VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
■Hl f
No. 40.
Donderdag 1 October
Anno 1925
Een Bekentenis.
MEDEDEELING.
Met het oog op de 3-October-
drukte laten wii reeds heden de
Kinderkrant verschijnen. Natuurlijk
blijft overigens het uitkomen op
Zaterdag bepaald.
DE DIRECTIE.
Naar het Engelsch van H. CLARKE.
Vrij 'bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
O
Hoofdstuk VI.
De Vuien op de Rots van Dowsland.
Rupert ging dien middag niet naar de
stad, want Keziah zei hem, dat zij niets
in huis had voor het avondeten, zoodat hij
zijn vischtuig opnam om te probeeren, ot
hij ook wat forellen kon visschen.
Hij bracht een heerlijken middag in de
buitenlucht door en kwam thuis met een
halve mand forellen. Er waren er te veel
voor het avondeten en hij nam er tweo of
drie grooten uit en bracht die aan juffrouw
Oarah, de vrouw van den boschwachter,
wier dochter ziek was. Hun hutje stond in
het bosch, niet ver van het kasteel en hij
was spoedig weer thuis. Juffrouw Carah
had hem verteld, dat er dien avond vuren
ontstoken zouden worden op de Rots van
Dowsland ter eere van de groote overwin
ning op Frankrijk-
Na het avondeten ging Rupert er heen.
Door de bosschen was het kortst en ver
der een eind langs den weg, dien mevrouw
Boscawen en de meisjes dien middag ge
nomen hadden om naar het mooie huis van
meneer en mevrouw Clnlcot in het dorpjo
Dowsland te gaan. Eerst volgde <ie weg i
rivier, doch daarna nam Rupert het pad,
dat steeds hooger om de rots van Dowsland
heenliep, terwijl de rivier beneden voort-
stroomde, Langs de steile helling van de
zen weg had Rupert de varens geplukt, en
het gevaar schuilde in die helling, want het
wa6 gemakkelijlk genoeg den weg zelf fco
volgen.
De vuren waren juist ontstoken, toen Ru
pert naderbij kwam. Er waren heel wat
menschen op de been, sommigen uit de
stad en anderen uit Dowsland, Rupert had
er veel bekenden onder en maakte met ver
schillende bezoekers een praatje.
Het was een indrukwekkend gezicht op
dien mooien zomeravond: de hoog-oplaaien-
de vuren, die de gezichten der omstanders
hel verliohtten. Doch ai genoot Rupert er
ook nog zoo van, hij vergat toch niet de
belofte, welke hij Keziah en Jacob gedaan
had: dat hij niet te laat zou thuiskomen.
Terwijl het vuur nog in vollen gang was,
ondernam hij den terugtocht. Het verlicht
te zijn pad, toen hij den heuvel weer af
liep en hij kon de bremstruiken, de hei
en de stukken rots even duidelijk onder
scheiden, alsof het midden overdag was.
Even bleef hij stilstaan om het schouw
spel nog eens te bewonderen, doch het vuur
,zelf kon hij nu niet meer zienalleen den
poesen gloed en een rookkolom. Beneden
was alles stil en hoorde hij slechts het
stroomen der rivierboven zich hoorde hij
echter een gegons van menschenstemmen.
Juist wilde hij Veer doorloopen, toen hij
een ander geluid hoorde: het ratelen van
een rijtuig, dat uit de richting van Dows
land kwam.
Opnieuw bleef hij stilstaan, daar het
heel goed het ponywagentje van mevrouw
Boscawen kon zijn en hij dat niet graag
wilde ontmoeten. Hij wandelde veel liever
naar huis dan dat hij reed en als mevrouw
Boscawen hem zag zou zij hem zeker vra
gen in te stappen.
Langs den weg hep aan den écnen kant
een heg en aan de andere zijde de rivier,
terwijl hier en daar groepjes boomen ston
den, waar de eksters hun nesten hadden
gebouwd. Hij verstopte zich tussehen <?e
struiken en liet het rijtuigje voorbijgaan.
Nan was heel stil op den terugweg. Zelfs
het zien der vuren bracht haar niet in ver
rukking, hoewel de gewoonlijk zoo rustige
Rosa er door va<n haar zitplaats opsprong,
zoodab haar moeder haar aanmaande stil
te bliiyen zitten, daar de pony schichtig
werd door het vreemde licht, dat over den
weg viel.
Het partijtje was alleraardigst geweest
de groote zaal was met vlaggen en groen
versierd en het was net een bal geweest als
voor groote menschen, met drie gedekte ta
fels voor net souper. Nan had haar menuet
met Rosa gedanst en geen enkelen u*.
overgeslagen. Doch hoewel zij heel prettfg
danste op haar goudleeren schoentjes en
de gespen in het schijnsel der w&3kaa*
hel schitterden, wenschte zij toch voortdu
rend, dat zij maar weer thuis was en de
gespen veilig in het fluweelen kostje ge
borgen had. Zij zag, dat mevrouw Chilcot
en nog enkele andere dames er naar keken
en zij hoorde één hunner zeggen, dat zij
werkelijk schitterden als echte diamanten.
Zij was blij, toen het tijd werd om afscheid
te nemen en zij haar schoentjes weer veilig
in haar zakje kon bergen, dat zij stevig in
de hand hield onder het naar huis rijden.
De pony werd hoe langer hoe schichtiger
door het schelle licht en toen het vuur
plotseling nog feller stralen schoot, begon
hert dier woest te galoppeeren.
„Stil kinderen, blijf vooral rustig zitten",
zei mevrouw Boscawen kalm. „Jenny
schrikt van het licht."
Een eindje verder maakte de weg een
scherpe bocht en mevrouw Boscawen vrees
de, dat de arme, verschrikte Jenny die niet
goed nemen zou. Zij hield de teugels ste
vig vast en trachtte het dier te doen stil
staan. Met angst dacht zij aan de rivier,
waar zij langs reden.
Jenny kwam edn hoek goed om, maar het
wagentje kreeg zóó'n schok, dat Nan er
bijna uitgeslingerd werd. Gelukkig kon zij
zich nog vasthouden, doch haar schoen
zakje gleed haar uit de handen en tuimelde
de helling van het rivierbed af.
„Wij zullen het straks wel oprapen. Bljjf
nog even stilzitten," zei mevrouw Boscawen
doodsbleek, want nog was het gevaar niet
geweken. Zq was bijna niet bij machte de
teugels nog langer vast te houden en even
verder maakte de weg opnieuw een bocht,
daar waar de steenen brug over de rivier
voerde. Zij vreesde, dat als zq Jenny
niet kon inhouden er een vreeselijk
ongeluk gebeuren zou.
Onverwa i daagde er echter hulp op.
Rupert die vanuit zrjn schuilplaats het hol
lend voertuigje zag aankomen, sprong mid
den op den weg en greep den pony bij
het hoofdstel. Het gelukte hem het ver
schrikte dier tot stilstaan te brengen en
het te kalmeeren. Het liet zich gewillig
een eind verder leiden, waar het den vuur
gloed niet meer zag.
„Beste jongen! je weet niet, hoe dank
baar ik was, toen ik zag, wat jef deedt!" zei
mevrouw Boscawen tegen Rupert. „Ik kon
Jenny geen oogenblik langer inhouden. Je
bent 2eker naar de vuren gaan kijken? Nu
zullen we Jenny eerst even wat laten uit
rusten en dan rijden wij samen naar huis.
Nan, kindje, wat doe je!"
„Mgn schoentjes!" riep Nan en zij holde
terug langs de bedding der rivier.
„O, je mooie schoentjes, dat is waar
ook!'- zei mevrouw Boscawen glimlachend.
„Het zryn vooral de gespen, waar zij zoo
trotscho op is, denk ik. Nu, ze zijn ook
beelderig! Loop jij haar maar even achterna,
Rupert Jenny zal nu niet meer op hoi
gaan."
Rupert liep hard om zijn zusje in te halen,
maar Nan was de bocht al om, zoodat
hij haar uit het oog verloor. Toen hij cok
de bocht om was, zag hrjl haar de helling
naar het water afloopen en overal zoeken.
„0, pas op Nan," zei Rupert „Het ia
daar heel steil!"
„Eén van mijn schoentjes is uit het zakje
gevallen," zei zijl doodelijk verschrikt. „Ik
zie het nergens.
„Laat mb maar eens kijken," zei Rupert,
terwijl hij nu ook ijverig zocht „Kijk, hier
is het, Prinses Nan."
'Het was tussehen de braamstruiken ge
vallen. Rupert haalde het er tussehen uit
en hield het in triomf omhoog. Haastig
greep Nan het hem uit de hand en stopte
het, zonder er verder naar te kijken, in
haar pkje. „Ik dacht, dat ik het niet terug
zou vinden^" zei zij en tot Rupert's grooten
schrik en verbazing barstte zij, plotseling
in tranen uit.
„Maar het kon toch niet weg zjjn," zei
hij troostend. „En als we het vanavond
niet gevonden hadden, zou ik het morgen
voor je gehaald hebben. Maar nu is het
immers gevonden! Waar huil je nog om?
Rem je zoo geschrikt van Jenny?
„Nee,"' antwoordde Nan, terwjjl zij haas
tig haar tranen droogde. „En Rosa ook niet,
alleen eveo^ toen ik er bjjna uitviel. Me
vrouw Boscawen zei, dat wij ons heel goed
hielden, maar ik was toch erg blij, toen
ik je zag, Rupert Wat gelukkig, dat je
naar de vuren bent gaan kijken f Denk je, dat
het mevrouw Boscawen gelukt zou zijn,
Jenny te laten stilstaan?"
Nan babbelde druk en zenuwachtig voort,
Nterwijl zg met Rupert terugliep, haar zakje
stijf tegen zich aandrukkend. Zjj wilde lie
ver niet, dat er nog langer over haar
schoentjes gesproken werd en Rupert mocht
ze niet voor haar dragen. Hjj begreep er
er niets van, want Nan was er altijd op
gesteld, dat h# ook maar het kleinste pakje
voor haar droeg.
Toen zjj! allen ingestapt W3ren, hep Jenny,
rustig voort, doch het wae een ellendige
rit voor Nan, want elk oogenblik vreesde