VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
lo. 49.
Zaterdag 5 December
Anno 1925.
•'Zaf£&\ tii> tT\ o •IT; -iT:
Toch bevrijd!
11 \VfX itll|tti(l|litll|tlillgltili|l(ili|ll<iltil<ll|lllT MÏfZ I i
laar het Engelseh van G. MOCKLER.
Vrjj bewerkt door
C. E. de Liïle Hogerwaard.
Hoofdstuk III.
(Slot).
Nel raadt waar Joop gebleven is.
Al heel gauw nadat Joop naar de wei
j Parker was gegaan, werd Nel wakker.
„Liesje, Lies!"" nep z-ij, terwijl zij over-
zat in haar bed, „ht o je vergeten, wat
dag het vandaag is? Dot is jarig.
op," zei zij tegen Liesje.
Een half uurtje later waren de drie kin-
ren in den tuin e«i het eerste wat Nel
kl was naar Dots hok gaan om hem
lak. te wenschen. Zij nam hem in haar
men'en, gevolgd door Liesje en Pim, ging
naar haar eigen tuintje om haar lieve-
naar geschenk aan te bieden. Maar o,
.1 een vreeselgke teleurstelling: de paarde li
tem was weg! Zij kom naar oogen niet
loovcn. Eén oogenbhk bleet zij staren
ar de leege plek op den grond, toen zei
tegen Liesje:
„Len wild konijn heeft vannacht zeker tie
traenblcem opgegeten. O Lies, wat zullen
l ru doen: Zoon gulzig w.ld konijn, om
\s verjaarsgeschenk op te eten!"
Ik denk niet, dat het zoo gebeurd is,"
roordde Liesje. „Wilde konynen hcbbui
lekkerder dingen in hun eig:n velden,
.e Nel, hier is je paardefibloera. Ze is
a dood."
Ün Liesje, wier scherpe oogen de arme
m plotseling ontdekt nadien, nam haar
den tak, waaraan zij nog bengelde. Nu
grepen beiden onm.düeligk, wie hun cie
«ts gespeeld had.
„Ik vind Joop den uaarsten en valscnten
,;eu, die er bestaat," zei Liesje boos.
,flet zou me niets kunnen schelcu,
.r.eer hij alle bloemen uit mijn tuintje
■feaald had," zei 'Nel bedroefd, als hij
n paardénbloem maar had Ialen staan."
Jcop was gistermiddag boos," ging
«je voort, „en toen heeft hjj het zeker
cdaan. Huil maar niet, Nel. Dot mag alle
temen uit mijn tuintje hebben. O, dat
vaar ook! 'k Heb het pus netjes gemaakt
alle bloemen afgesneden. Nou, geef
r dan maar een koolblad, daar is ze
op.""
Doch Nel vond een koolblad ai een lieel
mzalig verjaarsgeschenk voor haar liove-
Zij haalde daarom een mooie bloem-
ol uit den moestuin, keerde een feegen
üempot om, ging er op zitten en keek
enals Liesje en Pim toe, hoe Dot op
i achterpootjes zittend smakelijk or.t-
£t.
De tuiiunan was heel boos, toen hg later
ig, dat de mooie bloemkool weg was,
aar kon onmogelijk raden, wie het gedaan
i
Nel, Liesje en Pim gingen nu naar huis
zelf te ontbqten en daar hoorden zij,
Joop niet thuis was en al heel vroeg zqn
anei a-as uitgegaan. Daar Joop veel van
'n bed hield, begrepen 5*} onmiddellijk,
iets heei bgzonders hem er dien morgen
vroeg had uitgejaagd.
Hij zal wei gauw terugkomen/' zei
®je, „en dan moet je maar eens flink
hem brommen. Nel."
Maar Joop kwam niet terug, zoodat zq
zonder Iiem ontbeten en daarna weer naar
den tuin gingen om te kijken, of ze ook
oen spoor van hem ontdekken konden. Nel
raadde het eerst, waar hij gebleven was,
hoewel Liesje er ook het hare toe bijdroeg.
I Zrj was het namelijk, die tot de ontuekking
kwam, dat haar schop uit de schuur ver-
I dweneü was.
„Hij is zeker een nieuwe paardenbloem
voor Dot gaan^ halen," riep ajj plotseling
uit. „Ja, dat g'eloof ik vast."'
„Maar dan had hij toch al lang terug
moeten zijn," bracht Liesje in liet midden.
„Er zijn er massa's in de buurt."
„Ja, maai- Joop zal niet de eerste de beste
genomen hebben," zei Nel. ,-,Hq wou na
tuurlijk de allermooiste meebrengen. Hij zei
een paar dagen geleden nog, dat de mooisten
1 in de wc-a van. Parker groeiden en lachte
ons uit, pmdat wij die niet durfden plukken.
En ncu begrijp ik heel goed, wat er verder
gebeurd is. Parker heeft hem natuurlijk
gepakt en houdt hem nu gevangen. O Lies,
wat moeten wo toch doen? Hg is onze gast
i en Jus moeten we liem bevrijden."
„Ja, maar \vg kunnen het niet helpen,'
antwoordde Liesje. „En ik denk niet, dat
Parker hem naar de gevangenis gebracht
heeft. Hg zal hem wel ergens hebben op
gesloten- en hem door dien akel.gen, val-
schen Nero laten bewaken."
„Dat is 1 even erg", zei Nel. Zij zag er
uit, of zij zoo zou beginnen te huilen.
„Weet je wel, Lies, dat Parker eens een
jongen, die aardappelen bij hem stal, een
heelen dag in do schuur naast het hooiland
heeft opgesloten, met Nero om hem te be
waken Dat heeft hij stellig ook met onzen
armen Joop gedaan."
„Dan moeten we hem bevrijden", zei
Liesje kordaat.
Dit was echter gemakkelijker gezegd dan
gedaan en het was dan ook niet dan na
veel over-en-weer-gepraat, dat zij een plan
netje gevormd hadden, waardoor ze hem
hoopten te bevrijden. Zij namen een lang,
sterk touw meer, kropen door de haag en
liepen vlug naai- Parkers veld.
Intussehen begon het Joop hard te ver
velen, opgesloten te zijn en dacht hij ooa
over een middel om te ontvluchten na. Tot
nu toe was hij daarin echter nog niet. ge
slaagd.
Eerst had hij geprobeerd vr-iendschap met
Nero te sluiten, door hem te roepen en
allerlei lieve namen te geven, maar de
hond deed, alsof hij niets hoorde; daarna
bewaakte hij zijn gevangene nog strenger.
De schuur stond in een hoek van het
veld en aan den anderen kant van de h^ag
stonden een paar booraen, waarvan de tak
ken over het dak dei- schuur hingen.
Meermalen had Joop naar den grootste»
tak gekeken. Hij wist, dat als hij maar een
maal op het dak van de schuur kon klim
men, hij gemakkelijk langs dezen tak in
den boom kon komen en zoo op den be-
ganen grond aan den anderen kant van
de bnag en dus ver buiten het bereik van
Nero. Maar daar hij het dak niet kon be
reiken, zonder de schuur te verlaten, moest
hij ook dit plan opgeven, te moer daar Nero
bij zijn minste beweging uit alle macht
gromde en zijn tanden Liet zien.
Er bleef hem dus niets anders over dan
rustig te wachten, totdat Parker hem kwam
bevrijden. Meermalen wenschte hij echter,
dat hij Nels raad toch maar opgevolgd had
en niet op het hooiland van den boer waa
gegaan. De zon stond nu al hoog aan den
hemel en net werd heel warm.
Joop, die zag, dat Nero in de schaduw
der takken lag, wenschte niets vuriger dan
dat hij in slaap zou vallen. Maar hoewel
dit er telkens veel op leek, bleef hij toch
altijd één oog openhouden en sperde hij bij
de minste beweging van zijn gevangene het
andere ook wijd open.
Eindelijk begon Joop zelf ook slaperig te
worden. Hij zat nu op den grond en leunde
met zijn rug tegen de deur. Juist was hij
op het punt zijn oogen te sluiten, toen hij
zacht boven zijn hoofd hoorde fluiten en
opkijkende Nel, Liesje en Pim op een rijtje
zag zitten op den tak juist boven hem.
Nero zag en hoorde hen op hetzelfde
oogenblik en terwijl hij onmiddellijk over
eind was, keek hij woedend naar boven.
Hij scheen te begrijpen, dat zij Joop uit
zijn benardon toestand wilden bevrijden.
Hij kwam daarom wat dichter bij hem als
om hem te beduiden, dat hij toch niets be
ginnen kon.
„Hallo'" riep Joop, terwijl hij naar de
anderen keek. ,,-SjHjn-jülliè-Tfet Daar ben
ik blij om. Maar pas op, dat je niet naar
beneden tuimelt, want dan zou Nero je lee-
lijk toetakelen.
„Ja, wij kennen Nero", zei Liesje, ter
wijl zij een takje afplukte en er den hond
mee gooide, waarop hij dadelgk zijn tan
den het zien. „liij is de valschte hoüd van
de heele wereld. Wees maar niet bang: wij
zullen je uit je gevangenis verlossen."
„Mij uit mijn gevangenis verlossen?!"
riep Joop verheugd uit. In het volgend
oogenblik schhdde hij echter het hoofd eo
zuchtte diep.
„Dat kunnen jullie toch niet", zei hij.
„Parker heeft me in zijn hooiland gevon
den en me hierheen gebracht met Nero om
mij te bewaken. Bij de minste beweging,
die ik maak, laat hij de tanden zien.'*
„We dachten aL dat het zoo gegaan
was", zei Nel. „ik begreep, dat je een
nieuwe paardenbloem was gaan plukken,
Joop. en dat vind ik heel aardig van je."
„Och, onzin!" ihompelde Joop verlegen.
,,'t Speet me zoo, wat ik gedaan heb en ik
wilde het weer goedmaken, maar juist toen
ik een bijzonder mooie had, pakte Parker
me bij mijn kraag."
„En als wc niet gauw voortmaken, zal
hij ons ook nog pakken", zei Liesje.
„Gaan jullie weer weg?" vroeg Joop te
leurgesteld.
j „Niet vóórdat wij je verlost hebben"
antwoordde Nel, en terwijl zij dit zei, wond
ze het lange touw af, dat zij meegebracht
hadden en waaraan zij aan één einde een
groote lus hadden gemaakt. „We hebben
een lasso meegebracht voor Nero, Je weet
wel, Joop, die gebruiken de Indianen oo
Kijk maar, dan zul je eens wat zien".
Nel nam nu de lus en hield die juist
boven Nero's kop en Liesje hield het an
dere einde vaqt. Terwijl de anderen nu in
gespannen verwachting toekeken, bukte zij
zich voorzichtig voorover en slingerde de
lus om don nek van den hond.
Nero sprong op eens naar de deur, iet»
wat Nel juist wilde dat hij ooen zou, want
nu gingen de voorpooten ook door de tal