No. 20102.
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 September
Tweede Blad. Anne 1925.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
De Reisgenoote
0e Statutenwijziging der Alg. Ver.
voor Bloembollencultuur.
Ernstige bezwaren tegen de
i plannen van het hoofdbest.
t> Dreigende scheering in de
v vereeniging? Hoe de kwestie
kan worden opgelost
f Dé volgende circulaire werd dezer dagen
Verspreid in verband met een voorstel van
het Hoofdbestuur van .Bloembollencultuur,
pm wijziging te brengen in de statuten:
Als, ooit een beschrijvingsbrief voor een
Algemeene Vergadering van Bloembollencul
tuur reden heeft gegeven om nauwkeurig le
besludeeren, dan is het wel zeer zeker deze
voor de 151ste, welke gehouden zal worden
pp 28 Sept- a.s.
In de aangekondigde Algemeene Vergade
ring komen n.l. zulke verregaande ingrijpen
de voorstellen ter tafel, dat 't noodig is een
dringend „Geef Acht" aan alle vakgenooten
foe te roepen.
Belastingdruk, door onze regeling opge
legd, hebben wij le eerbiedigen, doch, nu ons
te wachten staat' dat ook onze Algemeene
jVereeniging voor Bloembollencultuur dat
kunstje gaat navolgen, doch in veel erger
mate, zoodanig dat wij gaan leven in cene
yereeniging, die ons voor niet genoemde
vakbelangen heffingen kan opleggen, die
vele leden veel te zwaar vallen, nu is de
tijd gekomen om elkander toe te roepen:
stop en niet verder!
Dat het Hoofdbestuur van de Algemeene
Vereeniging voor Bloembollencultuur met
wijs beleid een dergelijk voorstel durft le
doen, strekt haar niet tot eer, doch is veel
meer een fijn in elkaar gezet plan met het
doel, dat de domme menigte alles, wat het
Hoofdbestuur voorschrijft, wel zal slikken,
ook al leeft zij dan voortaan onder een ver
schrikkelijke terrein.
Gaan wij den beschrijvingsbrief der a.s.
Algemeene Vergadering na, dan vinden wij
tl de eerste vier punten geen bijzonderhe-
en. In punt 6 komt echter het ontzettend
ingrijpende voorstel tot Statutenwijziging en
dit artikel vormt de clou van den geheelen
beschrijvingsbrief. Is dit punt' aangenomen,
aan is de rest gesneden koek. Dit is door het
Hoofdbestuur goed ingezien.
Gewoonlijk wordt er op de Algemeene
Vergadering punt voor punt gestemd, en als
punt 5 er eenmaal door is, dan volgt de rest
van zelf.
Op de vergadering, die door het Hoofdbe
stuur is bijeen geroepen van de Besturen der
Afdeelingen en waar deze beschrijvingsbrief
al vast eens werd gepolst, is door den voor
zitter, den heer Krelage, dan ook niet veel
anders gesproken dan over punt 5. Toen dit
veel tegenkanting en veel scherpe opmerkin
gen ontlokte, is het overige bijna niet aange
roerd. Punt 6 bepaalt, dat gedurende een of
meer jaren eene afzonderlijke cor'ributie zal
geheven worden. Waarvoor? Voot welk
doel?
Als antwoord op deze vragen leze men de
punten 6 tot 10 met aandacht door en mer
ken op, dat het Hoofdbestuur alle goede ga
ven f 50.000 plus grond eveneens ongeveer
f50.000, van de gemeente Hillegom, alsook
f 50.000 van den Bond van Bloembollenhan
delaren, te zamen f 150.000, zegge ander -
halve ton gouds), hoffelijk afwijst, doch in
punt 11 komt zeer duidelijk naar voren, dat
het hoofdbestuur de buitenplaats „Spaar en
Hout" wil koopen en de kosten daarvan van
de leden-kweekers wil heffen en wel zooda
nig, dat ieder lid-kweeker nog dit jaar in No
vember bij wijze van navordering drie cent
per Roe moet betalen. Weet men wel dat
minstens een derde der leden niet-kweekers
zijn?
Het hoofdbestuur zegt in de toelichting, dat
het heerenhuis zou worden geschonken. Is
dit niet hetzelfde als het verhaal van den
boer, die een boerenplaats met' woning veel
te duur had gekocht, en 's avonds zijn vrouw
vertelde dat hij een boerenwoning cadeau
had gekregen, waarop de vrouw vroeg: „En
wat kost het land?"
Het is niet ons doel het door deskundigen
als totaal ongeschikt beoordeelde ierrein en
gebouw verder te becritiseeren. Wenschelijk
ware bet geweest wanneer ook op het terrein
precies was afgebakend hoeveel grond de ge
meente Heemstede zelf wil behouden voor
huizenbouw. Het zou dan uitkomen, dat op
den duur het gebouw zal worden ingebouwd
en in een verborgen hoekje aan het Spaarnc
te zoeken is.
Van meer direct belang is de ongelimiteer
de heffing in punt 5 genoemd, waardoor jaar
lijks elk bedrag, wat men goeddunkt, een
voudig gevorderd wordt op straffe van te
worden weggejaagd.
Reeds zijn vele proteslvergaderingen in
vakkringen gehouden. Zeer dikwijls wordt
naar voren gebracht, als het Hoofdbestuur
de macht niet krijgt van punt 5, dan komt
er ook van punt 12 niets terecht. Er moet
een macht zijn om de 2 ct. per Rijnl. Roe
voor wetenschappelijk onderzoek en onper
soonlijke reclame le kunnen heffen, en wel
zoodanig, dat iedereen wie bloembollen teelt,
daaraan betaalt. Door niemand der vakge
nooten wordt dit bestreden. Ieder gevoeld dat
wij ons wetenschappelijk onderzoek moeten
steunen.
De besturen der afdeelingen Noordwijk,
Voorhout, Lisse en Hillegom, die over deze
gewichtige aangelegenheid hebben vergaderd
waren het er over eens dal' deze oplossing j
zeer gemakkelijk kan gevonden worden en
wel op de volgende wijze.
- Op punt 5 van den beschrijvingsbrief
wordt het volgende amendement voorgesteld
n.l.:
Punt 5 te lezen en vast le stellen als volgt:
De leden betalen jaarlijks een contributie,
welke bij huishoudelijk reglement wordt
vastgesteld. De leden betalen bovendien ter
bevordering van het wetenschappelijk onder
zoek en onpersoonlijke reclame een omslag
gebaseerd op het aanlal Rijnlandsche roeden
dat door hen beteeld wordt met bloembollen
(en aanverwante artikelen) tot een maxi
mum van 2 ct. per Rijnl." roe en per jaar.
Hierdoor is de mogelijkheid .uilgesloten dat
het dringend benoodigde kapitaal,-wat voor
wetenschappelijk onderzoek in de eerste
plaats noodig is, niet worde aangewend voor
andere doeleinden.
Moge door bovenstaande uiteenzetting
voorkomen worden dat een al te haastige
stap van het Hoofdbestuur onze Algemeene
Vereeniging zou doen wankelen, waarschijn
lijk uit'eenscheuren en onoverkomelijke gel
delijke zorgen zou bezorgen. Het zou anders
eene oplegging worden van belasting die
dubbel neer zou komen op de hoofden der
overbLijvenden, omdat zeer zeker een groot
aantal groote kweekers de Vereeniging zal
verlaten.
De zetel van Bloembollencultuur.
Naar men mededeelt, heeft de groote
meerderheid van de afdeelingen der Alge
meene Vereeniging voor Bloembollencul
tuur, men zegt 9/10 van het aantal der af
deelingen, zich op haar vergadering uitge
sproken voot vestiging van den zetel van
Bloembollencultuur in „Spaar en Hout."
De nieuwe Minister van Koloniën in 't land.
Gistermiddag is per Slaalsspoortrein van
5 u. 43 m. te VGravenhage aangekomen
de heer Gh. J. I. M. Wel ter, lid van den
Raad van Ned.-Indië, die, zooals men weet,
de opdracht had gekregen, zich naar Ne
derland te begeven met bestemming Gm
door de Koningin le worden benoeimd tot
Minister van Koloniën in het nieuw ge
vormde kabinet-Col ijn.
Te zijner begroeting waren, behalve me
vrouw Wel ter en verdere gezins- en familie
leden, lot welke laatsten ook behoorde
generaal Burger, oud-commandant van het
veldleger, op het perron aanwezig de voor
zitter van den Ministerraad, tevens Minis
ter van Financiën en van Koloniën a. i., de
heer H. Colijn; de secretaris-generaal van
het Departement van Koloniën, mr. M. S.
Koster, en de heer Th. van Voorthuyseen,
administrateur, hoofd van het Kabinet van
den Minister van Koloniën en chef van de
afd. binnen!andsch bestuur van het Depar
tement.
Na de eerste begroeting door de familie
leden verwelkomde minister Colijn den toe-
komstigen Minister, waarna de heer Wel ter
de overige hecren van het Departement de
hand drukte en zich naar don gereedstaan-
den auto begaf, niet echter dan na bezwe
ken le zijn voor den aandrang van vele
persfotografen om voor hen te poseeren.
Daarna vertrok de familie naar het huis
in de Waltstraat, reeds sedert eenigen tijd
door mevr. Welter bewoond.
De heer Zeilinga, van de algemeene secre
tarie in Ned.-Indië, die met den heer Welter
mee is gekomen naar Nederland, was on
derweg doorgereisd naar Zwolle.
De landbouwers, de landbouwstatistiek en
de Rijksinkomstenbelasting.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw heeft op de vragen van het
Eerste-Kamerlid Westerdgik betreffende het
gebruik maken van opgaven voor de land
bouwstatistiek bij de vaststelling van de
aanslagen der landbouwers in de Rijks-in
komstenbelasting geantwoord:
Een -recent geval hiervan is den onder-
geteekende niet bekend.
Wel is hem bekend, dat ruim vier jaar
geleden iets dergelijks is voorgekomen, na
de landbouwtelling, dio gehouden is tus-
schen 20 Mei en 20 Juni 1921.
De toenmaligo Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel heeft toen aan den
betreHenden burgemeester verzocht, de go-
vraagde gegevens niet te verstrekken, li'tf
vond tot dit verzoek aanleiding, omdat in
een voorafgaande publicatie aan de land
bouwers was medegedeeld: „De>ze telling
heeft, evenals de vorige, niets uit te staan
met de belastingen, doch wordt alleen en
uitsluitend gehouden ten behoeve van de
landbouwstatistiek en is dus het belang van
den Nederlandschen landbouw".
Deze publicatie was gegrond in het stre
ven om de vrijwillige medewerking der
landbouwers tot bet verkrijgen van juiste
statistische gegevens zoo volledig mogelijk
te verzekeren.
Bg sommige landbouwers pleegt namelijk
de vrees te bestaan, dat door de belastiogK
ambtenaren van juiste opgaven een onjuist
gebruik zal worden gemaakt, in zoover het
bezit van eai bepaald aantal stuks vee,
door een automatische berekeoing van de
verdienste per stuk, kan doen concludeeren
tot een bepaald inkomen.
Het is wegens die vrees, dat oen mede-
deeliDg als vervat in bovenvermelde publi
catie, vanouds bgi landbouwinstellingen, zoo
wel hier te lande als ih het buitenland,
in zwang is.
Ondergeteekeode kan niet van oordeel
zijm, dat een verstrekking- van gegevens,
waarvan men aanneem^ dat z$ tot het „ver
kregen van juiste belastingaanslagen" zal
leiden, de landbouwstatistiek „voor een
groot deel waardeloos" zou maken. Hg heeft
daarvoor een gunstig oordeel omtrent de
nauwgezetheid van de landbouwers tegen
over deu fiscus. Hrjl erkent intusschen, dat
de vrees voor een onjuist gebruik van de
verstrekte gegevens, en derhalve voor on
juiste belastingaanslagen, het door den steller
der vragen bedoelde ongunstige effect zou
kunnen hebben.
Ondergeteekeode zal gaarne over deze
aangelegenheid, die sedert vier jaren prac
tise h blgkbaar van geen beteekenis is ge
weest, in overleg treden met zg!n ambtgenoot
van Financiën.
De predikant van Borcnlo.
Vanwege den Bond van Nederlandsche
Predikanten wordt verzocht het volgende
mede te deelen:
Naar aanleiding van de berichten in de
bladen, dat de predikant zich na de storm
ramp metterwoon zou hebben gevestigd te
Apeldoorn, van waar hij zoo vaak dit noo
dig mocht zijn zich naar zijn gemeente zou
begeven voor de vervulling van zijn amb
telijk werk, heeft het hoofdbestuur van den
Bond van Ned. Pedikanlen naar een en
ander een onderzoek ingesteld, waarbij ge
bleken is, dat deze voorstelling niet geheel
overeenkomstig de feiten was.
Ds. Ort heeft voor zijn gezin een huis
gehuurd te Apeldoorn, maar hijzelf verblijft
doorloopend te Borculo. Hij heeft zijn in
trek genomen bij een bevriende familie,
waar hem in een magazijn een klein stu
deerkamertje is ingeruimd en hij een
slaapplaats vond op zolder, te midden van
allerlei materiaal, dat daar is opgeborgen.
De predikant is op zijn post gebleven en
doet, zij het onder de vreemdste bezwaren,
het gewone werk: ziekenbezoek, huisbe
zoek, catechisatie en prediking. Eerst was
er kerk in een daklooze ruimte, waarvan
RECLAME.
3793
nog drie muren stonden, daarna, toen do
sojdaten er niet meer sliepen, in een lokaal
der school; vorige week zijn de catechisa
ties begonnen in een lokaal van de Spaar
bank. En j.l. Zondag zijn ook de Zondags
school en de jeugdkerk weer aangevangen.
Het gaat alles weer zooals vroeger. Maar
het gaat met veel bezwaren: geen orgel,
geen eigen stichtelijke omgeving. Er moest
eigenlijk een noodkerkje komen. Maar de
men9chen van Borculo zijn niet bij machle
om in bijdragen daarvoor te loonen, dat zij
het geestelijk werk op prijs stellen.
Geen Duitsche fondsen
in de Amsteidamsche noteering.
Het bestuur der Ver. voor den Effecten
handel te Amsterdam heeft het volgende
besluit genomen:
Overwegende, dat de Duitsche valorisa-
tiewetten, welke beoogen een regeling te
geven voor de verplichtingen van het Duit
sche rijk, de afzonderlijke staten en hun
staatkundige onderdeden, alsmede voor
die van particuliere Duitsche ondernemin
gen, een en ander voortspruitende uit VToe-
ger aangegane schulden, vooralsnog niet
kunnen worden beschouwd als een schuld
regeling, waarmede de crediteuren naar
het oordeel van het bestuur geacht kunnen
worden genoegen te hebben genomen, be
sluit, ten aanzien daarvan een afwachtende
houding aan te nemen en in verband daar
mede voorloopig geen enkele lecning ten
laste van 't Duitsche Rijk, de Duitsche Sta
ten enz., of ten laste van Duitsche onderne
mingen of aandeden in deze laatste, in de
noteering der prijscourant van de Vereeni
ging te zullen opnemen.
Ad at recht.
Het Koninklgk Instituut voor de Taal-,
Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië heeft
in zyn jongste bestuursvergadering de in
1909 ingestelde commissie voor het adat-
recht aangevuld met mr. dr. Schumann,
oud-voorzitter van den Volksraad te Ba»
tavia, mr. Van Ossenbruggen, oud-raads
heer in het Hooggerechtshof van Ned.-Indië,
en mr. dr. Juynboll, hoogleeraar te Utrecht
De commissie, welke tevens het bestuur
vormt van de in 1917 opgerichte Adatrecht-
stichting, bestaat daardoor thans uit de
heeren prof. C. Snouck Hurgronje, voor
zitter; prof. J. H. Harpentier Alting; H. T.
t>amsté; prof. J. C. van Eerde; O. L.
Helfrich; prof. Th. W. Juynboll; pjrof. N.
J. Krom; F. A Liefrinck; mr. F. D. E.
van Ossenbruggen; prof. Ph. S. van Ronkel;
mr. dr. W. M. G. Schumann; prof. C. van
Vollenhoven, secretaris, en mr. W. de Roo
de la Faille, penningmeester.
Portveilaging.
Indien het publiek verzoekt om voor nog
voorhanden briefkaarten van IV/2 cent, wel
ke niet vóór l October kunnen worden op
gebruikt, een bedrag van 2% cent per kaart
terug te ontvangen, zullon die briefkaarten
uiterlijk 30 September a.s. tegen ontvang
bewijs worden overgenomen en op 1 Octo
ber d.a.v. tegen introkking van het ont
vangbewijs worden teruggegeven, waarbij
alsdan een bedrag van 2% cent per kaan
zal worden terugbetaald. Aan verzoeken,
welke na 30 September worden ingediend,
mag niet worden voldaan.
Weer een onwettige loting.
De Commissaris der Koningin in Over-
ijsel heeft de loting der militie 1926 te Hen
gelo vernietigd van No 07 der lijst af.
Door den loteling Hofmeijer, die bij de lo
ting niet aanwezig was en op wiens naam
een andere loteling Hofméijer een nummer
trok, dat aan eerstgenoemde werd toege
kend, was bezwaar tegen de loting inge
bracht.
Motie Bond van Ambtenaren in Dienst bij
de Ned. Spoorwegen.
In den Stadsschouwburg te Utrecht werd
door den Bond van Ambtenaren in Dienst
bij de Nederlandsche Spoorwegen een de
monstratief congres gehouden in verband
met het feit, dat de Directie der Nederland-
sche Spoorwegen het advies van de meer
derheid van den Loonraad niet wenscht op
te volgen. Dit advies van den Loonraad
hield in, zooals men weet, oen loonsverhoo-
ging voor verschillende groepen van amb
tenaren en was tot stand gekomen op voor
stel en met medewerking van de vertegen
woordigers der directie in dien Raad. Bo
vendien werd dit congres dienstbaar ge
maakt aan het feit, dat thans door de Di
rectie aan de vakbonden loon voorstellen
waren toegezonden, die in wezen een loons
verlaging voor de ambtenaren beteekenden
en oveneens voor een groot deel van de
'beambten.
De bijeenkomst was door 4 a 500 perso
nen bezocht.
De voorzitter, de heer K. Bloothoofd,
stelde namens het hoofdbestuur de volgen
de motie voor, die met algemeene stem
men werd aangenomen.
,,Het congres enz.
gehoord de besprekingen over de positie
van de spoorwegambtenaren e» schrijven
en de uiteenzettingen over de gevoerde on
derhandelingen in verband met de a.s. loofc-
herziening; gezien de ongezonde verhou
dingen in do loonen, welke door de classi
ficatie voor het platteland nog yeel on
gunstiger wordengehoord het voornemeb
van de directie, om het advies van den
Loonraad niet uit te voeren op grond vati
de daaraan verbonden kosten, hoewel zij
rich met de algemeene strekking daarvan
zeer wel kon vereenigen en daarin oolc
een verbetering van het bestaande zag;
kennis nemende van het door de directie
aan de organisaties gezonden loonontwerp
(Uit 't Fransch van GUY CHANTEPLEURE).
Geautoriseerde vertaling van W, H. C,
41)
Het heeft een veel dieperen indruk
op me gemaakt dan de verguld
koperen grafmonumenten in de Nötre-
Damc-kerk en d«e prachtige, beroemde en
zoo kostbaar versierde van Karei den
Sloute en Maria van Bourgondië.
Ook denk ik daar heb je al de wan
orde in de kastaan het oude Pailais
Gruutlhuuse, waar de prachtigste collectie
kant, dlie men zich maar kan voorstellen,
me boeide cn waarover ik, trots mijn inge
houden verdriet, in vuur geraakte.'t Is
een onvergelijkelijke verzameling; de gan-
sohe geschiedenis van de kantwerkkunst is
er ih te volgen, van af het eenvoudigste lot
het rijkste en tot de fijnste wonderen, die
naald en kantklos kunnen tot stand bren
gen. Zoowel mijn fantasie als mijn vrouwe
lijke smaak werden in verrukking ge
brachtWat een ontroerende indruk op
het gomoed maakt toch een oude kant,
waarvan men vertelt: „Deze kraag van
ragfijne, doorzichtige point de Biche, was
de met groole volharding voleindigende ar
beid van den kantwerkster, die misschien
iisar oogein er mee bedierf. Hij werd, vele
eouwen geleden, door een prinses gedra
gen I
Da-an&a herinnerde ik me die schilderijen,
die ik bi de keTken en de musea zag, als
even zeg yele vensters, die een blik open
den op die wereld van mysticisme uit den
tijd van devotie en naïveteit, schilderstuk
ken van frissdhe kleur, van onbetaalbare
schoonheid, het eene eenvoudig, het andere
prachtig, vredig of overmatig druk, lieflijk
of tragisch en zelfs tot het wonderlijk legen
darische, het kinderlijk overdrevene, ja
zelfs tot in het onhandige, zeldzaam men-
schdijk en vol leven blijvend.
Kantwerk, kostbaar metaal, edelgesteen
ten, priesterlijke gewaden, kasten met reli-
qudeën, kerkelijk goudemidswerk, alles
schittert en glanst in mijn herinneringen
aan de kapel van het Heilige Bloed, dat
fijne, bevallige bouwwerk uit de XVde
eeuw, waarin hel beroemde reliiek, dat door
een graaf van Vlaianderen uit Jeruzalem
werd meegebracht.
In de veel oudere kapel van Sint-Basi-
lius, een Romaansch crypt met enorme zui
len, donkere gewelven on mysterieuze
hoekjes, stonden vreemde, polychrome beel
den, die, als men ze in het licht ziet, mis
schien loelijk zijn en grof, maar waarvan
in halfduister iets smartelijks en verschrik
kelijks uitgaat in die omgeving van
vochtigheid en kou, overviel me een rilling,
die haar oorsprong ook Voiid in een gevoel
van onbehaaglijkheid, een soort angst, die
ik niet kon verklaren.Ik nam den arm
van Kerje&m. en zei: „Ik zou liever hier
vandaan gaan; ik ben bang."
Hij lachte me een beetje uiit en mijn hand
in de zijne houdende, wilde hij toch niet
dadelijk weggaan. Hij zei, dat, als ik met
hem was, ik niet bang mocht zijn. zelfs niet
van spoken.
Ik moet zeggen, dat mijn brave Kerjean
een uitstekend leidsman isen een ge-:
duldïg vriend. Hel komt me voor, dat ik
den gansc'hen dag zij het dan ook zonder
'bepaald een 9lecbt humeur te hebben ge
toond en zonder kribbige uitvallen vol
maakt ondraaglijk ben geweest,
We brachten in den hall van het hotel
want ik wilde niet meer uitgaan een
alllerverv el endslem avond door me<t doorbla
deren van afleveringen van de „Ilustra
tion."
Ik zocht wat afleiding door tersluiks een
jong paartje te bespieden, dat te gelijk mot
Kerjean en mij te Brugge was gekomen, 't
Waren Franschen en, als ik me niet vergis,
pas getrouwd. Zij fluisterden en keken
elkaar met domme verrukking aan
Voortdurend dacht ik, dat ze elkaar gingen
kussen, en ik geloof, dat ze er verbazend
veel lust toe gevoelden.
De jonge vrouw was uitstekend gekleed
en zag er snoezig uit.bruin haar, een
blank en fijn teint, een beeldig profiel, als
van een antieke camée...,
Haar tamelijk knappe, elegante, maar
wat bleeke man, bijna, even klein als zij,
had een slap, verdoezeld gezicht.
Zelfs al ware hij mijn „broer" geweest,
nooit zou ik met zoo'n onderkruipsel, met
dat onbeteekenende gericht, hebben willen
trouwen.
Kerjean is niet knapik kan me zelfs
voorstellen, dat er mensohen zijn, die hem
leelijk vinden, en hij heeft niets van een
„verliefden man." Maar dat grove, magere,
bruine gezicht, waarvan men zou zeggen,
dat het gebruind was èn door de zon van
builen, èn door de zon, die in zijn binnenste
schijnt, behoort tot die, welke een persoon
lijkheid, een gedachte, een levende kracht
uitdrukken. £k houd van zijn groot, lenig
silhouet van Reuzen-Bizuifh; als dit zich
beweegt, krijg je Ik .weet niet precies,
hoe ik bet moet zeggen. een indruk van
iets zekers, iets evenwichtigs en harmo
nieus.
•Ik zou wel eens willen weten of Kerjean
me even knap vindt als dat snoezige
vrouwtje met haar bruin haar!
III.
'Alweer regen I Maar minder op een stort
vloed gelijkend, zachter, met tusschenpoo-
zen, zoo niet met werkelijke opklaringen.
Het Simt-Jans-gasthuis bezocht, mooi,
ernstig, plechtig stil
Het stille water van de Leie omspoelt het
gebouw ten deele: bijgebouwen van ver
schillende grootte en vorm, lage gewelven,
door den lijd gescheurde muren, die door
een wondermooi, grijs laagje zijn verfraaid,
hooge spitsbogen, één donkere, harmonieuze
massa met ramen.
Een gelukkige ingeving heeft van dit eer
biedwaardige gebouw een soort heiligdom
gemaaikt het rcliquiarium, dat de volgende
schatten bevat: het mystieke huwelijk van
de Heilige Kabherima, de aanbidding der
.Wijzen uit het Oosten, de legende van de
Heilige Ursula, de Maagd met den appel..
Wanneer men de zeven eeuwen ouden
drempel overschrijdt, voelt men zich werke
lijk ontroerd.'t Is of een uur van be
voorrechting nadertMen heeft een
voorgevoel van iets zeldzaams en iels,
waarop men gehoopt heeftfiot is of
men een wonder verwacht.... Men gaat
door een gang, die wat donker is, eon zaal
met dumne zuilen, dan over binnenplaatsen,
waar een kloosteratmosfeer heerscht
Daarna treedt men een klein gebouw bin
nen, waar de kapittelzaal zich bevindt
En het wonder Vertoont zichdé&r zijn
de Memlings
Kerjean bradht me naar het groote al
taarstuk: „Het mystieke huwelijk".... Ik'
zat op een bankje, hij stond achter me en
beidon waren we in aanschouwing ver
diept.
Een onwetende, als ik, is niet bij machte
de goddelijke genade, de ongekunstelde lief
lijkheid en de wonderbaarlijke, expressieve
schoonheid van het kunstwerk te beschrij
ven. Wat zou ik graag voor altijd hetgeen
het schilderij voorstelt, in mij hebben opge
nomen. d'ie zuilengang met blauwachtige
doorkijkjes, waar, met oen onschuldig, lief
lijk gebaar, het Christuskind den verlo
vingsring aanbiedt aan de kleine, als een
prinses getooide heilige met haar zoo be
koorlijk, zoo rein gelaat, onder haar kroon
van paTelen en met haar weelderige
kleedij
De Heilige Maagd, met haar vriendelijke,
moederlijk gelaat, gezeten op een gouden
troon, nabij een rijk bewerkte wandbeklee-
ding, heeft het kindoke op haar schoot
Aan haar voelen gezeten, houdt de heilige
Barbara, ernstig kijkend, een boek in haar
handen.... Ook dé heilige Johannes, in
gedachten verzonken, is afgebeeld en dam
ook nog twee engeltjes in het gewaad van
koorknapen, van zulk een lieflijk blauw,
dat het slechts aam den hemel ontnomen
kan zijn; het eene engeltje op een soort luit
spelende, en het andere, vol ernst, het
opengeslagen altaarboek dragende.
•De lijnen, de kleuren en het licht zijn
van een kostelijke helderheid en het was
een verrukking, die me trots het som
bere weer en den kletterende regen zoo-,
lamg ik in het zaaltje was en van het eene
wonder naar het andere liep, niet meer ver
liet.
(Wordt vervolgd).