Schaduw-Beelden. CORRESPONDENTIE. de parmekoeken af, die moeder de vrouw bakt? Kom maar mee, we zullen jullie eens tr akteeren!" Met vuurroode gezichten liepen Jan, Piet en Willem met den boer mee. Zij durtaen niet weigeren. Wat moesten zij voor reden opgeven? Dat ze niet van pannekoeken hielden Maar dat was toch al té dwaas en zou te duidelijk zijn. De boer zou natuurlijk dadelijk lont ruiken en als hij er achter kwam, nou. dan waren ze nog niet gelukkig! Zij moesten dus wel met boer Japike mee gaan. of ze wilden of niet. Toen de boer met hen bij vrouw Trijntje kwam. zei hij lachend: ..Hier breng ik drie liefhebbers van pan nekoeken mee, vrouw!" Even gaf hij haar een knipoogje en fluis terde haar iets in het oor. waarop vrouw Trijntje vriendelijk zei: „Ga maar zitten, jongens. Jantje en Jaantje, schikt eens een eindje op. Zoo gaat het best. En nu maar flink eten. hoor!" Och. och, wat hadden die jongens het be- nauwd! Het angstzweet brak hun van alle kanten uit. Als de boer of de boerin hun dikke zakken of hun opgevulde blouses eens in liet oog kreeg! Zouden ze heelemaai niets zien? 0, daar begon het al! „Willem, leg je pet maar op een stoel!" zei baas Japiks. „Dat nooit!" dacht Willem. De jongen zag purper.. Onder zijn kleeren voelde hij nog, dat hij gloeide. „Nou, wat. is er?" vroeg de boer schijn baar onschuldig. „Je hebt toch geen vogel tjes onder je pet zitten?" Willem kon geen woord uitbrengen, frie melde verlegen aan de klep van zijn pet, maar haar afzetten! Nee. dat deed hij voor geen goud. „Dus toch vogeltjes!", plaagde de boer. Vrouw Trijntje en alle vlaskopjes lachten, terwijl Jan en Piet evenals Willem met ge zichten zaten te kijken, waarop duidelijk, te lezen stond: „Waren we hier maar weg! Overal is 't beter dan hier!" Zij zaten echter bij boer Japiks aa.n tafel en moesten blijven zitten, wilden zij niet verraden, wat hun hinderde. Daar kwam vrouw Trijntje met een scho tel met dampende pannékoeken aan. Hè. wat roken- dio lekker! Ja. dat vonden de vlaskopjes, maar Jan. Piet en Willem, die anders dol op panne- koeken waren, konden nu de lucht er van niet al te best verdragen. Hun magen waren immers al gevuld met appels. Daar konden heusch geen panne koeken meer bij! Misschien ééntje nog om niets te laten merken. Ja, ze moesten eten, dat begrepen ze zelf maar al te goed. De boerin legde hun alle drie twee dikke spekpannekoeken tegelijk op het bord. Daar was geen doorkomen aan! Jan keek naar Piet. Piet keek naar Willem en Willem had slechts oogen voor de deur. Daardoor weg te komen was ziin vurigste, nee zijn eenig- ste wènsch op dit oogenblik. Verder kon niets ter wereld hem ook maar iets schelen. Maar hoe kwam hij er uit? ..Kom Willem, eten jongen." begon- de boer weer. „Of hindert je pet je som9? Waarom zet je die ook niet af?" 'Nooit had Willem eenig kleedingstuk of wat ook zóó verwenscht als in dit oogenblik ,zijn pet! Hij at een stuk van den pannekoek, On der gewone omstandigheden zou hij hem ..reuzefijn" hebben gevonden. Nu proefde hij niet, wat hij at. Als hij 't maar wég kon werken. Jan en Piet schoten al niet veel harder op. Zouden ze dan nooit door die twee dikke spekpannekoeken heenkomen? Eindelijk gelukkig had Jan- zijn bord leeg en nadat hij eens even naar de borden van zijn twee vrienden gekeken en gezien had, dat daar nog groote stukken panne- koek op lagen, kwam hij tot de vreeselijke ontdekking, dat de boerin hem al weer een dikken pannekoek op het bord geschoven had. Hij had er niet eens voor kunnen be danken! „Kom jongen, wie zet er nou zog'n beteu terd gezicht voor een pannekoek?" riep vrouw Trijnjte uit. „Welke Hollandsche jon gen zucht al voor den derden?" Jan moest er dus wel aan beginnen, maar bij kon werkelijk niet meer. Hij begon vree- Als.'t in de gang heel donker is, Dan doen wij schaduwbeelden," Je dacht toch niet, dat w' ons in huis Eén oogenblik verveelden? Wij vragen Moeder om een kaars, Liefst één, die lang kan branden; En Jan en Wiesje toov'ren dan Wèt grappig met hun handen. Zij zitten tusschen kaars en muy Jan gaat zijn handen vouwen. Je ziet zijn schaduw duid'lijk en Een hond komt uit zijn mouwen. V Aan d' andren kant zit Wiesje-zus, Zij maakt een duid'lijk gansje, Dat afsteekt tegen 't witte vlak Vol aandacht kijkt Poes Hansje. Wat doen die groote kinders daar& Wat ziet hij toch bewegen? Ook Teddy-Beer kijkt heel verbaasd^ Bob Nikker wordt verlegen. Wij and're kind'ren zeggen nu: Het zijn maar schaduwbeelden. Werdt jullie bang? Wist je dan niet, Dat Jan en Wiesje speelden?, Het gansje zal niet snaat'ren, hoor! Het hondje zal niet bijten. Ze zijn niets anders dan de hand Van Jan en Wiesje Leyten! selijk draaierig te worden en in het volgend oogenblik werd hij zóó benauwd, dat hij zonder een woord te zeggen, de deur, uit holde. Piet en Willem hem achterna! Loopen wat ze loopen konden, holden de jongens weg. Dat zij braaf uitgelachen wer den door den boer en zijn gezin, hoorden ze niet. Zij voelden zich pas veilig, toen ze vuurrood en hijgende in hun straatze woonden-vlak bij elkaar "1gekomen waren. Nooit zouden zij den doorgestanen angst vergeten. Zij hadden een geducht lesjè ge had en dat zij dit ter harte namen, blijkt uit het feit. dat boer Japiks. toen hij den vol genden dag. weer-eens-naar zijn boomgaard kwam kijken, in een mand. die daar toeval lig leeg was blijven staan, een heelen voor raad appels vond. dien Jan, Piet eri Willem daar voor dag en voor dauw hadden in ge legd. Zij wilden de gastvrijheid van- den hoer en de boerin niet beschaamd maken en de appels voor zoover zij dit nog kon den eerlijk teruggeven Wij lachen smakelijk om het verhaal van den boer. En als hij vraagt, of wij een pan- nekoekenmaal aandurven, nemen wij de, uitnoodiging gretig aan We, smullen van de heerlijke spekpanne koeken. door Moeder Trijntje gebkkken en als we later van allen afscheid nemen, ber danken wij den boer en de boerin hartelijk. We hebben menigen pretügen vrijen dag of middag bij hen doorgebracht en het pan- nekoekenmaal is een fraaix en lekker slot We zullen de familie Japiks in de lange wintermaanden niet vergeten en de heer lijke. roode appeltjes, die we mee naar huis, mogen nemen, zullen ons aan de vlaskopjes herinneren. -0- Wditt dit aHen even lezen. Wie raad- seds en anecdotes wil inzenden, raa^ h® mi doen, ik zaïl ze met genoegen ontvangen en dan nazien of ze geschikt zijn om geplaatst te worden; mijn voorraad is nog wel niet geheel en ad uitgeput, dus weest niet onge rust degenen, (üe mij stuurden en van wie het nog niet is geplaatst, maar ik wil nu wel vast. nieuwen voorraad om op mijn ge mak te kunnen nazien, want zie je, dat doe ik op andere dagen, niet op de dagen, dat ik de brieven uit Leiden heb te beantwoor den. Jasper Koevoet, ga gerust je gang, stuur mij 'voortaan maar de raadseloplossingen, v Jo de Lange, zeker mag je met Marietje samen de raadsels inzenden, en wie zin heeft schrijft er dan een woordje bij, doe dat dan om beur ben. Maar als het prijsraad sels zijn, dan moet je apart opschrijven en enderteekenen. Barrie Ken'beek, ben je deze weck jarig? heb ik dal goed geraden, dat het daarom een heerlijke week voor je is? Als het zoo is, dan wel gefeliciteerd hoor. Vandaag zou je geen zin hebben, denk ik, om Endegeest' om te wandelen, het stormt hier en af en toe geweldige hagelbuien, is dat in Leiden ook zoo Mi entje Henny, dat was met-rec-hl ee-n groote feestdag voor je, 3 October, toen je vader thuis was en dus met je naar het feest kon gaan. dat trof bijzonder aardig. En nu is hij dus alweer naar Amerika? Cor Blauw, ik moet eens nakijken of dat raadsel er al eens Jiecfl in gestaan, ik weet dat niet alles uit mijn hoofd; a! bijna vijf jaar plaats ik wekelijks ongeveer 3 raadsels, dus reken maar uit, dat ik honderden en nog eons honderden raadsels reeds heb ge plaatst j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 19