CORRICIDE EUN 1AOIT RECHTZAKEN. Hoest Uw klad? Salarissen Rijksambtenaren. Aan do ordo is do interpellatie van den heer J. ter Laan, in zako de door do Rogeering gevolgde sularispolitiek, met name betreffende de vraag of zij alsnog bereid is over het jaar 1925 aan het personeel een extra-uitkeering te verstrekken. De heer J. TBR LAAN (S.-D.) heeft met grooten weerzin deze interpellatie ge reed gemaakt. De Regeering had zóó moe ten handelen, dat deze interpellatie overbodig "was. Ze heeft al haar beloften niet gehouden. In de eerste plaats behandelt hij de boteekenis van het georganiseerd overleg in verband met deze kwestie. De Minister heeft die beteekenis niet erkend en zoolang het overleg niet bestaat is bet steeds een sukkelpartij en dat is niet de schuld ge weest van de porsoneels-organisaties. Altijd is het resultaat onbevredigend geweest. De Regeering liet herhaaldelijk na der commissie modedeeling te doen van haar plannen. Bg het bekende art. 40 van het Bezoldi gingsbesluit liep het met het georganiseerd overleg geheel en al spaak. Het resultaat bleel onbevredigend. Het verslag van bet A. C. O. P. geeft acht ponten voor het ge organiseerd overleg, waarvan er zes eerden beslist in volslagen strrjd met het advies der centrale commissie. Van overleg kan dus niet gesproken worden. De regeering heeft ten optziohte van een generale voor ziening voor 1925 het standpunt ingeno men, dat deze in het najaar van 1925 moest "Worden onder het oog gezien, omdat ze op dat moment het best bevrediging kon schenken en omdat dan met het indexcijfer voor 1925 rekening kon worden gehouden. Uit tal van citaten blgkt duidelijk, dat aldus de bedoeling der regeering was. Plotseling bleek de regeering een ander standpoint te zijn gaan innemen. Op 5 October gaf de regeering aan de Centrale Commissie bericht dat zij een spoedige herziening van een Bezoldigingsbesluit vasthield en dat alleen do plooien zouden worden gladgestreken. Alleen voor de „pdooi-bewoners" zou dat gladstrijken terugwerkende kracht hebben. (Gelach.) Hoeveel van die bewoners er zgn, weet do regeering natuurlijk ook niet, maar meer dan drie millioen gulden mag het niet kosten. Met dergelijke voorschriften i9 het georganiseerd overleg natuurlijk on mogelijk. Spr. wijst op de opvatting van 'den heer Schouten, die een reorganisatie van het overleg heeft bepleit. Ook de heer Snoeck Benkemans sprak in dien geest en drong aan op het herstel van het overleg, waar door de regeering adviezen krijgt, die meer zjjn dan gewone adviezen, maar belangrijke leiddraden bij de regeling der positie van de ambtenaren. Ten aanzien van het ka rakter van hot georganiseerd overleg zal spr. een motie indienen. In de millioonennota wordt op drie millioen gulden voor de salarisverbetering gerekend. Het bedrag is te klein en het betoog der regeering daarvoor deugt niet on daardoor is het plan in strijd met de beloften der regeering. De motie-Van Scliaik, op 7 Nov. ingediend, vroeg oen verbetering der sa larissen en herstel van net georganiseerd overleg. De motie vond ge?n meerderheid in de Kamer, maar de gansche R.-K. fractie stemde er voor. De regeering deed toen toezegging van een generale voorziening, maar sindsdien heeft zy het roer weer omgegooid en wil ze van zoodanige voorziening niets meer weten. Thans is een voorziening gebonden een zeer omvangrijk werk, n.l. een herziening van het Bezoldigingsbesluit. Aan de hand van de index-cijlers licht spr. de noodzak el gkheid toe van een gene rale voorziening en betoogt hij, dat drie millioon gulden te weinig is. Ia 1925 is het index-cijfer met 3 pet. ge6legen en de toe stand is thans zóó geweest, dat vele ambte naren oen lager salaris in vergelijking met die cijfers hadden dan in 1914. Het is het gevolg van de sluitpost-politiek der regeering, dat de ambtenaren weer in het gedrang komen. Hun salarissen hangen at van de toevallige toeneming der inkomsten van de schatkist, of van het al of niet optimistische inricht van den Minister. Uit voerig gaat spa*, na hoe liet gegaan is met de inkomsten van den Staat, in verband met do ramingen van den Minister. Van die ramingen deugde niet veel en zelfs voor 1925 zal de raming 32 millioen beneden do opbrengst blijven en het is tp verwachten, dat de raming voor 1926 niet juist zal zijn. De financieele positie des lands is dus voel beter dan altijd, is voorgespiegeld, maar de ambtenaren ondervinden daarvan geen voordeel. Spr. stelt ten slotte deze vragen: 1. Wil de Minister verklaren of de mede- öeelingen door of namens de Rcgecrmg ge daan in de centrale commissie voor Geor ganiseerd Overleg of anderszins aanleiding hebben kunnen geven tot de verwachting dat de financieele positie van het Rijksper soneel door een generale voorzien mg zou worden verbeterd? 2. Zoo ja, wil do Minister dan mededee- Len door welke oorzaken vam de voorgeno men regeling is afgeweken? 3. Kan de Minister mededeelon, hoe groot het aanlal personen is (builen hot post- en telegraafpersoneel en de ambtenaren mot een inkomen hooger dan 16000) dat in Rijksdienst is en kan dc Minister bij bena dering aangeven welk percentage van deze personen naar het oordeel van de regeering uit een der vele plooien van het Bezoldi gingsbesluit te voorschijn zal komen, wan neer dit besluit eventueel gewijzigd zal zijn overeenkomstig de door de Regeering gege- van aanwijzingen ?- 4. Is de Minister niet bevreesd dat een spocdherziening van het Bezoldigingsbesluit opnieuw tot fouten en onnauwkeurigheden zal leiden en zoo ja, aclit hij hel dan niet beier, indien dit bereikt kan worden, dat voor dit belangrijke en minulieuse werk meer tijd beschikbaar wordt gesteld? 5. ICan de Alinister mededeelon hoever de voorbereiding eventueel de herziening van het Bezoldigingsbesluit is gevorderd? 6. Acht de Minister in het aamgeven van een beschikbaar bedrag geen gevaar gele gen, dat er na de herziening nog diepe plooien in het Bezoldigingsbesluit zullen blijven, of wol dat er nieuwe ontstcmïming wekkende plooien door ontstaan? 7. Vindt de Regcering in de groote wen- schelijkheid dat het Bezoldigingsbesluit niet op een spoedbestelling wordt herzien, in het feit van de hooge kosten van het le vensonderhoud en verder in den algemee- nen vermogenstoestand en in de inkomsten van het land geen aanleiding om alsnog over hel jaar 1925 door een generale voor ziening de positie van het Rijkspersoneel te verbeteren 8. Indien de Regeering tot dezen maatre gel mocht willen overgaan, is zij dam be reid om in verband met de duurte van het leven en de groole korting die op het inko men van hel Rijkspersoneel is toegepast ge worden, het aanvankelijk door haar gestel de bedrag van rond f 3 millioen aanmerke lijk te verhoogen? De minister van Financiën, de heer CO- LIJN, antwoordt: Uit de vragen krijgt spr. den indruk dat de interpellant onomstote lijk juist weet wat er gedaan moet worden. Over den financieelen totstand des lands zal spr. in deze instantie niet uilweiden en hij bepaalt zich liever tot de kwestie zelf. Op 7 November 1924 heeft de regeering gezegd, dat zoodra de reorganisatie der Commissie van Overleg gereed was, deze commissie de herziening van het Bezoldi gingsbesluit zou behandelen. Aldus is ge schied: een subcommissie is met de voor bereiding aangevangen. Niet lang daarna kwam de commissie spr. meedeelen, dat er vermoeden was gerezen, dat de herziening der salarisregeling meer dan 23 millioen had opgebracht. Spr. heeft gezegd dat als dit juist was, or reden was om dat meerdere terug te geven, omdat gebleken was dal het percentage der korting te hoog was geweest. Op 8 Mei 1925 werd dit standpunt der re geering meegedeeld aan de subcommissie van de Centrale Commissie. Door don heer Ter Laa is wel meegedeeld dat de Regeering voor een uitkeering was, maar hij liet na te vertellen, dat dit onaf hankelijk zou zijn van het bedrag dat meer dan 23 millioen was gekort. Op 8 Mei stond niet vast of de herziening meer dan 23 mil lioen had opgebracht on de toezegging was dus voorloopig, ook al omdat hij een even tueel nieuw Kabinet niet wilde binden. Met hel oog op de verkiezingen is van al deze zaken niets meegodeeld. De onderstelling, dat de herziening meer zou opleveren bleek onjuisthet bedrag was 22.300.000 gld. Inmiddels had de Regeering het plan een herziening van het Bezoldi gingsbesluit voor te bereiden en daaraan te rugwerkende kracht te geven. Hel was noo- dig een bedrag te schatten dat daaxvoor noodig zou zijn, dit bedrag is benaderend op drie millioen gulden gestelek Een generale uitkeering was vervallen, omdat het bedrag van 23 millioen gulden niet was overschre den. Het meest redelijke was nu de fouten in het Bezoldigingsbesluit voor 1925 te her stellen. Aangezien een herziening wel eenige maanden zou duren, heeft de Regee ring een weg opengehouden als de Centrale Commissie een oplossing wist voor een tij delijke tegemoetkoming. Het besluit der commissie om een uitkeering oVer de ge- hecle linie te geven, week zóó af van het geen de Regeering meende, dat de Regee ring dat advies niet kon volgen. Ettelijke duizenden hebben geen uitkeering noodig. Vraag 1 en 2 zijn hiermede beantwoord. Vraag 3. Het aantal personen bedraagt 83 duizend. Eenige wijzigingen, die spr. op het oog heeft, zullen aan allen ten goede komen; andore slechts aan enkelen. Ér zal garantie gegeven worden, dat de korting niet zal stijgen boven het thans geldende percen tage; de kinderbijslag zal iets worden ver hoogd, in de dienstijdenregeling wordt eend- ge wijziging gebracht in verband met de in trekking der loonschalen, en in het in-vex- Sienen van den huwelijksbijslag. Spr. hoopt, dal de voorstellen aan hel einde dezer week of het begin der volgende aan de Centrale Commissie kunnen worden toegezonden. Ad 6. De Minister kan alleen hopen maar niet beloven dat or nu niet meer plooien zullen ontstaan. (Gelach). Ad 7. Spr. antwoordt afwijzend. Bij de herziening zal men met deze omstandighe den rekening houden. Er is geen aanleiding om aan deze vraag te voldoen. Ad 8. Indien blijkt dat men een finan cieel debat wil houden, dan. is spr. bereid daarop in te gaan. Andors moet hij verkla ren dat hij het bedrag niet kan verhoogen. De heer J. TER LAAN (S. D stelt deze motie voor: De Kamer, van ooideel, dat de werking van het ge organiseerd overleg en de daarmede bereik te resultaten onbevredigend moet worden geacht, noodigt dé regeering uit, verbetering van dit overleg te willen bovoideren, en <pat over tot de orde van den dag. Kepliceerend, betoogt hij, dat de ambte naren weer achter het net zullen visschen nu de Verdedigingsbelasting II wordt op geheven. Voorts houdt hij vol, dat een ge nerale voorziening is toegezegd. In 1925 zou meer worden gedaan dan plooien-glad- strijken. Spr. protesteert er tegen, dat de Minis ter heeft gezwegen over het centraal over leg waarover hij wel heeft gesproken, De methoden van handelen der regee ring keurt spr. af en hij stelt dus een mo tie voor, waarin wordt uitgesproken, dat een generale voorziening gewenseht is in verband met de stijging der levenskosten en dat deze voorziening ten minste 8% pCt. van de salarissen moet bedragen on ten m:oste 100 gld. De MINISTER zegt niet gesproken te RECLAME. Onmisbaar* hulpmiddel bij het stijven. Hot maakt de fijne wasch sneeuwwit, stijf en toch buigzaam. Helnrich Mack Nachfn Ulm a. D. n -/S. RECLAME. 5279 is wat men noemt liet Onfeilbare Middel tegen Likdoorns. Verkrijgbaar bij Uw drogist. N.V. Algemeene Holl. Handel Indu strie Mij., Denneweg 140, Den Haag. Eenige Importeurs der KEENE Company te New-York. 5287 hebben over het centraal overleg, omdat de motie pas na zijn rede is ingediend. De heer SMEENK (A.-R.) heeft bezwa ren tegen een algemeene uitkeering, maar wil hen helpen, die het 'fc meest noodig hebben. Hij juicht het plan der regcering toe en hij hoopt dat de regeering alles zal doen om het overleg te doen slagen. De eerste motie-Ter Laan acht hij overbodig, omdat het overleg pas is herzien. De or ganisaties moeten eens inzien dat zij geen politiek moeten voeren. De tweede motie kan hij niet aanvaar den, omdat hij een generale voorziening on billijk acht. De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.) meent dat de heer Ter Laan zich beter op de hoogte had moeten stellen. Een grond voor de interpellatie was or dan niet geweest. Er moet eenige verbe tering komen voor eenige groepen cn spr. licht dit nader tot. Voor de beide moties gevoelt spr. mets. De tweede loopt vooruit op de algemeene herziening van het Bezoldigingsbesluit cn daarvan wil spr. niet weten. De heer L. DE VISSER (C. Er.) betoogt dat een uitkeering ineens in uitzicht is gesteld. Daaraan houdt de Minister zich niet. Volgens spr. is de Minister do grootste opruier van het overheidspersoneel, want de ontevredenheid onder dat personeel is ver schrikkelijk. De Minister speelt met vuur en het zou kunnen zijn dat de gevolgen daarvan niet uitbleven. Het georganiseerd oveileg heeft niets te befceckenen; het gaat tegen de opvattingen van het revolution- nairc proletariaat in. De motie-Ter Laan daarover is uiterst slap, zoo iets van vrij zinnig-democratisch. (Gelach). Maar het is him bij alles te doen om het behoud hun ner zeteltjes in de Kamer. Hij stelt een motie vtor, waarin alge meene verhooging der salarissen wordt ge vraagd tot het peil van 1920 en een alge meene uitkeering van 1/12 van het salaris over 1925 met een minimum van f 100. De motie komt aanstonds in behandeling. De heer MARCHANT (V.-D.) meent dat do Minister te veel aan de 3 millioen gulden vasthoudt. Het lijkt wel alsof dit een be lasting op de ambtenaren is. Het vasthou den aan dit cijfer heeft geen redelijken grond; al wijzen de middelen nog zooveel, de Regeering verandert niets in haar hou ding. Spr. wil de Regeering van dien weg afbrengen en stelt een motio voor waarin die afhankelijkheid van een bepaald bedrag wordt afgekeurd en een nadere regeling der salarieering wordt gevraagd, los van de korting die thans is toegepast. De heer KUIPER (R.-K.) wil een vrijer onderzoek bij de herziening en bij de over weging van tijdelijke maatregelen. De Com missie van Overleg dient niet te veel aan cijfers gebonden te zijn. Den juisten weg acht hij het standpunt van den Minister, n.l. dat het beschikbare geld zoo billijk mogelijk worde verdeeld. Hij hoopt dat de Minister eenigszins ruim zal zijn in zijn tegemoetkoming, en voorts hoopt hij dat hij speed zal betrachten De heer DE WILDE (A.-RJ vindt een uitkeering ineens altgd verkeerd. Hij verklaart zich tegen de motie-Mar chant, al lijkt die ook aannemelijk. In het licht deir debatten echter is ze een-afkeuring van het beleid van den Minister. Ee hoer DRESSELHUYS (V.-B.) meent, dat van een belofte geen sprake is geweest, omdat zg aan een voorwaarde was gebonden. Wat de Regeering echter toezeide, vindt hjj niet goed en hg hoopt, dat ze dezen weg nooit meer zal betreden. Met de motie- Ter Laan gaat kg dus niet mee. Evenmin kan hg zijn stem geven aan de motie- Marchant, die in algemeenen zin wei juist is, maar hier niet ter aake doeL Voorloopig kan hij rich met de maatrege len van den Minister vereenigeo. Hg vraagt hierover nog eenige inlichtingen. De heer KERSTEN (St. Ger. Partij) vindt dat het voorzichtigst voor de Regeering is geen beloften af te leggen. Spr. wil bg een salarisherziening een regeling voor.de pen sioenaftrek, waartegen velen bezwaar hebben. De MINISTER geeft nog eenige nadere inlichtingen. Het ware billgk geweest het geld terug te geven als er meer dan 23 millioen waé gekort op de salarissen. Een algemeene uitkeering blijft hg onbillgk vin den, omdat velen geen uitkeering noodig hebben. Spr. geeft aan, wat dit jaar extra is uitgegeven, ©.a. voor derving van het mijn recht en voor annuïteiten voor woningen. Er is voor andere zaken ook geld noodig dan alleen voor do ambtenaren-salarissen. Ejj doet dus geen toezegging, dat het bedrag van drie millioen belangrijk zal worden overschreden. Alleen zegt hij allen spoed toe, zoodat het wellicht gelukt op 1 December do uitkeeringen te doen. Do motie-Ter Laan zal meer dan 15 millioen gulden kosten en is dus onaan nemelijk, gelgk die van den heer De Visser. De motie-Marchant heeft geen nut en spr. is daar dus tegen. Eo motie-Ter Laan in zake het Georgani seerd Overleg beeft niet aan wat er ver beterd kan worden en sptr. weet geen betere regeling dan thans beetaat. Do Regeering behoudt de eindbeslissing en zoolang de organisaties dit niet steeds voor oogen houden, komt de regeling niet verder. De heer J. TER LAAN (S.-D.) spreekt oen slotwoord. De heer MARCHANT (V.-D.) betoogt, dat een belofte en een garantie van dezen Mi nister niets waard is en daarom wil hij de Kamer den Minister een wenk laten geven om anders te handelen. (Rumoer.) De MINISTER protesteert tegen deze aan tijging. Aan art. 40 heeft spr. met het minste part of deel gehad. (Rumoer.) De heer MARCHANT (V.-D.); De garantie! De MINISTER: Ook die gaat buiten mij om. Hg vraagt den heer Marchant zijn kritiek terug te nemen. Anders zal het hem moeilijk vallen mot hem te blijven discussie eeren. (Beweging). Be heer MARCHANT (V.-D.) zegt, dat de Minister gecontrasigneerd heeft het Kon. Besluit, dat de garantie introk. Spa*, zal het brandmerken als de Regeering eem belofte breekt. De motie-Ter Laan (georganiseerd overleg) wordt verworpen met 49 tegen 26 stemmen. Voor: Moller, Veraart, Arts, sociaal-de mocraten, vrijzinnig-democraten. De motie-Do Visser wordt bij zitten en opstaan verworpen. Alleen de heer De Visser staat opi De motie-Ter Laan (generale herziening) wordt verworpen mot 49 tegen 25 stemmen. Vóór S.-D., V.-D., L. de Visser en Arts. De motie-Marchant wordt verworpien met 50 tegen 24 stemmen. Do openbare vergadering zal 5 November weer aanvangen. Do VOORZITTER stelt voor bg de al gemeene beschouwingen over de begrooting weer den tgd te rantsoeneeren als vorige jaren. De VOORZITTER huldigt daarna den heei Goedhart, dirocteur van den Stenographischen Dienst, die vandaag voor het laatst hier dienst doet. Meer dan vijftig jaar hèeft krj de Kamer trouw gediend. Met gevoelen van leedwezen, maar groot© waardeering neemt de Kamer van hem afscheid. Noig vele jaren moge het hem in alle onrichten goed gaan. De vergadering wordt verdaagd tot Don derdag 5 November. RECLAME. -« Wacht dan niet tot het pijn in de keel en op de borst krijgt Bescherm dc tcere lon gen door het onmiddellijk Abdijsiroop in te geven, die een zware verkoudheid of erger bijtijds voorkomen kan. Akkers Abdijsi roop is een onschadelijk en toch krach- tig werkend kruidenmiddel dat U gerust moogt geven. Hpt helpt prachtig bij bron- chJtis. influenza, kinkhoest of verkoudheid In flacons vanaf 230 gr. ff.50 5285 AMSTERDAKSCHE RECHTBANK. De moord aan den Overtoom in 1915. De Amsterdamsche rechtbank heeft he den de zaak tegen Marinus Muylwijk, be klaagd van moord op den makelaar Busch, voortgezet. De president begint met beklaagde eeni ge vragen te stellen. Hij herinnert er aan dat getuige Saghen heeft verklaard Busch te hebben ontmoet, toen deze zich den avond van zijn verdwijning per auto naar de woning vap M. begaf. De ontmoeting vond plaats op de Leidsche Gracht. Busch liet stoppen, doch wisselde slechts eenige woorden met Saghen omdat hij zei groote haast te hebben. Toen hij nu bij u kwam, begon Busch eerst allerlei over zijn eigen zaken te vertellen. U verwijderde zich daarop korten tijd en daarna begon Busch te praten over het geld, dat hij nog van u te vorderen had. Zoo althans is het vol gens uw verklaringen gebeurd. Maar hoe rijmt zich dat met de haast van Busch Muylwijk: Er zijn allereerst tal van din gen, welke getuige Saghen onder eede heeft verklaard, maar die niet waar zijn. B.v. zijn verklaring dat hij mij geholpen heeft aan de hypotheek van de Credit Mutuel Hyp. Dat is een leugen. Bovendien maakte Busch altijd eerst een praatje voor hij over za ken begon. De President vraagt beklaagde verder wie of indertijd de hypotheek van f 50.000 heeft ontvangen. Muylwijk antwoordt, dat mr. Levy als zijn gemachtigde het geld heeft ontvangen. Later heeft mr. Levy met hem afgerekend. President: Onder de stukken is een tele gram gevonden door u aan Busch gezon den op zijn verjaardag 8 September 1915. Het was een hartelijk telegram van geluk- wensch. Hoe rijmt zich dat echter met een verklaring, dat op dien datum uw verhou ding met Busch reeds zeer koel was 1 MuylwijkJa, in dat telegram heb ik maar wat gehuicheld maar dat gebeurt toch zooveel met beleefdheidstelegrammen. Het ging wel tegen mijn principe in, maar dat is nu eenmaal het contrast van het Jeven. Hij doet ten slotte nog eenige mededeelin- gen omtrent dc na de tot stand koming van de hypotheken slechter geworden ver houding met Busch en tevens van zijn pre- cairen financieelen toestand. De officier stelt beklaagde de vraag hoe veel geld hij nog van de opbrengst der hy potheken in handen heeft gehad. Muylwijk zegt, dat na de afrekening nog een bedrag van 5 a 6000 gulden was blij ven staan om dc perceelen van den Over toom af to bouwen. Op een desbetreffende vraag van den pre sident deelt hij nog mede, dat Busch meer malen afbetalingen van hem in ontvangst nam, zonder daarvoor kwitanties af te geven. Naar aanleiding van een opmerking van den officier, of er ook andere kwitanties omtrent gedane betalingen ontbreken, deelt bekL mede, dat hij in het Huis vari Bewa ring op verzoek van den rechtercommissaris 'n groot aantal bescheiden, tot zijn admi nistratie behoorende, op volgorde heeft ge legd. President: ,,Waar hebt u dit gedaan V' Muylwijk: ..Jn het instructiegebouw.'' De Officier: „In uw cel?" Beklaagde: „Ja." President: „Hoe lang is u daarmee bc-zig geweest V' Beklaagde: „Zeker vier of vijf dagen." President: „Hoe lang hebt u daar eiken dag aan gewerkt." Beklaagde: „Misschien vier uur per dag." Daarna worden nog eenige getuigen ge hoord. De eerste getuige is de reiziger J. van der Meer, die een brief aan den verdediger gezonden had, waarin hij heeft medege deeld, dat jaren geleden hij een stoeipartij j met zijn jongeren broer, deze plotseling be- \vusteloo8 was geraakt. Getuige had hem toen van achteren bij zijn boezeroen ge grepen en hij vermoedde, dat do boord te gen zijn keel gedrukt was. Getuige C. Bakker heeft een dergelijk voorval meegemaakt, toen hij eens met zijn vrouw stoeide en had hierover eveneens den verdediger geschreven. Toen hij eens voor de grap zijn vrouw bij de keel greep was zij plotseling bewusteloos geraakt. De secretaris van den Chr. Textielarbei- dersbond J. Vundering heeft het ook eens meegemaakt, dat iemand plotseling zijn bewustzijn verloor bij een stoeipartij. Ge tuige werkte toen op een fabriek in Almelo en stoeide eens met een jongen, die hem een appel wilde ontnemen. Toen hij den jongen bij ds keel pakte, geraakte dezo plotseling buiten bewustzijn. De President meent, dat nu geen ge tuigen meer gehoord behoeven te worden. De Verdediger meent van wel. Hij ia van ooideel, dat de verbalen betreffend© de instructie lang niet alle bevestigd wor den door de verklaringen, ter terechtzitting afgelegd. Zoo bijv. de verklaringen van getuige Vink, die volgens de verbalen f 1000 zou hebben ontvangen van den makelaar Schop- man, terwijl hij op de terechtzitting heeffl medegedeeld, dat die f 1000 bij de politie zijn gedeponeerd. Voorts heeft de Kort te gen Muylwijk gezegd: „Jij hebt je geld aan processen weggegooid." De Kort zou dus misschien veel meer van die processen af weten. De president merkt op, dat de rechtbank recht doet op het verhandelde tor terecht zitting. Do poli ti everbal en en het verhan delde in de instructie spelen daarbij geen rol. Thans zal de rechtbank pauzeeren en intusschen beraadslagen over een brief, dien de verdediger haar heeft toegezonden omtrent mededeelingen, welke hem van verschillende personen hebben bereikt. Na de pauze vraagt de president aan be klaagde, wat in het in de ochtendzitting ter sprake gekomen telegram aan Busch de woorden „onzen dank" bet-eekenon. Waar* voor bedankte beklaagde Busch 1 Beklaagde zegt het niet te weten. De president deelt mede, dat cle recht bank na overleg ook roet den officier tot de slotsom is gekomen, dat er geen termen bestaan om nog getuigen te hooren op al de punten, waarop de verdediger blijken^ een door hem aan de rechtbank gerichten brief nog getuigen weDschte gehoord te zien Slechts ten aanzien van een dezer door den verdediger nog gewenschta getuigen maakt de rechtbank een uitzondering. De zitting is daarna verdaagd tot Vrij dag a.8. Dan zal de officier, nadat nog en kele getuigen gehoord zullen zijn, requisi- toir nemen. HAARLEMSCHE RECHTBANK. Bloembollenzoekers. Twee mannen, die te Lisss een woon wagen bewonen, waren er op een avond met een schuitje op uitgetrokken om bloembollen te zoeken. Van de beide beklaagden was slechts één, de 67-jarigen A. v. d. M., ver schenen. Deze verklaarde, dat het niet zijn bedoeling was geweest te stelen, want, zoo zeide hij, voor zoo'n kleinigheid ga je niet uit stelen. Dat het „zoeken" van bollen, die een ander als ondeugdelijk heeft ter zijdie. gelegd, ook diefstal ie, scheen bekl. niet te begrijpen Het feit van den diefstal is op. zichzelf dan ook allerminst belangrijk; maar wanneer deze ondeugdelijke bollen worden verkocht, kan dit voor den bollenhandel uiterst noodlottige gevolgen hebben. Bei klaagde heeft geen andere verdienste dan de; f 5, die hij uit een vrijwillige verzekering -trekt; boete kon hem dus bezwaarlijk opge legd worden. Omdat dergelijke vergrijpen herhaaldelijk voorkomen, eische het O.M, tegen ieder der beklaagden een gevangenis straf van twee weken. liet vonnis luicMe voor ieder der beklaag den zes dagen gevangenisstraf. ROTT3RDAMSCHE RECHTBANK. Het drama in de Schiestraat. De inspecteur en de agent van politie te Rotterdam, tegen wie de officier bij de rechtbank aldaar drie maanden gevangenis straf had geëischt, wegens het veroorzaken van den dood van den molenaar Ambrosius, zijn vrijgesproken. Overtreding van de Motor- en Rijwielwet. In een zaak van H. U., lossen werkmant 58 jaar, te A1 p h e n a. d. R ij n, die door den kantonrechter te Gouda was veroor deeld wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet beklaagde zou op het Jaag pad komende van de Hooge Waddingsveen- sche brug in een scherpe bocht, waar het vrije uitzicht werd belemmerd, met zoo groote snelheid hebben gereden, dat de vei ligheid en het'verkeer op-den weg werden belemmerd, althans in gevaar gebracht tot f 50 boete, van welk vonnis beklaagde in hooger beroep was gekomen, heeft het O. M. geëischt bevestiging van het vonnis van den kantonrechter. Beklaagde had bij het omrijden van de bocht den deurwaarder De Boer in de Gouwe gereden. Er werd een zes tal. ge tuigen, gehoord. Geb

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 6