r Lsmaar ékrU
1
DE JOCKEY
No. 20208.
LEIDSCH OAGBLAD, Donderdag 28 Januari
Tweede Blad.
Anno 1926.
UIT DE PERS.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Ds bending van de Cbi.-Hiil.
Kamerfractie.
verschillende kanten is in den last-
Bteo tijd bet een en ander meegedeeld over
de onderhandelingen over een eventueels be
stendiging van het gezantschap bij den Paus
en de houding van de Christ.-hist. Karn cr
iteria daartegenover.
Da „Nederlander" (C.-H.) geelt nu harer-
•t'tjds daea lesing:
Het eerste leit is, dat op 11 November
1925 alio Chriatelijk-lEstorischo Tweerie-
jKamor-bdan hunne stem gaven aan liet
amendement tot opheffing van het gezant
schap bij het Vaticaan, en dit, niettegen
staande da schriftelijke mededeeting van
inimster Cotijn van. 1 November, dat, hg
verwerping van den begrootingspost, de vier
Reomsoh-iatholieke ministers uit het Kabinet
aouden treden en niettegenstaande het
bekerde altiinatum van dr. Nolens,
Set tweede feit is, dat op 9 December
door de Chnstelijk-Hislorische Kamerfractie
mat bijna de grootst mogelijke meerderheid,
besloten werd niet te aanvaarden een plan
tol behind van den gezantschapspost, jx den
vorm, dat een onzer andere gezanten bij
den Heiligen Stoel zou worden geaccrediteerd.
Na dian datum is door de Chr.-ilislorische
Kamerfractie, op" dit punt, geen nader besluit
genomen.
Wel zijn ceg besprekingen gevoerd en
brieven gewisseld over de vraag: wat de
leien der Chr.-iEstorisehe Knmerclnb doen
acuden, indien de door hen uiet-aanvaarde
maatregel onverhoopt, toch genomen werd.
dn daartegen in de Kamer geageerd mocht
worden.
Het is duidelijk, dat op een vraag om
trent mogelijkheden, die zoo vaag ziju en
geen concieten vorm aannamen, een ant-
vooru aeer moeilijk is. Sommige leden der
fractie verklaarden dan ook eenvoudig, dat
z$j zich de volle vrftheid moesten voorbehou
den naar omstandigheden te handelen. An
deren wezen er op, dat Chr.-Historischsn
nimmec tegen een bcgrootiog stemmen, om
redenen daar buiten en meenden, dat
eventaeel oen eigen motie moest worden
voorgesteld. Maar zakelijk is er, na het
besluit van 9 December niets veranderd. De
fractie staat volkomen op het zelfde stand
punt, e-ls op 11 November 1925 ingenomen
en op 9 December gehandhaafd.
De „uiterste noodzaak" af.
.Da „Volkskrant" (R.-K.) bespreekt de
houding, die mr. Marchant heeft aangenomen
tegenover de aanwijzing als kabinetsforma
teur van mr. Limburg:
Indien vaststond, of zelfs indien er maar
Sedelijk uitzicht op was, dat op de mislukking
ai opdracht aan mr. Limburg zou volgen
een „rood-rose-roomsch" kabinet, dan ware
het verzet van mr. Marchant begrijpelijk.
Haar op hetgeen mr. Marchant beoogt en
nafetieeft bestaat niet het minste uitzicht:
oen kabinet van sociaal- en vrijzinnig-demo
craten en katholieken komt er niet.
Eenvoudig omdat aan vervulling der voor
waarden, door dr. Nolens indertijd gesteld,
niet valt te denken.
Het begrip van „uiterste uoodaaak" is
vcor allerlei uitleg vatbaar en is ook met
terdaad op verschillende manieren uitgelegd.
Eb is verder geen sprake van, dat, aan
genomen, dat de „uiterste noodzaak" aan
wezig werd geaoht, de Katholieke Kamer
fractie eenstemmig, dus zonder één uitzon
dering, haar goedkeuring zou hechten aan
®en regeermgs-samengaan met „rood".
En op de derde plaats is eveneens uitge
sloten, dat nog een partij (practised zou dit
de Vrijheidsbond, de anti-revolutionaire of
dt chrisie'iik-historische fractie moeten zijn)
bereid zou worden gevonden, te amen met
do katholieken een bondgenootschap met de
sociaal-democraten aan te gaan.
Het is dus op grond van de bestaande
bepalingen eenvoudig uitgesloten, dat komen
kan waarop de heer Marchant blijkbaar
speculeert
Zeg, dat die bepalingen een bondgenoot
schap met de sociaal-democraten theoretisch
mogelijk maken, doch practisch uitsluiten;
Keg, dat herziening daarvan behoort te
woTden overwogen, omdat men een beslis
sing niet afhankelijk kan stellen van den
tegenstand van één man, noch in handen
leggen van een andere partij; accoord,
maar voor het heden is verwezenlijking van
een samengaan met de S.D.A.P, absoluut
er-mogelijk.
Dit moet toch ook de heer Ifarchant
inzien.
j Inzien ook, dat, indien de poging van
mr. Limburg mislukt, me.^ nog wel andere
kan probeeren (in dezeo zin, dat alles kan
j worden geprobeerd), maar dan het dreigende
slot zon zijn behoud van het kabinet-Colijn.
Izdien de heer Marchant geen redenen
heeft om daarop aan te sturen, doet hij in
politieken zin niet verstandig, tegenover de
poging van mr. Limburg een onverzoenlijke
houding aan te nemen.
Mr. Marchant's aanval op mr. Limburg
,,Hct Volk" (S. D.) schrijft:
De felle aanval can mi'. Marchant op
zijn partijgenoot Limburg, nu ook deze een
poging tot kabinetsformatie doet, is tot
zekere hoogte begrijpelijk. Als overtuigd
voorstander van een parlementair kabinet
moet de heer Marchant met leedwezen zien,
dat thans getracht wordt ecu ex tra-parle
mentair kabinet te vormen. Dat een partij
genoot van hem hiertoe overgaat, zij het
dan na vier voorafgaande mislukkingen van
anderen, moet hem daarenboven minder
aangenaam stemmen. Wij zouden het kun
nen begrijpen, zoo hij den heer Limburg
verzocht, zoolang hij als extra-parlementair
kabinctsleider mocht fungeeren, zich tijde
lijk buiten het verband der vrijzinnig-de
mocratische partij to stellen, waarmee hij
in de laatste jaren toch nog slechts losse
connecties onderhield. Er is ook iets vóór
te zeggen, als ccd extra-parlementair ka
binet ook geen persoonlijke unie met be
staande partijen heeft. Anders wordt het
zoo licht toch een verkapt parlementair
kabinet. En van schijn en maskerade heb
ben wij in de politiek nu wel meer dan ge
noeg.
Toch meenen wij, dat mr. Marchant ten
onrechte de zaak zoo bijzonder scherp stelt
door b.v. te schrijven dat mr. Limburg
j „zich prijs geeft aan de verachting zijner
geestverwanten"»- Behalve dat men zoo iets
j niet zegt van een man als ,mr. Limburg,
die tot iels „verachtelijks" niet in"staat
is, heeft deze onbeheerschte uiting nog een
ander bezwaar. Zij gaat blijkbaar uit van
de gedachteer is een parlementair kabinet
mogelijk, dat -van de „uiterste noodzaak"
en dat mag een voorstander van het parle
mentaire stelsel niet „saboteeren". liet is
echter niet de heer Limburg, maar de Ka
tholieke partij, die de totstandkoming van
dit thans eenige mogelijk parlementair ka
binet saboteert door de „uiterste nood
zaak" nog steeds af te wijzen. Door dc
verantwoordelijkheid voor deze schennis
van het parlementaire stelsel op zijn par
tijgenoot te leggen, ontheft de heer Mar
chant de Katholieke partij van die uilslui
tend op haar drukkende verantwoordelijk
heid: Dit lijkt ons een ernstige, politieke,
fout.
Er komt nog iets bij. Het schijnt ons
niet in het belang ran mr. Marchant zelf,
aan dit geval nu weer een zoo uiterst per
soonlijke toespitsing te geven. Wij lazen
ergens, dat het kabinet-Colijn vooral mis
lukt was door de fel-persoonlijke tegen
stelling Colijn-Marchant, waarbij de heer
Marchant den heer Colijn persoonlijke min
derwaardigheid van karakter verweet. Wan
neor hij thans den heer Limburg, waar hij
het niet met hem eens is, weer aanstonds
van een „verachtelijke" daad beticht,
komt hij allicht in den naam de politiek
zijner partij en daarmee die van het land
op persoonlijke tegenstellingen te bouwen.
Aan zijn faanï als leidend politicus kan dit
onmogelijk ten goede komen.
Waarbij dan nog komt, dat mislukking
van de formatie-Limburg wel eens zou kun
nen leiden, niet tot het kabinet.der „uiter
ste noodzaak", dat wg evenzeer als de heer
l Marehant nastreven, .maar waarvoor de tijd
door dc houding der Katholieken blijkbaar
nog niet rijp schijnt, maar tot een terug
keer van het kabinet-Colijn op bevel van
de Koningin, evenals na de Vlootwet-crisis.
En dat zou ook do heer Marchant toch
waarschijnlijk nog veel verderfelijker ach
ten dan een extra-parlementair kabinet-
Limburg, Vooral wanneor dit laatste van
vooruitstrevende richting mocht woi'den.
De Generale Synode der Geref. Kerken,
Do Generale Synode le Assen heelt een
uitvoerige toelichting ontvangen op de pro
testen van Amsterdam-Zuid tegen de bijeen-
roeping der Synode. Daarin wordt o. m. ge
zegd:
„Wanneer de kerkcraad legen dc bijeen
roeping uwer vergadering zeer ernstige be
denkingen heeft, dan mag de oorzaak van
deze bedenkingen geenszins gezocht worden
in vrees voor de personen van zijn predi
kant. Voor de persoon van zijn predikant is
hij niet bevreesd; diens trpiïw aan de Ge
reformeerde belijdenis slaat voor hem boven
allen twijfel.
Wanneer dr. Geelkerken zich niet len
volle stelde op het standpunt der Geref. be
lijdenis en niet in de bediening des Woords
in de Geref Kerken zijn goddelijke roeping
zag, dan zouden de moeilijkheden en ver
dachtmakingen die hij in die Kerken 'moet
ondervinden, hem ongetwijfeld reeds lang
er loe gebracht hebben, om voor de, gelijk
hij het in zijn eerste predikatie mededeelde,
reeds als jong knaapje gekoesterde begeerte,
het licht des Evangelies le ontsteken, op
andere wijze vervulling te zoeken; en met
zijn wel zeer bijzondere gaven zou hem dal
ongetwijfeld makkelijk zijn gevallen.
Dat dr. Geelkerken niettegenstaande alles
aan de lokkende stemmen geen gehoor heeft
gegeven, laat zich bij hem wat men ook
anders gezegd moge hebben slcchls op
één wiji^e verklaren:..dat hij gedreven wordt
door liefde lot .de,Geref. belijdenis en in de
verkondiging van Ljgt., Evangelie overeen
komstig dié belijdenis zijn „levensbestem
ming zrcl verwezenlijkt.
Nu déze tidieitnar yan Christus, gelijk hij
het betuigde, me.t inwendige en uitwendige
roeping'.wettig vAn God geroepen tot dezen
heiligen dienst, voor de kerken, waarin hij
arbeidde, blijkbaar oen zóó groot gevaar
wprdt geacht, dat zelfs een buitengewone,
Generale Synode móest bijeenkomen om
over zijn „zaak'* te oordcelen, voelt dc raad
der. Geref. Kerkvan Amsterdam-Zuid zich
gedrongen, tégenover u\y vergadering.plech-
lig te verklaren, dat naar zijn gevoelen dr.
Geelkerken steeds getrouw is geweest in
zijnen heiligen dienst cnr'•overeenkomstig
het program, voor Epe's kerk ontvouwd, ook
in de gemeente "vaii Amsterdam-Zuid al
deze jaren lieeft gearbeid met meer dan ge
wone toewijding en met rijken zegen.
Gistermiddag vergaderde de commissie,
die van' praeadvfes zal dienen over dc vraag
of er genoegzame reden was voor het uit
schrijven van dp buitengewone. Synode en
RECLAME.
JJ 0e Schte
s^Uldén. de oruyineele 'PlotidLl
is op cjrond van, fyuir
Lu zonde. re. eiaenScruappeo
inxjehouwd.
(TL
SiccLy tStewway.
Jbacfi &x\A/eber~
/Ween Lij
B 6ND
(Jjeiden - Hooae WoerdQO
Sfmsferdam-yïmnem-fëotterdam
9955
of de Synode in de zaak-Geelkerken in Iiaar
geheel zal kunnen beslissen.
Dr. J .C. de Moor van Ulrechl presideerde
deze vergadering, terwijl de hoogleeraren
Bouwman en Kuyper van advies dienden.
Allereerst werden de afgevaardigden van
Ncord-Holland en van de classi9 Amsterdam
gehoord, daarna die van Noord-Brabant en
Limburg. Ten slotte werden cenigc profes
soren gehoord. Eindelijk werden ook de afge
vaardigden van Amsterdam-Zuid binnenge
laten en zetten hun standpunt uiteen. Ook
de kerkcraad van Leeuwarden had tegen de
Synode geprotesteerd en had een afvaardi
ging, bestaande uit dc predikanten Douma
cn Mulder, gezonden, die ook gehoord wer
den.
Daarna vergaderde de commissie alleen.
De discussies waren buitengewoon heftig.
Prof. Kuyper was van meening, dal de zaak-
Geelkerken behandeld kon en moest wor
den. De Friesche afvaardigden daarente
gen waren er fel tegen. Dc discussies werden
al scherper en scherper. Allerlei persoonlijk
heden werden door de leden elkaar tenslotte
toegevoegd. Dr. de Moor, dc zoo bij uitstek
kalme voorzitter, kon dc situatie niet meer
meester blijven cn er ontstond icL^, dat op
een paniek geleek, en waarbij prof. Kuyper
het middelpunt was. Plotseling werd dr. De
Moor onwel en moest de vergadering wor
den geschorst. Men sprak van een apoplexie.
De afgevaardigden waren allen diep onder
den indruk van dit ongelukkig gebeuren.
e
Gisteravond kwam dc AJgemcenc Synode
bijeen onder leiding van ds. Fernhoul
Nadat Psalm 23 vers 2 was gezongen,
deelde deze mede, dat dr. J. G. de Moor uit
Utrecht ongesteld was geworden.
Nadat^dc acten der vorige vergadering wa
ren gelezen en goedgekeurd cn een telegram
was gezonden aan dc Geref. Kerk van Indiö,
werd rapport uitgebracht door dc benoemde
commissie over de kwestie of hol noodzake
lijk was geweest dat de Synode bijeengeroe
pen was om over de kweslie-Geelkcrlccn te
oordeelen. Dit rapport verklaarde, dat er
genoegzame grond was om noodzakelijk op
dc zaak in te gaan. en dat het geen bezwaar
was dat de particuliere Synode van Noord-
Brabant geen motieven voor de bijecnroc-
ping had aangegeven.
In verband hiermede werd liet beroep van
dep kerkcraad van Amslerdam-Zuid ongel
dig verklaard.
Ook achtte liet rapport de noodzakelijk
heid beslaande om de Alg. Synode bijeen (e
roepen wegens de beroering welke dc zaak-
Geelkerken in het land lieeft gewekt De
Alg. Synode dient de zaak te behandelen,
omdat d6. Geelkerken cn de kerkcraad van
Amsterdam-Zuid jpappelleerd hebben tegen
het besluit van de classis en dat der parti
culiere synode.
Na breedvoerige discussies lieeft dc Sy
node zich met de conclusies van hel rapport
verecnigd cn twee commissies van prae-ad-
vics benoemd, welke dc kerkrechtelijke cn
dc dogmatische zijde del' kwestie zullen be
handelen.
1 Aan het einde der vergadering kwam het
bericht dat dr. J. G. dc Moor in den voor
avond was overleden, hetgeen groolc ont
roering verwekte.
De Kabinetscrisis.
- „Het Tolk" meldt dat in parlementaire
kringen worden genoemd als minister van
Onderwijs in het' kabinet-Limburg in eerste
plaats prof. Symons, te Groningen en in de
tweede plaats prof. Casimir.
Zen din gs-stadieraad.
Tc Ulrechl is gisteren dc jaarlijksche ver
gadering van den Zondingsstudicraad gehou
den.
De voorzitter, dr. C. W. Th. baron Van
Boetzelaar van Dubbeldam, opent de verga
dering met gebed en het lezen van Openba
ringen 4.
Tot penningmeester wordt benoemd jhr.
mr. K. J. M. Huydecoper te Zeist, die dc be
noeming aanneemt.
Als bestuursleden worden herkozen ds. II.
D. J. Boissevain, ds. H. C. de Groot, A. J. C.
van Selers, G. Baas, ds. II. Kaajan cn ds.
Th Scharlen. Ais leden van het raadgevend
college prof. dr. A. M. Brouwer to Utrecht,
prof. dr. F. W. Grosheide te Amsterdam én
ds J. D. van der Munnik te 's-Gravcnhage.
Ds. Boissevain als waarnemend penning-
RECLAME.
Lijders aan aambeien kunnen niet belet
doen dan Foster's Zalf aan te wenden, welke
onmiddellijk verlichting schenkt. Inderdaad
een probaat geneesmiddel Per doos f 1.75;
per tube f 1.9947
meester brengt de rekeningen over 1923 en
1924 uit De commissie tot het nazien, be-,
staande uit de hecren Bielkc en Fortgcns le
Zeist, adviseert haar goed te keuren, hetgeen
geschiedt onder bizouderc dankbetuiging voor
ht gevoerde beheer.
De raming voor 192G wordt goedgekeurd.
De algomecne posilio van den studieraad
wordt in bespreking gebracht. De vraag
wordt gedaan of de iendingscorporaties niet
op dezelfde wijze den studieraad zouden
kunnen financieren als zij het zcndingscón-
sulaat doen. Enkele leden verdedigden dit
krachtig; andere verklaren zich er tegen, om
dat zij vreezen dat do Studieraad dan van
karakter zal veranderen. Zij meenen, dat
hel karakter der vrijwilligheid woel' worden
gehandhaafd.
Des namiddags werd de algemcenc verga
dering gehouden. Ds. Boissevain bracht
daarin verslag uit over dc laatste twee ja
ren. Spoedig zal bot in het zendingsjaarboek
verschijnen. Het geeft een indruk van den
omvangrijken arbeid, die gedaan wordt.
Ten besluite spreekt de eerevoorzitter, de
heer L. J. van Wijk. over versterking der
fundamenten.
Dc vergadering wordt na dankzegging door
ds. Boissevain gesloten.
Inwisseling van ingetrokken zilverbons.
Bij Kon. besluit van den 13dcn dezer is
bepaald:
Tot cn met 31 December 192G zullen ten
kantore van hel agentschap van het minis
terie van financiën le Amsterdam tegen wet
tig betaalmiddel kunnen worden ingewis
seld:
a. dc hij Kon. besluit van 15 Februari 1910
(St.bl. No. 42) ingetrokken zilverbons van
f 2.50, aangeduid in ail. 1 van liet Kon. be
sluit van 31 Maart 1915 (St.bl. no. 174); zoo
als dal is gewijzigd bij Kon. besluit van 11
Juni 1918 (St.bl. no, 357), als zilverbons van
dc eerste soort;
b. de bij Kon. besluit van 28 Januari 1921
(St.bl. no. -id) ingetrokken zdverbons van
f J. aangeduid in art. 1 van het Kon. besluit'
van 22 April 191G (St.bl. no. 1G8), zooals dat
laatstelijk is gewijzigd bij Kon. besluit van
19 Februari 1920 (SI.L1. no. 82), als zilver
bons van de eerste soort.
Overwerkvergunningsn.
De Minister van Arbeid, over wegende:
dat in een aantal ondernemingen, waarin,
wegens 1925 en in het begin van Januari,
do arbeiders niet hebban kunnen werken,
desniettemin aan beo door de werkgevers
het loon voor de verzuimde iiren is uitbe
taald;
dat de werkgevers dit in véle go val lob
gedaan hebben in de redelijke verwachting,
dat zy in de gelegenheid zouden worden
gesteld de verzuimde uren te doen inhalen;
dat het wenschelgk is het beletsel, dat
voor het inhalen van dit verzuim ki artikel
24 der Arbeidswet 1919 gelegen is, door
toepassing van artikel 28, vijfde lid, dier
wet weg te nemen;
gelet op het bepaalde bij de artikelen 28
5e lid, en 97, 4e lid, der Arbeidswet;
heeft goedgevonden:
A, aan hoofden of bestuurders van
ondernemingen iu alle gedeelten des rjjks,
in wiet fabrieken of werkplaatsen, wegens
den hoogen waterstand op het einde van
December 1925 en in het begin van Januari
1926, de arbeiders niet hebban kunnen wer
ken en waar niettemin voor de verzuimde
uren het loon reeds is betaald, ta vergunnen,
dat in afwijking van het bepaalde bij
RECLAME.
ileffert
VOOR ROOKERS
9949
Uit het E n ge Isc h
door
ARTHUR APPLIN.
Vertaling van
Mevr. M. J. LANDRéTOLLENAAR.
(Nadruk verboden).
87)
HOOFDSTUK XVIL
Hei was al laat, toen Derrington bij Do-
tan en Bert Tompson verscheen. Tompson
begroette hem luidruchtig, maar Doban,
wions tijd geld ïvas en wiens voorrecht het
was anderen op zich te laten wachten, «-as
ongeduldig.
Toen Puk ronduit verklaarde, dat hij be
sloten had geen bokser te worden, herwon
Doban zijn gelijkmoedigheid. Hij iiet niets
van ziju gevoelens doorschemeren. Hij had
navraag gedaan naar Derringlon's wedstrijd
met Johnston, waaruit hij had opgemaakt,
dat Tompson niet overdreei, als hij Puk be
schreef als 3e wi'.le raaf en den lockomsli-
gen wereldkampioen. Het was in ieder geval
de moeite waard hem te steunen; hij was
hel soort man, dal werkelijk een volksheld
van zich iiet maken, een bokser, die even-
als de beroemde Franschman, de verbeel
ding van mannen en vrouwen zou prik
kelen.
Korlom Puk zoü zijn geld wel opbrengen.
Hij was aantrekkelijk en sterk. Al wat hij
noodig had, was geldelijks steun en
reclame. Voor beide kon Doban zorgen.
En nu krabbelde de dwaas terug. Maar
het was Doban's métier, om met dwazen om
te gaan.
Tompson was ziedend, stiel vloeken en
vcrwenschmgen uil, totdat hij een beetje
van zijn teleurstelling bekomen was. Doban
rolde de dikke sigaar tusschen de lippen
heen en weer en keek aldoor met zijn
slimme, ondoorgrondelijke oogen naar Puk,
die met den rug naar don haard veront
schuldigend stond te glimlachen.
„Misschien bent u hang, dat de beurs niet
groot genoeg zal zijn, tenminste uw aan
deel," zei Doban, zich lot Puk wendend.
Tompson. die buiten adem was, schonk zich
een whisky soda in. „Als u UW tegenstan
der niet verslaat, zal het natuurlijk nic-l
veel zijn, maar na iedere overwinning zal
het meer worden. U acht het natuurlijk uit
gesloten. dat u niet zou winnen."
„Eoksen acht ik uitgesloten," antwoordde
Dei-rington. „Beroepsboksen."
„U zoudt hen kunnen uitdagen als ama
teur," zei Doban voor zich heen. Zijn sigaar
was uitgegaan; hij kauwde er peinzend op.
,,'t Klinjrt niet kwaad Sir Peter Derring
ton draagt de kampioenen uit."
„Het kon niet mooier," kreunde Tompson,
die zich een iortuin zag ontglippen en zich
er al op voorbereidde Derringlon door
chantage te dwingen het aanbod aan te
nemen en zich te wreken door middel van
Fay en Marton.
Maar Puk schudde hel hoofd. „Ik ben
bang, dat er niets aan te doen is."
„U moet een rijk man zijn, Sir Peter,", zei
Doban luchthartig, „om zoo de kans te laten
schieten om een fortuinlje te verdienen.
Zoo'n karri komt'niet twee maal in het
leven. Of misschien hebt u niet zoo veel
vertrouwen in u zelf als onze vriend Tomp
son."
„Er zijn nog we! andere manieren om
geld le verdienen, dan met boksen. Ik hcfo
nooit anders gebokst dan voor de grap of om
iemand mores le leeien."
„Waarom heb je dan legen Johnson ge
bokst?" schreeuwde Tompson.
Nu Tompson er zeli om vroeg, zou hij ook
antwoord krijgen. „Het was me niet te doen
om Johnson, mijnheer Tompson, maar om
ul In hem beslreed ik ul U stond Marton in
den weg."
Tompson fronste de wenkbrauwen, zijn
varkensoogjes glinsterden kwaadaardig.
„Zoo, was dat het? Misschien zal ik jou ook
nog wel een3 in den weg staan."
„Ik hoop het niet," antwoordde Puk kalm.
Hij reikte Doban de hand. „Het spijt me als
ik u voor niets opgehouden heb."
„Iiet is misschien niet heeiemaal voor
niets." Dtfbhn had 'veel menschènkennis en
was zoowe! intelligent als slim. Hij had
Puk nauwkeurig gadegeslagen,Hij vond
hem sympathiek „Misschien bedenkt u zich
nog wel. En als u voor de grap wilt boksen,
kan ik dat ook altijd voor u regelen. Ik ben
een zakenman en ik sla altijd geid uit het
plezier van andere- mensehen."
„Dal is tenmiiiste oprecht," zei' Puk
lachend. „Ik zal er aan denken."
Doban verliet hen. Derrington wilde hem
volgen, maar Tompson hield hem tegen. „Je
hebt me in den steek gelalen," zei hij geme
lijk. „Wat is de bedoeling daarvan?"
„Zooals ik al gezegd heb, voel ik niets
Vopr_ boksen."
„Je hebt wel wat anders le doen, hè?"
Ze waren in een aparte kamer yan Tomp-
son's club. Het leek Puk een goede gelegen
heid om Tompson eens op zija plaats (e zei
ten. „Ik denk er over mc bezig te gaan Lou
den met wedrennen," zei hij langzaam,
„zoodra ik mijn zaken hier geregeld heb."
„O, is het dat." Tompson stak de handen
in de zakken en rammelde met een paar
losse munten. „Marton wil je er net zoo in
Jatcn vliegen als hij het met je vader ge
daan heelt."
Hij begon in do kamer op en neer te loo-
pen, steeds rammelend met zijn geld. Hij
kon zijn gedachten verbergen, maar niet
zijn woedezijn razernij werd hem te mach
tig. Hij had er nooit aan gedacht, dat Puk
geld kon hebben, hij maakte heeiemaal niet
den indruk van een man met geld. Maar
stel, dal hij niet onbemiddeld was, dan zou
Marton zijn gold niet hebben.
„Hoor eens, Derrington, we moeten geen
ruzie maken," zei hij eD ging vlak voor hem
slaan. „Ik heb al mijn kaarten laten zien,
waarom doe jij het ook niet."
„Ik heb niels te laten zien op het oogen-
blik. Ik hoop naderhand nog een paar azen
en heeren le krijgen." Puk glimlachte, in
zijn houding, in dien open. onbevangen blik,
waar een man als Tompson niet bij kon.
Hij begreep het niet en het maakte hem
driftig.
Puk zag er onschuldig, bijna onnoozcl uiL
Een uit zijn kracht gegroeide jongen. Een
onbezonnen sul. Toch wa3 er iets in hem,
waarvoor de listige bedrieger terugdeinsde,
„Je weet, wat je versmaadt, hè? Een for-
iuio. Als je hier gekomen bent om er een te
erven dan begrijp ik het natuurlijk. En ik
zal je een goeden raad geven, al had je het
me we! wat eerder kunnen vertellen. Als
Marton'je overreed heeft, het aan hem toe te
vertrouwen, ais hij paarden voor je wil koo-
pen cn trainen, pas dan op. Hij zal er je in
laten vliegen, net als je vader."
„Hij had nogal succes met zijn paarden.
Ik kreeg laatst toevallig een oude „Buff's
Gids voor de renbaan" in handen. Mijn
vader schijnt veel groole rennen gewonnen
te hebben, indertijd."
„Misschien. Maar er zat meer achter dan
rennen. Er was een vrouw in het spel. Ge
loot rnaar gerust, lat al het geld. dat je
vader won, door Marlon werd uitgegeven.
En waarom? Omdat er een vrouw in het
spel was. Marton maakte misbruik van zijn
vrouw, evenals hij nu misbruik wil gaan
maken van zijn dochter."
„Zwijg!"
„Ik moei je waarschuwen. Als je 't niet
weel, behoor je hel le welen. Marton is zoo
kwaad niel. maar hij is op het oogenblik len
einde raad. net als toen je vader hem jaren
geleden weer op de been hielp: Hij za! Fay
gebruiken, haar aan den meest biedende
verkoopen, net als hij deed met ziju vrouw."
Zijn oogen waren gevestigd op Derring
ton, maar hij zag hem niet, anders zou hij
we! voorzichtiger geweest zijn. Hij zag
slechts den buit, die hem onlglipte.
„Zwijgl" zei Puk weer. Maar zijn stem
was zoo kalm, dat Tompson hem niet ver
slond.
De grove, luide slem vervolgde: „Ik moet
Je waarschuwen. Hij wist, dat ik Fay graag
zou willen hebben en ik ben niet de man,
dien hij zich als schoonzoon gewenscht had,
maar hij zei, dat ik haar kon krijgen, als.
„Zwijgl Ik heb Fay Marton ten huwelijk
gevraagd. Waag het niel, haar naam nof
eens fe noemen,"
(Wordt vervolgd).