UIT ONZE STWSMAjpNE,
LAND- EN TUINBOUW.
VARIA.
hel lichaam van bepaalde sloffen gedurende
eenigen tijd, zich een behoefte openbaart
om juist die stoffen te gebruiken. Zoo werd
laan het einde van en kort na den oorlog bij
■'ondervoede personen groote begeerte naar
vet waargenomen, de lijder aan suiker
ziekte, die ral koolhydraten uitscheidt,
verlangt juist Koolhydraten, enz.
Mogen wij deze begeerte naar voedsel nu
honger noemen en is honger hetzelfde ais
eetlust, anpelijl?
Feitelijk moeten wij nog onderscheid
maken tusschen honger ein hongergevoel.
We zouden van honger kunnen spreken,
als het lichaam inderdaad behoefte heeft
aan toevoer van nieuwe voedingsstoffen.
Maar dit behoeft nog niet gepaard te gaan
meL hongergevoel. Bij proeven, niet alleen
op dieren, maar waarnemingen bij de tel-
"kens weer opduikende honger-kunstenaars,
is gebleken, dat na een korte periode van
trek, meer een soort ongevoeligheid optreedt
Kn de treurige ervaiing in streken van Rus
land, waar tal van menschen verhongerd
zijn, heeft hetzelfde geleerd. In het begin
bestond dan 'n geprikkelde stemming, maar
ipoedig kwam een zekere onverschilligheid
over hen, rustig deden zij hun werk. toon
den geen behoefte aan voedsel, klaagden
nergens over, kalm konden zij anderen, die
nog een stuk brood hadden, dit zien eten,
zonder te probeeren, het hun af te nemen,
cn ten slotte gingen .zij zonder bizondere
uiting van lijden ten gronde.
Sommigen willen honger een onaange
naam, eetlust daarentegen een prettig ge
voel noemen. Dit gaat niet geheel op. Het
is waar, als de maag lang ledig is gebleven,
.dan kunnen onaangename gevoelens van
leegte, borrelen, zelfs van pijn optreden, er
zijn. echter menschen die het volstrekt niet
onaangenaam vinden.
In elk geval staat honger in nauw ver
band met verzadiging. Ook dit is echter
w'eer een betrekkelijk begrip. Wanneer is
men verzadigd? Het „diner van Manus"
van Justus van Maurik levert het type van
den man, die niet te verzadigen is. Er zelf
naar gevraagd, zou Manus misschien zeg
gen, dat hij verzadigd was, zoodrahij niet
meer eten kon. Volgens Rubner zit* in deze
uitspraak een kern van waarheid. Immers,
volgens hem hangt het gevoel van verzadi
ging samen met het volumen van het ge
bruikte voedsel. In den oorlog is, misschien
•onbewust, zonder twijfel aan het honger
gevoel tegemoet gekomen, door in het voed-
&el veel onverteerbaren ballast te verwer
ken. Volgens Kestner zou het gevoel van
verzadiging zoo lang duren als de spijsver
teringsorganen, in de eerste plaats dan de
inaag, nog bezig zijn met het verwerken
van het gebruikte voedsel.
Zeker is. dat de eene slof veel spoediger
een gevoel van verzadiging geeft dan de
andere. Kaas, chocolade, bonbons zouden
niet geschikt zijn als hors d'oeuvre, daaren
tegen doen zij uitstekend dienst bij het des
sert, om het gevoel van verzadiging te vol
tooien.
Maar met betrekking tot de eetlust is nog
pen andere factor van beteekenis. n.l. de
Waarde als genotmiddel. En hierbij spelen
gevoelselementen een groote rol. Niet alleen
het uiterlijk, de reuk der spijzen, maar voor
al de afwisseling heeft grooten invloed. Als
men zich verzadigd acht door den dagelijk-
Schen kost, dan kan een onverwachte lek
kernij weer eetlust geven en nog flink wat
doen gebruiken. Het is voor inrichtingen,
waar men gewoonlijk langen tijd blijven
moet, noodig om hiermee rekening te hou
den. Behalve brood is er haast niets te be
denken, dat niet op den duur eentohig en
vervelend wordt. Zoo ziet men gebeuren dat
een patiënt aanvankelijk met veel smaak
eet. Maar als altijd dezelfde menu's terug-
keeren, dan wordt de trek hoe langer hoe
minder en het kan voorkomen, dat, indien
die patiënt toevallig naar een andere in
richting overgaat, waar de kost werkelijk
van mindere kwaliteit is, daar, omdat het
wat anders is, beter gegeten wordt en het
achteruitgaande gewicht weer een stijging
vertoont.
Dat honger en eetlust niet hetaelfde is.
blijkt, walmeer men hongerig aan tafel gaat
met animo begint, doch plotseling eenige
viezigheid in het eten opmerkt. Weg is de
eetlust cn men staat'hongerig van tafel op.
Later kan nog wel eens iels gezegd wor
den over het ontstaan van eetlust en onder
welke invloeden deze staat.
H. A. S.
De Gemeente-Begrooting.
jfoc gemeenteraden in ons vaderland heb
ben de behandeling van de begroolingen
voor het komende jaar achter den rug. Daar
komt tegenwoordig heel wat bij te pas,
inzonderheid in de zeer groote en middel-
groote gemeenten. Die vroede vaderen van
één onzer groote sleden, die in anderhalf uur
de heele begrooting wisten te verwerken,
zijn in ons vaderland een unicum, hebben
een zeldzaam bewijs gegeven van gematigd
heid cn zelfbeheersching, die veel anderen
ton oorbeeld strekken kan. Nu onze lezers
in hun plaatselijk blad de begrootingsdebat-
ten Yan hun Raad hebben kunnen volgen,
willen we hier een uiteenzetting geven van',
datgene, wat de Gemeentewet zegt omtrent
de Begrooling.
De Gemconlewel handelt daarover in den
Vierden Titel, de artikelen 203 tot en met
217, terwijl bovendien artikel 44 der on
derhavige wet (Tweede Hoofdstuk 2: Van
het houden en de orde der vergadering;
bepaalt, dat de behandeling van de be
groeting, noch de vaststelling daarvan ge
schieden mag in een beslotehe vergadering,
evenmin als beslolcn mag worden in zulk
een vergadering let liet doen van uitgaven
op de begrooting niet voorkomende of de
daarop uitgetrokken poslen te boven gaan-
n kVie iie* ainKchaaldo artikel 44 aan
üachtig leest, komt tot het inzicht, dat de
dn' at den wele*vcr geweegt is om
geloeiIjkc aangelegenheden der geraeen-
mogelijk te doen bchan-
hdÏÏL* riIct ai dcra dan de
erkp^non Vnn bedoelili6 d<* wetgevers
«reen k Daartoe moet ook dienen, het
geen bepaald werd in Art. 203 b, waar we
omtrent de bij den Raad ingediende begroo-
ting lezen: Zij wordt, zoodra zij is aange
boden, op de secretarie der gemeente voor
een ieder ter lezing neergelegd en hetzij
in druk, hetzij in afschrift tegen betaling
der kosten algemeen verkrijgbaar gesteld.
Dit feit moet telken jare ter algemeene ken
nis gebracht worden, want: Van de neder-
Jegging en verkrijgbaarstelling tusschen
'welke en do behandeling der begrooting in
den Raad ten minste veertien dagen moeten
vc-rloopen, geschiedt openbare kennisgeving
(Art. 203 c). Men ziet, dat de bedoeling
heeft voorgezeten op dit gebied, dat 't meest
en 't spoedigst aan kritiek onderhevig is,
zooveel mogelijk het licht der publiciteit
te doen vallen.
Aangezien de begrooling minstens vier
maanden vóór den aanvang van het jaar,
waarvoor zij dienen moet, door Burgemees
ter en Wethouders aan den Raad moet wor
den aangeboden, wordt die begrooting steeds
door een bezwaar gedrukt, n.l. door dat van
eventueele onwaarschijnlijkheden; na de in
diening toch en na haar vaststelling, welke
vóór 1 November moet geschied zijn (in
dit opzicht heeft de werkelijkheid maling
aan het wetsvoorschrift) kunnen allerlei
omstandigheden zich voordoen, noemen we
alleen maar verhooging of verlaging van
salarissen en loonen of van*malerialen voor
de Gemeentewerken, waardoor meerdere uit
gaven noodig worden of een bepaalde post-
uilgaven lager wordt dan het bedrag, waar
op die oorspronkelijk was geraamd, van
daar. dat men in Art. 20i leest: De be
grooting der inkomsten vermeldt alle ont
vangsten der gemeente, van welken aard
ook cn zooveel mogelijk het bedrag,
waarop elke post in het bijzonder begroot
wordt, terwijl Art. 205 in 't algemeen zegt:
Op de begrooting der uitgaven, die alle uit
gaven der gemeenten, van welken aard ook,
vermeldt, worden gebracht en dan vol
gen niet minder dan 22 vaste poslen, waar
onder er zijn, die heele begroolingen op zich
zelf vorderen, noemen we alleen de vol
gende: litt. 1, de uitgaven voor de zorg voor
de plaatselijke wegen, straten, pleinen, vaar
ten, bruggen en andere werken; litt. n, der
brandweer, -litt. q., die der plaatselijke ge-
zondheidspolitie. Die 22 punten zijn ge
noemd, opdat geen twijfel zou bestaan om
trent de verplichting der gemeente om al
thans die uitgaven op de gemeentebegrooting
te brengen; hetzelfde doet litt. x: alle uit
gaven door bijzondere wetten aan de ge
meente opgelegd. Noemen we bijvoorbeeld
de Warenwet, die aan de gemeentelijke keu
ringsdiensten het aanzijn gaf.
Maar dat de wet nu deze 22 punten
noemt, wil niet zeggen, dat geen andere
posten op de begrooting gebracht kunnen
worden. Integendeel, de Raad heeft de be-
bevoegdheid alle mogelijke posten nog op
de begrooting te brengen; de voorgedragen
posten te besnoeien of te verhoogen. Maar
niet aan den Raad is ten slotte in dezen
het laatste woord, maar aan de Gedepu
teerde Staten, want, waar Art. 206 bepaalt,
dat de begrooting der inkomsten en uitgaven
wordt ingericht naar voorschriften door Ge
deputeerde Staten onder goedkeuring der
Kroon gegeven, daar sluit deze bepaling in,
dat door Ged. Staten voorschriften gegeven
kunnen worden omtrent alles wat een orde
lijke werking van de begrooting moet ver
zekeren en bovendien kan een begrooting
niet gaan werken, voordat Ged. Staten haar
hebben goedgekeurd, hetgeen geschieden
moet in de laatste twee maanden voor het
nieuwe jaar. Ook hier klopt de werkelijkheid
niet met het voorschrift; niet alleen, om
dat Ged. Staten hun beslissing kunnen ver
dagen, daar het onderzoek niet is afgeloopen,
maar ook en vooral, dewijl de gemeenten
gewoonlijk te laat hun begrootingen inzen
den.
Men weet ook, dat de afhankelijkheid van
Ged. Staten niet zelden een oorzaak is van
geschillen tusschen dit College en den
Raad. Men denke aan den strijd tusschen
den Gemeenteraad van Humraeloo met die
Staten van Gelderland over den post* voor
een arrestantenlokaal. In zulk een strijd kan
dc Gemeenteraad de beslissing van de Kroon
inroepen.
'1 Geval is heel goed denkbaar en heeft
zich ook meer dan eens voorgedaan, dat
een begrooting niet wordt goedgekeurd. Het
Nieuwe Jaar is ingegaan; allerlei uitgaven
moeten gedaan en gelden ontvangen wor
den. Feitelijk mag noch het één, noch het
ander gedaan worden, wat dan? Ook daarin
voorziet de Wet. Art. 211 toch zegt: dat in
het geval van niet-goedkeuring eener be-
gioolmg Gedeputeerde Staten het gemeente
bestuur kunnen machtigen uit die posten
der begrooling uitgaven te doen, waartegen
bij hen geen bezwaar bestonden, maar die
uitgaven mogen niet meer bedragen dan 50
procent van het aangevraagd bedrag. De
gemeente-huishouding kan dus doorgaan,
alleen wat aangevochten werd, moet
eerst uitgevochten worden Datzelfde geldt
ook van de inkomsten, alleen niet aange
vochten posten mogen in dat geval getnd
worden.
Wèl gaat de macht van de Ged. Stalen
in dit opzicht ver. Jmmers, wanneer de Raad
weigert een post, die*door de wet voorge
schreven is, op de begrooting te brengen,
doen zij dat ambtshalve. Om het geld voor.
dezen post te vinden staat het hun vrij om,
wanneer de halsstarrige Raad weigert
nieuwe middelen tot dekking van dien post
voor le dragen en de plaatselijke inkom
sten ontoereikend zijn, de niet onder de
boven aangehaalde 22 punten vallende pos
len zoodanig te verminderen, dat het even
wicht tusschen de uitgaven en inkomsten
hersteld wordt. Een paar voorbeelden mogen
het hicrbedoelde" illustreeren. Door Ged. St.
werd geoordeeld, dat een sterk zich uit
breidende gemeente haar politiemacht
moest uitbreiden. De Gemeenteraad wei
gerde daaraan te voldoen; daarom brachten
toen de Staten de voor de uitbreiding der
politie benoodigde gelden op de begrooting.
Meermalen ook hebben zij, in het gelijk
gesteld door de Kroon, geweigerd hun goed
keuring aan begrootingen te hechten, om
dat naar hun meening het salaris van een
bepaald deel van het gemeentepersoneel on
voldoende was. Voor een andere gemeente,
werd door hen op de begrooting gebracht
een post voor den aanleg van rioleering, om
dat die met het oog op den gezondheids
toestand in die gemeente onmisbaar werd
geacht.
Nu zouden slimme gemeenteraden een
aanvechtbaren post van uitgaaf niet op de
begrooting kunnen brengen, om dan later
de uitgaven toch le doen. Ook in dat geval
is voorzien, doordat bepaald werd, dat bui
ten de begrooling geen uitgaaf kan geschie
den dan met afzonderlijke voorafgaande
machtiging van de Gedeputeerde Staten.
Ziehier het voornaamste uit den Titel der
Gemeentewet, die over de Gemeentebegroo
ting handelt. Wij merken op, dat de wet
gever enkele beginselen sterk naar voren
heeft gebracht. Allereerst dat der publici
teit; dan dat der voorziening in den gere-
gelden gang der gewone huishouding; dan
dan geen uitgaven gedaan mogen worden
zonder dat die door ontvangsten worden
gedekt; en ten slotte een waarborg voor
allerlei willekeur, door het toezicht van de
Gedeputeerde Staten zeer scherp te doen zijn.
Een paar opmerkingen en aanvullingen
geven we tot slot. Allereerst, dat de be
grooling sluiten moet. Aangezien nu de uit
gaven gewoonlijk liooger geraamd worden,
dan strikt noodig is, moeten ook de inkom
sten hooger geraamd worden. Daar ook een
gemeente meevallers en tegenvallers kent,
komt er dus steeds een voordeelig of na-
deelig saldo; dat saldo over een bepaald
jaar wordt overgebracht op de begrooting
van het tweede daaropvolgende jaar. Dan
wordt in de gemeente-begrootingen steeds
gesproken van „gewonen dienst" en van
„kapilaaldienst". Het verschil ligt hierin,
dat in de gewone uitgaven door gewone in
komsten moet worden voprzien; terwijl in
de buitengewone uitgaven (bijv. uitbreiding
tramnet of waterleiding, stichting van ge
meentegebouwen e. d.) door geldleening kan
v/orden Voorzien.
Het snoeien van leiboomen.
Wanneer wij een leiboom hebben aan
geplant, onverschillig van welken vorm, dan
bestaat zoo'n boom uit één of meer hoofd
takken. Deze laatste worden alle gelijk be
handeld wat betreft den snoei. Bij al deze
vormen is het er om begonnen op de bedoel
de hoofdtakken korte organen te kweeken,
waarop zich bloemenknop en later vruchten
zullen ontwikkelen. Alle takken, welke 25
cM. en langer zijn, worden tot kort bij den
hoofdtak teruggesneden in den winter, in
de hoop, dat zich daaruit in den volgenden
zomer korte vruchtorganen zullen ontwikke
len. AiLs deze laatste kennen wij bij appelen
en peren de korte spoortjes, ter lengte van
ongeveer 3 tot 8 cM. en waarop zich in den
volgenden zomer bloemknoppen zullen vor
men. Tevens zijn de dunne, iets langere
vruchttwijgen als bloesem-organen aan te
merken. Deze spoortjes en vruchttwijgen
laat men bij den win Ier snoei ongemoeid.
Soms koant het voor, dat bij sterk groeiende
boom en meerdere lange houltwijgen dicht
bij elkaar rtaan ingeplant In zoo'n geval
worden alle op één na weggèslieden en die
eene tot op twee oogen ingekort. Dit is de
beste manier om de boomen in den juisten
vorm te houden. De verlenglwijg wordt
meestal tot op de helft ingekort' en langs een
stok aangebonden in het verlengde van den
tak, waarop hij staat, ingeplant. Door deze
verlengenissen korter of langer te snoeien,
kan men evenwicht houden tusschen de
meerdere hoofdtakken van den boom.
In Juni gaat men reeds de resultaten^ van
dezen wintersnoei na. De verlengenis wordt
in de gewenschte richting gebonden en niet
ingekort. Scheuten op het één-jarige hout,,
welke zich tot langloten zullen ontwikkelen
(en dit is in Juni reeds te zien) worden in
die maand ingenepen op het zesde blad.
Staan er twee of meer bij elkaar, dan wor
den alle op één na weggebroken. Korle or
ganen worden in den zomer ongemoeid ge
lalen.
Op het "meerjarige hout gaan wij da ont
wikkeling na van de in den winter gesnoeide
tirganen. Heeft een kort ingesnoeWe langloot
in den zomer één of meer houttwijgen ge
maakt, dan houdt men hiervan maar één en
deze laatste wordt op zes bladeren ingekort.
Heeft zoo'n kortgesnoeide langloot alleen
vruchttwijgjes of spoortjes gevormd, zoo doet
men hieraan in den zomer niets. De bij den
wintersnoei ongemoeid gelaten spoortjes of
vrucihllwijgjes zullen in den zomer vrucht
dragen of bloemknop vormen voor een oogst
in het volgend jaar.
Bij het aanbinden diertt goed le worden
toegezien, dat de hoofdtakken in den juisten
vorm slaan, terwijl de banden niet knellend
mogen worden aangebracht.
Hoe moeten leiboomen gesnoeid worden,
welke in de laatste jaren verwaarloosd zijn?
Dat i9 geen gemakkelijke zaak, maar wij
willen probeeren in een korte omschrijving
hiervan iets te zeggen. Om den oorspronke-
1 ijken vorm te behouden, worden doorgaans
te veel organen ineens weggesneden; iets,
wat steeds dient te worden vermeden. Bij
verwaarloosde leiboomen zijn de vruchtzetels
meesial te lang en te vaak vertakt. Heeft de
boom don leeftijd van draagrijpheid bereikt,
dan zullen meestal niet veel langloten wor
den gevormd, althans wanneer de boom
staat geënt op een hoogen dwergonderstam.
In den win ter'dunt men de vruchtzetels uit
door de houltwijgen weg te snoeien en de
spoortjes uit te dunnen, en er hier en daar
een göheel weg te nemen. Hier gaat men jaar
Ujks mee door tot de boom weer in den
juisten vorm komt. De wintersnoei kan men
in den zomer reeds zeer vergemakkelijken'
door die houttwijgen, welks in den winter
geheel moeten worden weggenomen, reeds
uit te breken. De blijvende worden op zes
bladeren ingenepen.
Wanneer men met bovenstaande de oudere
en jongere vruchtboomen bekijkt, zal men
na eenige studie zelf kunnen vinden, wat
men aam de boomen moet doen. Men zorge
steeds voor het maken van gladde wonden
met een scherp mes of scherpe zaag. De
gemaakte wonden worden steeds met verf
Of bruine teer ingesmeerd. Voor bind-
materiaai maakt men het best gebruik van
b*xJte«n*J«| <rf niet fe «Jun tow.
Voor liefhebbers is het altijd een heele
toer om dé ei jen boomen te snoeien. Toch
moet men, na besludeering van het boven
staande en van mijn schrijven over het
snoeien van slruikvormen, het wagen en
meesial" zal men ondervinden, dat een en
ander minder moeilijk is dan het aanvanke
lijk scheen. Men moet beschikken over een
beetje durf en over scherp gereedschap.
Bij vriezend weer wordt hij voorkeur niet
gesnoeid. J. S.
Vraag: In mijn iuin slaan verschillen
de vruchtboomen, o.a. een kerseboompje,
hetwelk verleden zonrer veel last had van
rupsjes. Ik heb er lijmbanden omgelegd.
Helpt carbolineum ook? Een sterappel had
dezen zomer last van bloedluis. Wat iï
daar tegen (e doen?
J. H., te L.
Antw oord: Zonder meer is niet dui
delijk uit te maken, of uw boompjes last
hadden van de larven van den kleinen
wintervlinder, waarvoor u de lijmbanden
heeft aangelegd. Toch is dit een uitstekende
maatregel. De plaatsen, waar u de bloedluis
waarnam, dienen met een kwastje'te wor
den ingesmeerd inet 50 pet. vruchtboomcar-
bolineum en de boomen verder geheel be
spoten mei een 7.5 pet. oplossing. Bespuilen
is meer doelmatig dan besmeren van de
kleinere takjes. In 't laatste geval worden
gemakkelijk plekjes overgeslagen.
J. S.
Vragen op Tuinbouwgebied aan de Re
dactie onder motto „Tuinbouw".
B
PLUIMVEE.
Drink- en voerbakken.
Wie vaak kippenbezoeken afiej»t,
ziet in de rennen en scharrelruimten allsrlei
modellen drinkbakken, waarunder zulke on
geschikte en, laat ik het maar ronduit zeggen,
zulke vieze en totaal verkeerd geplaatste,
dat men niet begrijpen kan, "hoe zoo iels
aan de dieren in gebruik gegeven kan wor
den. Bij vele gebruiksYOorw erpen voor de
kippen treedt zeer dikwijls het verkeerde
idee op den- voorgrond, dat het oud en
versleten moet zijn, dus een bak uit een oude
plank gemaakt, een oude pot, eep oude mand
of emmer enz. ena
Zijn o:]no beste legsters, onze wakkere
hanen, onze veelbelovende kuikens, onze
Laaie duiven dan niet iets degelijks waard?
Dit geldt in de eerste plaats voor de
drinkgelegeuheid. Ben oude pan, een be
schadigd diep bord zelfs of iets anders
mits caduc, zoo dat het in de keuken enz.
niet meer gebruikt kan worden en voor de
kippen nog mooi genoeg. Die zóó denkt,
begrijpt zijn eigen voordeel niet, want als
bijv. een email pen afgedankt is omdat
ze gevaar kan opleveren voor de menschen,
levert die, bij voortgezet gebruik en soms
daarbij onzindelijke behandeling nog meer
gevaar op voor de dieren, die er eiken
dag uit moeten drinkem of eten. Wie hot
goed met zijn dieren meent, wie ook bj| hem
de kansen van schadelijkheid wil ontgaan^
zal vaar goede drink- en voerbakken zor
gen, die gemakkelijk kunneo ontdaan worden
met borstel of spons van de slijmerige laag
die zich weldra hecht aan de binnenzijde
aa waarin ontelbare ft-versie wezentjes snel
voortwoekeren. Menig kuiken heeft door mik
een onzuiver drinken darmstoornissen opge-
loopen, die een vroeg einde aan zjjn leven
maakten.
Ook komt het er wel degelijk op aan
voor welke dieren de bak bestemd is, want
wat voor een bepaald ras goed is, aeugt
daal on nog niet voor een ander. Zoo heb
ben alle kuifhoenders om het nat-wordeo
van hun kuif te voorkomen, er een noodig
van bijziondar model met een smalle tuit
of bek, zoo iets als een vogelfontein. Zulk
een model is ook te gebruiken voor kuikens
en andere fijne hoendersoorten, maar ik heb
er alleen maar op tegen, dat een échte
schoonmaak er van niet gemakkelijk is.
Maar vooral komt het ook aan op de
goede plaatsing, afhankelijk van de boom-
te der dieren. Voor duiven moet de bekende
noodsteehen dubbele pot zóó staan, dat de
dieren hem niet kunnen vervuilen met hun
meststoffen. Bedenken wj toch hoe ouae vaak
zoo dorstige en op zindelijkheid gestelde
duiven een walging moeten ondervinden als
ze genoodzaakt zjjn met dat meet-water hun
dorst te lesschen. Een goede pdaate voor
den duivenpot is onder net tusscheoschot,
zoodat in elk der twee afdeelingen twee
helften beschikbaar rijn en er door de smalte
geen kans is er op te gaan ritten.
Wat de duiven niet doen, doen juist
de kippen wel, namelijk met de pooten
scharrelen, zoodat een te laag geplaatste,
overigens goede drinkbak, direct vol zit
met aarde en zand. Was het nu maar enkel
zand, maar er zijn ook me6tdeeltjee in eo
die werken verkeerd op .de organen. Men
zal mj tegenwerpen, dat de kienders bj
voorkeur dat modderwater van den grond
opnemen, maar dat komt nit een andere
oorzaak voort, die ik nu niet bespreken kan.
Ook blijft aan den natten snavel mud eo
aard" gehecht, dat bj herhaalde teugen liet
water onzuiver maakt. Daartegen is mets
te doen.
Pee zomers behoort de drinkbak buiten
de zon geplaatst en des winters in het
minst koude hoekje. Bj vriezend weer vult
men telkens na oen voedering een klein
voorwerp, bjv. een email zeepbak, met
lauw water. Het is toch kippengewoonte
direct na hst eten en het leggen te gaan
oriDken. Plaats verder den drinkbak naar
gelang van de groote 8\ver dieren, zoo
hoog, dat ze er juist nog gemakkelijk bj
kunnen eri zet anders den bak op een of
andere verhevenheid, bjv. een omgekeerd
pakkistje. maar zóó, dat er op dat kistje
ruimte blijft om góed op to kunnen staan.
Open smalle bakken van metaal op een
stelliDg gezet, met vóórplaateing bjv. van
een hekje met loodrecht geplaatste latjes,
wjd genoeg om kop en hals door te stoken,
zjn wel het gamakkel jkst in het gebruik.
Ook flinke zoogenaamde Keufsche potten zjo
bjzonder geschikt, als men ze in een boek
plaatst met een baksteen er tegen voor het
omgooien. Bj hun schoonmaak komt natuur-
Ijk spons of borstel te pas, anders is bet
maar halt werk.
In den handel treft m'en vele modelled
aan, waaronder reer goede, sommigb zehfi
uitmuntende, mits gooi geplaatst- In efka
goed gesorteerde aak kan men zjn keu»
makeu, ook in groenruivcti, gritbakken me»
2 of 3 afdeelingen voor de houtskool, schel
pen en kalk.
Mijn bedoeling was, dat iedereen zjo
drnik- en voerbrikeu esns goed inspecteert
en dan zoo noodig dadeljk overgaat tot ver
betering of tot aanschaffing van iets dege
lijks. Da dieren zullen er in da eerste plaabl
wei bj varen.
Ontgiftigde Genotmiddelen.
Bier of wijn zonder alcohol, tabak zonde*
nicotine, thee zonder theeïne, en koffie zon-»
der coffeïne. Wie heeft niet het een of an-,
dcre reeds geproefd en hoe vaak hebben
deze proefnemingen niet tot afkeuring van
het een of andere dezer onschadelijk ge-,
maakte genotmiddelen geleidI Meestal ba-.
6cerden deze afkeuringen op hét verschil in
smaak tusschen het origineele en het ont-
giftigde product. De meeste menschen, die
niet bepaald verslaafd zijn aan alcohol, ni*
cotine of coffeïne, gebruiken de respectie
velijke genotmiddelen ter wille van de door
den fijnen smaak en geur dezer producten
veroorzaakte opwekking en nemen daarbij
slechts noodgedwongen de schadelijke uit
werking van het in deze genotmiddelen ziqk
bevindende vergift op den koop toe.
De ontgiftiging dezer genotmiddelen was
en is nog steeds een onderwerp van inten-»
pieve studie. Deze studie heeft tot op heden
alleen bij koffie tot zoo belangrijke resul
taten geleid, dat men gerust kan zeggen ..het
vraagstuk der ontgiftiging van koffie i9 op-
gelost". Door twee Nederlandsche octrooien,
waarvan het laatste eerst kort geleden is
gepubliceerd, wordt een procédé beschermd
ter vervaardiging van coffeïnevrije koffie,
die in Nederland onder het handelsmerk
HAG reeds algemeen bekend i9. Bij toepas
sing dezer procédé's wordt aan de koffie
niets anders ontnomen dan de schadelijke
coffeïne en wel in ruwen toestand. Daar
aroma en smaak zich eerst bij het branden
der koffie ontwikkelen, is het logische ge
volg, dat de coffeïnevrije koffie HAG ten
opzichte van smaak en aroma hetzelfde ge
not verschaft als het origineele produr'.
Deze coffeïnevrije koffie is geen surro-
gaat van mout, uit den oorlogstijd bij me
nigeen ten slechten faam bekend, maar een
zuivere plantagekoffie, welke na de onder*
gane bewerking ook uiterlijk het aanzien
van koffieboonen heeft behouden.
De ruwe koffieboonen worden vóór de
bewerking door een luchtstroom ontdaan
van stof, zand en allerlei vreemde bestand*
deelen. Aldus gereinigd worden de boonea
„opengesloten" in drukketels en daarna
geëxtraheerd 'in batterijen, die elk pl.nj.
2000 Liter inhoud hebben. De duur der
extractie is geheel afhankelijk van de kof.
fiesoort, omdat het coffelne-gehalte zeer
sterk varieert en derhalve voor elke extrac
tie bepaald moet worden.
Van de extractors wordt de koffie in bui
zen naar roteerende trommels geleid. Ih
deze trommels worden de geëxtraheerde
boonen nog weer met stoom onder druk bé-
handeld, om de laatste sporen van het
extractiemiddel te verwijderen. Daarna eerst
wordt de koffie binnen enkele minuten ge
brand en snel afgekoeld, waardoor alle aro-
magevende stoffen op de meest economische
wijze worden geconserveerd.
Het is door deze werkwijze mogelijk, het
coffeïnegehalte ver beneden 0,1 pCt. te hou
den, zoodat men gerust mag spreken van
coffeïnevrije koffie. In het Koffie en Thee-
besluit Staatsblad No. 13, 1926, wordt in
zake coffelnirvrije koffie een gehalte van ten
hoogste 0,1 pCt. toegelaten. De coffeïnevrije
koffie HAG wordt, onder garantie van dit
voorschrift te voldoen, verkoeht.
De schadelijke uitwiking der coffeïne op
de functies van hart- en zenuwen i» alge*
meen bekend en als het nieuwste werk o»
dit gebied kan de studie van Prof. Dr. W,
§torm van Leeuwen, hoogleeraar aan de
Universiteit te Leiden, gelden. Op grond van
de op uitgebreide proefnemingen baseeren-
de resultaten zal er heden geen geneesheer
meer zijn, die aan hart- en zenuwpatiënten,
personen, die aan slapeloosheid en zenuw*
hoofdpijn lijden, koffie of thee toestaat. Voor
alle deze menschen en personen, die bij
zonder .vatbaar zijn voor hart- en zenuw
aandoeningen, kan de coffeïnevrije koffie
HAG worden beschouwd als een zegenrijke
uitkomst; immers, zij mogen toch, ondanks
strengste diëetvoorschriften, blijven genie
ten van hun „kopje troost", zonder een ver
schil in smaak en aroma te proeven.
Ten slotte nog een interessante anecdote
over de ontdekking der coffeïne:
Zooals men misschien weet, werd de
coffeïne voor het eerst in 1820 afgezonderd
door Friedlieb Ferdinand Runge, een apa-
thekersassistent uit Jena. Deze jongeman,
die reeds op jeugdigen leeftijd een grooten
lust tot chemisch onderzoek en proefnemin
gen aan den dag legde, werd in 1819 bij
den dichter Goethe genoodigd.
Runge had nl. gevonden, dat een extract
van Bilzenkruid (Tulia Hyoscyami) wan
neer het in het oog van een kat werd ge
bracht, de pupil verwijdt. (Dit is ook thans
nog een zeer gevoelige atropine-reactie,
waar de oogartsen vaak gebruik van maken,
door op deze wijze het oog rust te geven.)
Goethe, die. behalve letterkundige, ook een
groot natuurkenner was en o.a. op het ge
bied der vergelijkende anatomie tot de pio
niers van deze moeilijke wetenschap wordt
gerekend, verzocht Runge ook voor hem dit
experiment te demonstreeren.
Als belooning gaf de dichter den jongen
experimentator ejn doos ongebrande koffie
boonen, destijds een snufje van den aller*
nieuwsten lijd. Inplaats van de boontje*
voor het aangewezen gebruik te bestemmen,
trachtte Runge er een of ander bestanddeel
uit af te zonderen en het gelukte hem wel*
dra er een witte stof uit te verkrijgen, dfc
Mg coffeïne noemde.