het Buitenland. Humor uit Een kginnende*verko\jdkid is een begitmeade brand: mén wed nooit tevoren boever zij zich zal uitbreiden. Geneest dus onmiddellijk met Akkei's Met de „Tjerimai" naar Spitsbergen. es Nieuwe kelinerin (die tot nu toe een groote lamme van broertjes en aosjee bemoederd heeft): Hier, u hebt al uw aardappelen niet opgegeten. (Passing Show) Jongetje (jaloersch op den sleepdrager): Moesje, de volgende keer dat nicht Alice trouwt, mag ik dan de sleep vasthouden? (Punch* Vriendin (die een vacantiekiekje (e lien krijgt): Dat is 'een leuke groep van jou en de kinderen, maar Karei ziel er uit, of hij zich van kant wil maken. Ja, ik won die foto ook hebben laten maken vóór hij de hotelrekening betaalde, (London Opinion) De aaovaller: 't Spijt me maat, ik vergiste me Jk dacht dat je de huisbaas was. Slachtoffer: Nou', zelfs als ik je buisbaas was, badt jo nog niet het recht om dat te doem Aanvaller: 't Gaat je niet an wat ik met me huisbaas doe. Let jij maai op je eigen zaken. (London Opioion) Gastvrouw (vertrekkende logé uitlatend): Het spijt on& zóó dat u weggaat. Het huis zal heelemaal leog lijken zonder u. (Humorist) De dame: Hoe aardig van jullie om me zoo'n prachtige bloem te brengen. Waar heb je haar vandaan? De buurkinderen: Uit uw tuin. En. ziet u, wê dachtens 'dat u het niet erg zoudt vinden als we er een paar voor ons zelf ook plukten. (Humorist) ten heeft in to voeren. De regeering speelt daarbij een wonderlijke rol. Zij heeft zicb door de grootgrondbezitters en de groot- industrieeJeD, die in Duitschland bijna reeds hun ouden invloed uit den tijd van voor den oorlog teruggewonnen hebben, de nieuwe tarieven laten opdringen en ziet nu met ontzetting de gevolgen, nog voor het nieuwe tarief van kracht geworden is. En nu houdt ze groote vergaderingen, be raadslagingen en zittingen, om „middelen ter bestrijding van de duurte te beramen", om de vurig verlangde „prijsdaling" tot werkelijkheid te maken, zooale de geijkte term luidt. Wat het resultaat daarvan zal zijn, kan men vooruit zeggen, zonder een profeet te zijnn.l. absoluut niets. Het is het begin van het oude spel. dat we uit den verschrikkelijken inflatietijd nog frisch in de herinnering hebben. De arbeiders en beambten verlangen hoogere loonen, omdat ze anders de eenvoudigste levensbehoeften niet bevredigen kunnen. De werkgevers echter zeggen: „Neen, loonsverhooging kunnen wve niet toestaan, want dan worden de waren nog duurder". De Duitsche fabrikanten en industrieeloo mccnen zich zulk een neen te kunnen per- mitteeren, omdat de vakvereenigingen van de arbeiders net zoo weinig geld bebben als ieder ander in Duitschland en sta&jn- gen daardoor op niets moeten uitloopen. Het lijkt heel eenvoudig, maar dat is het niet. Want op deze wijze wordt een ont stemming, een ontevredenheid en opstan digheid xgekweekt, die, waarneer ze aan houdt, gevaarlijke afmetingen kan aanne men en de kans op een explosie aanmer kelijk vergrooten moet. Er is dus weer eens een toestand van algemcenc onzekerheid ingetreden, waar van eigenlijk niemand weet, hoe hij eindi gen moet. Oude firma's van soliedcn naam beginnen tc wankelen of gaan zelfs failliet. En zooals altijd: één die valt, sleurt anderen met zich mee. Hoe plotseling groote kapi talen uiteen kunnen spatten, heeft de on dergang van het huis Stinnes bewezen. Nog is geen jaar verloopeD, sinds Hugo Stinnes, do grondlegger van een sprookjesachtig vermogen, gestorven is en reeds zitten zijn erfgenamen aan den rand van den finan- cicelen afgrond. De Berlijners zeggen: ,,\Ye hebben nu reeds den val van twee dy nastieën beleefd van de dynastie der Hohenzollern en van de dynastie der Stinnes." Want men kan niet beweren, dat bij alle pecuniaire onbehaaglijkheid de Berlij ners den zin voor den humor verloren heb ben. Zij zuchten wel, maar in hun hart denken ze „We zullen ook over dezen berg heenkomen. Als we tien moed er maar in houdenDaarom verdringen ze zich avond aan avond om tegenwoordig te zijn, bij het groote gebeuren, dat ook dit jaar weer dó opening van het winterseizoen beteekent de nieuwe revue in het „Theater im Admi rals palast". Bij dc Bcrlijnsche bevolking zoowel als bij de vreemdelingen gelden deze schitterende voorstellingen onder leiding van den directeur Hermann Haller, die in het Admiralspalast de scepter zwaait, voor do clou van de vermakelijkheden. De revue is, als altijd, hoogst actueel. Wat is op het oogenblik het modernste verschijnsel in Berlijn, wat interesseert alle kringen? De radio 1 En daarom kreeg de nieuwe revue? den titel „OpgepastGolf 605*'. Op -het tooneel wordt met de technische uitvin ding, die thans de wereld bezig houdt, op allerlei wijzen de spot gedreven. Het we melt van draden, electrische geleidingen on phantastische apparaten. Men drukt op een knop, zinkt in de diepte en ver schijnt weer aan de oppervlakte op de plaats die het hart verlangde te zien. He- halve de machines., waarmee men in de yerte zien of in de verte hooren kan, heeft plotseling iemand ook een „Nahseher" uit gevonden ,dat is een apparaat, door mid del waarvan men ook het dichstbijzijnde, hoezeer het omhuld en verborgen mag zijn, zien kan. Men richt het apparaat b v. op de gestalte van een dame in groot toilet; zet het in werking en oogenblikkelijk ziet men, door geraffineerde lichteffecten, diezelfde dame in zeer luchtige onderklee- dingl Eerst geschiedt dat op het tooneel. Maar men kan zich indenken, welk een tumult er onder het publiek ontstaat, afs een der tooneelspelcrs aanstalten maakt, het apparaat ook op de rijen van de toe hoorders to richten Het karakter van de revue's is in verge lijking met vroeger aanzienlijk veranderd. Vroeger bestond haar succes voornamelijk daarin, dat zo alles, wat zich te Berlijn voorgedaan had, ongegeneerd en grappig vooretelden. Deze rol van de révue heeft een beperking ondergaan. Om de eenvou dige reden, dat, daar de wezenlijke gebeur tenissen van de Duitsche hoofdstad een politiek stempel dragen eu daar de politieke tegenstellingen bij ons zoo scherp zijn, geen schouwburgdirecteur gevaar wil loopen het bij links of bij rechts to bederven. Men waagt hoogstens eens een politieke grap van geheel neutralen aard, b.v. als iemand in een dialoog vertelt, dat er iets verschrik kelijks is gebeurduit Daldorf (de bekende krankzinnigeninrichting bij Berlijn) zijn twee razenden ontsnapt en in den Rijksdag gevlucht, waar ze geen mensch meer onder de afgevaardigden vinden konl Dat was dus een absoluut onpartijdige grap. Maaj men past er heilig voor op over de actie der radicalen van links of van rechts, die stellig aanleiding genoeg daartoe geven zou, of over het merkwaardige door elkaar loopen en het botsen van de stroomingen, die zich in den Rijksdag openbaren, een ironisch woord te zeggen. En in het belang van den vrede in den schouwburg is deze voorzich tigheid misschien ook wel heel goed. Maar er moet iets anders gezocht worden, om de zenuwen van het publiek te prikkelen. Men vmdt het in een aanwenden van een voor- bceldelooze aankleeding. Een geweldige schare van schoone vrouwenfiguren voert op het tooneel dansen uit, vormt stoeten en massale groepen. Ontelbare naakte beenen worden in de lucht geslingerd, ontelbare naakte armen, schoudere en ruggen ver toond. Wat van de liohamen overblijft, wordt door costuums van ongekende pracht om huld, met zijden stoffen en sluiers en vee-, ren, die vele duizenden bosten en een ver blindende kleurenweelde ontvouwen. Een geheéle staf van knappe en vindingrijke schilders wordt geëngageerd om klecderen, mantels, gordjjnen, decoraties te verzinnen, die wisselende beelden van bonte toovenarij op elkaar laten volgen. Nooit heeft een Ad- mirals-Palast-revue in deze richting zoo iets verrassends en grootsch gepresteerd als dit jaar. Dat de Berlijnsche geestigheid ook in het leven en niet alleen op de planken onver woestbaar voortleeft, daarvan levert een persoonlijkheid het bewijs, die tot de lei dende mannen op financieel gebied behoort, en die onlangs juiöt bij gelegenheid van zijn 75sten verjaardag op verschillende wij zen geëerd cn gehuldigd is: Carl Fürsten- berg, de algemeen geachte bankeigenaar en de oppermachtige van de „Berliner Han- delsgesellschaft". In de geheele stad is Für stenberg niet alleen om zijn succes in zaken maar niet minder om de tallooze slagvaar dige opmerkingen bekend, die van hem verteld worden. Toen na de revolutie de portiers van de Handelsgesellschaft bij den hoofddirecteur verschenen om hem mee te deelen, dat zij niet langer bij hun voor namen, maar bij hun familienamen geroe pen wilden worden, zei Fürstenberg: „Best ik zal je wensch inwilligen. Maar er moet onderscheid zijn. Ik verzoek jë daarom om mij voortaan Carl te noemen." Toen hij zich eens in zijn slaapwageneoupé eerste klasse inrichtte voor een reis naar een ver gadering van een raad van commissarissen, die buiten Berlijn gehouden werd, ver scheen in het laatste oogenblik voor het afrijden van den trein, een tweede bankier, die alle slaapwagens- bezet vond en Für stenberg verzocht, hem zoo mogelijk het tweede, in de hoogte geklapte bed van zijn afdeeling eerste klasse ter beschikking te stellen. Fürstenbeig trok een bedenkelijk gezicht cn zeide: „U weet, mijnheer, dat ik een ander ga ar po een pleizier doe. Maar voor iedere beslissing heb ik een nacht noodig om over te slapen." In een andere vergadering van commissa rissen werd overlegd, wanneer de volgende bijeenkomst plaats zou vinden. Do voorzitter, een heer, die het altijd heel druk heeft, die daar gaarne mee ko ketteert, bladerde bij ieder voorstel in zijn notitieboekje en antwoordde schouderopha lend, dat hij bezet was. Tenslotte verklaar de hij, dat hij eerst over drie maanden een dag vrij wae. Waarop Fürstenberg, die zich al eenigen tijd had zitten ergeren, los barstte: „Het spijt m© op dien dag heb ik juist een begrafenis." Welk een diepe waarheid ligt niet in het antwoord, dat Fürstenberg, zooals spoedig algemeen bekend werd, onlangs een nieuws gierige gaf, die beslist weten wilde of meneer dó hoofddirecteur dit jaar in het geheel geen zomerreis ging maken. „Een zomerreis V' zeide Füretenberg, „och, weet U, ik ga eenvoudig in de saloii wonen en laat het linnenmeisje koken." De beste Witz van den slimmen bankier was echter die, waarmee hij een bezoeker terecht zette, die bij een zakelijke onderneming den naïeven spelen wilde. „Beste vriend", meesmuilde Fürstenberg, „houd je maar niet zoo dom daar ben je niet slim genoeg voor" Dr. MAX OSBORN. RECLAME. 3312 (Vervolg en slot). Den volgenden dag werd de vaart naar het Noorden voortgezet Door de vriendelijk heid van den heer Ruys zou ver benoorden Spitsbergen eerst het Poolijs worden opge zocht. Na vier uur varen, op 80 gr. 32' N B. en 10 gr. 23' O.L., op den 3en Augustus om 8 uur 15 min. n.m. werd het bereikt. Allen naar boven, naar de hoogste dekken om dit ongekende schouwspel te zien. Machtige aanblik en het ontroert toch wel diep. Wat een sneeuwwit gezicht, en wat zijn de kleu ren van dat ijs mooi, groen en blauw als de weerschijn van het water. Zachtkens liep de boot er met zijn boeg tegen aan. En dan verder niets te zien dan dat witte ijs. niets, geen beer, niets. Daar heel in de verte moet dus de pool liggen. En daartegenover de Zuidpool. En om dien as wentelt onze aarde rond, eeuwig door, onze aarde met zijn cul turen, die gaan en komen, eeuwig door. En daar zijn andere planeten, ook met culturen, en ze wentelen, en ze gaan en komen. eeuwig door: En even komt ons toch Spengler in de gedachte: is dan het komen en vlieten der culturen niets dan het Schicksal, leeft er niets meer achter? Alleen dit Irooslelooze Maar neen, nu niet den ken, nu genieten. En mag het beeld dan ook niet zoo zijn, en nu zien we weer die vlek keloze wilheid onder de stralen van de hier niet ondergaande Zon: is dat niet onze ziel in hope, bestraald door Gods eeuwige barmhartigheid? De boot trilt, wij keeren nu naar Spits bergen terug. Den volgenden morgen liggen we stil bij Smeerenburg. Vlug aan land naar de opgerichte steenhoop. Een fraaie krans wordt met eenige passende woorden aan den voet neergelegd; „Tjerimai" wordt in menie op een der sleenen geschilderd, met den datum. Teruggekeerd vonden wij de vondsten, die Dr. Overvoorde met een af zonderlijke expeditie Daar Doodemans-eiland en Gravepoint daar ontdekt had. Het was de schedel van een man, wiens haar nog vol komen gaaf was, het gestolde bloed op dc bovenkaak wees op den slag, waaraan hij gestorven was. De wollen muts, het dito vest waren nog volkomen gaaf. Daarnaast eenige houtjes, tezamen een vossenval vor mende, hoogst eenvoudig, alles intact. Nog meer vondsten had Dr. Overvoorde, archi varis te Leiden, gedaan, maar hij achtte den tijd voor publiceeriDg nog niet gekomen. Dat staat ons dus nog te wachten. Nu werd voorgoed de steven naar het Zuiden gewend. Maar welk een kostelijke tocht nog langs Spitsbergen! In Green Har bour werden de aandeelhouders weer opge nomen. En toen kwam een der mooiste mo menten. Wij voeren dicht onder de kust langs; het liep tegen den avond, als men hier ten minste van avond spreken mag. Hoe het kwam, weet ik nog niet, maar plot seling lag er een tint over de rotsenj won derlijk mooi, paars, violet, zachte schaduw, tooverachtig, en het beeld bleef, en het ver wijlt nog diep in onze ziel Dan langs bet Bercneiland naar Noordkaap, die den vol genden morgen bestegen werd, een wande ling van een klein uur; even werd getoefd op de plek, waar de voetstappen van onze Koningin liggen. Nu varen we naar Ham- merfest, de noordelijkste stad van Europa. Mooi, lief gelegen is het aan een goede ha ven. En dan weer de lange vaart langs de Noorsche kust tot aan Mcrok aan de Geiran- gerfjord. Weer een tocht de bergen in. en welk een tocht! Hoog boven dc bergen door aan den voel van de eeuwige gletscheïs. Stil, doodstil, cr is hier iels daemonisch in het landschap. Er wordt geluncht aan het bevroren meer, dat wij dezen keer, zeldzaam toeval, open zagen. Langs denzelfden weg terug, die nu vriendelijker ziet met den blik op het groene beneden. Snel brengt de boot ons buitenom naar Loen. Een aardige tocht het binnenland in, eerst met de kar, dan over het Loenermeer, weer met de kar naar de Kjendal-gletseher, prachtig wit ijs met diepblauwe reflexen en insnijdingen. Een hangende brug voert lot aan der» voet van den glelscher. liet laatste tochtje breekt nu aan, wc varen de Sogne-fjord in, waar we bij Bal- holm meren. Vriendelijk plaatsje met zijn vele bloemen en vruchten, zijn mooie hui zen en hotels, zijn Frithiof-slandbeeld. We zouden doorvaren naar Gudvangen, dat slechts uit enkele huizen bestaat, maar het bericht dat er een groote Diiitsche boot lag, deed het besluit nemen, den .avond in Bal- holm te blijven, waar het Kurholel ons in zijn zalen ten dans noodde. De Noorsche meisjes hadden voor de gezelligheid het handwerkje meegenomen, maar ze dansten er niet minder om. Oók de Anglicaansche dienstpredikant verslond de kunst goed. Dien nacht voeren we naar Gudvangen, vanwaar de karretjes ons .naar Stalheim brachten. Een half uur klimmen bergop waarts naar het hotel viel zwaar, de regen druilde zoo; maar boven brandde het heer lijke houtvuurtje, en de thee was bijzondei; goed. Toen met de auto naar Yoss, wonder lijk mooie tocht. Wat kolken hier de water-i vallen, eenmaal onder een brug tien Meier naar beneden, al schuim en roering en gladde steen. In Voss het oude huisje uit 1200 bezichtigd, en dan des anderen daags met de Bergen Alpine Railway naar Bergen. Een gedurfde lijn, waarop de Noren trotsch zijn, voortdurend langs de meren en de fjorden, maar altijd imposant, met wijde xiitzichlen. En dan Bergen zelf, vriendelijke stad als Groningen, maar wijder gebouwd tusschen en om het water, groote havenstad met vlotte bevolking. Wij maakten een groote autotoer rondom de stad met telkens verrassende uitzichten, buitengewoon mooi vanaf de „Flien"-berg, met den kabelspoor beklommen. Ook lief het pagode-kerkje, 1000 jaar oud, uit de eerste Vikingertijd van hel Christendom. Nog een laatste woord. Door Noorwegen reizende let men op de Noren. Wat dan ha eer9t opvalt? Hun natuurlijkheid en hun uitburwlige zucht naar vrijheid. Niet zoozeei te verwonderen in dit volk van de zee, dat eerst in 1905 volkomen onafhankelijk werd. Maar ze voelen het toch wel heel sterk. Waar maar plaats is voor een vlaggeslok wappert de vlag. En toen in Bergen eenige onzer passagiers, louter uit vriendelijkheidL van het vertrekkende schip den straatjong gens hun overbodige kronen toewierpen, klonk oogenblikkelijk een slem uit het pu bliek: „es ist nicht erlaubt", en naderde reeds de politie-agent, die de zilveren mun-i len opraapte enze met een gebaar aan boord van de boot terugwierp. En dat ge-i baar zei toch wel iets. Maar ze kunnen ook anders zijn. Vóór in het album, dat ik te Bergen kocht, slaat in het Noorsch geschreven: „Jeg vil oplöfte mine öine til bjergene, hvorfra min hjaelp skal komme". (Ps 121 1). Dal zegt tocfe' cok wel iets. Om zes uur vertrokken we uit Bergen. De zee deinde sterk, maar we hadden ge zelschap. Een onzer oorlogsbodems zond onS het bericht, dat ze ons wilde vergezellen. Zoo kwam om 9 uur de Java om ons heen draaien en belichtte ons met haar sterke zoeklichten, en sprak vele woorden. Het was vier uur in den morgen toen ze ons verliet. Wij stoomden rustig verder, en Zon dagmorgen 16 Augustus draaiden wij om 7 uur den waterweg in en meerden tegen negenen in Rotterdam. Het was voorbij. Een woord van dank past den Rotterdam- schen Lloyd; de reis was voorbeeldig voor bereid.. aan de tafel werd lot aller genoegen de uiterste zorg besteed; het reisgezelschap was aangenaam, de stemming voortreffelijk. Hoe kan de reis dan anders dan prettige herinneringen nalaten, zóó, dat men haar anderen ten volle aanbevelen kan. Ook om zelf weer te doen? Niet direct, maar later, als. het leven andere en diepere inzichten heeft gegeven. Want ten slotte kan de we reld toch niet anders gezien worden daiï vanuit eigen levensvisie. Oh. K. H. B. r-r-n—a HIT I&ttSIiANDu (Nadruk verboden). De gemeenteraden in Sovjet-Rusland. Tot de vele verkeerde voorstellingen, dlo in het buitenland over Rusland wowlen ge debiteerd, behoort ook een sprookje, dat de gemeenteraden, de beroemde „sovjets", een werkelijke autonomie bezitten, dat het een nieuw typo van plaatselijke autonomic is. Niets is echter zoo onjuist ale deze voorstel ling van de beteckenis uor sovjets. Deze, vooral in de steden, zijn organisaties zonder eenige bevoegdheid, feitelijk niets anders dan groote meetings, waar roordrachten over het „leninisme" worden gehouden en resoluties worden aangenomen over dingen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 10