m No. 20150. LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 18 November Tweede Blad. Anno 1925^ GEMEENTEZAKEN. ""VAT FT" VeUi^heids- V-rVlvJU JL scheermes 75 c. 42'/» o. 18 c. De beste Cacao voor den laagsten prijs BINNFNI AND. Het Nederlandscti Belgisch Verdrag Het voorstel van mr. Van Eek niet aanvaard. In de Raadsvergadering van 29 Juni j.l. i werd in handen van het College van B. en iW. om praeadvies gesteld een voorstel van den heer Van Eek, luidende als volgt: „De Raad besluit.tot het vormen van een ^reservefonds voor elk der gemeentebedrij- „vcn, waarin jaarlijks wordt gestort het j „bedrag, hetwelk elk bedrijf meer aan winst „heeft opgeleverd dan op de begrooting „voorkomt en waaruit jaarlijks worden he rtaald: „lo. de gelden, die noodig zijn om het „verschil aan te zuiveren tusschen de finan- „cieelo uitkomsten van het bedrijf en het „bedrag, dat op de begrooting voor winst „is uitgetrokken en ,,2o. de sommen vereischt voor de be „kostiging van daarvoor in aanmerking ko „mende buitengewone uitgaven; „en veizoekt B. en W. de daarvoor Hoo fdige bepalingen.te ontwerpen." Het voorstel is door B. en W. om advies gezonden aan de Commissarissen der Ste- delijko Fabrieken van Gas en Electriciteit en aan de Commissiën van Beheer over ue gestichten „Endegëest" c.a. en het Open baar Slachthuis. De overige bedrijven en diensten leveren geen winst op, zoodat op deze het onderhavige voorstel niet van toe passing is. Volgens de uitgebracht adviezen, waar mede zij zich geheel kunnen vereenigen, wordt de instelling van een reservefonds, als in het voorstel bedoeld, voor elk bedrijf afzondei lijk noch noodzakelijk noch ge- wenscht geacht. De aangevoerde motieven komen in het algemeen neer op het navolgende. Hot in het voorstel bedoelde reserve fonds beoogt feitelijk tweeërlei doel: n.l. j a. het vormen van een z.g. winstreserve; j b. het vormen vaD een z.g. vernieuwings reserve. Ten aanzien van het sub b bedoelde doel is reeds nu in de verschillende bedrijfs- verordemngen een voorziening getroffen. Volgens art. 29 van de bedrijf sverorde- ning voor do Lichtfabrieken toch wordt de winstrekening der fabrieken jaarlijks be» last met 2 pCt. van de som der door üe gemeente oorspronkelijk verstrekte en nog niet afgeloste aanleg- en uitbreidingskapi- talen en moeten de aldus gereserveerde gel den dienen tot vorming van een Vernieu wingsfonds, ter bestrijding van buitenge wone vernieuwingen, met uitsluiting van alle onderhoudskosten. Artikel 45 der bedrijfsverordening voor de gcftichten „Endegeest" c.a. schrijft eveneens de vorming van een Afschrijvings- en Vernieuwingsfonds voor, terwijl boven dien volgens art. 48 dier verordening, een Reservefonds moet worden gevormd; het laatste dient in de eerste plaats ter dek king van geleden verliezen of tot aanvul ling van de jaarlijksche winst. De verordening, betreffende het bedrijf van het Openbaar Slachthuis, kent ook een RECLAME. Het een/ge apparaat, dat zijn eigen mesjes automatisch slijpt. Vraagt demonstratie bij uw leverancier: Agertf FIRMA B.MEINDPRSMA Den Haag. 5518 afschrijvings- en vernieuwingsfonds en zelfs de verordening betreffende het bedrijf van den Gemeentelijken Reinigings- cn Ont- smettingsdienst, welk bedrijf uit de«*aard der zaak in plaats van winst slechts ver- l-es kan opleveren, verkeert in dat geval. Het voorstel, voor zoover het betreft het instellen van een reservefonds, ter bestrij ding van óuitengewone uitgaven, heeft dus geen zm, omdat voor ieder van de bedrij ven reeds een dergelijk fonds aanwezig is. In verband hiermede blijft dus slechts de vraag to beantwoorden, of de instelling van een z.g. winstreserve voor'elk der gemeen tebedrijven gewenscht is. Zooals in de overgelegde adviezen wordt opgemerkt, zal het verschil tusschen de ge raamde en de werkelijke winst geringer worden, naarmate de toestanden op econo misch en financieel gebied, meer norma:© vormen aannemen. Slechts dan zou de meerdere winst voor dc bedrijven zijn te reserveeren, indien de financieel© positie dat noodzakelijk maak te. Maar zooals B. en W. aantoonen is niets minder waar dan dat. In het Ingekomen Stuk No. 214 betreffen de de aanbieding van de gemeentebegroo- trng, bespraken B. en W. reeds het gevaar, dat verbonden is aan het ramen van hooge batige sloten van vorige jaren, zonder dat daartegenover staat een equivalent in den vorm var ongeveer gelijk batig slot van liet betrekken dienstjaar. Zij willen hierop thans nader ingaan, omdat' de oplossing, welke zij meenen gevonden te hebben, on geveer denzelfden grondslag heeft als het voorstel van den heer Van Eek, zij het ook met dit verschil, dat de heer Van Eek zich op bedrijfseconomisch standpunt heeft ge plaatst, terwijl B. en W. zich stellen op dat van hei algemeen gemeentelijk financieel beleid. De begrooting voor den dienst 1924, zoo als die aanvankelijk werd vastgesteld, werd sluitend gemaakt door te beschikken over een bedrag van f 717.249, als ontvangsten van vroegere dienstjaren, tc weten f 419.541 als batig saldo van den dienst 1922 en f 297.708, als gedeelte van het vermoedelijk batig saldo van den .dienst 1923. Wanneer zij dezen ontvangstposb buiten beschouwing laten, omdat hij geen betrek king-heeft op de exploitatie van het jaar 1921, dan blijkt, dat over de hoofdstukken II tot eD met XVI een totaal aan nadeelige sloten verd geraamd van f3569.178 en een totaal aan batige sloten van f2851.929; de begroote uitgaven en inkomsten, uitsluitend het dierstjaar 1924 betreffende, leverden dus per saldo een tekort op van f 717.249. Bezien ze de rekemng 1924, dus do wer kelijk gedane uitgaven en ontvangen in komsten, dan blijkt over de hoofdstukke;) II tot en met XVI aan nadeelige sloten zijn vei antwoord een bedrag van plm. f 3.225.984.84 en aan batige sloten de som van f 3.207.557,80, zoodat per saldo het ex ploitatietekort f 18.427.04 bedroeg, terwijl bij de begrooting dit tekort werd geraamd op f717.249. Dank zij lagere uitgaven en hoogere ont vangsten werd een zooveel gunstiger uit komst verkregen. Indien in den loop van hel jaar 1921 het aanvankelijk tekort niet was ingehaald, dan zou dit ten gevolge hebben gehad, dat het jaar 192£ voor de gemeente een kapi taalverlies zou hebben opgeleverd van ruim f 700.000. Ten aanzien van de begrooting voor 192G kan dezelfde redeneering worden toegepast Eerst dan zal men van een sluitenden dienst kunnen spreken, indien de rekening over het dienstjaar 1926 over de hoofdstuk kon II tot en met XVI een gunstiger uit komst oplevert dan geraamd wordt, van f 697.619. B. en W. zijn overtuigd, dat de zeer voor zichtig geraamde begrootingen van de ge meente cn van de bedrijven de verwachting wettigen, dat de exploitatie zal meevallen, doch dat neemt niet weg, dat bij de thans gevolgde methode van opmaken van de be grooting feitelijk geen sluitende exploitatie wordt verkregen. Hiervan kan toch eerst sprake zijn, in dien er evenwicht is tusschen de ontvang sten en uilgaven, behoorende tot de hoofd stukken II tot en met XVI. dus afgezien van de ontvangsten van vroegere diensten. Nu kan het voorkomen, cn dat is thans het geval, dat de gemeente nog tal van uit gaven heeft te doén, welke niet tot de nor male kunnen worden gerekend. Door deze uitgaven wordt de exploitatie dus gedeflat- teerd. Wanneer deze crisisuilgaven nu kon den worden gedekt uit ontvangsten van min of meer bijzonderen aard. althans niet door gewone exploitalie-ontvangsten. dan zou een meer bevredigend evenwicht kunnen worden verkregen. De groote batigo saldi, die steeds weer op elke bcgrooling kunnen worden overge bracht, zijn niet een gevolg van de gunstige resultaten van de paar laatste jaren, doch i houden verband met dé hooge inkomsten, uit de belastingen verkregen in den lijd van de hoogconjunctuur. Door een zoo goed mo gelijk beheer zijn dio buitengewone hoogere inkomsten gereserveerd gebleven en behoef den zij niet te worden gebruikt om de reke- i ningen sluitend te maken. B. en W meenen. dat het gewenscht is, I zoowel teneinde te komen lot een zuiverder raming van de begrooling, alsmede ter willo van een beter oordeel over de exploitatie- uitkomsten van ieder dienstjaar, om de be doelde batige saldi te reservceren en buiten de gewone inkomsten en uitgaven te hou den door overbrenging op den kapitaaldienst. De op deze wijze op den kapitaaldienst overgeboekte gelden zouden dan kunnen dienen als reserve, teneinde de beschikking tejiebben over bijzondere middelen ingeval in eenig dienstjaar, tengevolge van buiten gewone omstandigheden, aan de gemeente extra zware lasten worden opgelegd. Zoo lang zich deze onverhoopte omstandigheden niet voordoen, zal de gemeente' daardoor tevens over fondsen beschikken ter bestrij ding van de soms zeer dringende behoefte aan kasgeld. Aangezien bij het opmaken van de be grooting voor 1926 met een en ander geen rekening kon worden gehouden, zou het door hen gedachte systeem eerst kunnen worden gevolgd bij het opmaken van de be grooting voor 1927. Zij achten het intus- schen wel gewenscht, dat de raad reeds thans in dezen zin een pria'cipiëele beslis sing neemt. Op grond van een en ander geven zij mitsdien, overeenkomstig het advies van de Commissie van "Financiën, in overweging: a. niet aan te nemen het voorstel van den heer van Eek in zake het vormen van re servefondsen voor elk der gemeentebe drijven b. in beginsol te besluiten om van het te verwachten batig saldo van de rekening 1925 cn van de rekening 1926 een nader vast te stellen bedrag over le brengen op den kapitaaldienst, teneinde dit le kunnen be stemmen voor overboeking op den gewonen dienst ter dekking van nader aan te wijzen uitgaven van den gewonen dienst, voort vloeiende uit bijzondere omstandigheden. RECLAME. 6660 HOLLAND MAAKT DE BESTE CACAO VAN DE WERELD. BLOOKER MAAKT DE BESTE CACAO IN HOLLAND. DRINKT DAAROM UITSLUITEND f B DAALDERS PER BUS VAN 1 KILO. PER BUS VAN 1 POND POND 1 ONS Rijkspoli tie-Vereeiii ging. Gisteren* was het een kwart-eeuw gele den, dat de Rijkspolitie-Vereeniging hier te lande werd opgericht. Om dit feit feestelijk te herdenken heeft de Verceniging gister middag in hotel „Wittebrug", le 's-Graven- hage, een bijeenkomst gehouden. De voor zitter der feestcommissie, brigadier J. Ilar- tog, uit Woerden, hield een begroetingsrede en zeide namen9 de feestcommissie hel hoofdbestuur dank voor de samenwerking, waarin dit feest kon worden voorbereid. Als blijk van waardeering voor hetgeen de voor zitter. majoor Piersma, voor de Yereeniging gedaan had, bood de feestcommissie hem een zeer groot bloemstuk aan. Tevens wa ren bloemstukken opgesteld van het wapen der Kon. Marechaussee, van den Alg. Ned. Politiebond, den Alg. Bond van Politic-per soneel in Nederland, do Broederschap van Commissarissen en de afd. 4-e district. Hierna werd hel woord gevoerd door den oore-voorzilter der R. P.-V., den heer J. van Waning, burgemeester van Ouderkerk a. d. IJsel. Op voorstel van den voorzitter werd besloten een telegram van hulde tc zenden aan II. M. do Koningin. De voorzitter, brigadier-majoor D. W. Piersma, uit Gouda, schelste vervolgens de geschiedenis van de R. P.-V. en bracht voorts dank aan den Officier van Justitie, mr. De Vries van Doesburgh, voor zijn te< genwoordiglieid op deze vergadering en ver* der aan allen, die hadden meegewerkt aan de herdenking. Welkom werden ook gehee- tcn vertegenwoordigers der zusterorganisa* I ties. I Op voorstel van den voorzitter werden benoemd lot buitengewone eereleden mr. Th. Heemskerk, oud-Minister van Justitie en mr. Collard, referendaris, chef der 11de afdeeling van het Departement van Justitie. I Het hoofdbestuur had gemeend als een herinnering aan dezen dag een Bonds- insignc in te stellen, uitgevoerd in zilver. Majoor Piersma werd het insigne op de borst gespeld door den voorzitter dor feestcom missie, waarna aan eerstgenoemde een ova-. I tie werd gebracht. I .Vervolgens wcixl binnengeleid de Minis- ter van Justitie, mr. Schokking, die met het „Wilhelmus" begroet werd. De voorzitter, majoor Piersma, heette den Minister wolkom. Diens tegenwoordigheid -beschouwde hij als een toeken van innige belangstelling in den Bond. De tegenwoor digheid van den Minister werd dan ook op I zeer hoogen prijs gesteld. Voorls heette de voorzitter welkom den heer Collard. door prof. H. T. COLENBRANDER, ailhier. Overgenomen uit het Novemher-nu mm er van „Do Gids". ir. Ziedaar het gevaar, dat de heer Van Kar- ncbeek af le wonden had, en waartegen hij zich kloek en met succes te weor gesteld heeft. Zijn uitgangspunt was de stelling, dat zoo do gebeurtenissen van 1914 tot 1918 konden geacht worden een gedeelte der traotaten van 1839 te hebben geïnvalideerd, dit geenszins met zoodanige barer bepalin gen hel geval was, die belangen raakten, welke, van 1839 tot 1914 toe, op den een maal door de mogendheden gelegden grond slag onafgebroken in onderling overleg tusschen Nederland en België geregeld waren, zonder dat dit Europa ooit eenige ongelegenheid had bezorgd. In den loop van zijn betoog gebruikte hij de volgende woor den, die nog sleeds overweging verdienen: ,,il n'y a pas enlre la Belgique et Ia Hollam- de que Ia question de la revision des traités, il ya également celde des rapports" ent-re les deux pays". Ter zijde stellende al wat strekken kon tot overdracht van souvereinileitsrech- tn op Nederlandiseh land- en watergebied aan België, legde hij de volgende verkla ringen af ten aanzien van de Schelde, dal Neder land bereid was het gemeenschappelijk toe- zioh op de Schelde uit te breiden tot ge meenschappelijk beheer van dien waterweg ten einde te verzekeren, dat deze onder alle omstandigheden aan de behoefte van Ant werpen zou véldoen; ten aanzien van het kanaal Antwerpen Moerdijk, dat Nederland bereid was-nadere voorstellen van België dienaangaande in overweging te nemen; ten aanzien van eene kanaalverbinding AntwerpenRijn, dat Nederland tot mede werking bereid was op voorwaarde van Relgië's medewerking tot de verbetering der scheepvaartverbinding NederlandLuik; Ten aanzien van de procedure; dal de zaak der waterwegen in behandeling moest worden gegeven aan een Nederlandsch-Bel- gische commissie, die met haar werk bij de mogendheden zou komen, welke niet kon den worden voorbijgegaan, daar de te tref fan regelingen passen moesten in het kader De heer Ifymans verwierp de Nederland- sche aanbiedingen met de meeste beslist heid. Hij merkte op, dat zijn Nederlandsche collega van de verdediging van België mei geen woord had gerept, achtte elk vooraf gaand overleg lusschen Nederland cn België onnoodig en ongewenschl, en wilde de door hem verlangde commissie van zevenen (groote mogendheden, Nederland en België) onmiddellijk aan hei werk zien gaan. De heer Pdchon constaleerde nu, dal er lwee afwijkende Voorstellen waren, en deelde mede. dat de vijf ministers der groote mogendheden zich terugtrokken om er (.ver te beraadslagen. Hunne beschikking zonden zij mededeelen. Zij volgde reeds 4 Juni, en hield in dat de mogendheden dc herziening der traclalen conjmissioraal maakten aan vertegenwoordigers der Vereenigde Staten, van het Britsche Rijk, Frankrijk, Italië, Ja pan, België en Nederland, welker voorstel len niet mochten medebrengen den over gang van territoriale souvereinileit, noch de .vestiging van internationale servituten De commissie zou België en Nederland uitnoo- digen gemeenschappelijke formules in te dienen betreffende de bevaarbare water wegen. De heer Van Karnebeek, van dit resultaat mededeeling doende in de Nederlandsche Kamer, merkte op, „dal de bedreiging, die uit het naburige land opkwam, thans ter zijde is gesteld" (6 Juni). Inlusschen had hij om erger le keeren, een zeer groote te gemoetkoming aan den dag gelegd in zake Scheldebeheer en Belgische uilwegen, met het gevolg dat bepalingen als diegene tegen welker ratificatie wij ons thans verzeilen, in 1920 als door België en Nederland in gemeen overleg gevonden formules aan de mogendheden zouden zijn aangeboden, ten ware België fe elfder ure door het op de spite drijven van het Wialingengeschil (in de oonferentiën van MeiJuni 1919 te Parijs met geen woord aangeroerd) die aanbieding verhinderd hadde. 1920 was het jaar, waarin België zich door eene geheime militaire conventie aan Frankrijk bond. Het moet toen van Frank rijk verlof bekomen hebben het door Enge land gesteunde voorstel van arbitrage over de Wielingen af te elaan. Als lokaas werd alras Nederland voorgehouden, dal de op lossing van het Wielingen-vraagstuk zeer gemakkelijk zou blijken, indien hel er in toestemde het Fransch-Belgisch defensie- accoord te laten uitdijen tot een Fransch- Belgisch-Nederlandsch defensie-accoord. Gr-to hTUyjjflg iLaL i/Pf-n fwiifp.l aan dal hel in de Belgische pers als „binnen kort" te verwachten aangeduide Fransche voorstel aan Nederland lot het aangaan cener militaire overeenkomst zou zijn afge wezen. Wij stelden op een goede verhouding tot Frankrijk hoogen prijs, doch het minimum, dat wij van een vriend ver wachtten, was, dat hij de moeite zou nemen zich ons voor le stelien zooals wij waren en niel zooals hij ons zou wenschen le zijn. In het afbreken der waterwegen-onderhan deling konden wij berusten: wij hadden aan België zeer weinig te vragen en België zeer veel aan ons. Elk jaar, dat de zaak ruston bleef verwijderde ons van Versailles en van dc sfeer van Versailles. Heeft de heer Van Karnebeek inderdaad niet kunnen voor komen, dat ons een tractaal, alleen als uit vloeisel van Versailles te begrijpen, ter ratificatie wordt voorgelegd nu Europa in de sfeer van Locarno ademt? Zoo neen, dan moei het zijn omdat hij zich door zijn verklaringen (e Parijs in 1919, wellicht mot nadruk herhaald toen België de Wielingen- moeilijkhied opwierp, meer gebonden rekent dan eenig Nederlandsoh staatsman thans zou verkiezen te zijn. Gaan wij na waartoe wij ons bij het 8 April 1925 door hem geteekend verdrag ver binden. De verplichte neutraliteit vervalt. In de tegenwoordigewereld is daar inderdaad geen ruimte meer voor. Genève en Locarno handhaven den geest der bepaling van 1839; blijken zij daartoe onmachtig elk artikel waardoor men thane dat van 1839 zou kunnen vervangen, zou het evenzeer zijn. Antwerpen mag ooriogshaven worden. Par. 1 van art 4 van het verdrag zegt; „De Wester-Sdhelde en hare toegangen, vanuit volle zee, alsmede de Schelde beneden Ant werpen, zullen voortdurend vrij en open zijn voor de vaart van alle vaartuigen van alle naties, uitgezonderd oorlogsschepen". De Toelichtende Memorie verldasrt: „De tekst sluit de oorlogsschepen uit Maar hij regelt niets (ne préjuge en rien) omtrent de doorvaart van Belgische oorlogsschepen over de Schelde en hare toegangen in tijd van vrede of van oorlog". Is niet de verwij zing verzuimd naar elders te vinden rege lingen waaraan België erkent ten opzichte van de vaart zijner oorlogssohepen op Nederlandsoh watergebied wèl te zijn ge bonden? Par. 1 van art. 4 bepaalt verder, dat ge durende de doorvaart de schepen noch door renhfarl.pVe noch door administratieve auto-. riteiten zullen inogen worden aangehouden. Eene dergelijke bepaling slaal allen wien de belangen van justitie en politie ter harte gaan, met verbazing, en men kan slechls afwachten, wot tot verdediging van een zoo exorbitant verbod van de regeeringslafol I zal worden aangevoerd. Par. 2 van art. 4 stelt als „hoofdbeginsel" 1 van het Schelderegicnv dat de bevaarbaar- j heid van den stroom ten allen tijde moet l beantwoorden aan de cischen, welke zoowel door den vooruitgang van den scheepsbouw als door dc toenemende behoeften van de scheepvaart worden gesteld. Dit is geen bc- ginsel voor een tractaa.t over zulk een I materie. Hoe die grillige stroom zich in de loekomst gedragen zal, regelt geen iractaa/ts- I bepaling Ier wereld: dat doen alleen natuur krachten. Ik geloof niet, dat de Nederland sche regeering zich len gunsle der hoogslo eischen welke Amsterdam of Rotterdam len aanzien hunner gemeenschap mei de open zee zouden vermogen le stellen, op deze wijze eens en voor altijd zou verbinden. Waarom jegens Antwerpen wel? Natuurlijk moet de bevoegdheid der com missie, die don stroom de les lezen zal, even buitensporig zijn ais hel hoofdbeginsel, waarnaar zij zich richt. Zij is gerechtigd iot alle verleggingen en doorsnijdingen, zelfs landwaarts van de bandijken. Welis waar onder voorbehdtid van de goedkeu ring der regeeringen, maar komen deze niel toL overeenstemming, dan volgt scheids rechterlijke uitspraak, en de scheidsrechter zal in het geheelc tractaat zells geen „nevenbeginsel" ten behoeve van de be langen der Zeeuwsche oeververdediging opgenomen vinden. Is over deze paragraaf ■het Deparlement van Waterstaai, is de pro vincie Zeeland gehoord, eer de Minister van Buitenlandsche Zaken haar onderschreef? Par. 8 van art. 4 bepaait, dat ieder der beide staten de kosten van onderhoud en bediening zal dragen voor zijn gedeelte van den waterweg; wat de betonning, bebake- ning en verlichting betreft, overeenkomstig een aan hel verdrag gehechte lijst; wal de bevaarbaarheid betreft, overeenkomstig een aangehechte kaart. Deze lijst en -kaart ont breken bij het wetsontwerp. Een hardnekkig gerucht wil, dat er de grootste diepten op zijn aangegeven, die op verschillende lijden en verschillende plaatsen zijn waargeno men. De volksvertegenwoordiging zal zich te dezen aanzien volledige zekerheid moe ten verschaffen. Dë verplichting, „de bevaarbare zeegaten van de Schelde en van hare monden te be houden" (conserver les passes navigables de l'Eseaul) werd in 1839 aanvaard. Van kost bare onderhoudswerken was toen nog gec-n sprake: voor de scheepvaart van toen slond er ruim dieplc. Nederland heeft op zijn kos ten dc vaargeul in den toestand van1S39 gehandhaafd. Toen later meer noodig bleek, heeft Beigië gebaggerd op ons verlof cn op zijne koslen. Thans aanvaarden wij de verplichting, de vqaTgpnl Ie onderhouden in een aan dien op de (nog onbekende) kaart gelijkwaardigen staat, op onze kosten. Geschiedt dit op grond der aanvaarding van een beginsel, dat Nederland de koslen van hel verschaften van een Antwerpen voldoende voorkomende vaargeul over zijn gebied moei drng'n? Hoe zal men don tegenhouden, dat latct opnieuw integrale toepassing van het begin sel zal worden verlangd Thans wordt over eengekomen, dat omtrent de verdeeling der kosten van verbetering van den waterweg boven den slaat op de kaart aangegeven, partijen zich zullen verstaan Is integrale toepassing billijk bevonden in 1925, on-, danks hel feit, dal zij, toen in onderschei ding van 1839. ons op zeer hooge kosten kwam te slaan, waarom zal zij onbillijk zijn in 1950 of 1975, wanneer blijken ninchl dat eischen en kosten dan hij die van 1925 vergeleken, wederom zeer zijn loegemmcn? Het verzekeren van een voldoende vaargeul aan Antwerpen Was in 1839 een zaak van waakzaamheid cn goede trouw, thans is hel een zaak van zware linaneieele cft'rs bovendien. Maakl dit in morccle verplich tingen vao Nederland geen verschil? Zoo niet. dan is de merkwaardige uilkomst d-Z". dat Nederland op zijne kosten den toegang tol drie wereldhavens openhoudt, waarvan één een buitenlandsche cn drgrrxilslc con currente der onze. De loodsgelden naar Antwerpen mogen niel hooger zijn dan die naar ftolteriam. Waarom niet, terwijl de afsland naar Ant werpen veel grooler is? Nederland verbindt zich, dc kanalen door Walcheren en Zuid-Beveland 1e verruimen wanneer België het verlangl, en in de kos ten te doelen. Waarom, lerwij! de heer, Hy-i mans in 1919 hel kanaal Anlwerpui— Moerdijk, verlangde „en substitution des voies prévues par le fraité do 1839", waardoor do kanalen door Walcheren en Zuid-Beveland in dc plaats zijn retr. Jen? (Slot volgt.)'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5