No. 20101. LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 21 September Tweede Blad. Anno 1925. overdracht van het Rectoraat aan de Leidsche Roogesehool. ÏÏqi was een man, die hooge eischen stelde aan zichzelver» en een voortreffelijk docent. Daaraan paarde hijl een bijzonder organi se er end talent, waarvan behalve bij ver schillende congressen, die hij regelde, ge bleken is bij de oprichting en organisatie van de vereeniging „Instituut voor tropische geneeskunde RotterdamLeiden". Van den beginne af heeft De Jong in dez9 vereeni ging 'aangestuurd op een instituut met een Kliniek, v en hij heeft dit doel bergikt. en het nog mogen beleven, dat de instelling, die zooveel aan hem te danken heeft, reeds ver over de landgrenzen bekend ia. FEUILLETON. De Reisgenoofe BINNENLAND. Hedenmiddag heeft de Rector-Magnificus prof. mr. A. J. Blok in een plechtige bij eenkomst van Curatoren, professoren, doc toren, studenten en andere belangstellende in het geheel bezette Groot Auditorium der Academie, een rede gehouden, waarin hij de lotgevallen der Universiteit in het nfge- loopen Academiejaar mededeelde, om daar na het rectoraat over te dragen aan zijn ambtgenoot, prof. dr. W. de Sitter. Met erkentelijkheid getuigde spr dat de Universiteit dit jaar veel goeds is ten deel gevallen, al zijn er ook schaduwplekken aan te duiden. Daaraan denkende hal spr. al lereerst te gewagen van het overlijden van twee oud-hoogleeraars; Curator Oppcnheim en Visser van IJzendoorn. Na beide man nen, vroeger leden van de juridische fa culteit, te hebben herdacht en hunne be- teekenen voor de wetenschap te hebben ge schetst, herinnert hij ook aan het verlies van een dienstdoenden hoogleeraar. Nog-in zijn volle werkkracht is De Jong onver wachts ontslapen, betrekkelijk kort, nadat de Académie de Médecine zijne wetenschap pelijke verdiensten door zijne beaoemirifc tot haar correspondeerend lid had erkend. Het organisch-chemisch laboratorium werd onlangs zwaar getroffen door den dood van fijnen verdienstelijken conservator dr. P. J". Montagoe. Eindelijk moest spr. nog vermelden het overladen van Pieter Gerrit Haitsma Mu iier, Tom Locker d,o Bruijne en Johanna Maria Raymakers, allen kweekelingen dezer hoogeschooL Wij betuigen hunnen nabe staanden onze oprechte deelneming in het door het geleden verlies, zeide spr. Tot het leed, dat de Universiteit gedu rende dezen cursus ondervond, mag spr. ook rekenen de op wankelen bodem gebouwde, in het openbaar geoefende critiek op het Leidsche onderwijs aan aanstaande Indische rechterlijke ambtenaren en bestuursambten- naren. De voor ons gedenkfeest geslagen herinneringsmedaillo draagt op hare voor- izftde dezen versregel van Vergilius: tu ne cede malis, sed contra audentior ito (wflik niet voor tegenspoed, maar ga des te moe diger voorwaarts), óp critiek, die reëelen oudergroml mist, zij deze regel ons antwoord, aldus spr. Allereerst wees de reclor-magnificus daar na op den steun, de medewerking en hulp, die Senaat en Senaatsbestuur ook dit jaar weer mochten ondervinden van Curatoren. In de vacature, door het overlijden van tnr. Oppenheim in dit college ontstaan, werd voorzien door de benoeming van mr. J. Limburg. Het onverbiddelijk artikel der fH.-O. onderwijswet, dat den zeventigjarigen hoogleeraar tot heengaan noopt, dwong den vaderlandschen historicus P. J. Blok uit de rjï der actieve hoogleeraren terug te treden. Na er aan te hebben herinnerd wat prof. (B. op het gebied der wetenschap en als academisch docent heeft tot stand gebracht, sprak spr. de hoop uit, dat deze nog langen tijd de bewijzen mog6 leveren van onver flauwde werkkracht De nieuwbenoemde hoogleeraren Kue- nen, Kern en Do Haas hebben in dit studie jaar hun ambt aanvaard, Pijper's leerstoel iwerd bezet door dr. A. Eekhof en tot op volger van Kal ff werd benoemd dr. A. Ver- we y, terwijl Van Kan werd opgevolgd door -iden Groninger hoogleeraar mr. J. C. van Oven. Aan het einde van den cursus zag Co- lenbramder zich benoemd tot opvolger van Blok. De buitengewone hoogleeraar Krom zal den daardoor opengekomen 'leerstoel (Uit 't Fransch van GUY CHANTEPLEURE). Geautoriseerde vertaling van W. II. C. 40) 't Regent.... En wat een regen! Een onverbiddelijke regen, die al vanmorgen, toen ik mijn oogen opende, begon, die van avond nog valt, terwijl ik in (te stilte, die overal heerscht, niets zit te doen.en die den ganschen dag geen seconde ophield met kletteren tegen de vensters van de huizen en de raampjes dor rijtuigen, die zich als vloeibaar geworden lakens over de daken uitspreidde, de grachten deed rimpelen, de straten onder water zelte en alles teel ijk, vormtoos, kleurloos -en vies maaklel Toen ik door de druipende ramen de dikke, grijze lucht zag-, oen lucht, die scheen te komen aandragen met alle stort vloeden te gelijk van een vol jaar, was mijn teleurstelling zoo hevig, dat Kerjean me in een fauteuil ineengezakt aantrof, met een gezicht van oude lappen. Hij trachtte me te troosten. 't Is een tegen val lert je voor eenige uren, Phyll We zullen vandaag per rijtuig de kerken en musea gaan bezichtigen, en onze wandelingetjes door de stad lot mor gen, bij mooi weer, uitstellenDe regen is nu wel erg onaangenaam, maar het is tooh niet iets, om er zoo erg bedroefd onder te zijn Doet er niet toef.Ik was érg be droefd. Mijn eerste blik op Brugge en mijn eerste indruk, dien ik er van kreeg, van gewoon hoogleeraar innemen en daar nevens blijven geven het onderwijs, waar mede hij tot dusverre was belast. Door de benoeming van Eekhof en Krom, in wier opvolging reap, niet werd, en niet behoeft te worden voorzien zal het budget van onderwijs van de bezoldiging van twee buitengewone hoogleeraren ontlast worden. Twee stichtingen, hei Leidsche Universi- teis-fonds en de Sint-Radboudstichbing wer den op haar tot de Kroon gericht verzoek aangewezen als bevoegd om bij de faculteit van letteren en wijsbegeerte en bij die van rechtsgeleerdheid nieuwe leerstoelen te ves tigen. Aan de Sinl-Radboudsüchüng heeft de Universiteit de aanstelling tot bijzonder hoogleeraar te danken van den heer R. R. Welschen 0. P., kerkelijk hoogleeraar van wege het episcopaat der Roomsch-Katho- lieke kerk bij de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, die onderwijs zal geven in de ..wijsbegeerte van den H. Thomas van Aquino (Thomistische wesbegeerte)". Het Loidsch Universileits-fonds heeft aangesteld tot bijzonder hoogleeraar in de ,.oude geschiedenis, in het bijzonder die van het Hellenistisch tijdvak" dr. D. Cohen, vroeger privaat-docent aan deze universi teit. Tot de vestiging van den derden bijzon deren leerstoel, het onderwijs in „de wijs begeerte des Techts" betreffende, welke bin nenkort door den privaat-docent aan de ge meentelijke universiteit te Amsterdam, mr. L. Polak, zal worden ingenomen, heeft het Leidsch Universileils-fonds, eerst het initia tief genomen, toen de Regeering had beslo ten de vervulling van de vacature-Van der Vlugt ter wille van de bezuiniging voorloo- pig achterwege te laten. Spr. vertrouwt, dat de Regeering deze zaak daarmede niet als afgedaan zal be schouwen, want het is zonder tjvijfel een gewichtig rijksbelang, dat eensdeels aan deze universiteit, waar het aantal studen ten in de rechtsgeleerdheid dal aan andore Rijks-universiteiten verre overtreft, de wijs begeerte des rechts wordt onderwezen door iemand, die zich daartoe geheel kan wijden Na nog op de benoeming van dr. C. A. Crommetin lot lector in de natuurkunde en op enkele andere benoemingen te hebben gewezen, ging spr. over tot de vermelding van wetenswaardigheden verschillende in stellingen van onderwijs betreffende en maakte met ingenomenheid gewag van het gesohenk* van. mevrouw de weduwe prof. Speijer, bestaande in het geschilderd portret yan wijlei^ haar echtgenoot, dat de senaat dankbaar heeft aanvaard en een plaats ge geven in zijn vergaderzaal. Door de vrien delijke schenking van mej. J. van Leeu wen, waarvoor de Senaat haar erkentelijk is kon het portret van wijlen haren vader prof. Van Leeuwen uit een der Collegezalen naar de Senaatskamer worden overge bracht. Hoewel de in 1919 begonnen reorganisa tie der Sterrewaeht haar voltooiing nog op verre na niet heeft bereikt, is zij toch zoo ver gevorderd, dat die voltooiing gerekend kan worden verzekerd te zijn. De gebouwen zijn op enkele dienstwoningen na gereed, en ofschoon het personeel nog niet op de vereischte sterkte is gebracht, is toch reeds het geheele uitgebreide werkprogramma der op nieuwen voet ingerichte instelling in volle werking. Op 18 September 1924 heeft Z. E. de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de gereorganiseerde Sterre waeht plechtig ingewijd na een toespraak van haar directeur, welke, in druk versche nen. een belangrijke «bijdrage levert tot de beschrijving der geschiedenis van onze uni versitaire instellingen. Velen gaven bij die gelegenheid collega De Sitter blijk- van hun warme belangstel ling. Het was zijn medewerker en ambtgenoot Ilertzsprung niet gegeven bij die plechtig heid tegenwoordig te zijn. Hij was te Jo hannesburg om aldaar, waarnemingen te doen Na een afwezigheid van meer dan an derhalf jaar is hij op 1 Juli j.l. teruggekeerd kostbaar materiaal medebrengende. De ob servator dr. W. H. van den Bos vertrok in diezelfde maand daarheen. Leiden heeft al dus dank zij de overeenkomst met Johan nesburg steeds een zijner waarnemers in het zuidelijk halfrond. De verbouwing van het Natuurkundig la boratorium gaat geregeld voort Een zaal voor practische efeningen voor aanstaande medici, enkele vertrekken ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek, een tweetal werkplaatsen en een accumulatorenlokaal kwamen gereed of naderden hun voltooiing. Met de verbouwing van het vroegere anato misch kabinet, noodig om het voor het on derwijs in de natuurkunde geschikt te ma ken. is een aanvang gemaakt Het onderwijs in*de experimenteele phy- sica heeft in dezen cursus een reorganisatie 'ondergaan. De verdeeling van het onderwijs over de hooglceraren Keesom en De Ilaas is n.l. een andere dan die, welke bestond on der hun voorgangers Kuenen en Kamerlingh Onens. Beide hoogleeraren hebben een deel van het onderwijs voor hun rekening geno men en in verband met de wenschelijkheid, dat een deel van de adminislratie voor beide afdeelingen gemeenschappelijk gevoerd wordt is aan dr. Crommelin de persoonlijke titel van adj.-directeur verleend. Met groote voldoening vermeldde spr. het buitengewone feit, dat de International Education Board der Rockefeller Foundati on te New York zich bereid heeft verklaard een som van 100.000 dollar (over enkele ja ren verdeeld) ter beschikking onzer univer siteit te stellen om het natuukundig labora torium, dat onder directie van Kamerlingh Onnes geworden is*eenig in do wereld wat betreft het verkrijgen van, en het onderzoek bij de aJlerlaagste temperaturen, te voor zien van eene uitrusting met instrumenten voor het aldaar verrichten van verdere cry- ogene onderzoekingen. Aan deze gift heeft genoemde Foundation, ten einde den voort gang van 't wetenschappelijk onderzoek met de nieuwe hulpmiddelen te verzekeren, de voorwaarde verbonden, dat onze Regecring een zeker bedrag aTS jaarlijksche buitenge wone subsidie ter beschikking van het labo ratorium zou stellen, welke voorwaarde de Regeering heeft aanvaard Van deze plaats worde der Rockefeller Foundation voor hare milde en voor de Ne- derlandsehe wctenschap**in het bijzonder voor onze universiteit, zoo eervolle schen king hartelijk dank gebracht, zoomede aan de Regeering voor hare medewerking, zeide spr. Van het Museum van Oudjieden werd, wat betreft de voor het public* bestemde zalen, het kaatste stuk van de Egyptische afdeeling opengesteld cn eerlang zal ook de afdeeling Oud-Europa" voor bezoekers toeganke lijk zijn*Behalve de publieke zalen werden voor studeerenden en vakkundigen nog stu diezalen in gereedheid gebracht en met de faculteit van letteren en wijsbegeerte wer den besprekingen gevoerd over de vraag, op welke wijze het museum voor studenten meer vruchten zou kunnen afwerpen clan tot nu toe het geval was. Van de door den afgetreden bibliotheca ris prof. De Vries uitnemend geleide Uni versiteitsbibliotheek worjlt in klemmende mate gebruik gemaakt en zij is in ons land de vraagbaak geworden voor inlichtingen betreffende vakliteratuur. De vraag is of haar peil gehandhaafd kan worden nu de financiën, na de bezuiniging der laatste jaren onvoldoend bleken om bij de herleving der wetenschappelijke productie een pas sende keuze te blijven doen. Wanneer men in aanmerking neemt, dat hët aantal studenten in de geneeskunde in de laatste jaren voortdurend stijgende is (tegenover het gemiddelde van 40 a 50 vóór het jaar 1914 bedroeg het aantal voor de eerste maal ingeschreven medici voor dezen cursus niet minder dan 128), en het zieken huis nu al door een zeer groot aantal stu denten bezocht wordt, dan kan het niet verwonderen, dat de faculteit van genees kunde reikhalzend uitziet naar de opening van het Nieuwe Ziekenhuis. Gelukkig is vanwege den Rijksgebouwendienst met de voortvarendheid, die de beschikbaar gestel de middelen veroorloofden, gedurende liet afgeloopen jaar de voltooiing daarvan ter hand genomen, zoodat het zich laat aan zien, dat in den loop van 1927 behalve het z.g. huishoudelijk gebouw ook in gebruik zullen worden genomen de gebouwen, waar- in de afdeelingen der kindergeneeskunde cn besmettelijke kinderziekten, der neus-, keel- en oorziekten en huid- en geslachtsziekten, der verloskunde en gynaecologie, en der oogheelkunde zullen worden gehuisvest. Wellicht zal de financieele toestand des rijks zich intusschen zoodanig hebben ver beterd, dat de opofferingen, welke de fa culteit van geneeskunde zich noodgedron gen zoude moeten getroosten, waarvan de fata van het vorige jaar gewagen, tot het minimum kunnen worden beperkt. Het Instituut voor tropische geneeskun de werd geheel in gebruik genomen, zoo dat nu ook in do ziekenafdeeling patiënten kunnen worden behandeld. Dank zij vooral het initiatief van ambtgenoot Vogel is, voor dat deze zijn studiereis naar het land zij ner wetenschappelijke onderzoekingen aan vaardde, alhier opgericht een instituut voorIndische archaeologie, waaraan ter herdenking van den grooten geleerde, die op dit gebied zulk een baanbrekenden ar beid heeft verricht, de naam is gegeven van „Instituut-Kern". Gevestigd in Graven- stein en op 4 April j.l. in tegenwoordigheid van vele belangstellenden in gebruik ge-' nomen, stelt het zich ten doel zoo volledig mogelijk het materiaal voor de archaeolo gie zoowel van Voor- en Achter-Indië als van Indonesië te verzamelen en te verwer ken en is dus in de eerste plaats van een z.g. „research-institute." Na de talrijke voordrachten cn lezingen, gedurende dit academiejaar gehouden, ver meldde spr. het verleenen van één cere- doctoraat, en wel in de rechtsgeleerdheid aan Ilare Majesteit de Koningin. Het aantal der gewone promoties is, zoo als de groei van het aantal studenten gedu rende de laatste jaren deed verwachten, toe genomen .het kwam van 41 op 47, waar van voor het eerst twee op het gebied van de Romaajische philologie, en het mag een verblijdend verschijnsel worden genoemd, dat niettegenstaande de gewijzigde Ilooger- onderwijswet voor juristen den effectus ci- vilis verbonden heeft aan het afleggen van het docloraal-examen, er een stijgende lijn valt waar te nemen in de rechtsgeleerde promoties. Het aantal steeg van 6 op 18, waarvan 6 over Indische onderwerpen. Het aantal ingeschreven studenten is in dit jaar gedaald van 1717 tot 1615. Waar echter in deze periode niet minder dan 497 studenten zich voor de eerste maal lieten inschrijven tegenover 513 in den vorigen' cursus, daar lijkt het spr. niet gewettigd uit eerstgenoemde cijfers de gevolgtrekking te maken, dat in de gestadige toeneming der studeerenden, welke gedurende de laatste jaren viel waar te nemen, een kentering zoude zijn ingetreden. Die toeneming van het aantal studenten is een verschijnsel, dat zich ook aan andere universiteiten heeft voorgedaan. Zij is zoo snel in haar werk gegaan, dal hier gelijk el ders het onderwijs daarvan practische moei lijkheden heeft ondervonden. Een kunstmatige beperking van studen ten van overheidswege lijkt spr. echter niet goed. Ook dit jaar kwam de Leidsche Univer siteit meermalen met het buitenland in aan raking, waarvan de rector-magnicus tal van voorbeelden noemde, terwijl hij voorts eeni ge jubilea van hoogleeraren noemde en er nog eens aan herinnerde dat aan Einthoven ne Nobelprijs voor physiologie en genees kunde ten deel viel en ook aan eenige hoog leeraren onderscheidingen ten deel vielen. Het zou hier ook de plaats zijn zeide spr. voor de vermelding van de Konink lijke onderscheidingen op 9 Februari j.l% aan den president-curator, een drietal hoog- lecraren en verschillende andere aan de universiteit verbonden ambtenaren verleend waren deze niet reeds geboekstaafd in het -in opdracht van den academischen senaat uitgegeven „Kort Verhaal", waarvan wij de samenstelling te danken hebben aan Knappert, de Sitter en Huizinga. In dit keurig uitgevoerde boekje vindt men alle feiten, welke betrekking hebben op „de plechtige viering van het driehonderdvijf- tj^jarig bestaan der Leidsche Universiteit op Maandag 9 Februari 1925", van den dag af, waarop namens den senaat rector en secretaris in de Nieuwe Kerk te Delft kran sen hechtten aan het praalgraf van den ver eerden stichter dezer hoogeschool en aan den grafsteen van haren vermaarden leer ling, den schrijver yan „Do iure belli ao pacis." De feiten, in dat boekje iu alle soberheid weergegeven, spreken voor zichzelve. Spr. wilde er van deze plaats alleen dit van zeggen: Dat de 9de Februari bjj allen, die uit belangstelling voor do academie ter plechtigheid waren opgegaan, de herinne ring heeft achtergelaten van een grooten dag, dat is voor een goed deel te danken aan het feit, dat Hare Majesteit de Koningin op dien dag te midden der vorstelijke familie het eeredoctoraat heeft willen in ontvangst nemen en aarf do treffende, onvergetelijke woorden door Haar bij die gelegenheid ge sproken. Het was den Senaat een groote verheuge nis, dat de studentenmaatschappij in al hare geledingen tot die herdenking met veel geest drift heeft medegewerkt. Ook bij talrijke andore gelegenheden kwam de Senaat met de studenten in aanraking. Spr. denkt aan de muziekuitvoering van Sempra, de .tooneelvoorstelling van Dedii en aan de opvoering van Sophompaneas en voorts aan liet lustrum van de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten en aan de reunie- feesten van het Leidsch Studentencorps, voor hc-t eerst sedert 1910 weer met grooten lusiter gevierd en door de uitnemends op voering van Teirlinck's co De Meester'a openluchtspel bekroond. Aan het einde van zijn verslag gekomen dankte spr. voor den steun bij de waarne ming van het rectoraat van verschillende zijden ontvangen in liet bijzonder van deu secretaris van den Senaat, zijn vriend De Sitter, aan wien hij ten slotte met vertrou wen de waardigheid van het rectoraat overdroeg. Er volgden op de re'de, die trouwens ook reeds eerder eenige malen met teekenen van instemming was ontvangen, warme toe juichingen. Curatoren en hoogleeraren verlieten, voorafgegaan door de Academische pedellen daarop de aula, gevolgd door de ander© aanwezigen, waarmede deze plechtigheid eindigde. Zendingsweek. Men schrijft ons: De besturen der Samenwerkende Zen dingscorporaties, die, zooals medegedeeld werd, andermaal een Zendingsweek (1 tot S November) organisceren, zien zich in hun verwachtingen wat betreft de inkomsten van den laatsten tijd teleurgesteld. Toen in Augustus het eerste deel der actie voor de Zendingsweek werd voorbe reid en de uitkomst van de boven verwach ting goede maand Juli bekend was, is ge hoopt en verondersteld, dat de financieel© zorgen dit jaar niet zoo zwaar zouden gaan drukken als andere jaren. Nu inmiddels de juiste eijfers van de in- I komsten over Augustus vast kwamen te staan en de eerste helft van September een beeld geeft^ van hetgeen werkelijk te verwachten is, blijkt, dat het totaal der ontvangsten van de laatste veeken zóó ver beneden de verwachting en het benoodig- de is, dat de achterstand met een groot bedrag toegenomen is. Het op 1 September geschatte tekort blijkt hooger te zijn dan ondersteld werd, terwijl in de eerste helft van deze maand door geringe ontvangsten de achterstand zóó toegenomen is, dat het tekort op do raming f 275.000 overschreden heeft. Als dus inderdaad bij de vrienden eet Zending het verlangen aanwezig is om er toe mede te werken, dat het voor dit jaar benoodigde bijeenkomt en- de Samenwer kende Corporaties dit jaar zonder tekort zullen sluiten, zal allerwegen krachtige hulp geboden moeten worden. Een dringend beroep op veler welwillend heid wordt daartoe dan ook gedaan. Alom v^inge men aan roet het voorbereiden dei Zendingsweek I Bloembollencultuur Het nieuwe gebouw. Men meldt ons: Aan de Algemeenc Vergadering vau „Bloembollencultuur" gaan de afdeelings- vergaderingen vooraf. was reeds bij voorbaat bedorven. Ik kreeg dien van uit een dicht rijtuig, waarop liet hemelwater neergutsteO, wat was cat droevig en vervelend! Ik zat tot mijn ooren in bont.en de kletsnatte stad, met haar puntgevels, kloos tergangen en torentjes, scheen, evenals ik zelf, evenals mijn hart te bibberenDit was niet „het doode Brugge", maar „Brug ge, dat ver verkouden is" Hoe kon men nu onder deze lijkwade van grijsachtig wat-er de heerlijke, vredige, mystieke hoekjes, de droonverrukking of het teedere verlangen terugvinden, waar van eens de stem van een dichter mij had verteld? De akelige, vernielzuchtige regen maakte zelfs de bekoring kapot, die er ge woonlijk uitgaat van mijn herinneringen. Laten we vandaag alsjeblieft vooral niet naar het Bagijnenhof gaan en ook niet naar het Minnewater. Goed, dam gaan we er heen, als je er wel lust in hebt, antwoordde Kerjean met volmaakte zachtmoedigheid. Die zachtmoedigheid maakte me kregel. Ik had liever, dat Kerjean zich evenals ik woedend maakte op het slechte weer en op het noodlot.... Maar men zou zeggen, dat die afschuwelijke, kletterende regen ik weet niet waarom; zeker omdat hij zich verzet had tegen mijn wensch om naar Brugge te gaan en dat de uitkomst hem in het gelijk scheen te stellen hem minder hinderde dan mij. Hij sprak er met toegeef lijkheid, bijna met sympathie over en deed zijn best deze gevoelens in mooie zinnen weer te geven: Hoor-eens hoe welluidend en zacht de druppels zich duidelijk één voor één laten hooren't Is of een luchtig klokkenspel zijn parelen in de lucht liet zweven.... Ik vind werkelijk don regen niet zoo leelijk als jij.Hij rimpelt en beweegt.het wa ter der grachten met duizend mooie lijnen Hij omhult de bladorlooze boomen met een fijne, gaasachtige stof van zulk een lieflijk, wazig grijs, waaronder de lijnen en de te ■nieuwe kleuren van de huizen of van de te mooi gerestaureerde oude gebouwen en van die, welk door vervlogen eeuwen en de jongere geslachten werden "geëerbiedigd, zich verdoezelen. Lieflijk verzacht bij de aloude pracht en de bekoring vam wonder- schoone gebouwen, die daar staan, alsof zij droomden.,.. De regen heeft iets sprook jesachtigs, iets onwezenlijks, Phylteke. Brugge heeft zich omhuld met een loover- sluier, uit vrees van in jouw oogen de be koring te verliezen van prinses, waarvan je droomt. Geef tooh aan het gewaad van het weder die verrukkelijke fijne, grijze kleur, <üe het thans toekomtI Waarom zou de kleur van het weder altijd die van zon neschijn moeten wezen, Phvlleke?. Zie, nu zijn we op de groote marktZie ©ons die reusachtige spookverschijning! Dat is de klokketoron, waaruit na overwin ning of nederlaag steeds de zware klank van de klok zich deed hooren, die alle voor Brugge gewichtige uren verkondigde. Zon der dien hoogen achthoek, die den klokke- toren bekroont, zonder dien veslingachtigen toren met vier torentjes van de Saini-Sau- veur-kathedraat en den spitsen, hoogen to ren van de Nótre-Dame-kerk, zou men zich Brugge niet kunnen voorstellen. Maar rijst die klokketoren daar thans niet fierder, mystieker, bezielder en indrukwekkender op onder dat wolkendek? Is het niet of hij daar met zijn spiis, die in den loop der eeuwen driemaal door den bliksem werd getroffen, dien wolker.kcerel trotseert?..;; Dit is in hoofdzaak hel complimenteuze gedicht, dal mijn leidsman aan den Regen opdroeg. Lang voordat Phylleke was geboren, had Sint-Franciscus van Assisi er de voorkeur aan gegeven een loflied te wijden aan de Zon. Ik maakte Kerjean hierop opmerk zaam,. ma>ar hij gaf zich niet gewonnen. De goede SuU-Franciscus heeft zich niet beperkt tot cep loflied aan de heerlijke, stralende Zon, hij heeft den Heer ook ge prezen om den nuttigen, nederiger, koste- lijken en reinen Regen, dien Hij deed neder- daten Wat is die ingonieur toch koppig! Ik heb mijn schouders opgehaald, terwijl ik c?n blik vol wrok wierp in de richting van den klokketoTcn, die met zijn terugstoot end, izegrimmig uitorlijk er uitzag ats een oude heer, die wordt lastig gevallen. Den ganschen dag heb ik de oude gebou wen gezien, of juister gezegd, het inwen dige daarvan en wat zij bevatten, nooit den voorgevel, hun uiterlijk voorkomen en hoe dat lot me zou hebben gesprokenDoor Kerjean geholpen, wipte ik telkens haastig uit het rijtuig, hard loopende onder een pa- rapluie, die hij boven mijn hoofd hield en waarvan hot water als een franje afdroop; ik verdween dan als in een afgrond, onder den een of anderen hoofdingang van een gebouw van baksteen of gehouwen steen, zonder goed te hebben kunnen zien of ik in een kerk, een stadhuis of een museum zou terecht komen Terwijl het rijtuig van den 'eenen naar den anderen hoofdingang reed, wees Ker jean me op allerlei dingen, waarnaar ik moe9t kijken; een bochtige en schilderach tige straat, een mooi huis met torentjes, een fijn gebeeldhouwd venster, een aardige rij j trapvogels, een stil straatje, waarin, trots het weer, een oude vrouw liep, in een man tel met capuchon, zooals te Brugge de vrou- - wen dragon.... Ik hoorde verrukkelijk ouderwetse he namen noemen, de „rue aux Laines", de „rue de l'Ane-Aveugle", de „rue de l'Hydromei", de „quai du Ho stile".... Maar ik keek er nauwelijks naar; ik deed maar „alsof".... Zóó be zichtigde ik de kathedraal, het stadhuis, het paleis van justitie, de kapel van het Heilige Dloed, het museum van oude schilderijen en weet ik wal nog meer! Ik heb niet den minsten lust me zelf dien teleurstellenden tocht in alle onderdeden nog eens le vertollen. Mijn herinneringen liggen als een wanordelijke rommel in mijn hersens en ik laat ze daar liggen, zooals een huisvrouw doet, die, op goed geluk, tallooze dingen in een kast stopt en die zegt: „Bij gelegenheid zal ik ze wel eens schikken." Van lijd tol lijd maakt zich een beeld, een weerkaatsing van eén beeld, los van al het overige. Juist op dit oogenblik denk ik aan het albasten beeld van den bisschop van Palermo, Jean Carondelet, in de SaJnt- Sauveur-kathedraal. In zijn bisschopsklcedij ligl de prelaat op een leger vam zwart mar mer, maar zijn houding is meer die van iemand, die peinst, dan van een, die den eeuwigen slaap slaapt. Het doorschijnende, gladde, warm goudrose albast schijnt le trillen alsof er een wonderlijk en verheer lijkt leven van uitgaat. Het geheel is onge meen mooi, vreemd en ontroerend onstoffe lijk. Ik had er nooit van gehoord en wist niet, dat het hier was.Kerjean wees het me en ik was door de groote schoonheid er van getroffen. (Wordt Tervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5