r Lsmaar ékrU 1 DE JOCKEY No. 20208. LEIDSCH OAGBLAD, Donderdag 28 Januari Tweede Blad. Anno 1926. UIT DE PERS. BINNENLAND. FEUILLETON. Ds bending van de Cbi.-Hiil. Kamerfractie. verschillende kanten is in den last- Bteo tijd bet een en ander meegedeeld over de onderhandelingen over een eventueels be stendiging van het gezantschap bij den Paus en de houding van de Christ.-hist. Karn cr iteria daartegenover. Da „Nederlander" (C.-H.) geelt nu harer- •t'tjds daea lesing: Het eerste leit is, dat op 11 November 1925 alio Chriatelijk-lEstorischo Tweerie- jKamor-bdan hunne stem gaven aan liet amendement tot opheffing van het gezant schap bij het Vaticaan, en dit, niettegen staande da schriftelijke mededeeting van inimster Cotijn van. 1 November, dat, hg verwerping van den begrootingspost, de vier Reomsoh-iatholieke ministers uit het Kabinet aouden treden en niettegenstaande het bekerde altiinatum van dr. Nolens, Set tweede feit is, dat op 9 December door de Chnstelijk-Hislorische Kamerfractie mat bijna de grootst mogelijke meerderheid, besloten werd niet te aanvaarden een plan tol behind van den gezantschapspost, jx den vorm, dat een onzer andere gezanten bij den Heiligen Stoel zou worden geaccrediteerd. Na dian datum is door de Chr.-ilislorische Kamerfractie, op" dit punt, geen nader besluit genomen. Wel zijn ceg besprekingen gevoerd en brieven gewisseld over de vraag: wat de leien der Chr.-iEstorisehe Knmerclnb doen acuden, indien de door hen uiet-aanvaarde maatregel onverhoopt, toch genomen werd. dn daartegen in de Kamer geageerd mocht worden. Het is duidelijk, dat op een vraag om trent mogelijkheden, die zoo vaag ziju en geen concieten vorm aannamen, een ant- vooru aeer moeilijk is. Sommige leden der fractie verklaarden dan ook eenvoudig, dat z$j zich de volle vrftheid moesten voorbehou den naar omstandigheden te handelen. An deren wezen er op, dat Chr.-Historischsn nimmec tegen een bcgrootiog stemmen, om redenen daar buiten en meenden, dat eventaeel oen eigen motie moest worden voorgesteld. Maar zakelijk is er, na het besluit van 9 December niets veranderd. De fractie staat volkomen op het zelfde stand punt, e-ls op 11 November 1925 ingenomen en op 9 December gehandhaafd. De „uiterste noodzaak" af. .Da „Volkskrant" (R.-K.) bespreekt de houding, die mr. Marchant heeft aangenomen tegenover de aanwijzing als kabinetsforma teur van mr. Limburg: Indien vaststond, of zelfs indien er maar Sedelijk uitzicht op was, dat op de mislukking ai opdracht aan mr. Limburg zou volgen een „rood-rose-roomsch" kabinet, dan ware het verzet van mr. Marchant begrijpelijk. Haar op hetgeen mr. Marchant beoogt en nafetieeft bestaat niet het minste uitzicht: oen kabinet van sociaal- en vrijzinnig-demo craten en katholieken komt er niet. Eenvoudig omdat aan vervulling der voor waarden, door dr. Nolens indertijd gesteld, niet valt te denken. Het begrip van „uiterste uoodaaak" is vcor allerlei uitleg vatbaar en is ook met terdaad op verschillende manieren uitgelegd. Eb is verder geen sprake van, dat, aan genomen, dat de „uiterste noodzaak" aan wezig werd geaoht, de Katholieke Kamer fractie eenstemmig, dus zonder één uitzon dering, haar goedkeuring zou hechten aan ®en regeermgs-samengaan met „rood". En op de derde plaats is eveneens uitge sloten, dat nog een partij (practised zou dit de Vrijheidsbond, de anti-revolutionaire of dt chrisie'iik-historische fractie moeten zijn) bereid zou worden gevonden, te amen met do katholieken een bondgenootschap met de sociaal-democraten aan te gaan. Het is dus op grond van de bestaande bepalingen eenvoudig uitgesloten, dat komen kan waarop de heer Marchant blijkbaar speculeert Zeg, dat die bepalingen een bondgenoot schap met de sociaal-democraten theoretisch mogelijk maken, doch practisch uitsluiten; Keg, dat herziening daarvan behoort te woTden overwogen, omdat men een beslis sing niet afhankelijk kan stellen van den tegenstand van één man, noch in handen leggen van een andere partij; accoord, maar voor het heden is verwezenlijking van een samengaan met de S.D.A.P, absoluut er-mogelijk. Dit moet toch ook de heer Ifarchant inzien. j Inzien ook, dat, indien de poging van mr. Limburg mislukt, me.^ nog wel andere kan probeeren (in dezeo zin, dat alles kan j worden geprobeerd), maar dan het dreigende slot zon zijn behoud van het kabinet-Colijn. Izdien de heer Marchant geen redenen heeft om daarop aan te sturen, doet hij in politieken zin niet verstandig, tegenover de poging van mr. Limburg een onverzoenlijke houding aan te nemen. Mr. Marchant's aanval op mr. Limburg ,,Hct Volk" (S. D.) schrijft: De felle aanval can mi'. Marchant op zijn partijgenoot Limburg, nu ook deze een poging tot kabinetsformatie doet, is tot zekere hoogte begrijpelijk. Als overtuigd voorstander van een parlementair kabinet moet de heer Marchant met leedwezen zien, dat thans getracht wordt ecu ex tra-parle mentair kabinet te vormen. Dat een partij genoot van hem hiertoe overgaat, zij het dan na vier voorafgaande mislukkingen van anderen, moet hem daarenboven minder aangenaam stemmen. Wij zouden het kun nen begrijpen, zoo hij den heer Limburg verzocht, zoolang hij als extra-parlementair kabinctsleider mocht fungeeren, zich tijde lijk buiten het verband der vrijzinnig-de mocratische partij to stellen, waarmee hij in de laatste jaren toch nog slechts losse connecties onderhield. Er is ook iets vóór te zeggen, als ccd extra-parlementair ka binet ook geen persoonlijke unie met be staande partijen heeft. Anders wordt het zoo licht toch een verkapt parlementair kabinet. En van schijn en maskerade heb ben wij in de politiek nu wel meer dan ge noeg. Toch meenen wij, dat mr. Marchant ten onrechte de zaak zoo bijzonder scherp stelt door b.v. te schrijven dat mr. Limburg j „zich prijs geeft aan de verachting zijner geestverwanten"»- Behalve dat men zoo iets j niet zegt van een man als ,mr. Limburg, die tot iels „verachtelijks" niet in"staat is, heeft deze onbeheerschte uiting nog een ander bezwaar. Zij gaat blijkbaar uit van de gedachteer is een parlementair kabinet mogelijk, dat -van de „uiterste noodzaak" en dat mag een voorstander van het parle mentaire stelsel niet „saboteeren". liet is echter niet de heer Limburg, maar de Ka tholieke partij, die de totstandkoming van dit thans eenige mogelijk parlementair ka binet saboteert door de „uiterste nood zaak" nog steeds af te wijzen. Door dc verantwoordelijkheid voor deze schennis van het parlementaire stelsel op zijn par tijgenoot te leggen, ontheft de heer Mar chant de Katholieke partij van die uilslui tend op haar drukkende verantwoordelijk heid: Dit lijkt ons een ernstige, politieke, fout. Er komt nog iets bij. Het schijnt ons niet in het belang ran mr. Marchant zelf, aan dit geval nu weer een zoo uiterst per soonlijke toespitsing te geven. Wij lazen ergens, dat het kabinet-Colijn vooral mis lukt was door de fel-persoonlijke tegen stelling Colijn-Marchant, waarbij de heer Marchant den heer Colijn persoonlijke min derwaardigheid van karakter verweet. Wan neor hij thans den heer Limburg, waar hij het niet met hem eens is, weer aanstonds van een „verachtelijke" daad beticht, komt hij allicht in den naam de politiek zijner partij en daarmee die van het land op persoonlijke tegenstellingen te bouwen. Aan zijn faanï als leidend politicus kan dit onmogelijk ten goede komen. Waarbij dan nog komt, dat mislukking van de formatie-Limburg wel eens zou kun nen leiden, niet tot het kabinet.der „uiter ste noodzaak", dat wg evenzeer als de heer l Marehant nastreven, .maar waarvoor de tijd door dc houding der Katholieken blijkbaar nog niet rijp schijnt, maar tot een terug keer van het kabinet-Colijn op bevel van de Koningin, evenals na de Vlootwet-crisis. En dat zou ook do heer Marchant toch waarschijnlijk nog veel verderfelijker ach ten dan een extra-parlementair kabinet- Limburg, Vooral wanneor dit laatste van vooruitstrevende richting mocht woi'den. De Generale Synode der Geref. Kerken, Do Generale Synode le Assen heelt een uitvoerige toelichting ontvangen op de pro testen van Amsterdam-Zuid tegen de bijeen- roeping der Synode. Daarin wordt o. m. ge zegd: „Wanneer de kerkcraad legen dc bijeen roeping uwer vergadering zeer ernstige be denkingen heeft, dan mag de oorzaak van deze bedenkingen geenszins gezocht worden in vrees voor de personen van zijn predi kant. Voor de persoon van zijn predikant is hij niet bevreesd; diens trpiïw aan de Ge reformeerde belijdenis slaat voor hem boven allen twijfel. Wanneer dr. Geelkerken zich niet len volle stelde op het standpunt der Geref. be lijdenis en niet in de bediening des Woords in de Geref Kerken zijn goddelijke roeping zag, dan zouden de moeilijkheden en ver dachtmakingen die hij in die Kerken 'moet ondervinden, hem ongetwijfeld reeds lang er loe gebracht hebben, om voor de, gelijk hij het in zijn eerste predikatie mededeelde, reeds als jong knaapje gekoesterde begeerte, het licht des Evangelies le ontsteken, op andere wijze vervulling te zoeken; en met zijn wel zeer bijzondere gaven zou hem dal ongetwijfeld makkelijk zijn gevallen. Dat dr. Geelkerken niettegenstaande alles aan de lokkende stemmen geen gehoor heeft gegeven, laat zich bij hem wat men ook anders gezegd moge hebben slcchls op één wiji^e verklaren:..dat hij gedreven wordt door liefde lot .de,Geref. belijdenis en in de verkondiging van Ljgt., Evangelie overeen komstig dié belijdenis zijn „levensbestem ming zrcl verwezenlijkt. Nu déze tidieitnar yan Christus, gelijk hij het betuigde, me.t inwendige en uitwendige roeping'.wettig vAn God geroepen tot dezen heiligen dienst, voor de kerken, waarin hij arbeidde, blijkbaar oen zóó groot gevaar wprdt geacht, dat zelfs een buitengewone, Generale Synode móest bijeenkomen om over zijn „zaak'* te oordcelen, voelt dc raad der. Geref. Kerkvan Amsterdam-Zuid zich gedrongen, tégenover u\y vergadering.plech- lig te verklaren, dat naar zijn gevoelen dr. Geelkerken steeds getrouw is geweest in zijnen heiligen dienst cnr'•overeenkomstig het program, voor Epe's kerk ontvouwd, ook in de gemeente "vaii Amsterdam-Zuid al deze jaren lieeft gearbeid met meer dan ge wone toewijding en met rijken zegen. Gistermiddag vergaderde de commissie, die van' praeadvfes zal dienen over dc vraag of er genoegzame reden was voor het uit schrijven van dp buitengewone. Synode en RECLAME. JJ 0e Schte s^Uldén. de oruyineele 'PlotidLl is op cjrond van, fyuir Lu zonde. re. eiaenScruappeo inxjehouwd. (TL SiccLy tStewway. Jbacfi &x\A/eber~ /Ween Lij B 6ND (Jjeiden - Hooae WoerdQO Sfmsferdam-yïmnem-fëotterdam 9955 of de Synode in de zaak-Geelkerken in Iiaar geheel zal kunnen beslissen. Dr. J .C. de Moor van Ulrechl presideerde deze vergadering, terwijl de hoogleeraren Bouwman en Kuyper van advies dienden. Allereerst werden de afgevaardigden van Ncord-Holland en van de classi9 Amsterdam gehoord, daarna die van Noord-Brabant en Limburg. Ten slotte werden cenigc profes soren gehoord. Eindelijk werden ook de afge vaardigden van Amsterdam-Zuid binnenge laten en zetten hun standpunt uiteen. Ook de kerkcraad van Leeuwarden had tegen de Synode geprotesteerd en had een afvaardi ging, bestaande uit dc predikanten Douma cn Mulder, gezonden, die ook gehoord wer den. Daarna vergaderde de commissie alleen. De discussies waren buitengewoon heftig. Prof. Kuyper was van meening, dal de zaak- Geelkerken behandeld kon en moest wor den. De Friesche afvaardigden daarente gen waren er fel tegen. Dc discussies werden al scherper en scherper. Allerlei persoonlijk heden werden door de leden elkaar tenslotte toegevoegd. Dr. de Moor, dc zoo bij uitstek kalme voorzitter, kon dc situatie niet meer meester blijven cn er ontstond icL^, dat op een paniek geleek, en waarbij prof. Kuyper het middelpunt was. Plotseling werd dr. De Moor onwel en moest de vergadering wor den geschorst. Men sprak van een apoplexie. De afgevaardigden waren allen diep onder den indruk van dit ongelukkig gebeuren. e Gisteravond kwam dc AJgemcenc Synode bijeen onder leiding van ds. Fernhoul Nadat Psalm 23 vers 2 was gezongen, deelde deze mede, dat dr. J. G. de Moor uit Utrecht ongesteld was geworden. Nadat^dc acten der vorige vergadering wa ren gelezen en goedgekeurd cn een telegram was gezonden aan dc Geref. Kerk van Indiö, werd rapport uitgebracht door dc benoemde commissie over de kwestie of hol noodzake lijk was geweest dat de Synode bijeengeroe pen was om over de kweslie-Geelkcrlccn te oordeelen. Dit rapport verklaarde, dat er genoegzame grond was om noodzakelijk op dc zaak in te gaan. en dat het geen bezwaar was dat de particuliere Synode van Noord- Brabant geen motieven voor de bijecnroc- ping had aangegeven. In verband hiermede werd liet beroep van dep kerkcraad van Amslerdam-Zuid ongel dig verklaard. Ook achtte liet rapport de noodzakelijk heid beslaande om de Alg. Synode bijeen (e roepen wegens de beroering welke dc zaak- Geelkerken in het land lieeft gewekt De Alg. Synode dient de zaak te behandelen, omdat d6. Geelkerken cn de kerkcraad van Amsterdam-Zuid jpappelleerd hebben tegen het besluit van de classis en dat der parti culiere synode. Na breedvoerige discussies lieeft dc Sy node zich met de conclusies van hel rapport verecnigd cn twee commissies van prae-ad- vics benoemd, welke dc kerkrechtelijke cn dc dogmatische zijde del' kwestie zullen be handelen. 1 Aan het einde der vergadering kwam het bericht dat dr. J. G. dc Moor in den voor avond was overleden, hetgeen groolc ont roering verwekte. De Kabinetscrisis. - „Het Tolk" meldt dat in parlementaire kringen worden genoemd als minister van Onderwijs in het' kabinet-Limburg in eerste plaats prof. Symons, te Groningen en in de tweede plaats prof. Casimir. Zen din gs-stadieraad. Tc Ulrechl is gisteren dc jaarlijksche ver gadering van den Zondingsstudicraad gehou den. De voorzitter, dr. C. W. Th. baron Van Boetzelaar van Dubbeldam, opent de verga dering met gebed en het lezen van Openba ringen 4. Tot penningmeester wordt benoemd jhr. mr. K. J. M. Huydecoper te Zeist, die dc be noeming aanneemt. Als bestuursleden worden herkozen ds. II. D. J. Boissevain, ds. H. C. de Groot, A. J. C. van Selers, G. Baas, ds. II. Kaajan cn ds. Th Scharlen. Ais leden van het raadgevend college prof. dr. A. M. Brouwer to Utrecht, prof. dr. F. W. Grosheide te Amsterdam én ds J. D. van der Munnik te 's-Gravcnhage. Ds. Boissevain als waarnemend penning- RECLAME. Lijders aan aambeien kunnen niet belet doen dan Foster's Zalf aan te wenden, welke onmiddellijk verlichting schenkt. Inderdaad een probaat geneesmiddel Per doos f 1.75; per tube f 1.9947 meester brengt de rekeningen over 1923 en 1924 uit De commissie tot het nazien, be-, staande uit de hecren Bielkc en Fortgcns le Zeist, adviseert haar goed te keuren, hetgeen geschiedt onder bizouderc dankbetuiging voor ht gevoerde beheer. De raming voor 192G wordt goedgekeurd. De algomecne posilio van den studieraad wordt in bespreking gebracht. De vraag wordt gedaan of de iendingscorporaties niet op dezelfde wijze den studieraad zouden kunnen financieren als zij het zcndingscón- sulaat doen. Enkele leden verdedigden dit krachtig; andere verklaren zich er tegen, om dat zij vreezen dat do Studieraad dan van karakter zal veranderen. Zij meenen, dat hel karakter der vrijwilligheid woel' worden gehandhaafd. Des namiddags werd de algemcenc verga dering gehouden. Ds. Boissevain bracht daarin verslag uit over dc laatste twee ja ren. Spoedig zal bot in het zendingsjaarboek verschijnen. Het geeft een indruk van den omvangrijken arbeid, die gedaan wordt. Ten besluite spreekt de eerevoorzitter, de heer L. J. van Wijk. over versterking der fundamenten. Dc vergadering wordt na dankzegging door ds. Boissevain gesloten. Inwisseling van ingetrokken zilverbons. Bij Kon. besluit van den 13dcn dezer is bepaald: Tot cn met 31 December 192G zullen ten kantore van hel agentschap van het minis terie van financiën le Amsterdam tegen wet tig betaalmiddel kunnen worden ingewis seld: a. dc hij Kon. besluit van 15 Februari 1910 (St.bl. No. 42) ingetrokken zilverbons van f 2.50, aangeduid in ail. 1 van liet Kon. be sluit van 31 Maart 1915 (St.bl. no. 174); zoo als dal is gewijzigd bij Kon. besluit van 11 Juni 1918 (St.bl. no, 357), als zilverbons van dc eerste soort; b. de bij Kon. besluit van 28 Januari 1921 (St.bl. no. -id) ingetrokken zdverbons van f J. aangeduid in art. 1 van het Kon. besluit' van 22 April 191G (St.bl. no. 1G8), zooals dat laatstelijk is gewijzigd bij Kon. besluit van 19 Februari 1920 (SI.L1. no. 82), als zilver bons van de eerste soort. Overwerkvergunningsn. De Minister van Arbeid, over wegende: dat in een aantal ondernemingen, waarin, wegens 1925 en in het begin van Januari, do arbeiders niet hebban kunnen werken, desniettemin aan beo door de werkgevers het loon voor de verzuimde iiren is uitbe taald; dat de werkgevers dit in véle go val lob gedaan hebben in de redelijke verwachting, dat zy in de gelegenheid zouden worden gesteld de verzuimde uren te doen inhalen; dat het wenschelgk is het beletsel, dat voor het inhalen van dit verzuim ki artikel 24 der Arbeidswet 1919 gelegen is, door toepassing van artikel 28, vijfde lid, dier wet weg te nemen; gelet op het bepaalde bij de artikelen 28 5e lid, en 97, 4e lid, der Arbeidswet; heeft goedgevonden: A, aan hoofden of bestuurders van ondernemingen iu alle gedeelten des rjjks, in wiet fabrieken of werkplaatsen, wegens den hoogen waterstand op het einde van December 1925 en in het begin van Januari 1926, de arbeiders niet hebban kunnen wer ken en waar niettemin voor de verzuimde uren het loon reeds is betaald, ta vergunnen, dat in afwijking van het bepaalde bij RECLAME. ileffert VOOR ROOKERS 9949 Uit het E n ge Isc h door ARTHUR APPLIN. Vertaling van Mevr. M. J. LANDRéTOLLENAAR. (Nadruk verboden). 87) HOOFDSTUK XVIL Hei was al laat, toen Derrington bij Do- tan en Bert Tompson verscheen. Tompson begroette hem luidruchtig, maar Doban, wions tijd geld ïvas en wiens voorrecht het was anderen op zich te laten wachten, «-as ongeduldig. Toen Puk ronduit verklaarde, dat hij be sloten had geen bokser te worden, herwon Doban zijn gelijkmoedigheid. Hij iiet niets van ziju gevoelens doorschemeren. Hij had navraag gedaan naar Derringlon's wedstrijd met Johnston, waaruit hij had opgemaakt, dat Tompson niet overdreei, als hij Puk be schreef als 3e wi'.le raaf en den lockomsli- gen wereldkampioen. Het was in ieder geval de moeite waard hem te steunen; hij was hel soort man, dal werkelijk een volksheld van zich iiet maken, een bokser, die even- als de beroemde Franschman, de verbeel ding van mannen en vrouwen zou prik kelen. Korlom Puk zoü zijn geld wel opbrengen. Hij was aantrekkelijk en sterk. Al wat hij noodig had, was geldelijks steun en reclame. Voor beide kon Doban zorgen. En nu krabbelde de dwaas terug. Maar het was Doban's métier, om met dwazen om te gaan. Tompson was ziedend, stiel vloeken en vcrwenschmgen uil, totdat hij een beetje van zijn teleurstelling bekomen was. Doban rolde de dikke sigaar tusschen de lippen heen en weer en keek aldoor met zijn slimme, ondoorgrondelijke oogen naar Puk, die met den rug naar don haard veront schuldigend stond te glimlachen. „Misschien bent u hang, dat de beurs niet groot genoeg zal zijn, tenminste uw aan deel," zei Doban, zich lot Puk wendend. Tompson. die buiten adem was, schonk zich een whisky soda in. „Als u UW tegenstan der niet verslaat, zal het natuurlijk nic-l veel zijn, maar na iedere overwinning zal het meer worden. U acht het natuurlijk uit gesloten. dat u niet zou winnen." „Eoksen acht ik uitgesloten," antwoordde Dei-rington. „Beroepsboksen." „U zoudt hen kunnen uitdagen als ama teur," zei Doban voor zich heen. Zijn sigaar was uitgegaan; hij kauwde er peinzend op. ,,'t Klinjrt niet kwaad Sir Peter Derring ton draagt de kampioenen uit." „Het kon niet mooier," kreunde Tompson, die zich een iortuin zag ontglippen en zich er al op voorbereidde Derringlon door chantage te dwingen het aanbod aan te nemen en zich te wreken door middel van Fay en Marton. Maar Puk schudde hel hoofd. „Ik ben bang, dat er niets aan te doen is." „U moet een rijk man zijn, Sir Peter,", zei Doban luchthartig, „om zoo de kans te laten schieten om een fortuinlje te verdienen. Zoo'n karri komt'niet twee maal in het leven. Of misschien hebt u niet zoo veel vertrouwen in u zelf als onze vriend Tomp son." „Er zijn nog we! andere manieren om geld le verdienen, dan met boksen. Ik hcfo nooit anders gebokst dan voor de grap of om iemand mores le leeien." „Waarom heb je dan legen Johnson ge bokst?" schreeuwde Tompson. Nu Tompson er zeli om vroeg, zou hij ook antwoord krijgen. „Het was me niet te doen om Johnson, mijnheer Tompson, maar om ul In hem beslreed ik ul U stond Marton in den weg." Tompson fronste de wenkbrauwen, zijn varkensoogjes glinsterden kwaadaardig. „Zoo, was dat het? Misschien zal ik jou ook nog wel een3 in den weg staan." „Ik hoop het niet," antwoordde Puk kalm. Hij reikte Doban de hand. „Het spijt me als ik u voor niets opgehouden heb." „Iiet is misschien niet heeiemaal voor niets." Dtfbhn had 'veel menschènkennis en was zoowe! intelligent als slim. Hij had Puk nauwkeurig gadegeslagen,Hij vond hem sympathiek „Misschien bedenkt u zich nog wel. En als u voor de grap wilt boksen, kan ik dat ook altijd voor u regelen. Ik ben een zakenman en ik sla altijd geid uit het plezier van andere- mensehen." „Dal is tenmiiiste oprecht," zei' Puk lachend. „Ik zal er aan denken." Doban verliet hen. Derrington wilde hem volgen, maar Tompson hield hem tegen. „Je hebt me in den steek gelalen," zei hij geme lijk. „Wat is de bedoeling daarvan?" „Zooals ik al gezegd heb, voel ik niets Vopr_ boksen." „Je hebt wel wat anders le doen, hè?" Ze waren in een aparte kamer yan Tomp- son's club. Het leek Puk een goede gelegen heid om Tompson eens op zija plaats (e zei ten. „Ik denk er over mc bezig te gaan Lou den met wedrennen," zei hij langzaam, „zoodra ik mijn zaken hier geregeld heb." „O, is het dat." Tompson stak de handen in de zakken en rammelde met een paar losse munten. „Marton wil je er net zoo in Jatcn vliegen als hij het met je vader ge daan heelt." Hij begon in do kamer op en neer te loo- pen, steeds rammelend met zijn geld. Hij kon zijn gedachten verbergen, maar niet zijn woedezijn razernij werd hem te mach tig. Hij had er nooit aan gedacht, dat Puk geld kon hebben, hij maakte heeiemaal niet den indruk van een man met geld. Maar stel, dal hij niet onbemiddeld was, dan zou Marton zijn gold niet hebben. „Hoor eens, Derrington, we moeten geen ruzie maken," zei hij eD ging vlak voor hem slaan. „Ik heb al mijn kaarten laten zien, waarom doe jij het ook niet." „Ik heb niels te laten zien op het oogen- blik. Ik hoop naderhand nog een paar azen en heeren le krijgen." Puk glimlachte, in zijn houding, in dien open. onbevangen blik, waar een man als Tompson niet bij kon. Hij begreep het niet en het maakte hem driftig. Puk zag er onschuldig, bijna onnoozcl uiL Een uit zijn kracht gegroeide jongen. Een onbezonnen sul. Toch wa3 er iets in hem, waarvoor de listige bedrieger terugdeinsde, „Je weet, wat je versmaadt, hè? Een for- iuio. Als je hier gekomen bent om er een te erven dan begrijp ik het natuurlijk. En ik zal je een goeden raad geven, al had je het me we! wat eerder kunnen vertellen. Als Marton'je overreed heeft, het aan hem toe te vertrouwen, ais hij paarden voor je wil koo- pen cn trainen, pas dan op. Hij zal er je in laten vliegen, net als je vader." „Hij had nogal succes met zijn paarden. Ik kreeg laatst toevallig een oude „Buff's Gids voor de renbaan" in handen. Mijn vader schijnt veel groole rennen gewonnen te hebben, indertijd." „Misschien. Maar er zat meer achter dan rennen. Er was een vrouw in het spel. Ge loot rnaar gerust, lat al het geld. dat je vader won, door Marlon werd uitgegeven. En waarom? Omdat er een vrouw in het spel was. Marton maakte misbruik van zijn vrouw, evenals hij nu misbruik wil gaan maken van zijn dochter." „Zwijg!" „Ik moei je waarschuwen. Als je 't niet weel, behoor je hel le welen. Marton is zoo kwaad niel. maar hij is op het oogenblik len einde raad. net als toen je vader hem jaren geleden weer op de been hielp: Hij za! Fay gebruiken, haar aan den meest biedende verkoopen, net als hij deed met ziju vrouw." Zijn oogen waren gevestigd op Derring ton, maar hij zag hem niet, anders zou hij we! voorzichtiger geweest zijn. Hij zag slechts den buit, die hem onlglipte. „Zwijgl" zei Puk weer. Maar zijn stem was zoo kalm, dat Tompson hem niet ver slond. De grove, luide slem vervolgde: „Ik moet Je waarschuwen. Hij wist, dat ik Fay graag zou willen hebben en ik ben niet de man, dien hij zich als schoonzoon gewenscht had, maar hij zei, dat ik haar kon krijgen, als. „Zwijgl Ik heb Fay Marton ten huwelijk gevraagd. Waag het niel, haar naam nof eens fe noemen," (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5