STER-TABAK No, 20153. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 21 November Derde Blad. Anno 1925. p buitïhl. weekoverzicht. BERUJNSCHE BRIEVEN. UIT ÖHI ft A. FEUILLETON. Een Blüthner. De beloften van Locarno ver vuld De Duitsche regeering daarom voor de Locarno-ver- dragen Deze schijnen thans safé Opkomende ontwape- ningsideeën Italië in dit opzich gevaarlijk. Ijb tomende week is er een van belang rijke beslissingen, schreven we in ons vorig Overzicht. En inderdaad, de afgeloopen week heeft belangrijke beslissingen ge bracht, zij het dan nog geen eindbeslissing. Afgekomen i3 toch in de eerste plaats de definitieve toezegging van ontruiming der Keulsche zone vanaf 1 Dec. a.s. als gevolg van het feit, dat de Gezantenraad de Duit- jche ontwapening als afgedaan beschouwt m dus zich zelf feitelijk voor ontbonden reeft verklaard. Het toezicht op de'Duitsche ontwapening gaat nu immers volgens het verdrag van Versailles, dat men nog altijd alB volledig van waarde wil doen doorgaan, o sancta simplicitas, over op den Volken bond. De Engelsche bezetting gaat boven dien niet huiswaarts, maar wordt overge plaatst naar Wiesbaden plus omgeving, ipiar Franschen vervangend, hetgeen ook al weer een winst voor Duitschïand beteekent, daar mol de Engelsche bezetting toch hee- lemaal geen moeilijkheden zijn of zijn ge weest; integendeel. Voorts, in de tweede plaats, zijn aangekondigd de verlichtingen in de bezetting der beide andere zönes van Rijnland als vermindering der bezetting, intrekking van een reeks verordeningen der Rijnland-commissie, terugkeer van de Duit sche rechtspraak, enz. M. a. w. de door Briand to Locarno gedano beloften, die de Duitsche gedelegeerden eerst zwart op wit wilden, maar waarin de Fransche minister niet durfde treden uit vrees voor de gevol gen in eigen land, zijn in vervulling ge gaan. In Duitschïand had men gaarne ge zien, dat de tegemoetkomingen wat verder waren gegaan, doch dat is nu cenmaaJ niet anders. Men moet altijd wel bedenken, dat Locarno geen einde beteekent, doch een be gin isl En dat Frankrijk niet le hard van •stapel kan loopen, gelet op den door Poin- caré c.s. gezaaiden geest. De consequentie trekkend uit deze beide gebeurtenissen, heeft de Duitsche regpering thans een wetsontwerp tot ratificatie van de Locarno-verdragen gereed gemaakt dat reeds door de minister-presidenten der Duit sche staten is goedgekeurd, evenals door rijkspresident Hindenburg. Nu moet het haar den Rijksdag. Op zich zelf is. gelijk reeds vroeger door ons opgemerkt, daar een meerderheid voor het ontwerp aanwezig, 't fs slechts de vraag, of de socialisten do .Duitsch-nalionalen dwars willen zitten ge lijk zij destijds verklaarden te zullen doen. Een belangrijk motief daarvoor is evenwet 'verdwenen. Een terugkeer der Duitsch- nationalen in de regeering is momenteel pitgesloten te achten, nu hun congres in natste instantie zich ook tegen Locamo .uitsprak. Dus Veel zal nu afhangen van dc vraag, hoe Lulher zich de compleleering zijner regee ring deukt, n.l. of hij aanstuurt op herstel der groote coalitie, ja dan neen. tfet Cen trum is cr voor, maar Stresemann's partij is minder enthousiast, al is de miDisler van buitenl. zaken zelf voorstander. Gaat het in de richting der groote coalitie cn andere uitweg lijkt moeilijk temeer, waar het Centrumcongres, goed beschouwd, in meer derheid zich met Wirth's standpunt bleek te vereenigen, al heeft men getracht, dit zoo veel mogelijk te verbergen dan zullen de socialisten ongetwijfeld vóór stemmen cn is Locarno veilig. Of Luther evenwel na de ralificatie te Londen rijkskanselier zal blijven, lijkt ons zocr twijfelachtig. De groote coalitie zal vermoedelijk een ander als leider wenschen, minder gebonden door samenwerking met de Duitsch-nalionalen. voor wie Hindenburg's parlij-kiezen voor Locarno een geduchte slag beteekent. Het Engelsche parlement heelt met over weldigende meerderheid de ratificatie van Locarno aangenomen, gelijk Diet anders to verwachten was. Chamberlain, die zich op den achtergrond poogde te schuiven, is daarbij van alle zijden gehuldigd. In België dreigt geen gevaar meer, gezien het debat in de Kamer. Wel moest nog even de oude achterdocht legen Duitschïand worden ge uit, maar dat was o. i. ook pour besoin de la cause, 't Zal in het Fransche parlement straks eveneens nog wel gebeuren, wanneer men daaraan toe is. Vooreerst heeft men daar toch nog nergens oog voor dan voor de finanlieele onlwerpen, die thans in de Ka mer in behandeling zijn genomen en goede kans maken. En Italië, och, daar is „el duce" immers alleen baas, zelts meer dan ooit sinds de uitbreiding van zijn bevoegd heden tot een graad, die hem „onschend baar" maakt. Alles bij elkaar genomen, lijkt Locarno dus in veilige haven te zullen worden ge bracht. Gelet op diverse stemmingen schijnt er dus hoop le zijn op een nieuwe aëra, die der ontwapening. In groote kringen voelt men, dat alleen langs dezen weg de kans om dea oorlog nog verder te bemoeilijken, stijgende mag worden genoemd. Ontwape ning moet volgen op de veiligheid. Waar schijnlijk 'zal ook Amerika zich dan niet afzijdig houden, doch meedoen en zoodoen de vanzelf nader komen tot Volkenbond etc. Gunstig voor hel ontwapeningsstreven is op zich zelf eveneens liet tengevolge van het met man en muis vergaan van een Engfl- schen onderzeeër gegronde verlangen te- komen tot afschaffing der duikbootên, ook al zal dit verlangen niet direct werkelijk heid worden. Dan zouden allo bclrokkenen daarmee accoord moeten gaan en daarop valt niet te rekenen. Trouwens, tegen le ver gaande ontwapeningsvoorstellen is eveneens verzet le wachlen Denk bijv. aan den strijd der Franschen in Syrië, een strijd, dien hel buitenland, voor zoover het belang heeft bij de Islamietische wereld, met steeds toe nemende belangstelling is gaan volgen, En geland in de eerste plaais als naastbetTok- kone. Vandaar dan ook, dat Sarrail's opvol ger als Hooge Commissaris te Londen is gaan praten. Niet militair, maar als civiel gezagvoerder wil de Jouvenel in Syrië de orde herstellen, zoo tenminste Sarrail's drastisch optreden dit mogelijk heeft ge lalen.En zal Italië veel voelen voor ont wapening op groote schaaf?. Mussolini's ge regeld opsteken van den gepantserden vuist is daarmee wel in tlagranten strijd. In dat militante schuilt reeds een groot gevaar. Ongestraft klettert men niet voortdurend met de wapou3, zie naar Duitschïand in 19141 Op den langen duur houdt de gewel digste met oorlogsidee gedrenkten niet in toom. De zwenking naar links. Een dag van ruwheid. Trouwen is al- lijd ernstig. Berlijn als internatio nale kunststad. John. Daniel. Een weldoener der menschheid. Berlijn, midden November. De slinger van de volksstemming, die een tijd lang een merkwaardige neiging aan den dag legde om naar rechts uit te wijken, schijnt nu toch weer van richting veranderd te zijn en naar links te wijzen. De politiek van de phrase, die de partijen van de Duilsch-Nationalen en Duitsch-Völkisehen volgen, die methode om, zooals een geestig mensch het heeft uitgedrukt, „met een zwaard te schermen, dat heel eraaal niet bestaat", kon de massa of ten minste een deel daarvan, tijdelijk in verwarring bren gen, maar op den duur niet op een dwaal spoor leiden. De eerste proef op de som na het onbegrijpelijke stelling nemen van de Duilsoh-Nationale partij tegenover de ge beurtenissen van Locarno: de Berlijnsche gemeenteraadsverkiezingen heeft ondubbel zinnig bewezen, daf de weg der toekomst naar links gaat. De berichte» omtrent an dere plaatselijke verkiezingen in het Rijk, in de bondsstaten, in de steden en de pro vincies verkondigen hetzelfde. De overwel digende meerderheid van het Duitsche volk wil rust en regelmatige ontwikkeling, wit iedere gelegenheid aangrijpen om reen draaglijke verhouding tot zijn vroegere vij anden le scheppen. Juist de dag van de Berlijnsche gemeente raadsverkiezingen heeft ons weer getoond, wat we te verwachten hadden, als de«radi- calen van rechts of van links weer aan het roer komen. Beiden hebben zich dezen dag door een voort>eeldelooze ruwheid van op treden doen kennen. In Berlijn hadden de afschuwelijkste straalscènes plaats. Voor namelijk in de „deftige buurt" van de Kur- fürstendamm werd het meening9verschil gedemonstreerd op een wijze, die ver uit ging boven de gewojie „onbeleefdheid". Meer dan vierhonderd hoeren behoorende tot de rechlsradicale of de communistische troep, moesten uilgenoodigd worden, den nacht in het bureau van politie door te brengen, en men vond op hen. alles samen geteld, de kleinigheid van 70 straatsleencn, 8 boksijzeT9, G dolkmessen, 13 gummiknup pels, 8 „ploerledooders", 5 infanteriespaden, en daarbij geheele uitrustingen van houten latten, voor een deel drie meter lang en met spijkers beslagen, bestemd voor het „ente ren van auto's. Nog erger: men vond ook in dreigende hoeveelheden ballons met zout zuur, lysol en ammoniak, waarmee dit on- beheerschte, heethoofdige gezelschap elkaar in het gezicht spoot een werkelijk lage manier van uiteenzetting van politieke in zichten. waardoor enkele personen half of geheel blind werden 1 Zou men het mogelijk achten ,dat zonen van hetzelfde volk elkaar volgens zulke geraffineerde methoden be strijden?, Een merkwaardigen aanblik leverden de schoolkinderen op. die met zwart-wit-roode vlaggetjes over den Kür- furslendamm liepen en met hun helle stem metjes opgewonden krijschten. Welke innige banden aan den anderen kant de geestesgemeenschap van leden van eenzelfde partij soms knoopen kan, bewees dezer dagen in Berlijn een aardig bedrogs- procesje. De beklaagde had daarbij het ge noegen, een' geheel terzet van vroegere verloofden als getuigen voor het gerecht fe zien. Daar hij zichzelf a-ls een overtuigde aanhanger van de Centrumpartij aangaf, baarde het geen verrassing, dat de vrouwe lijke voorwerpen van zijn aanbidding uit secretaressen van den vroegeren rijkskanse lier Wirth, of zelfs van de jaren geleden vermoorden minister Erzberger bestonden, die beide lot de leiders van het Centrum behoorden. Aan een van deze verlooiden had beklaagde, zooals voor het gerecht bleek, zelfs vertrouwelijk medegedeeld, dat hij tot de moordenaars van Erzberger be hoorde. Wat merkwaardigerwijze het hart van de jonge dame in nog heller gloed zette *wanl, zeide zij, zij had dat toch voor opschepperij gehouden. Logica, uw naam is vrouwI De rechter vroeg deze eigenaardige verloofde of ze er werkelijk over gedacht had den beklaagde te trouwen. Zij ant woordde: „Ernstig eigenlijk niet waarop.de rechter het van groole Wijsheid getuigende woord: „Trouwen is i'lijd. ernstig" uitsprak. Verscheidene gehuwde mannen zullen ongetwijfeld voor deze ora kelspreuk het hoofd buigen Van meer gewicht dan zulke uiteenzet tingen iussohen politieke tegenstanders en politieke vrienden is het herstel van het contact lusschen de vertegenwoordigers van de Duitsche en de burtenlandsclio inlellec- tue'ele wereld, dat zich den laalsen lijd herhaaldelijk openbaart. Langzamerhand •begint Berlijn zich weer de positi# van in ternationale kunststad le heroveren, die 't voor den oorlog innam. Maar de beteeke- nis van deze uitwisseling van gedachten is thans een andere dan indertijd: ze mag als een verblijdend symptoom van de verander de geestesgesteldheid in Europa gelden. Met bijzondere hartelijkheid hebben de kunst kringen van Berlijn de Fransche gasten ont vangen, die met oprechte gevoelens van toenadering in de Duitsche hoofdstad kwa men. Na den Franschen minister van on derwijs De Monzie en den directeur van het Odéon theater Gémier, hebben we nu ook Yvellc Guilberl begroeten kunnen, de groot meesteres van de Parijsche chansons uit de klassieke periode van het Montmartre ca baret, die reeds voor bijna dertig jaren in Berlijn triomfen gevierd heeft en die nu nog, ofschoon ze inlusschen een bejaarde dame geworden is, met het oude vuur en temperament haar kunst beoefent. Daarna kwam Luigi Pirandello over de Alpen naar Berlijn, de Ilaliaansche dramaticus, wiens ster zoo schitterend caan den hemel van den roem is opgegaan. Hij werd met gejubel begroet en ingehaald. Daarbij hoorden we, dat Pirandello een zeer goede kenner van Duitschïand is, dat hij in Bonn gestudeerd heeft en tot doctor gepromoveerd is. Weder om bleek, hoe snel en gemakkelijk volkeren elkaar verstaan, juist eikaars eigenaardig heden begrijpen, als het gaat om inlelleclu- cele aangelegenheden cn dat slechts de verwenschte politici er de oorzaak van zijn dat de boel in de war loopt. Eerder dan dc „duce", die thans Italië dictatoriaal regeert, scheen ons deze dichter met zijn schilder achtige wille puntbaard, deze vriendelijke persoonlijkheid, een leider van het land toe, welks schoonheid en zon de Duitschers sinds duizend jaren naar hel "Zuiden gelokt I heeft. De schilders blijven bij de dichters niel ten achter. Op <lit oogenblik zijn op de herfsttentoonstelling van dc Berliner Sc- zession", voor de eerste maal sinds 1914 Fransche kunstenaars door een groote col lectieve inzending vertegenwoordigd en in het a.s. voorjaar zullen Berlijnsche schil ders en beeldhouwers in het Parijsche „sa lon van de onafhankelijken" werken ten toonstellen. Dat zijn allemaal gelukkige en vermeldenswaardige teekenen Overigens hebben we in Berlijn ook nog een andere „gastvoorstelling" gehad. Door de firma Carl Hagenbeek, do eigenares van het beroemde Hamburger dierenpark", op touw gezet en deze wekte niet minder op zien. De gast, die zc ons bracht, was do gorilla John Daniel. Deze vereerde tijdge noot uit de aangrenzende provincie in 't rijk der levende wezens is de eerste in zijn soort, 't meest aan den mensch verwante van alle dieren, die in den bloei en de kracht van zijn jaren John is vijf jaar oud zijn menschelijke neven in Duitsch ïand kwam bezoeken. De vreemdeling uit 't oerwoud is volkomen tam, bijzonder netjes opgevoed, een gezellige en goedmoedige kna.ap. John Daniel was tweo jaar oud, toen hij naar Europa kwam en de Europeesche lucht is hem goed bekomen. Hij zit niet zooals men zou verwachten, in een kooi op gesloten, maar woont met zijn oppasser, een jonge Engelschman, in een hotel. Als hij „optreden'^ moet, dan begeeft hij zich met do auto naar de plaats van zijn gastvoor- stelling. Hij heeft dus een heel prettig lo ven 'en menige Duitscher, die onder den druk der tijden te lijden heeft, zal hem be nijden. maar niet ieder menschenkind is ook zoo sympathiek en onschuldig-vroolijk als een goed-opgevocde .gorilla. Tengevolge van de gasfcvoorstellingen en de vele opvoeringen van buitenlandsche, Fransche, Engelsche, Amerikaansche, Ita- liaansche, Russische, Honganrscho stukken, die onze schouwburgen overstroomen, ko men de Duitsche auteurs nauwelijks aan het woord. Het is bijna een wonder, als daartusschcn ook eens het dramatische pro duct van 'n inheemschen dichter op de plan ken komt. Dat jonge talenten bij ons niet ontbreken, bleek juist dezer dagen. Men speelde de comcdie van een jongen schrij ver Leo Matthias, dat de titel „Klavier" droeg. Maar daarmee was niet bedoeld een piano, maar een man, wiens ideaal het is de menschheid gelukkig tc maken, een droomer, genaamd Klaviev, die in de co- mische situaties, waarin zijn doctrinisme hem plaatst, voorgesteld wordt/ Een koste lijke studie. Zelden is het gedaas van de theoretici, die het leven hervormen willen en daarbij de bestaande realiteiten verge ten, zoo geestig gekarikaturiseerd. De heer Klavier is 'n man „zonder vooroordeclcn". Hij vindt dat het heel natuurlijk is, als echtgenoolen elkaar niet trouw blijven, cn stelt een bezoeker zijn huisvriend met een vriendelijke glimlach voor: „De geliefde van mijn vrouw." Xïij laat met dezelfde RECLAME. G8S4 I toegevende cn begrijpende glimlach zijn dochter iedere gev/ensebte vrijheid. Iemand vraagt hem: „Kun je nog al met jo zoon opschieten?" en hij antwoordt: „O, ja uit stekend, we tutoyecren elkaar 1" Als zijn cchtgenoote sympathieën voor een neger blijkt to koesteren, wordt hij opstandig. Maar dan schaamt hij zich daarover, dat hij ccn vooroordeel, n.1, dat van den afkeer van het gekleurde ras, nog niet overwon nen heeft. En hij verft zich zwart, om boeten en zelf het leven van een neger op zich te nemen. Dio arme meneer Klavier] Allen verlaten hein tenslotte, de vrouw, de dochter, de zoon cn de vrienden, die zijn goedmoedigheid slechts uitbuiten wilden. En als een groteske zwarte boeman staat hij aan het slot van het stuk eenzaam en treurig op het toonecl. Aldus vergaat het weldoeners der menschheid Dr. MAX OSBORN. (Nadruk verbonden). Het begon in dc bergen koud te worden. Een ijzige wind streek over de hoogvlakte, rukte en rammelde aan alle deuren en ra men, en tochtte door kieren en gaten van de zomerhuisjes. Daarvan waren do meesio al verlaten; zelden kwam men iemand te gen op de wegen, en het lichtgeflikkcr uit al de vensters, vroeger 's avonds over het heele dal verspreid, was uitgedoofd. Een enkele politiepost hier cn daar bleef een zaam met zijn verlicht raampje wacht hou den. Toen begon het ook voor de langblij- vers, waaronder wijzelf, tijd te worden ora naar do stad terug te keeren. Zulk een oppak brengt zijn eigenaardige bezwaren meo. Dc medewerking der be dienden is n.1. van een zeer vreemd allooi. Vooreerst schijnen zij zich too to leggen op een maximum bagage; cn daar .visschcu zij dan nog telkens manden, doozen, e.d., uit, die best in de andere bagage zouden passen, alles onder het motto: „o, dat draag ik wel zelf in mijn hand". Het resultaat was dan ook dat onze karavaan er uitzag als een troepje landverhuizers of vluchte- lingen. Aan deze vertooning werd nog do meeste luister bijgezet door een enorme zak rijst, die per bc mee naar Shanghai moest. Toen wij naar do bergen trokken, werd cr een dito zak meegesjouwd, want zij hadden gehoord dat in die provincie de rijst dit jaar zoo duur was, cn dc sport om op zoo iets te sparen, is tè verleide lijk, even verleidelijk als het voor hen is om telkens maar weer dozijnen prullen te koopen, zoo vaak er een koopman langs komt Enfin, maar die rijst daar in de pro vincie bleek toen nog goedkoopcr te zija dan in de stad, dus zou het toch jammer zijn daar niet van te profiteered, en dus moest er een zak worden meegesleept op den terugweg. Zulle een animo tot sjouwen vereenvoudigt het reizen wèl I Het deed mij denken aan onze jonge paren bij dc terug- In het tasje van don organist, waarvan het vóórtuintje vol stond van tulpen en hyacinten leerde ik haar kennen, zooals ze daar somber en zwaar stond naast haar zuster, van dezelfde somberte en zwaarte. Dcv wouw van den organist, een magere dame, mei strakke gezichlsplooien en met sen muz :a!e fluweelen strik op de kruin van haai 'rijzend hoofd, had naast de beide vleugels post gevat. „Is het deze?" vroeg ik, terwijl ik op eene der beide wees ,die ten verkoop waren aan geboden. „Ja maar u kunt ook de andere krij gen." Die was iets donkerder gepolijst en daar door vijftig roebel duurder. Maar ik koos „deze" cn kocht haar meteen. Intusschen achtervolgde mij de gedachte, dat „de andere", die zoo heel dicht in haar buurt stond, haar heel erg zou missen, nu ze gescheiden werden. Ik had n.l. een dui delijk visioen van acht-ha«ndige pianostuk ken, die in dit land nog gehandhaafd wer den, en de dame, dat wist ik, was pianiste evenals haar drie zusters. Maar *ik verbande alle sentimcnteele ge dachten, nam afscheid, nadat ik de koop som gedeponeerd had. De inmiddels bestelde kruiers versche nen mei hun zeelen, droegen haar het huis uit als een doodkist, neen, veel erger, want zij was immers levend! •En aldus verwisselde zij van woonplaats, en belandde in een landhuis, builen, waar- wan zij nu voortaan deel uitmaakte. Ik geloof, dat ik zeggen mag, dat het haar goed ging bier. Zij stond als eenige van •haar soort in een zeer groote zaal, waar .alles aan haar imponeerende, sombere grootheid werd onderworpen; een ruime, leege parket-oppervlakte leidde naar haar nabijheid. Maar dit heerenleventje duurde slechts een beperkten tijd; het tooneel van den wereldoorlog drong al meer en meer op en naderde met zijn gruwelen en ellende ook dit landgoed. Men moest den vleugel natuurlijk achter laten, wilde men zichzelf in veiligheid bren gen; men kon haar moeilijk als een talis man op reis meenemen, haar niet als een boek of klein kostbaar juweel haastig in een koffer wegmoffelen. O, neen, want zij keek tocli altijd al, m haar starre voor naamheid, vijandig en achterdochtig, als men haar naderde met het voornemen haar een weinig van haar plaats te schuiven. De kleine, koperen rollen onder haar voeten maakten ronde, eigenzinnige indruksels op den parketvloer, alsof zij zich daarin wilden vasthaken en zloh tegen alle aanvallen weren. Dus bleef zij in bet oude landhuis een zaam achter, 's Nachts klapperde de wind langs de markiezen en blies in de schoor- sleenen; verder heeT9chte er de stilte van het graf; ook schoen het park als uitgestor ven, zelfs door de vogels verlaten. Slecht gehumeurde bromvliegen zoemdenof wat was dat toch, dat naderbij kwam? dat zoemde, bromde, d-reunde; luider, steeds luider, knetterdeih9loegloorlog!.. 't rukte naderbij!Oorlog,ooriog! 't rukte ook op haar aan, die onbewegelijk stond in bet haar nog beschuttende huis. Stiller werd ginds het razen, maar onge dacht vulde zich opeens het oude, slapende landhuis met een onstuimig aantal baar dig, hongerig étappen-volk 1 En zij legerden zich op den parketvloer van de groote zaal, waarin zij stond. Zij moest zwijgend toezien, hoe men de zijde van de meubelen scheurde en hun opge lapte schoenen er mee 9lopten. En haar ook naderden zij!.... wierpen hun wapenen op haar rug, dat het in haar kermde; ook hun mutsen, de vochtige fclee- rcn.de mannen rustten tegen haar aan, dronken, spuwden Eén onder hen trachtte de klep van de vleugel te openen. „Verdomd," knarste hij toen deze gesloten bleek en stak met zijn sabel de klep open, zoodat het slot kraakte, knarste en brak! „Vooruit jongens,-nu dansen!" Ruw-lachend en joelend zetten de kerels zich in beweging; het speelde wel moppig op de vleugel; twee handen waren niet vol doende, vooruit.'t kon harder nog en voller en beter met vier, zes handen erop gebeukd! Men voclit om den voorrang, het allermooiste klonk het nog als de hakken ook nog op de toetsen meesloegen. „In de hoogte met haarI" riep er een brooddronken. En daar ging ze, maar lege- lijk naar beneden gesmakt, alles dretmde en kreunde. „Nog één keer!" brulden ze door elkaar. Daar stond ze weer? om opnieuw gefolterd te worden, want in haar snaren gooide men munten, die pijnlijk meetrilden en dansten onder het gebeuk op de toetsen. Maar wer kelijke klanken gaf ze niet, zij zelve zweeg, ondanks het gehamer. De soldalen luisterden ook niet, maar sloegen als bezetenen op het hout, zoodat zij bijna het bevel ora op te breken niet vernamen. Zij zochten haastig naar hun voorwerpen en ijlden de deur uit. De laatste kerel sloeg ten afscheid met zijn geweer ruw over de ka9t, streek met zijn knuist nog even langs de toetsenreekstoen ver dween ook hijen zij bleef opnieuw al leen achter. Haar toetsen behielden <ïe ivoorkleur, bleek en glad; de zwarte stonden wat onge lijk omhoog gerukt. De bdeede deksel van lijk omhoog gerukt. De breede deksel van over tegen aen muur; wind en tocht hadden 1 vrij spel, om haar door de gebroken ruiten gezelschap te houden. I En do nacht kwam, en de dag volgde, nachtendagenwekenOm haar heen do stilte, de verwoesting, de leegte. En zoo werd zij ontdekt. Maar voordat een tweeden keer dit alles met haar kon gebeuren en nog erger, liet men een kist voor haar timmeren, eigenlijk een huis, als een* ark. Voorzichtig liet men haar daarin wegzinken, legde haar voeten en het pedaal haast haar, zooals bij een doode het doodskussen. Daarop rolde een wagen haar honderd K.M. het land uit naar havenstad, waar ze door een stoomboot in zijn reuzelijf werd weggeborgen. Dwars door Europa werd ze vervoerd naar een zuidelijk land, naar een van de wereld ver geten plekje, ver van alle rumoer. Men laadde haar eindelijk uit voor een lahg, eenzaam huisje. „De trappen op!" riep iemand. Dan moest men, ondanks regen en wind, haar buiten uit de kist pakken, want do ingang van het huisje was heel klein. En acht der handigsten uit het dorp hieven haar op, hielden haar omhoog, maar konden nici verhinderen, dat haar staart botste tegen een muur, wat haar binnenin deed kreunen. „De trappen zullen bezwijken!" riep cr een uit de menigte. „OnzinZij zullen houden En het groote meubel dook als een mon ster weg of echoot omhoog tusschen de dra gers, zonder voeten, zonder steun, overge leverd, niets nu dan een levenlooze kast. Dreigend en onguur kraakten de treden onder dén last, maar eindelijk, dank zij den steun van een barmhartigen dorpeling, die onder het gevaarte kroop, met een duwtje van zijn rug de vereischte kracht gevend, was men boven. Het k^nertje, waarin het naar kweeën rook nam de vleugel in ont vangst; daar stond ze weer op baar gepo lijste voeten, die kleine deuken drukten in de grove houten vloerv Eén van dc mannen vroèg lachend „Ziezoo, nu specif de vrouw ons zeker wat voor?" Neen... dc vrouw dacht er niet over. in tegendeel, zij keek eerder ontsteld naar haar vleugel En toen het heel stil was geworden in het kleine vertrek, liep ze op haar too en legde haar banden over den rug van het meubel. „Men heeft je ver weg gezonden... wat heeft men je aangedaan, want jij wilde het zeker niet..."- Antwoord kwam er niet; haar zwijgen was drukkend, i En zoo wachtten tiaar toetsen onaange roerd en zwijgend, jarenlang... Men had immers niet anders willen doen dan haar redden. Hier kon haar niets passceren, en toch dwong het noodlot haar om a's leven looze te leven in haar verbanning. Maar zie, op zekeren dag, ongedacht en onvoorzien, gebeurde wat men nauwelijks zelf kon begrijpen, dat een paal' meester handen haar naderden meesterhanden haalden haar uit haar oenzaamheid weg, gaven haar aan zichzelve terug. Toch was dat geen toeval... neen, het had niet anders gekund Phantasie F moll op. 42 Chopin. Zwaar verhieven zich en zonken weg haar bassen, op steeg het in haar hoogten, om opnieuw \feg te golven do diepten in. Zij leefde weer., zij klonk! En dc. mees terhanden bevrijdden, wat jarenlang had moeten zwijgen, wat dood in haar was gé- weest; rein en helder stegen de klankcD van het Blüthner-instrument omhoog, on danks het ruwe geweld van het verleden. Wat ook met haar gebeurd-was, zij, in haar volkomenheid, had alles weerstaan. Want zóó was zij, als een mensch, fel be proefd, maar gaaf gebleven. H8-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 9