandelaar in de hand, bij het' licht van die kaars bekeek zij zich zelf in de spiegel toen ik haar voor het eerst zag. Haar loshangend haar hing als een mantel om haar schouders, ik zag toen, dat zij in morgengewaad was en dat dat deze kamer, waarin ik was doorgedron gen, haar slaapvertrek was. „Wie is» u?" vroeg zij hijgend, alsof in een omstandigheid als deze, mijn identiteit een belangrijke kwestie was. Ik had bijna geantwoord, evenals ik den soldalen to Mirepoix had gedaan, dat ik Lespéron heette. Ik bedacht mij echter, dat dit" hier niét noodig was en was dus op het punt haar mijn naam te noemen. Maar zij merkte mijn aarzeling, en hoewel zij die aan iets anders toeschreef, zei ze om mij gerust te stellen: „Re begrijp u, mijnheer. U behoeft u niet ongerust te maken. Ge zijt onder vrien den." Nu merkte zij op hoe nat rrnjn kleederen waren, hoe doodsbleek ik er uitzag en ook de bloedvlekken om mijn wambuis aan schouder en mouwen. Uit dit alles maakte zij op. dat ik een opstandeling was, die achtervolgd werd. Zij Itok mii de kamer in, deed hel raam dicht fn sloot de zware gordijnen, een bewijs van vertrouwen, dal inij, den bedrieger, een gevoel van wroe ging gaf. „Ik vraag u vergiffenis, mademoiselle, dat ik u heb verschrikt door de ongepaste wijze waarop ik bij u ben binnengekomen," zei ik en ik geloof, dat ik mij nooit in mijn leven zoo weinig op mijn gemak heb ge voeld. „Maar ik was uitgeput van vermoeid heid en de wanhoop nabij. Ik ben gewond, ik heb snel gereden cn ben de rivier over gezwommen." Dit. laatste had ik niet behoeven te ver tellen, want het water, dat uit mijn klecren droop, vormde een plas aan mijn voelen. „Ik zag u toen ik benedenstond en dacht zulk een lieve dame zal zeker medelijden hebben met een ongelukkige." Zij zag. dat ik de oogen op haar gevestigd had, en als een daad van onwillekeurigen maagdelijkf-n schroom, bracht zij de hand aan haar hals om haar gewaad vast le maken cn haar mooien hals te bedekken, alsof het kleedje, dat zij overdag droeg, haar hals niet min der vrij liet. Maar toch deed ze mijn positie des te le beter beseffen. Wal' deed ik daar? liet was heiligschennis; ge ziet hieruit, dat Bardelys plotseling zeer kie9ch geworden was. „Mijnheer," zei zc, „u is uitgeput." „Dat komt, omdat ik zoo hard gereden heb," zei ik lachend, „waarschijnlijk had den ze -mij anders naar Toulouse gebracht, waar ik mijn hoofd misschien kwijt was, voordat mijn vrienden mij gevonden hadden en mij hadden opgeeischt. U ziet, hoop ik, dat het een veel le knap hoofd is om er zoo gemakkelijk afstand van te d^en (Wordt •dgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5