DE PERS OVER DE MILLIOENEN-NOTA No. 20098. LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 17 September Tweede Blad. Anno 1925. 3'Aspirin TWEEDE KAMER. FEUILLETON. De üeisfgesioofe De ,,N. R. Ct." (lib.) meent dat, vergele ken bij verleden jaar, de nota aan ernst heeft gewonnen. Ook is zij een stuk werk yan heel wat hooger gehalte dan de niets zeggende Troonrede. Uit de uiteenzettingen, die in deze nota worden verstrekt, spreekt besef van verant woordelijkheid: er komt een 6treven naar waarheid uit aan den dag; en wta het beste is, er wordt een practisch plan in uiteenge zet, om in de begrooting en de berekenin gen van 's Lands financieelcn toestand, die op de begrootingscijfers worden gebaseerd, weer gezonde financieele opvattingen tot hun recht te doen komen. De redactie prijst de poging, om tot? een „beter stelsel" te geraken. In verband met deze, zeer zeker toe te juichen plannen, om weer tot een gezond financieel beheer terug te keeren, plannen, die nog aanmerkelijke offers zullen eischen, is de millioenennota tamelijk pessimistisch uitgevallen. Tegenover de vroolijke nota van verleden jaar, die zooveel moest doen voor den schijn, staat deze nota, die veel beter, dan de vorige, den werkelijken toestand laat zien, in de mineur. Erkend wordt, dat het de uiterste inspanning en de verst door gevoerde zuinigheid zal kosten, om de goede voornemens tot uitvoering te brengen, en tot eene werkelijke, in alle opzichten slui tende begrooting te komen, en die te be houden. Ook hierin toont de nota, veel beter 3an die van verleden jaar, besef van werke lijkheid en van verantwoordelijkheid. En deze indruk wordt nog versterkt, doordat nu ook met zoovele woorden wordt erkend, dat eene sluitende begrooting op het tegenwoor dige hooge peil van uitgaven nog geenszins een ideale toestand is. Werd voorheen ,,de Sluitende begrooting" veel te veel als een deel op zich zelf, als een eindpunt be- fechouwd, waarop men, zoo het maar een- Snaai bereikt was, gevoegelijk kon blijven staan, thans wordt rondweg erkend, en op den voorgrond gebracht, dat eerst dan de financieele toestand des lands als geheel hersteld kan worden beschouwd, indien de uitgaven tot een peil zijn neergedrukt, waar op het mogelijk zal zijn den uitermate hoo- gen belastingdruk, waaronder het maat schappelijk leven gebukt gaat, te vermin deren. Tot nu toe waren wij gewoon, bij elke millioenennota plannen tot nieuwe of ver hoogde belastingen t« zien ontwikkelen. Dat het den minister van financiën ernst is met zijn voornemen tot belastingvermin dering blijkt overigens uit de aankondiging, dat de verdedigingsbelasting II (die over 't inkomen geheven wordt ten bate van het Leeningfonds) geheel zal worden afgeschaft. Lit plan staat buiten de begrootingsresul- taten en houdt daarmee geen direct verband Gelijk men zich herinneren zal was vermin dering van deze heffing tot de helft saam- gekoppeld aan de ontworpen weeldebelas ting die vroeger, naar den zin des mi nisters vooral niet zoo, maar verteringsbe lasting mocht heeten, en nu in de millioe nennota Weeldeverteringsbelasting wordt geheeten, waaruit 's ministers tegemoetko mende gezindheid blijkt! Thans is gebleken, dat deze heffing geheel kan vervallen. Be grijpen wij het wel, dan blijft echter de prijs, die voor deze afschaffing moet worden betaald, de aanneming van de weeldeverte ringsbelasting en de andere ontwerpen, die daarmee samen hangen. Er zal dus gelegen heid ziin, dit plan nader onder oogen te nemen. Wij laten het hierbij. Resumeerend komen wij tot de conclusie, dat op het eerste ge zicht de millioenennota een goeden indruk maakt, een stuk is, waarin gezonde denk beelden worden ontwikkeld, die, indien zij nu ook werkelijk in praktijk worden ge bracht, tot reconstructie van 's lands wel vaart zullen meewerken. "RECLAME. Het „H a a d e 1 s b 1 a d'^ daarentegen spreekt vaoi „groote teleurstelling". De af schaffing der Verdedigingsbelasting II zal geen vermindering van den druk op het be drijfsleven brengen. Voorts heet het o.m.: In de Millioenen-Nota wordt op de nood zakelijkheid tot beperking der uitgaven na drukkelijk gewezen. Helaas, is dit geen nieuw geluid. Minister De Vries, onder wiens beheer oaze financiën zoo deerlijk in het honderd *ijn geloopen, gaf in elke nieuwe Millioenennota bepaald aandoen lijke verklaringen omtrent de noodzakelijk heid van bezuiniging. Minister De (Jeer, die hieraan een nieu wen variant toevoegde in zijn gevleugeld woord omtrent de „veiligstelling" van den gulden, wist de stijging der uitgaven in werkelijkheid evenmin baas te worden. De heer Colijn, die ons aanvankelijk als kracht mensch was afgeschilderd en die inderdaad de groote, verdienste het ft gehad, in een zeer korten tijd de begrooting sluitend te hebben gemaakt, zij het dan ook voor een groot deel doordien de inkomsten veel rui mer zijn gaan vloeieD dan voorzien was, en doordien nieuwe zware heffingen zijn inge voerd, predikt thans opnieuw de noodzake lijkheid van bezuiniging Maar zijn begroo ting vertoont een zoodanig aanzien, dat men onwillekeurig prevelt ,,die Botschaft hör ich schon, allein mir fehlt der Ulaube." Men herinnert zich nog, dat de heer Co- lijn bij zijn eerste optreden in korten tijd bezuinigingen tot eeo bedrag van f 50 mil- lioen op sommige takken der Staatsbegroo ting mogelijk heeft geacht. Die schatting is later tot f 40 millioen verlaagd, waarvan aanvankelijk slechts f 10 millioen werkelijk is bereikt. Thans betoogt de regeering in de Millioenen-Nota, „dat wel niet nader De- hoeft te worden aangetoond, dat een be langrijke verlaging dei uitgaven niet op korten termijn kan worden bereikt." Dit lijkt bedenkelijk veel op een defini tief terugkrabbelen In overeenstemming is hiermede het door de regeering uitgespro ken vertrouwen, ,,dat de vrucht van den voorzichtigen doch gestadig voortgezetten bezuinigingsarbeid geleidelijk ook voor de gewone staatsbegrooting een verlaging van belasting mogelijk zal maken". Voorzichti ger kon het al niet worden uitgedrukt. Al te groote verwachtingen omtrent een spoe- dige vermindering van den druk op het be- Jj drijfsleven wekt deze passage stellig niet op. De regeering houdt dan ook aan haar meening vast, dat „voor zoover de gewone Staatsbegrooting betreft" een voorloopige verbetering moet worden gezocht in een wijziging van het belastingstelsel, „door dit in grootere mate in overeenstemming te brengen met den economischen toestand, waarin ons volk thans verkeert", hetgeen blijkbaar beteekent, dat zij zich voorloopig denkt te bepalen tot schijnhervormingen j door instelling van nieuwe belastingen, waarvan de opbrengst dan gebruikt zal worden voor verlaging van andere, wat alleen een verplaatsing van druk zal betee- kenen. ,.H e t Vaderland" is het met de Millioenennota eens, .„dat wij nog niet in een gezonden financieeien toestand ver- keeren." De uitgaven zijn nog altijd te groot. Daar om betreuren wij het, dat er niet met meer ernst gestreefd wordt naar eenvoudiger huis houding, en ook dat Colijn niet de porte feuille van Oorlog genomen heeft, om door betere organisatie op dat hoofdstuk aanmer kelijk te bezuinigen. Wij hebben hier nu niet zoozeer de vraag van vermindering der weermacht op het oog. dan de militaire huishouding, waarvan telkens blijkt, dat Aaltje, de zuinige keukenmeid, daar het schrikbeeld is. En wie niet wil, dat onze cultureele belangen op den duur geschaad worden, zoo niet onherstelbaar getroffen, zal er zich op moeten toeleggen door zuinig huishouden, het diep in de beurs tasten voor die belangen, als dat noodig is, mogelijk te, maken. Het A.R. hoofdorgaan De Standaard karakteriseert de millioenen-nota met: in de f:oede richting vooruit 1 Drie belangrijke fei- en dragen daartoe bij: de sluitende begroo ting, het aanvang-maken met een betere scheiding tusschen gewone en buitengewone uitgaven en de belastingverlaging. Omtrent deze laatste merkt de redactie op: Dat deze verlaging op zichzelf en ook in verband met geheel de Inkomstenbelasting van beteekenis is, blijkt voldoende, als wij de globale cijfers even noemen. De Inkom stenbelasting brengt ongeveer 100 millioen. De Verdedigingsbelasling II 25 millioen. In het geheel dus 125 millioen. Vervallen nu de verdedïgingsbelastingen, dan is dat een verlaging van een vijfde. Voor ons economisch leven van beteekenis. Ook in dit opzicht kunnen wij dus zeggen: het gaat in de goede richting vooruit. De weg, die bewandeld moet worden, werd reeds vroeger aangegeven. Hij is deze, dat er een wijziging komt in ons belastingstelsel, meer overeenkomend met den economischen toestand van ons volk en dal de bezuinigingsarbeid op den staats dienst met beleidvolle kracht wordt voort gezet Er zijn te dezen aanzien lieden, die mee- nen, dat men er komt met een groot woord. Maar de millioenen-nota kent zulke groote woorden niet. Zij wijst op het feit, dat het volkomen normaal maken van ons budget, het doen dalen der uitgaven, eerst allengs kan geschieden. De aanvang van het werk is er en de verslechteringen, die geconsta teerd kunnen worden, doen zien, dat het te bereiken eindpunt niet uit het oog verloren wordt en allengs dichterbij komt Verder wijst de A.-R. redactie nog op een paar dingen: Men herinnert zich, dat de jaarlijksche storting in het Invaliditeitsfonds voor een paar jaar is stopgezet, omdat de berekening uitwees, dat zulks kon geschieden zonder dat het voldoen aan zijn verplichtingen daar door schade leed. Nu zou men deze storting voor 1926 nog achterwege hebben kunnen laten, maar in 1927 moest dan de volle storting van 17.6 millioen worden hervat Er is nu een rente winst beschikbaar van 18.6 millioen. De Minister neemt deze winst niet voor dit jaar, maar verdeelt die over drie jaren. Voor 1926 neemt hij 8.2 millioen, zoodat ge stort wordt 9.4 millioen. Voor 1927 heeft hij dan 6.2 millioen, zoodal' de storting dan moet zijn 11.4 millioen. Voor 1928 behoeft de storting niet meer dan 13.4 millioen te be dragen en eerst in 1929 komt weer het volle pond ten laste van de begrooting. Wij zien hieruit met hoe groote voorzich tigheid gehandeld wordt, om voor de toe komst zooveel mogelijk teleurstellingen te voorkomen en een geregelde verbetering mogelijk te maken. In de tweede plaats valt het op, dat de gewone middelen AF 20 mililoen hooger geraamd konden worden. Men vergele hier bij niet, dat daaronder vrij wat inkomsten zijn, die een volgend jaar niet terugkeeren. Maar voorts moet ook gewezen worden op het feit. 't welk wij reeds noemden, dat een stijgende bevolking stijgende uitgaven vraagt en dat er lasten zijn, als de pensioenjast, die nog zorgen baren. Eindelijk blijkt uit de nota, dat er nog een tekort is op de spoor wegen, die het goede voorbeeld van de post nog niet konden volgen. Ook hier moet naar verbetering worden gestreefd. In het geschrift, dat een blik doet slaan in de boekhouding van het Rijk der Neder landen, straalt, meent de Maasbode (R.-K.), een optimisme door, dat, hoezeer ook bedwongen in zijn uiting, toch weldadig aandoet. Wat de gewone begrooting betreft, ver klaart het blad de zorg der regeering voor sluitend maken der begroolingen in de toe komst zeer overdreven te achten en ook in het aanwijzen van donderwolken voor de toekomst acht hej de Millioenennota niet geslaagd. Zoo min als het 't goedkeurt, dat de gunstige positie van 1926 zoozeer wordt gecamoufleeid. Zeer zeker heeft de regeering wel gelijk, dat de begrooting aan het geweldig euvel lijdt nog op een te hoog niveau te sluiten. Op inperking van de uitgaven moet dus nog steeds de aandachtgevestigd blijven. Al werd alleen maar het natuurlijke accres der uilgaven ingetoomd, zoodat wij met de toe neming der bevolking geraakten tot een re latieve verlaging van uitgaven, dan kon men reeds tevreden zijn. „D e T ij d" prijst bij een resumé van den inhoud de nota als bijzonder overzich telijk, al leent zich volgens haar het gewel dige cijfermateriaal niet voor een korte samenvatting. Er is van Minister Colijn veel kwaad ver teld en als de voorteekenen niet bedriegen zal hij in de komende vier jaren nog wel eens harde en leelijke dingen moeten hoo- ren. Behalve zijn naaste parlijvrienden zijn er weinigen, die hem om zijn werk durven loven. Maar er is één punt. waarop allen, vrienden en tegenstanders, in waardeering van 's heeren Colijn's qualiteiten geheel overeenstemmen, n.l. dat deze bewindsman alle kunstmiddeltjes om met een geflatteerd budget te komen geheel achterwege laat en den toestand van 's lands financiën zóó naar waarheid weet te schetsen, dat een ieder vrij gemakkelijk een duidelijk en juist inzicht kan krijgen in de uitgaven en in komsten van den Staat der Nederlanden. De jongste millioenennota is in dit opzicht een prachtig stuk werk, dat door de opvol gers van den heer Colijn als model en leidraad mag worden gebruikt. „Het Centrum" schrijft o.m.: De Millioenen-nota geeft de bevestiging van de mededeeling in de Troonrede, dat er verbetering is gekomen in den algemeenen toesland des lands en het gevaar voor ont wrichting van den toestand van 's lands geldmiddelen als afgewend kan worden be schouwd. De gegevens, waarover men omtrent het dienstjaar 1925 reeds beschikt en de mee vallers, welke daarbij, wat de opbrengst der middelen betreft, waren te conslateeren, doen de Regeering verwachten, dat de reke ning over dit jaar in geen ^eval een tekort zal aanwijzen. En over 1926 wordt een. voor den gewo nen dienst, sluitende begrooting verwacht. Ook zijn de tekorten van vorige jaren be- duidend minder gebleken, dan aanvankelijk was geschat. Was voor 1923 op den gewonen dienst 1 een deficit geraamd van bijna 50 millioen, het bedroeg in werkelijkheid slechls 14 mil lioen. en ook 19fT4 gaf op dit Dunt belang rijk gunsliger uitkomsten. Verschillende factoren hebben tot deze resultaten meegewerkt, en het blijkt wel. dat de Regeering in haar beleid zich steeds wist te hoeden voor ramingen en verwach tingen die ook maar eenigszins riskant' I konden heeten. I Zij was steeds zeer voorzichtig en voor- I kwam daardoor teleurstellingen, die anders waren te vreezen geweest. (Zitting van gisteren). Installatie L. M. Hermans. De heer HEERKENS THIJSSEN (kath.) brengt namens de commissie van onder zoek verslag uit over de geloofsbrieven van het nieuwbenoemde lid L. M. Hermans en adviseert tot toelating. Aldus word besloten. De griflier leidt den heer Hermans de vergadering binnen. Deze legt de door de wet voorgeschreven beloften en verklaringen af, waarop de VOORZITTER hem met zijn benoeming gelukwenscht en verzoekt zitting te nemen. Bedanken De Waal Malefijt. Ingekomen is de schriftelijke mededee ling van den heer de Waal Malefijt, dat hij wegens de groote drukte zijner bezig heden ontslag neemt als lid der Kamer. De VOORZITTER brengt den heen gaande hulde voor wal hij als lid der Ka mer en in andere ambten voor het land heeft gedaan en verzekert, dat bij de Ka mer de heer de Waal Malefijt in goede her innering zal blijven voortleven. Huish. Commissie. Aan de orde is de benoeming van twee leden der gemengde huishoudelijke com missie. V De heer WIBAUT (S. D. A. P.) komt op i RECLAME. W tablettetf *r Buisje met 20Tablettenen^ 3550 tegen de wijze, waarop men gewoon is die commissie samen te stollen. Z. i. geschiedt dit te eenzijdig en hij kondigt aan, dat zijn groep met een eigen candidaat zal uitko men, zonder te bodoclcn daarmede onaan genaam te zijn aan de heeren de Vos van Sleenwijk, met 22 stemmen tegen 9 op den heer H. Polak, 1 op den heer Wibaut, 1 op den heer dc Gijsolaar en 3 ongeldig. De heer de Vos neemt „buitengemeen gaarne" zijn benoeming aan. In de vacature-Rink wordt herkozen de heer Rink, niet 22 stemmen- legen 13 op den heer H Polak en 1 ongeldig. De heer Rink neemt mede zijn herbenoeming aan Commisric-ètcnogralic. Tot leden der gemengde commissie voor de stenografie worden herkozen de heeren Verheyen, van Wassenaer van Calwyck en Slingenberg onderscheidenlijk met 31, 26 en 21 stemmen, terwijl bij elke stemming enkele stemmen op den heer H. Polak wer den uitgebracht. De herbenoemden aanvaarden allen hunne benoeming. De commissie voor de verzoekschrifen heeft, naar de Voorz. mededeelt, lot haar voorzitter benoemd den heer Hcerkens Thijssen. Hierop gaat de Kamer in de af- deelingcn lot behandeling van hel Con cept-adres van Antwoord, dat morgen in openbare vergadering lor lafel zal komen. (Zilling van gisteren.) Voorzitter: Prof. Mr. A. van Gijn. Geloofsbrieven. De heer KETELAAR (V.D.) brengt rap port uit van het onderzoek der geloofsbrie ven der leden. De Commissie adviseert tot toelating van alle gekozenen. De VOORZITTER stelt voor te besluiten tot zijn toelating. Conform besloten. De heer ALBARDA (S.-D.) vraagt of de Commissie aandacht heeft geschonken aan de mededeeling van den heer Watjer in Het Volk dat de candidalen der Plattelandspartij moeslen betalen om op de lijst te komen en dal de gekozenen per jaar f 500 hadden te betalen aan den heer Braat. Er is van die candidaten niemand gekozen behalve de heer Braat. Heeft de heer Braat daarvoor be taald en zal hij voorlaan aan zijn partijkas bijdragen. Tegenspraak is op deze modedee- lingen niet gekomen en een rechterlijke ver volging is niet ingesteld. Een lid. dat zich aan deze betaling heeft schuldig gemaakt. Zal den zuiveringsecd niet kunnen afleggen. De heer KETELAAR (V.D.) zegt, dat de Commissie aandacht heeft geschonken aan de mededeelingen in Het Volk, maar dat zij geen aanleiding gaven om tegenover den lieer Braat tot een andere beslissing te ko men. Het was slechts een krantenbericht en bij de Kamer is geen adres ingekomen. In de mededeelingen is de heer Braat niet ge noemd. Wat den zuiveringseed betreft, dat moet de heer Braat zelf beslissen of hij dien kan afleggen. De heer BRAAT (pl.-partij) zegt, dat de mededeelingen in Het Volk onwaar zijn. De heer ALBARDA (S.-D.) betreurt dat geen onderzoek kan worden ingesteld. Hij erkent overigens, dat de Commissie juist heeft gehandeld. De leden leggen achtereenvolgens de ver- cischte eeden of beloften af. Nominatie Voorzitter. Aan de orde is het opmaken van een no minatie voor het voorzitterschap. Ie Plaats. Uitgebracht 100 stemmen. Jhr. Ruys de Beerenbrouck 43 st., Dr. J. Th. de Visser 13 st., Schaper 22 st., van Gijn 9 st., Nolens 1 st., blanco 4 st., Marchant 6 9t., Ketelaar 1 st. en Boissevain 1 st. Er heeft dus een tweede vrije stemming (Uit *t Fransch van GUY CHANTEPLEURE). Geautoriseerde vertaling van W. H. C. Vaarwel, Phyllis, zei juffrouw Arguin, je moogt God wel danken voor Zijn bijzon der genadebetoon. Ik hoop, dat je voor den man. die je, arm als je bent, neemt, de deugdzame vrouw vol toewijding zult zijn, waarin het hart van haar echtgenoot ver trouwen zai stellen en waarvan Koning Salomo zei, dat het van grooter waarde is dan parelen. Phyllis boog ernstig het hoofd. Ik hoop het ook, zei ze. Vol waardigheid schreed juffrouw Arguin uit de kamer, hoffelijk uitgeleide gedaan door Willem. Bijna dadelijk kwam hij weer binnen. Een eenigszins vreemde, gedwongen glim lach ontspande zijn gelaatstrekken, zonder die te verhelderen. Wel, mijn arm kind, zei hij; liet schijnt, dat het noodlot he-t heeft gewild... Maar hij voleindigde den zin niet. Met een snik van vreugde, van hartstochtelijke dankbaarheid was Phylleke naar hem toe gesneld en legde liefkoozend 'haar armen *>m zijn hals. O, Kerjean, mijn trouwe vriend, mijn broerl riep ze uit. Wat ben je toch goed!. Jhi ben ik niet meer alleen en niet meer bang! Wat ben ik blij! Dank je, dank ie wel i Phylleke. ik herhaal, het is een groote dwaasheid... Ik hoop, dat je er nooit spijt van zult hebben. We zullen heel gelukkig zijn, verze kerde zij. Zonder te antwoorden, kuste hij zacht haar hand, die in die zijne lag, en over dacht: „Nog geen twaafl uur geleden was ik te vreden met mijn lot.Ik was vrij in doen en laten, mijn leven was werkzaam en •mooi; ik had een woning, waarvan ik de stilte en de rust liefhad, ik had mijn kalme gewoonten, die mij lief waren; ik droomde over een eenzaamheid, die door heerlijke herinneringen en een nieuwe vreugdevolle toekomst verrijkt en door niemand, wie ook, verstoord werd. Ik had grootsche, heel grootsche plannen, maar ook kleine en be- scheideneIk prees het lotl En omdat een klein meisje, dat me feitelijk niets aan gaat, dat ik werkelijk niet liefheb, en waar van ik toch, ik weet niet waarom, meer ■houd dan wanneer zij me wel iets aanging en van wie ik nog meer houd, bijna alsof ik haar liefhad, omdat dat arme, bedroefde meisje voor zichzelf en mij een levensplan heeft uitgedacht, alsof zij een spelletje had verzonnen, omdat zij me met bedroefde oogen heeft aangezien, omdat zij me toe sprak op haar-lieve, berustende manier van prinsesje, dat zich den tijd herinnert, toen zij de menschen uit haar omgeving reeds met een^ glimlach gelukkig maakte, omdat twee slechte vrouwen het noodig achtten onze mooie, volmaakt reine vriendschap te bezwalken, omdat mijn kleine vriendin tegenover mij op laffe, of meer nog op on zinnige wijze werd belasterd, waarvan ik min of meer de oorzaak ben geweest omdat zij, zwijgende onder een. beleediging en zonder iemand te hebben- die haar steunde, zich aan mij heeft toevertrouwd, omdat zij in haar smetteloos witte japon netje een kind geleek, omdat zij toen, zoo teer, zoo rein, zoo zonder eenige bescher ming voor me versoheen, en ik daardoor ontroerd werd; omdat ik duidelijk inzag, dat, wanneer zij voor mij een vreemde een vriendin bleef, mijn genegenheid en steun onmachtig zouden zijn haar te helpen en, integendeel, heel de slechtheid der we reld zich over haar zou uitstortenom dat een opwelling in mijn hart mijn gan- sche wilskracht en mijn verstand uit hun evenwicht brachtheb ik een groote dwaasheid, een enorme fout, een grenzen- looze onvoorzichtigheid begaan, heb ik me in een vreemdsoortig, onzinnig awontuur ge stort, waarin ik geen uitweg zie; een avontuur, dat begint met een ongerijmd hu welijk, daf op noodlottige wijze moet uit- loopen op een nog ongerijmder echtschei ding; evenals 't onnadenkende meisje deed, behandel ik ernstige zaken als speelgoed, dat je opneemt en dan weer neerlegt; ik heb afstand gedaan van de eenzaamheid, de kalmte, den rustigen arbeid, en het be staan, die me lief waren.Ik heb een verantwoordelijkheid op me genomen, on rust en verwikkelingen breng ik in mijn leven, mijn onderzoekingen breng ik in ge vaar, mijn vrijheid wordt gekortwiekt.... en misschien, neen, ongetwijfeld, wordt mijn leven verknoeid 1O, George, Pa- tain, mijn chef en mijn vriend, wat zou ik ongelijk hebben als ik boos werd, wanneer Ik als een Don Quichotte door je zou wor den behandeld I" Met haar lieve stem en dat fijne accent, hetwelk, hetgeen ze "zei, tot iels precieus scheen te maken en haarj woorden in pare len ta veranderen, evenals die, wdke mJiet sprookje door de schoone prinses werden gesproken, herhaalde Phyl: We zullen gelukkig zijn, Reuzen- Bizuüh... Vriendschap is het mooiste en beste, dat er bestaat en de liefde zal ons onverschillig laten! TWEEDE GEDEELTE. Dagboek van Phyllis. I. Brugge, 10 December 191.. Hoewel ik niet evenals, helaas! iemand, dien ik ken het magische geheim bezit, door abstracte woqtfen de omtrek ken, kleuren, en harmonie der dingen in zichtbare vormen te doen opdoemen, heb ik me tooh voorgenomen mijn reisindrukken van dag tot dag op te schrijven, opdat ik die later, als ik me die nog beter wil herinne ren, als versch weer voor me zie't Zul len trouwens slechts korte aanteekeningen zijn, eenige mijlpalen voor mijn geheugen. Naar Brugge gaan, Brugge bezoeken, dat was mijn innige wenschWaarom? Dat wil ik hier niet opbiechten.Mijn ver beelding had nu eenmaal bepaald, dal Brugge het land van geluk, van m ij n ge luk zou zijn Ironisch en boosaardig heeft het lot gelachen om zoo veel ver waandheid! Het heeft besloten Brugge te maken tot het land van mijn melancholie, van mijn berouwHoe ook, ik heb ge wild Brugge te leeren kennen. Er ging een wonderlijke toovermaoht van uit, die er me heen trok. en nu ben ik er sedert een paar uur. 't Is me of ik droom, 't is of een geest, een misleidende schim, me door de eerbied waardige straatjes zal voeren en langs de stille, sombere grachten van die stad, waar aan Roderb^ch den bijnaam gaf van „De Doode". Ik ben Ie Brugge! Is het niet zonderling, dat in mijn beslaan, dat zoo eensklaps werd verwoest door het heengaan van mijn innig geliefde pleegmoeder, toen door een andere smart, die nooit meer uit mijn hart zal wijken, toch weer aan lieve wenschen wordt voldaan en toch weer een bescheiden vreugde opbloeit.. en dal ik er nog zoo blij om kan zijnl Gedurende de weken, die ik op aanbeve ling van mevrouw George Patain in dat lieve, oude klooster van Sainte-Foi heb doorgebracht, waar de religieuzes me zoo vriendelijk en goed hebben ontvangen en dat zelfs voor een pensionnaire, die was vrijgesteld van de kloosterlijke plichten en die 's middags naar verkiezing uit mocht gaan, toch zoo volmaakt vervelend is, in dat klooster kwam Kerjean me om de drie, vier dagen bezoeken. O, indien ik werkelijk een dwaasheid heb begaan, dan is dait heusch niet, omdat hij me niet genoeg voorgepreekt heeft alles tooh goed te overwegen, te doorpeinzen en nog meer vermoeiende dingen te doen, die in de eerste plaats niet met mijn karakter zijn overeen ie brengen en waartoe ik toch reeds vast was besloten, zonder al dat lange gezoekl Toen de tweede afkondiging van ons huwelijk had plaats gehad, kwam hij reeds bij voorbaat met de volgende absolu tie aandragen: „Je weet, het is nog lijd... Als je ten gemeenlehuize „neen" ant woordt, zal ik gevoelen niet het geringste recht te hebben, je dit kwalijk te nemen Maar hij voegde er een ring bij, den klas sieke, een mooie pared, met diamanten e« omheen. ,v fWardfc veivolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5