VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD No. 33. Zaterdag T5 Augustus Anno 1926 Goed Bedoeld! Naar het Engelsch ran L E. T1DDEMAN. Vrij bewerkt door 0. E. de Lille Hogerwaard. t! Hoofdstuk IV. Een ongeluk, Het kostte meer tijd meneer de Vries een paar dingen te vertellen dan iemand, die niet doof was, een heel verhaal te doen. Bob moest in zijnooren schreeuwen en negen van de tien keeren verstond de goe de man hem niet of en dit was nog erger verstond hij hem verkeerd. Hob probeerde zijn geduld niet te verlie zen, doch dit was niet gemakkelijk. Einde lijk scheen de doove man hem toch te be grijpen en zei hij: „Maar ik had het nooit gedaan in jouw plaats." „En waarom niet?" vroeg Rob. „Ze zullen natuurlijk denken, dat je ver haald bent." r,.Maar dat ben ik toch niet. Ik heb u &nners gevonden Mina'8 vader bedankte den jongen na vow het brengen van den pudding, doch hij bleef ernstig kijken. En dit was geen wonder, want hij was zooveel ouder dan Rob ea begreep, dat zijn afwezigheid groote on gerustheid zou veroorzaken. Het was ook Dog de vraag, of hij hem veilig weer naar tnris zou kunnen laten gaan. „De zal hem wel wegbrengen", zei Jansje. Bij het hooren van Rob's stem was zij binnengekomen en nu zat zij op haar groot vaders knie, terwijl zij de oogen voortdu rend op den pudding gericht had „Maar ik wil niet door jou thuis gebracht worden I" riep Rob verontwaardigd uit. „Jij bent maar een klein meisje en niet veel grooter dan ik." „Maar ik kan toch veel meer", zei •lansje. „Niet waarl" „Wel waar J" Zij wilden juist hierover beginnen te kib belen, toen er plotseling iemand met een vuurrood, ontsteld gericht kwam binnen stormen. „Ha, daar is Tante Mina!" zei Jansje. „Ja, daar is Mina!" riep Rob uit. En beiden vlogen op haar af, alsof zij baar in langen tijd niet gezien hadden. „Jou ondeugende bengel", zei Mina, ter wijl zij Rob bij een arm beetpakte, „waar ben je toch geweest en wat heb je met mijn lekkeren pudding uitgevoerd, dien ik op de keukentafel neergezet had? Toen ik weer beneden kwam, was jijweg en de pudding ook. Ik dacht dadelijk, dat je hem uakr Vader gebracht had, omdat ik je ver teld had, voov wien hij bestemd was. Maar ik zie hem nergensje hebt hem dus zeker zelf maar opgegeten. Nog nooit in mijn leven heb ik zoo'n kind gezien!" „Brom maar niet op hem, zei de doove ^^n nu. „Kijk maar liever eens naar de plank, dan zul je zien, dat je pudding daar veilig staat." „Kijk, daar is hij!" riep Jansje nu uit. „Wel heb ik van mijn levenzei Mina >jWat ben je toch een grappige jongen. Maar vertel nu eens, waarom je met mijn pudding bent weggeloopen „Ik wou je een plezier doen," antwoordde Rob, „want je zei. dat het je zoo speet, dat je vader den pudding niet zou krijgen, omdat er niemand was om hem weg te brengen en hij dus zeker bederven zou. Moeder zei, dat ik altijd iets voor een an- .deor doen moest." De oogen van den kleinen jongen vulden zich met tranen, doch Mina haastte rich hem aan 't verstand te brengen, dat hij niet huilen moest, want dat zij 't nu heel goed begreep. „Maar Anna zal wel boos zijn", zei Rob. Tot nu toe had hij daar nog niet aan ge dacht, doch toen hem dit te binnen schoot, voelde hij zich allesbehalve op zijn gemak. „Ja", zei Mina nadenkend, „ik ben bang, dat zij het niet goed zal opnemen." Zij bleven geen minuut langer en zageD den ouden man dus niet meer van rijn pudding smullen. Rob had hem echter laten beloven, dat Jansje mocht meeproeven en zij scheidden als de beste vrienden. Rob liep naast Mina voort. Hij had niets geen haast, want elke stap bracht hein dichter bij Anna en deed zijn angst toe nemen. ?,Ik zal het Anna wel vertellen en jij moet er geen woord over zeggen*', zei Mina, toen zij dicht bij huis waren. Dit zou Rob misschien niet gelukt zijn, als hij niet zoo verbaasd was geweest, want toen Anna hem naar bed bracht, zei ze alleen: „En jij hebt vandaag een waodehng met Mina gemaakt k het niet?" Zij bromde neelemaal niet op hem. Veel later pas begreep hij, dat zij hem niet ge mist had, vóór ril Mina met hem zag thuis komen. Rob sliep rustig in na zijn vermoeienden dag. Het was ook zoo prettig in te domme len met de gedachte, dat Mina's vader en Jantje van den pudding gesmuld zouden hebben. Hij had nu toch werkelijk twee menschen gelukkig gemaakt vandaag en natuurlijk had zijn moeder gelijk, als rij zei, dat je zelf dan ook gelukkig was. Zijn oogleden werden hoe langer hoe zwaarder: het Zandmannetje was m aan tocht. „Nacht Vader, nacht Moeder 1 Komt u taaar gauw terug", dacht Rob nog. Den volgenden morgen lag er bij Bob's bordje op de ontbijttafel een brief Hij was van zijn moeder en luidde: ,,Lieve Rob, Vader en Moeder komen Woensdag weer bij him lieven jongen thuis. Oma is geluk kig veel beter. Je bent toch zeker een zoete jongen? Vader en Moeder verlangen erg naar Woensdag, zóó erg, dat ze bijna niet zoo lang wachten kunnen. Duizend zoentjes van Je je liefhebbende Vader en Moeder." „Ik wou, dat ik ze op mijn wang voelde," zei Rob. „Wees niet zoo kinderachtig"/antwoord de Anna Hoewel Rob anders nooit brutaal was hij het dezen keer. „Je bent zelf kinderachtig I" zei hij.. Anna gaf hem een draai om zijn ooren, maar daar gaf hij niet om. Hij wilde de zoentjes van zijn ouders graag voelen en hij kon niet begrijpen, waarom dit kinder achtig was. Hij nam zich voor het zijn moe der te vragen, zoodra deze thuis kwam, Intusschen liep hij naar beneden om Maria te vragen, of zij het kinderachtig vond. „Voel jij de zoenen van je vader niet graag?" vroeg hij haar. „En Jansje stuurt ze je zeker ook wel in een brief?" „Natuurlijk Rob", antwoordde Mina. „Maar je voelt ze toch zeker liever op je wang?" „Dat spreekt vanzelf." Hiermee was Rob tevreden. Hij was blij, dat hij Mina had, want Anna werd hoe lan ger hoe onaardiger. Ik weet heusch niet, wat Rob begonnen zou zijn, als Mina hem niet telkens troostte. Den volgenden dag was Anna erg uit haar humeur. Zij had met Mina gekibbeld en was daardoor wat van streek, maar het was toch flauw, dat zij Rob hieronder liet lijden. Mina bracht haar dit onder het oog. „Kijk eens hier, Anna", zei zij, „als je boos wilt zijn, moet je dat wezen tegen degene, met wie je ongenoegen hebt. In dit geval dus tegen mij. Rob heeft je niets misdaan 1" „Bemoei je met je eigen zaken", zei Anna, waarop Mina de schouders ophaalde. Dit maakte Anna nog boozer dan zij al was en de arme Rob had een alleronge- hikkigsten dag. 's Middags kwam Jansje haar tante ver tellen, dat Grootvader erg ziek was en om haar gestuurd had. Rob kreeg toen een gevoel, alsof de eenige persoon, die vriendelijk tegen hem was, hem verlaten ging en hij zou stellig in tranen rijn uitgebarsten, als Mina niet juist op dat oogenblil: gezegd had, dat Jansje bij hem mocht blijven spelen. Zij zei, dat zij zeker wist, dat Mevrouw dit goed zou vinden, als zij thuis geweest was en zij bracht Anna aan het verstand, dat haar meesteres zeker niet tevreden zou zijn, als zij wist, dat haar kleine jongen zich zoo eenzaam voelde. Anna bedacht, dat het gemakkelijk voor haar zou zijn, als er iemand met Rob speel de en zei: „Wat mij betreft, kan Jansje gerust Wij ven.'2 I Rob ging nu met zijn vriendinnetje naar de speelkamer en liet haar zijn speelgoed zien. Jansje was op getogen over een paard- en-wagen, iets dat zij alleen nog maar voor de ramen van een speelgoedwinkel had zien 3taan. „O, wat mooi! De wou, dat het van mjy was! Wat zou ik er blij mee zijnl" riep zij uit. Rob's gericht straalde. Jansje wilde hij graag plezier doen. Zij zou zijn paard-en- wagen hebben. Die was van hem alleen en hij mocht er dus mee doen, wat hij wilde. Ala Jansje naar huis ging, mocht zij het meenemen. Hij stelde zich al voor, hoe blij ze er mee zou zijn. Zij speelden heerlijk samen, voor beiden was het prettig een k'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 15